Historisch Archief 1877-1940
No. 1107
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
kopjes omheven mst een warmte die aange
naam aandoet.
Een zeer levendig, zonnig tafereel is Les
canotiers a Bougival", waarin Renoir zyn ta
lent toont in het los en bevallig schikken van
?vele personen, terwijl hy ieder afzonderlek
met zorgvuldigheid behandeld heeft. Hier, als
elders op andere doeken, zien wij hem als den
schilder van de nevrositéfantasque de la
femme contemporaine."
Een der oudste stukken van Renoir op deze
tentoonstelling is een portret van madame Monet,
een klein zeer mooi schildery, uitgevoerd in
1872 of 1873, waarop de vrouw van den kunst
broeder, in blauwfeebloemd huisgewaad, is ge
zeten, in eenigzins achteroverhellende, losse
houding, op een sofa. De stemming van kleu
ren en licht is hier volkomen passend, er zijn
geen contrasten tusschen de rust der jonge
vrouw en hare omgeving, toch is alle gezocht
heid ontweken en kry'gt men den indruk dat
de schilder een artistiek instantanéheeft ge
geven. De afstand die er ligt tusschen dit
schildery en zyn laatste werken is groot in zijn
licht en in levendigheid van zijn kleuren, maar
niet is hij het in zijn zorg tot het weergeven
der natuurlijke harmonieën en van het werkelyk
aanzien der dingen.
Renoir is, hoe wij hem ook zien, als schilder
der natuur in het landschap, of jler natuur in
het menschelijk lichaam, altijd trouw optnerker,
eerbiedigend de waarheid van lijnen en kleuren,
ook der sentimenten die hij daarin ziet vervat,
modern bij uitnemendheid, maar van een mo
derniteit die, tegen den tfldatroom bestand, in
de toekomst klassiek zal zijn.
In Sisley ziet men gaarne den schilder der
groote stilte, der onbewegelijkheid. Hij gaf de
stemmingen van landschap en boschpartij op
alle uren en bij zonlicht en betrokken lucht
weer, met een liefde voor de natuur die zicb
in sch»one kleurenparingen uit.
Er ligt over alle stukken van Sisley iets
melankolieks, en daarom trekt hem de uerfst
het meest aan, de herfbt in het woud van
Fontainebleau. Ook de lente heeft hare eigen
aardige bekoorlykheid, zij ia frisch en jung,
maar zij herinnert aan het afgeloopen jaar
getijde; en Moret en Saint-Mammès, waar hy
woonde en woont, mogen hem vrolijke motieven
geven als hij zich niet waagt naar het dicht
bygelegen woud dat ik noemde, in het grauw
en vaalgeel is moer de stemming van den
naar somberheid overhellenden schilder. Gaat
hij naar het zuid«n, in vollen zonneschijn onder
den blauwen hemel, dan trekken hem de
vreemde veelsoortige kleurenmergelingen der
bloemrijkste plekjes hem aan, die hij omlijst
door het diepe groen van cactus- en
aloesplanten.
Op de tentoonstelling in de Galerie Duran d
Ruel, bij wien altijd Si>ley's van uiteenloopende
datums te zien zijn, was het oudsta stuk van
dezen schilder van 1872, een zeer mooie
impresbie van een door boomen omzoomden straat
weg met brug. zoo rustig buiten en stil dat
ik aan het Gooi dacht. Een krachtig
boschgezicht, waarin hy gaarne een of meer dier
gevallen reuzen voorstelt, is h-t mooiste wat
wij ons van Sisley kunnen voorstelleu. Hij
heeft een voorliefde voor die puissances
croulèes". Zoo spreekt zich ook zijn
melankolie uit, en is deze met een naklank van
zijn hoog-t moeielijke joi>gd, vol ontzeggingen,
dikwijls van lijden dat den wanhoop nabijbrent.
Maar het mooie, normale licht dat over al
zijn doeken schijnt, kunnen wij ons voorstellen
te zijn de gia^s van zijn inrerlijke artistieke
tevredenheid, waardoor de harmonie in zijn
leven en zyn werk hersteld werd.
^ S.
Nationale tentoonstelling van Kleederdrachten.
n.
De Ethnografiiche Puppenvcrzameling
van den heer E. S. Au COHKN.
In een afzonderlyke zaal, op tafels rond de
muur uiteen gezet, zien we een groote verza
meling poppen van Indisch maaksel, die in
verschillende ceremoniën en voorstellingen, een
denkbeeld geven van de kleederdrachten in
onze Ojst-Indische bezittingen.
Van af den rijkdom van den Regent van
Java en der Raden'Ajoe, tot het eenvoudige
baadje der Baboe'en Eokkie toe; van af de
feestkleeding eener bruilofstpartij tot de ernstige
gewaden der landraadzitting; zyn hier verte
genwoordigd de verschillende costuums die aan
Indiöeen zoo groote kleurenpracht geven.
Ook een compleete ymnelang salandro, die
de waja-ng poenva begeleid met de
metaaltoonen van een saron, selentem of kendemoeng
en de doffe houten klank van een.gambang,
afgewisseld door h't bekkengeluid van een
ketoek en Ttromong, is hier in het klein weer
gegeven. Een andere groep vertoont ons
tandakkers die hunne lythmische bewegingen
maken op de maat van het melodieuse
bamboegetik der anldofngs.
En in deze kleine houten poppen, aïfook in
die van een achttal scrimpiea zit zelfs iets van
de gratie der beweging, die den Inlander eigen
is. In die serimjiies met hun door gocnir geel
gekleurden huid zien we ook de rijkdom van
expressie die zij weten te leggen in de hand
en armgebaren, in de lichte, voortzwevende
beweging van het tandakken, de bevallige
buiging van vingers en hand, het af- en aan
voeren der armen, de haast onmerkbare wen
dingen der lendenen; in dit alles zit een
bestudeerde schoonheid van standenen gebaren,
die, dank zij de lenigheid van hun lichamen
tot een ongekende hoogte wordt opgevoerd en
oneindig veel sierlijker is dan de in Europa
inheemsche dansen.
Behalve deze tot groepen vweenigd* poppen
en enkele losse beeldjes, waarojider een paar
bedevaartgangers en vier uit kapokhout gesne
den, zeer primitieven figuurtjes, die op
middenJava als kinderspeelgoed gebruikt worden en
Javaansche mannen en vrouwen in
hofkleeding voorstellen; zijn verreweg het belangrijkste
van deze afJeeling, de twee groepen
ivayang2>oppct>, zoowel dio van de u-mjung gol/ek, als
j van de icay mg koeht of poeru'tt.
Van deze twee soorten is de wtiyang kodlt
de oudste en stond oorspronkelijk m verband
tot de eeredierst, vandaar dan ook, dat, Kaden
Mas Oetoyo ons in zy'n mededeelingen, over
hedendaagsche wagangvoorstellingen verhaalt,
dat enkele dalangs (vertooners der wayang)
voor het begin der vertooning, nog met het
dampende wierookvat in een door een sarong
gedekten kooi kruipen, als stelden zij zich
in verbinding met de geesten.
Zoo'n Wayang voorstelling of
schimmentooneel wordt vertoond, achter een wit, op
een houten raam gespannen kclir (scherm).
Boven aan dit raam of aan het dak is een
groote koperen lamp met tuit bevestigd, waar
uit een dikke gedraaide pit hangt, die door
olie gevoed, licht op het scherm werpt.
Tusschen deze lamp en het scherm in, zit
den dalang (vertoonery met naast zich een
langwerpige vierkante kist. waarin zich de
poppen en verdere benoodigdheden, als wapens,
paarden etc. bevinden; en aan welks lange
zijde nog koperen plaatjes zyn aangebracht,
die krijgsruaioer of iets dergelijks moeten ver
vangen. Nog staan aan de zijde der vertooner
een kom, voor uffers aan de geesteii en een
vat voor reukwerk dat bij het begin van de
voorstelling ontstoken wordt.
Wat de toeschouwers betreft, de oude adat
wil dat de vrouwen (ij lens de vertooning aan
die zijde van het scherm zitten, waar zij slechts
de schaduwen door de poppen op het ver
lichtte scherm geworpen, kunnen zien; terwijl
de mannen aan de zijde der vertooner gezeten
zijn en aldus de poppen zelf kunnen bewonderen.
De poppen van den wayang koeiit zijn uit
buffelleder gesneden, meestal en profiel afge
beeld me* spitse neuzen, en rijk met gosd en
kleuren versierd; de armen zijn bij de meesten
beweegbaar aan het lichaim bevestigd.
Naast deze en ook van lateren datum, staan
de platte geschilderde poppen (kêtitiK) waar
van niet de schaduw, maar de poppen zelf
door een opening in het scherm, voor de toe
schouwers zichtbaar zijn. Als derde soort heeft
men nog da iruijang gollck, die door ronde
houten, gekleedden poppen wordt vertoond en
waarschijnlijk aan den Chineeschen poppenkast,
wuynng pottthi zijn oorsprong te danken heeft.
Van deze iaatsten zijn ook in de verzameling
van den heer Cohen een groot aantal aanwezig.
MI1IIIIIMMMHIMIMI
llimilMJIIIIMH
Daar de op te voeren stukken in verband
staan met de oude Javaansche mythologie en
deels ontleend zijn aan Indische (Hindoesche)
sagen en legenden, hebben al deze poppen
bepaalde namen en beteekenis, die wyzen op
den ry'ken fantasie der Inlanders. Het zou
ons te ver voeren al deze figuren in het
byzonder na te gaan, wie hieromtrent echter
meer wil weten, verwijzen wy naar de bekende
werken van ,Dr. L. Ssrrurier, »de Wayang
Poerwa", en de «Bijdrage tot de kennis van
het Javaansche tooneel", door dr. G. A. J.
Hazen, benevens de mededeelingen van den
heer C. Poer.sen in het tijdschrift van het
Nederl. Zendelingsgenootschap.
En hiermede nemen wij afscheid van den
in allen deele zeer belangrijke tentoonstelling,
die wat stand en actie der poppen aangaat,
misschien wat te wenschen overlaat, maar in.
ieder geval voor bestudeering der verschillende
costumes in ons land zoowel als in zijn
overzeesche bezittingen zeer leerzaam is.
R. W. P. JR.
Arti et Amicitiae.
»Voor de kunst en de vriendschap" is een
goede naam voor deze maatschappij; of de
kunst overigens van die vriendschap gediend
is, blijft de vraag; want welk een aardige
opruiming zou men kunnen honden, indien
noch stemhebbende-, noch gewone-, noch
buiteti-leden bat reeht hadden tot inzending
een kunstwerk buiten beoordeeling der
toelatings-jury; men zou, om maar eens iets te
noemen, de vettig- wulpschecoiffeurs-phantazie
(Lentedroom) van W. Marlens, de bonden van
Eerelman, het alle karakter missend stukje
van Krabbé(Huizer mei je), de
kinderlijkromantische voorstelling van de inneming van
den Briel (il oor een minder bekende geschilderd),
men zou dit alles en nog veel meer in een
hoekje kunnen zetten ; en, al bleef zelfs dan
nog heel wat te schiften over, voor de kunst
zou zoo'n minder vriendschappelijke maatregel
niet kwaad wezen.
IIMIIMIIIIIMniMIIIIIIIMIIIIMI
llHIlllllMllimilllllll
DAMEjS.
Toen en nu.
»Zoo'n stumperd !" Dat zei of dacht iedereen
die haar zag, als ze zich in gezelschap van
haar gezonde, Hink gebouwde broers en zusters
vertoonde. Wie lette er onder die allen op
de levendige, beweeglijke gelaatstrekken, op
den schranderen oogopslag van 't gebrekkige
meisje ? Een enkele slechts; de overgroote
meerderheid beschouwde het kind alleen als
een voorwerp van medelyden, als een wezen,
buiten het gilde der vrouwen staande, vóór
wie immers het uiterlijk de voornaamste factor
van haar bestaan beteekent! O, als ze een
jongen was geweest, ja, dan was 't natuurlyk
een heel andere zaak; een jongen met een
gebogen rnggegraat weet, als hjj vlug en intel
ligent is, even goed een der verschillende
laiders te bestygen, die tot eer en roem voe
ren in de maats-'happy', als zyn meer
welgemaakte broers. Maar een meisje ?
Evenals ze in haar kinderjaren van allerlei
genoegens en pretjes buitenshuis bleef uitge
sloten, die voor haar niet geschikt werden
geoordeeld, evenzoo moest ze allerlei dingen
ontberen, toen ze volwassen was geworden.
»Dat kan Corry niet doen." »Laat Corry maar
liever rustig thuis blijven", klonk 't telkens
en telkens weer uit den mond der liefhebbende,
bezorgd* ouders, die 't gebrekkige meisje steeds
trachtten te ontzien, haar elke aanraking met
het ruwe leven trachtten te besparen. En de
gezonde broers en zusters traden vol moed en
opgewektheid de groote, bedrijvige
menschenwereld binnen; alleen de »arme" Corry bleef
rustig by 't hoekje van den haard zitten, en
wat er van 't gewoel uit die menschenwereld
tot haar doordrong, dankte ze aan anderen,
die zich nu en dan de moeite getroostten haar
wat te komen «opmonteren". Iedereen was
heel goed en lief voor haar ; maar er was geen
sterveling in haar omgeving, die iets begreep
van het tragische en pijnlijke, dat er in gelegen
was in al die uitingen van medelijden en nog
eens weer medely'den, waar't een jonge vrouw
gold, met een van nature schranderen en
levendigen geest, wie 't slechts aan geestesrocdseZ
ontbrak, om zich boven dij anderen, die zoo
van uit d.e hoogte op haar neerzagen, te
verheffgn.
Soms greep haar op eens een instinctmatig
besef aan van het onrechtvaardige in haar lot,
en hartstochtelijke opwellingen van wrevel wis
selden zich af met buien van sombere moede
loosheid ; maar ze zag geen uitweg uit den
doolhof van eenmaal aangenomen begripper,
waarin ze was groot gebraeht ; en langjaam,
heel lang«aam, maakten die hartstochtelijke
buien en die periodes van moedeloosheid plaats
voor dotfe, lijdzame onderwerping. Dat
oproerig zyn was slecht, meende ze; 't was nu
eenmaal baar aangewezen lot geheel op den
achtergrond van het leven een plaats in te
nemen ; 't was haar »plicht" zich met een
onbeteekenende rol te vergenoegen, en slechts
nan uit de verte, heel uit de verte, te staren
naar het bonte gewoel van het leven, waarin
ook zij zoo gaarne een werkzaam aandeel zou
hebben gehad.
En toen de ouders, die haar steeds hun
zorgen hadden gewyd, waren heengegaan, kwam
ze bij een harer getrouwde broers inwonen,
en »de arme tante Corry" mocht zich gelukkig
rekenen als ze zich nu en dan, bij ongesteld
heid van een der huisgenooten, of by de komst
van een nieuwen wereldburger, eenigszins ver
dienstelijk kon maken in !t gezin. Behoudens
dergelijke bijzondere gevallen, bepaalden haar
bezigheden zich tot 't ia orde houden van een
onnoemelijk aantal kinderkleertjes. »Wat zou
de stumperd ook anders een heelen dag uit
voeren V" beweerde de vrouw des huizes vol
overtuiging. Tante Corry zelf deelde die
raeening volkomen ; de oproerige buien behoorden
reeds lang, lai;g tot 't verledëne. Ilaar gees
tesgaven waren langzamerhand ingesluimerd ;
haar energie, die nimmer een levensdoel kende,
had zich opgelost in een kalm aanvaarden van
den bestaanden toestand, en iedereen in haar
omgeving erkende het verdienstelijke van haar
geduld en lijdzaamheid. Geen hunner vroeg
zieh ooit af, of van dat eertijds zoo veelbelo
vende jonge leven niet iets beters kon zijn
gemaakt.
En zoo werd «onze arme Corry", zooals de
huisgenooten tegenover vreemden over haar
spraken, oud.
Een jonge vrouw zit aan haiar schrijftafel.
De pas ontvangen exemplaren van het genees
kundig geschrift, waarmee haar studietijd werd
beëindigd, liggen vóór haar. Nu ze die blad
zijden doorloopt, waaraan ze zooveel uren
denkens heeft gewijd, doortrilt haar een gevoel
van nooit gekende, onuitsprekelijke voldoening.
O, hoe jubelt 't in haar, hoe rijk en gelukkig
voelt ze zich, nu ze het doel, waarnaar ze
zoo lang streefde, heeft mogen bereiken! Hoe
schoon lijkt haar het leven dat ze tegemoet
gaat, hoe loonend de arbeid waaraan ze in
de toekomt haar krachten zal wijden! Met
al de gloedvolle geestdrift der jeugd ziet ze
uit naar den werkkring, die haar wacht in de
maatschappij !
O, ze had moeten strijden, hard en onver
poosd moeten strijden, eer z* den weg voor
zich geopend zag, welks eindpaal ze thans
heeft bereikt! Een muur, een onafzienbaar
hooge muur van vooroordeelen eii versteende
conventioneele begrippen, had als een schier
onoverkomelijk beletsel gestaan tusschen haar
en haar vurigste wenschen. Liefhebbende,
maar bekrompen, bloedverwanten hadden haar,
met den meest weigemeenden ernst en in
de meest kïesche bewoordingen, onder 't
oog gebracht, dat, voor een gebrekkig meii-je
zooals zij, slechts n rol op het
levenstooneel geschikt kon zijn: de rol van toe
schouwster. In gemoede en vol overtuiging
hadden ze haar aangeraden allen onnoodigen
strijd op te geven, zich te schikken in haar
lot, en zich kalm neer te leggen bij het denk
beeld, dat, voor iemand als zij, eerzucht en
levensidealen dingen waren, die zoo spoedig
mogelijk op 't programma moesten worden
geschrapt.
't Was hun echter weldra gebleken, dat ze
niet zoo gemakkelijk haar «dwaze plannen"
opgaf, als men wel had verwacht. Wat had ze
soms moeten redeneeren, als men haar met
de oude argumenten: »onvrouwelijkheid,"
«huiselijke plichten" enz. tot andere gedachten
had trachten over te halen ! Ze herinnerde
zich hoe ze eens, geprikkeld door dien tegen
stand, op hartstochtelijken toon had uitge
roepen: «Aangenomen dat ge gelijk hebt, dat
voor de vrouw slechts n levensideaal recht
van bestaan heeft: 't bezit van eigen huis en
haard, ben ik, de door de natuur misdeelde,
dan niet de aangewezen persoon om een uit
zondering te maken op dien regel, mag ik,
die geen persoonlijk geluk in dien zin kan
verwachten, dan i iet trachten van mijn leven
te maken wat ik er van maken kan 'i Ik heb
werklust, een doelloos leven stuit me tegen
de borst, waarom moet ik me dan geweid
aandoen, u-iiarom moet ik me terugtrekken en
mijn vurigsten wenscli op^eveuï"
Hoe goed herinnerde ze zich dat alles, en
ook de oogenblikken, waarin ze zelf had ge
weifeld of ze al of niet zou toegeven ! Maar
ze httd volgehouden. En, gelukkig voor haar,
de hooge, oude muur, aan welks voet ze haar
persoonlijken strijd had gestreden, bleek niet
meer zéó hecht en stevig te zijn als vroeger,
in den loop der jaren was hij hier en daar
afgebrokkeld, de van alle kanten op hem ge
richte, moedige aanvallen bleken niet zonder
resultaat te zijn gebleven, en belangrijke
gaten en scheuren te hebben veroorzaakt,
die niet meer konden worden hersteld.
GJheel onverwachts werd ze nu en dan ge
steund in ha»r strijd; er kwamen hulptroepen
opdagen, in den vorm van tijdsclirift-artikelan
uit binuoa- en buitenland, die haar nieuwe
wapeiun aan de hand doden oui de vooroor
deelen harer omgeving te bestrijden, en de
over haar gestelde machten te doen inzien,
dat, buiten 't kleine kringetje, dat hun
gedachtenwere'd vormde, nieuwe, krachtige stroo
mingen waren ontstaan, die op den duur niet
konden worden tegengehouden.
Ea eindelijk, eindelijk had ze de over
winning behaald ! Men bad zich neergelegd
bij haar besluit, en haar, al was 't dan
ook noode, den weg zien inslaan, die naar
het levensdoel leidde, dat ze zich had
uitgekozen. In die studiejaren reeds bad ze
de voldoening gesmaakt langzamerhand eenige
wijziging te zien ontstaan in de opvattingvan.
haar, aan sleur en traditie gehechte bloed
verwanten ; zelf was ze soms verbaasd geweest
over den meer gematigden too;), waarop in
den familiekring over haar streven werd ge
sproken. Zonder voor dat streven nog sym
pathie te gevoeler, begon men het optreden
van haar en anderen toch al minder »bizarre''
te vinden; er werd met eenige belangstelling
kennis genomen van 't voorloopig resultaat
van haar arbeid kortom, de muur, die de
oude en de nieuwere levensopvatting op dat
gebied scheidde, scheen in haar omgeving
langzamerhand iets van zijn hechtheid en
ondoordringbaarheid te hebben verloren. De
neiging om, niet doer woorden, maar door
daden, het rechtmatige van den stap dien ze
had gedaan, te toonen, bad in dien tijd haar
reeds bestaanden ijver nog des te meer aan
gewakkerd, haar nog des te meer doen ver
langen naar het oogenblik, waarop ze het
bewijs zou kunnen leveren dat zegeen «dwaas
heid" had begaan.
O, ze zou 't aan alle energieke jonge vrouwen
wel willen toeroepen: \\*erk ! Trasht iets te
zijn in de wereld ! Stoor u niet aan de denk
beeldige bezwaren, die om u heen worden
geopperd, als ge de kracht in u voelt om een deel
op u te nemen van den gemv-enschappelyken
arbeid ; houd vol; staak alle nutteloos betoog
en geredeneer, en lever door 't geen ge doet
het bewijs, dat die bezwaren door de werke
lijkheid worden weersproken.
Dat zou ook van ha;!r leven den grondtoon
uitmaken, dat besef, dat zij, zijzelf, verantwoor
delijk was voor den stap, dien ze eenmaal had
genomen. Mannen mochten de maatschappelijke
plichten, door bun betrekking hun op de schou
ders gelegd, soms op achtelooze manier opvat
ten, de vrouw is in zulke gevallen een type,
een voorbeeld, waarnaar de groote menigte
haar oordeel regelt. Met krachtige hand zou
zij trachten de banier omhoog te houden, waarop
het «Excelsior'' te lezen staat, dat aan
weifelenden en zwakken den weg kan wijzen. Te
leurstellingen zouden zich voordoen ; critiek,
gebrek aan waardeering, lichtzinnige, lalfe
spotlust, ze zouden als booze geesten op haar
komen aanstormen de tot nog toe opgedane
ondervinding van het leven heeft haar op dat
alles voorbereid. Maar ze voelt zich sterk ;
in dit oogenblik van vreugde, van
opgetogenheid, is 't haar alsof ze in staat zou zijn alle
bezwaren en beletselen 't hoofd te bieden. De
wereld, de groote. wijde menschenwereld ligt
vóór haar; ze zal er een eervolle plaats in
gaan vervullen, ze zal, door haar arbeid, door
haar toewijding, hulp en steun kunnen brengen
aan htn die Jij len.
Met een gevoel van trots en van blij Ie hoop
richt ze zich op, en, als ware 't een dierbaar,
levend wezen, zoo drukt ze het vóór haar
liggende werkje, het kind harer gedachten,
aan liet hart.
MAKIANA.
Een bief m Adriemie L«Trenr.
Men weet, dat in liet drama .\'lrieunc
Lccfji/':i'ciii' van Scribe en I/egouvó een brief voor
komt, door de toonedlspeelster aan eene groote
dame geschreven. Deze brief is een uittreksel
van oen historische.!!. A'irienne schijnt ten
uitmuntende briei'sclirijls'.er geweest te zijn.
Dezer dagen bevatte de Gnu/uis oen nieuw
ontdekte brief vai h a. ir, gedateerd ló Mei
1728, en die haar ook als zeer ontwikkeld
too:,t.
Mijnheer. G3 weet hoe veelei-ichend het
Pa ijschs leven is en hoe.eel verplichtingen
mijn po-itie medelrengt. Ik br.'iig de daj;en
dour met bezigheden waarvan minstens
drievierden mij mishagen. X.euwa kenidssen, die
ik onmogelijk kin vermijden, verhinderen mij
de oude te cultiveeron, of mij thuis naar wel
gevallen lie/A\r te hou len. IL.'t is ee:i vaste
mode geworden, met mij te dineeren of te
soupeerer, nu eenmaal eer.ige hertoginnen, mij
die eer neb.ien bewezen. Er zijn personen,
wier welwillendheid mij v.rrukt en mij vol
doende zon zijn, mair aan wie ik mij niet kan
wijden, omdat ik aan het publiek toebehoor
en abs'ihiut al diegenen te woord moet staan
die mij willen leeren kennen, wanneer ik niet
voor onbeschaamd wil gehonlen worden.
En, hoe ik hut al raag a inleggen, ik kan er
toch niet buiten, uu en dan de mcnschen te
ontstcrmnen. Wanneer mijne gezondheid, die,
zooalj ge west, zwak is, mij somtijds nood
zaakt tot eene weigering aai dames die ik
nooit gezien ln'j en die zich alleen uit nieuws
gierigheid met mij bizig houden, of ook. als
ik dit zoo zeggen mag. om zich een air te
geven, want alles is daarbij in 't spel,
dan hoor ik nu eens de eene zeggen: Ze
houdt zich inderdaad voor een wonderdier !''
dan een andere: Natuurlijk, wy'zijn haar niet
voornaam genoeg!" Wanneer ik ernstig ben,
omdat men toch onder menschen die men niet
kent, niet vroolijk kan zijn, dan wordt er ge
zegd : Pat is dus die juffrouw, die zooveel
geest heeft l" en een ander voegt er dan bij:
Ziet ge niet, dat zij ons veracht, en dat men
Grieksch moet kennen oin in haar smaak te
vallen V"
Ik weet waarlijk niet, waarom ik u met al
die kleinigbeden lastig val, terwijl ik u zooveel
anders heb mee te d»elen. Maar ik ben nog
vol 'van al die nieuwe opmerkingen, en meer
dan ooit bezield van den wensch, vrij te zijn
en aüsen aa*i (ïiegenen het hof te behoeven
te maken, die mij werkelijk genegen zijn en
zoowel mijühart als mijn geest bevredigen.
Ik ben niet zoo ijdel om te meeren, dat het
groote aantal kan schadeloos stellen voor de
verdiensten der personen. /Van het schitteren
is mij niets gelegen. Ik vind er honderdmaal
meer genoegen in, niets te zeggen, maar naar
goede en interessante gesprekken te hooren;
het behaagt mij meer, mij in een gezelschap
verstandige, deugdzame menschen te bevinden,
dan mij te laten bedwelmen door al de laffe
lottuitingen, waarmede nien mij zonder maat
of keus overstelpt. U moet niet gelooven dat
ik ondankbaar ben, of er niet om geef hoe
men mij vindt, maar de bijval van de dommen,
misschien vleiend in 't algemeen, wordt lastig,
als men hem met voortdurei.de bijzondere
vriende! ij '(heden koopen moet.
ADIUENM:, de la Com. Franc.
De brief is, in overeenstemming met dien
tijd, sen beeije breedsprakig, en karakteristiek
zijn sommige uitdrukkingen; maar het stuk
is een bewijs dat Scribe en Legouvéniet ten
onrechte de actrice als eene vrouw van verstand
en gevoel hebben voorgesteld.
iiiiiiiMmiiiiiiiiimHiimmmtimuiitMiittimititttMnnmmiimtl
IFeltoij-rerrcn.
l\lüo
Te Leipzig is eene »Karlienlehre'' van Emst
Berger, een leerling van Makart, verschenen,
waarin allerlei waarheden staan ook over het
damestoilet. Eigenlijk ziJT deze dingen in de
praktijk al lang bekend en worden voortdurend
toegepast; maar de schilder behandelt ze meer
«Behalve van het snit hangt het van de juiste
kleurenkeus af, of het toilet de persoonlijke
eigenschappen der draagster doet uitkomen.
De kleurenkeus heeft verband met gestalte,
huid- en haarkleur.
Wat de gestal t -i betreft, ieder weet dat lichte
kleuren breed maken en donkere kleuren smal ;
dat dwarsstrepen de li^uren kleiner, verticale
de figuren grooter doen schijnen. Met oplegsels
en garneersels is het natuurlijk evenzoo.
Do klenrwerking van hoed en kapsel berust
op het contrast. Wie weet niet dat blondines
met veel haar een zwarte hoed goed staat, en
brunetten een stroohoed niet lichte linten.
L'chtblauw past als contrast bij alle blond;
maar wat groen en rood betreft komt het ge
heel op de nuance aan. Een diep blauwgroen
zal blondines en zelfs rossigen en rooden
zeer goed staan; zooaU rood in alle nuances,
van rose tot cerise. vuurrood eri granaat, bij
zwart haar past. Maar bij dezelfde haarkleur
is vaak het teint verschillend, en op beide
moet mea letten. Iv^n bleek teint kan door
blauwgroen opgekleurd worden, omdat dit zijn
compltiinentsklenr, rood. aan de buidkleur
toevoegt. Daarom moeten dames met roode
wangen het ' niet nemen ; toch ia weer rood
violet, dat een blozend teint bleeker kan uuiken,
of een krachtig oranje met zwart, dat alles
dempt, alleen met groote voorzichtigheid te
gebruiken; het rood van ieder rood teint toch
is ook niet dezelfde nuance."
Wit haar, zou men zeggen, verdraagt alle
kleuren; en iedere kleur die het teint gun
stiger maakt, moest hier gepast zijn ; toch zal
men opmerken, en dit is meer een
modistesdan een schildersopmerking, dat hier weer
moet opgelet worden, opdat niut onder de
frischheid de distinctie en de waardigheid van
den ouderdom te lijden hebben.
Verstandige dames kleuren ook haar salon
op de gunstigste wijze voor haar zelf; in dit
opzicht zijn er salons en logos van Parijsche
actrices, die een ware suidie verraden. Maar
in 't algemeen ook hebben er de schouwburg
architecten al op gelet, door hun loges met
donkerrood tluweel te voeren, waarbij ieder
avondteint mooi uitkomt, waarbij de oogen
schitteren en de schouders als marmer schijnen,
en lichte toiletten en diamanten op zijn
glanzendst uitkomen. De enkele theaters die met
geel bekleed zijn vallen niet in den smaak
der dames; zelfs een mooi teint wordt dan
grauw en asschig, door de violette
complementskleur die zich ontwikkelt, terwijl het donker
rood wel is waar van weinig groenachtig aftint,
maar de kunstverlichüng dit weer op de ge
lukkigste wijs verhelpt.
* *
Sedert jaren heeft de firma Bukman en
Sartorius tot versiering van haar Kopper
almanakken plaatjes laten maken van
Aaisterdamsche stadsgezichten, die stonden te ver
dwijnen, hoekjes van den Dam, de N. Z.
Voorburgwal, de MIeerengracht, een molen.
Vele van deze plaatjes zijn zeldzaam geworden,
d~e firma heeft er eenige in een album laten
vereenigen en biedt dit aan hare clientèle aan;
' wanneer het idee bijval vindr, hoopt zij later
zulk een album op grooter schaal te
versprei' den. Het is tevens prijscourant van kantoor
| artikelen en ziet er keurig uit.
In Amerika is het voor dames gemakkelijk
zonder veel bagage te reizen, omdat men in
alle slaapkamers in de hóiels de kraan met
kokend water maar te openen heeft. Een
dame vertelt hoe zij op een toer van twaalf
maanden door de Vereenigde Staten en Mexico
als eenige bagage voor haar beiden n
handvalies en een ransel hadden, hetgeen een groote
besparing aan tijd en geld meebracht. ledere
dame had vier bonte overhemden, van gestreepte
lawntennisstof, vier»paar" bonte inexpressibles,
twee bonte nachtjaponnen, drie paar bruine
kousen, een dozijn witte en een dozijn bonte
zakdoeken (deze laatste voor het traject in
den spoorweg, dat zeven dagen duurde).
Boorden en manchetten van papier. De dames
wasohten 's avonds haar goed met zeep
poeder en heet water ; spoelden het uit, wrongen
het en hmgen het over den wandelstok tusschen
twee stoelen. De ramen bleven open; 's mor
gens was alles altoos droog. Dan legde men
het goed glad tusschen twee couranten en
zette er een keft',T op : 's avonds scheen het
gemangeld, en kon g-vouwen in den kotter.
Zoo Ind'den de dames nooit TM! linnen in
den ko'fjr.
* *
*
Niet iedere vrouw heeft, trots alle moeite,
zulke mooie nagels als zij zou wenschen. Van
sommige zijn de nagels broos, splinterig en
vol witte plekjes. Aan die witte plekjes
schijnt niets te doen te /ijn. Wie splintenge
nagels heeft, moet ze alleen met een uiterst
scherpe schaar behandelen, en dan nog vooraf
eenige mip.uteu in warm water houden. Afvijlen
van die nagels is ook gevaarlijk. S-ims helpt
he;t, ze \óór het naar bed gaan goed in te
wrijven met ainandelolie en dan met glac
handschoenen te slapen.
Men maakt de nagels blanker en gemakke
lijker om te polijsten door ze nu en dan met
lauw water te borstelen; over 't geheel is het
voor de nagels beter dat men er nooit, behalve
om ze te knippen, met metaal aankomt, en
voor alle polijsten en behandelen enkel ivoor
of hout gebruikt.
Een nieuwe toepassing van schilderkunst
tot het decoreeren van stoffen is de
Ilaliosmalerei; de Helios-verven hebben voor, dat
zij op de s.of blijven, ook als die gewasschen
ot uitgestoomd wordt. Behalve op hout, papier,
gobsliiistof, kunnen zij dus ook op batist,
zijde en half-zijde, mousseline, congresstof,
enz. aangebracht worden, en vooral in
vereeniging met waschechte zijde of
borduurkatoen iets heel aardigs vormen. Bij de verven
wordt gebruiksaanwijzing gegeven ; men
gebiuikt twee penseelen, en mengt aan met azijn
en eenige druppels van de er bij verstrekte
vloeistof die het geheim schijnt te bevatten.
Als de teekeriing af is, wordt de stof 10
minuten lang in een lauwe beiz-oplossing
gelegd, daarna met koud water afgespoeld.
gedroogd en aan n kant gestreken.
E-e.