De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 18 september pagina 7

18 september 1898 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1108 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR fc'fi D E R L A N D. Politie en Burgerij gedurende de Inhuldigingsdagen te Amsterdam. hoofd naar binnon gestoken en uit dat hoofd ilonk op weemoed.gen toon: ik ben Die-en-Die!" Zoo, meneer," was het antwoord. En wat verlangt u?'' Ik kom eens naar meneer van 't Sticht vragan. Hoe is 't met 'm?" O, heel wel, meneer!'' Zoo heel wel, dus istie niet dood?'' Ga je weg, leelijke kerel!" bulderde ik uit mijn achterkamer en j ie,* dea laten belangsteller op de vlucht. Ik deed het scheertje op de bel en zocht in d ? armen van Morpheus de rust, die mij door benauwd'; droomen en door iets wat van een der vele bezoekers op mij overgesprongen scheen te zyn, zeer vergald werd. Der; volgenden morgen al vroeg toog ik op onderzoek uit, dat door oneindig veel gelukwenschen: dat ik nog leefde en nu. na dat praatje, heel veel kans had om honderd jaar oud te worden zeer bemoeilijkt en gerekt ?werd. Wie de verspreiders van het valsche gerucht z'rjn heb ik niet met zekerheid kannen ont dekken. Alleen zoover heb ik het gebracht, dat opnieuw d) waarheid van hat woord: wacht u voor de geteekenden, door dit geval gebleken is. Twee als heer gekieede, mottige personen hebben bij het uitgaan van de kerk waar ik meestal helaas, nu niet mijne Zondag ochtenduren doorbreng, druk en hoorbaar over het mij overkomen ongeluk staan praten. Natuurlijk werd de beraadslaging daarover in de nakerk b\j de goede herders Lajondu, Van derborg^ en Vanderbilt, ijverig voortgezet door hen, die het verhaal uit eerste of tweede hand hadden opgevangen. De daders zijn spoorloos verdwenen. De eenige hoop dat zy ontdekt zullen worden is daarop gegrond, dat omstreeks denzelfden tijd bij een rijwielhandelaar twee lietsen zijn ge huurd, die tot nog toe niet zijn teruggebracht eene omstandigheid die niet weinig b jdraagt om dei ijver der politie'-te pr'.kkalen. TOCH!... VAN KATRISA JIASK. «Maar je luisteit niet T' Helen l?airfax sloeg haar oogen weer op u aai baar aanstaanden echtgenoot met een geduisterd: .?/vergeef mij." liet waren ernstige oogen, stra lend van een teeder liefvlelicht. llarold ord zou zonder aarzelen den strijd hebben aangc gord tegen onbekende machten om dat, licht, weer te doen schijnen, indien het uitgedoofd geweest ware. Maar de mensc'i raakt, te gemakkelijk gewend aan zegeningen ; r,a de eerste opge wonden verrukking worden 's levens zaligheden maar al te dikwijls, tot iets, dat van zelf spreekt. Wij beschouwen de zou cu de maan en de sterren als iets dat oiis toekomt, omdat wij ze eiken dag en eiken nacht zien. //Nu, zooals ik zooeven zeide," ging llarold voort, »raij dunkt dat er tegen (h*t argument niets valt in te brengen, maar je kunt nooit weten. In ieder geval, of ik de zaak win of niet, het zal toch het belangrijkste zijn, wat ik tot nu toe li eb gedaan". //Dat weet ik lieveling," en Ilelen's hand «treelde de zijne. »Wat zou ik j;; graag willtn hooren! Ik kan me zelf voorstellen, hoe je daar zult staan, ? met je hoofd achterover," en zij keek vol trots naar den man voor haar. Hij was een man, die dien blik waard was ? krachtig, waar, oprecht, bekwaam. Hoe trotsch zij ook op sommige oogenblikken op hem mocht zijn, dat was altijd slechts de weerschijn van een grooteren trots die tot ver in zijn toekomst reikte. //Nu, Helen, als je er belang in stelt, zal ik je een overzicht geven van mijn pleidooi." //Als ik er belang ia stal ! Harold, hoe kun je zeggen, als P" Harold begreep zelf niet, hoe hij ertoe had kunnen komen dat te zeggen. Zij was in alle opzichten zijn makker zoowe! a's zijn geliefde, dat was juist het onvergelijkelijke wonder van hun leven geweest; het was niet alleen een zinnenverrukking gewees1:, niet een onstuini'ge zaligheid alleen. Hun leven was tjt a geheel geworden; iedere zijde van den man was door de vrouw begrepen, gedeeld en a in gevuld. Zij was een ontwikkeld meisje met, een helder, vlug verstand en nog vlugger int, ir ie; en hij had zich aangewend vrij en openhartig met haar te spreken over zijn leven, zijn werk, zij denkbeelden op een w-'jzc, die hem zelf verbaasde. Hij was eerlijk genoeg en cdelmoed g geucegom trf erkennen welk een groote steun zij voor hem was; niet alleen door de treil'uide suggesties uit haar iiituïie geboren, maar ook riorir dat haar onverdeelde aaiuh.chl en beluiigs'cllhw een warmte verspreidden, die zijn c'geii denkbeelden tot, rijper bloei bracht. Maar van avond dwaalden haar gedachten af. Eu dat, juist op dezen avond! Den volgenden dag moest hij een jrroot, pleidooi houden. Een vrouw moest zonder twijfel toch in staat zijn, de zelfverloochening va-i het leven van eeu m va te deelen. Was Helen nu toch, ondanks a'les, cvena's andere vrouwen? Was zij, als de sluier eenmaal was opgelicht, eveneens grillig, vol luimen, geheel opgaand in het s.ibjectieve? Xij waren zes maau len gcëugigecrrl geweckt en elke dag had een vollere openbaring van haar wezen gebracht. \Vas dit, DU toch de kern? ueeu, die gedachte was on waardig. He doende. Hij ging zij u argumenten een voor ecu na, en zette ze haar uiteen, helder en duidelijk, alsof zij een man geweest, ware. l D.tmaal dwaa'd.-n haar o.'gen niet af van zijn gelaat; zij werden dieper, donkerde', ile pu pillen wer.len groot, -r . . .. IIje knap zag hij er uit! Hoe vol leven en biwegiiiï! Hoe kou zij op zóó'n afstand va i h'm blijven? Hoe weinig ter zake doelde en hoe onbelangrijk klonk geheel die snelle woordenvloed! Wanneer zou hij er mee klaar zijn, zoodat, zij zich in zijn- armen kon werp''n? .... ,,Vindt, je o 4 niet.?1' V roes hij haar p'otseling. heb niet gehoord wat je Het onbereikbare Wordt hier .g'eheurt'nis. liet onbeschrijflijke . Wordt hier gedaan. (Goethe's l'*aitxl.) haar liefde op een afstand weten te houden, wanneer een man moet werken, en hem niet er mee trachten te lokken of in verzoeking te brengen. Ik vind het riet prettig om het Ie z -ggen, llefotr, maar je weef, dat ik je liefheb, en daarom nrrig ik het wel doen- Ik ben zeer te]eur!.;"ste'd, omdat je vanavond niet. er in geslaagd bent, met mijn werk te' sympathiseereii." Twee groot.e tranen rezen in haar oogen cp, maar zij zeide geen woord. Wanneer Harold l'.'rd een held geweest ware, ecu ridder uit, den paar dagen gaat hij hi het len was Helen, dat was vol goeden ouden lijd, dan zou hij niet heb'jeu gerust, voordat hij de oorzaak vin die tranen was te weten gekomen, duel: hij \va> slechts ecu Jiegenfieude-eeuwseh man van zaken, die het zeer volhaudig had; niet, dat ridderlijkheid en V.akeu" niet sam'Ti kii'iio. ; . u;u, mear de combinatie is zeld.-aaiu en iiai-uid l'ord v as noch het een noch het ander in. den volst.cn zin van het woord; bovendien g'iig hij op dat oogenbük geheel en al op in zijn werk. Het, spijt ulij, te moeten zegg -n, dat haar s hi i ! hem nru of meer irriteer !e. halftwualf, en het was tijd voor hem om weg te. gaan. Hiewcl hij niets meer zei ie. en er irti'rüik niets ontbrak aan zijn af-cheidsgiwt, was er een zeker geestelijk voorbehou i i i, dat voor Hele-n's p-yeiiisch gevoel, de grootste ring er aau ontnam. Morgenavond om zes uur, lic-'cling," haal ie h ij, toen hij de deur iiilgincr. «Morgenavond om zes nu r," antwoordde zi /.w.jgendHet, sloeg beko de stad uit, en wanneer ij tiet morgen niet doet, zou. liet in twee maanden niet kunnen gebeuren, en zoo lang mag ik niet wachten, zegt hij. Er bleef mij dus geen uitweg over. Morgen! He dag onze dag! waarop je. al mijn trots en mijn hoop in je zult verwezenlijken en rechtvaar digen; de dag, waarop wij met zooveel -rlicid hebben gewacht! Ik voelde maar e'éu aandrang iu mij, zóó stci'k, zóó overweldigend, bijna ouweersta.'inbaar; de behoefte mij in je armen te verbergen, mij te verkwikken aau je liefde, aau je sy-iipathie, waarnaar i;; met mijn geueele ziel dorstte. Maar hoe kou ik het je vertellen? Het zou je kalmte, je zelf bcbccn-chmg in gevear hehheu gebracht het zou alles, waarvoor je hadt gewerkt, hebben vernietigd, het zou j» hebben 1egr>i;gelioudi:n np den weg, waarop de dag van morden je zooveel verder kan bren gen. Keen. Je mocht het niet, weten. Je hart is te tceder, je hebt mij te lief, je zoudt niet in staat zijn, tegenover de rccht/iauk te staan en t.: pleiten, terwijl ik op de operatie tafel l g, Jvi daarom besloot ik het j ' niet te vertellen, maar ik kou niet, werkelijk heldhaftig zijn, en niets laten merken. In jou oogen v as ik vanavond vreemd, onverklaarbaar, ik heb jo vanavond tcleurgcstel l, vanavond, toen je meer clan ooit behoefte had aau nfjn hulp, icr- | mijn objectieve sympathie. Harohi, ik begrijp volkomen, ii ie je mij van avond hebt moeten vinden, hoezeer ik j e heb l . . It O Harold! zeide." Niet Behoord, wat zeide! Heb je me niet -Ite-lijk." .,Gedeeltelijk? Mjn h me', Helen, is dit nu iets om ffi'</i'i Iti-lij/.- naar te luisteren? Eeu vrouv moet, deelnemsu aan hè', leven, aan liet werk van den man dien zij liefheeft,." Er was iets har is in zijn toon, dat H-ien van het, hoofd tot de voeten doortintelde. Aiet zonder scherpte antwoordde zij -. ..Voel ik dat dan niet?" ,.il;iwel, dat heb ik ten minste altijd ge dacht, m lar van avond heb ik het bewijs ge kregen, dat ik me heb verïi-t. Ik heb nog nooit, meer bc h oef ie gehad aau j : mede werk ing. ?aan je mle'lec'ueele sympathie, --- d.iu van avond. J,; weet hoe hard ik heb gewerkt aau deze zaak, je weef, wat eeu belangrijke zaak het is. Je weet ook, dat de oogen van de geheele juridische wereld op mij zijn gericht. Mijn pleidooi kan eeu crisis worden in het begin vau mijn carrière. Kon je mij niet, vol gen mij help ui door je sympathie, - - je belangstelling?' -- Hij wachtte op een thkkeriiig van protest in haar oogen, een kleine degeustoot, waarmee zij den zijne zou trachten i H iroU te pareeren. Ia plaats daarvan vlijde zij haar hoofd tegen zijn schouder aan en (luisterde-. Ik heb je 1-ef, ik heb je lic V Dit was ontegenzeggelijk heerlijk, maat Harold, die op dat oogeublik geheel opging in zijn werk, geheel en al in beslag genomen werd door de oogenblikkelijke vlucht van zijn krachtigiutellect, had een gevoel, alsof dat op 't oogeublik niets ter zake deed, alsof het eeu volkomen ontijdige uiting was. Er was iets, dat cevst moest, worden gezegd, vóórda-t, hij zich overgaf aan de zalighn l der liefde. Hij wachtte een oogeublik, niet, recht wetende, hoe hij het zou iukleedeu, maar zij hielp hem door op denzelfj den (luisterenden toon erbij te voegen, vóórdat, hij (ijd had gehad, iets te zeggen: rVergeef mij. Ik ben vanavond wat afge trokken, erg afgetrokken en erg verstrooid." i W;IS, 2Ü)ais «? Wij hebbeu niet het recht, afgetrokken of l verstrooid te zijn," antwoordde hij, ernstig, i /,waar liet het belang van den ander geldt; dat is een teeken vau zwakheid." Hij was ouder j dan zij moest hij haar niet leiden? S ".erker dan zij, moest hij haar niet steunen? »En er is nog iets a-ulers in de wereld behaK'C liefde. Een sterke vrouw moet zelfs . u, t dat hij, terwijl hij de stoep afging in zieli zelf zeule: //Ik zou wel eens willen wel ei; of alle vrouwen, p T slof, van rekening (.och hetzelfde zijn tranen en luimen?'' Den volgenden namiddag, torn de sehe>nering begon in te vallen, liep hij de sto"p weer op. 7-iin houding was geheel veranderd. (),> de zomi. -vacht -gs spanning en prikke]!>asr!e''H vu-oor/.aakt door absorbe., 'renden arbeid, wss r-en reae'ie yevolird die hem in een !ni'teiiu'e\v IOH opgewekte s'emming bracht. Hij hal zij.i pleit, gewonden, en wel op zóó schitterende wijze, at (!e overwinning zelf het klein Ie ; . e.leelte i'i.e'i'er ha:l d van zijn triomf was. En zelfs de hem i.ie.ie-pvoken op ecu wijze, die het h ;rl, v-.-.n een j ingeu man met hoop nricsl vervullen. Maar wat was al de iof, wat, was (ie tnomf, wat, was ii ts ter wereld vó.ir dat hij i, et had gedoeld md Helen? 'terwijl hij s'ou i te w.ichten ko:i hij zich haar voorstellen, met, oogen, s'ra'eiiil van vreugde! lij kou haar verrukt: //llaroiii !" hooren. Arm kiud, 'W as hij den vurigeu avond hard tcn"eu haar geweest ? A' een, a':leen maar een oogeublik oi'.<reduldi ;? en Trilde haar .stem werkcl.jk, of verbeeldde hij l moeten teleurstellen. Het had niet anders kun- i hut zich slechts? Il ij v.as zich er v;,u bev.u,t, neu zijn, terwijl j- het niet wist. E-i hoewel ' j e woorden mij pijn deden, achtte ik j», omdat j j'i ze kou zeggen; \\aut wat. zou onze liefde zij», wanneer wc elkaar niet mogen versterken in onze idealen ? Eu ik was zoo ellendig Zivak. Zal ik je zeggen waarom v Ik ben bang, Harold, ik ben bang voor mor een. '"U anii'¥cr je me hadt gevraagd, waarom ik zoo vreemd en ver.s'rooid was, ge loof ik, dat ik het zou licbb :n verteld. Ik wa, blij dat je het, niet deed t, en toch speet het mij, be.irijp j- dat: Ik 'oen maar eeu zwakke vrouw, hoewel j: mij lief hebt. Ik hoopte half, dat. je mij er t ie zoudt ilifiiif: n, aües te vertellen, wat ik op nrju hart had, maar uu ben ik blij, dat je het, niet weet ! Je zult nnrgeu ceen schaduw op je pad hebbc.i, en waiairer je dit leest, zal alles voorbij zijn, dan zal het ;-.i zeven uur voorbij zijn, want het gebeurt morgenochtend om elf uur. Goeden nacht! \aarwel! Ik heb je zoo lief, ik geloof, da', ik j ? vanavond op een nieuwe manier lief heb. llarold! llarold! Ik mod je terug roepen, en je alles vertellen, ik moet voelen hoe sterk je bent, om zelf sterk te wor den . . , Maar neen, het kau niet. Je hebt mij lief! Ik moet dapper zijn! Eu dan... waarom zou ik vreex.cn? Wij staan in Gods hand. HKLEX. aan juliVouw Tairfax zeggen, dat, ik Harol.i gcvo-rlde grooten lus', hem ir.ct een nkeis duw tot haast aan te sporen, -- wat den man toch ? t,r;ul de kauie'r binnen ; het leli'. laag; de knecht, volgde hem, en deed ie eur dicht, met een geheimzinnigheid, die Jlarold een schok van onsreduld en annst tege lijk gaf. Ik moest u dit, geven, mijnheer, wanneer u kwam,1' en de mail overhandigde, hem ecu brief. Is juffrouw Pa'rfax niet thuis?" ,/lawei, mijnheer!" (ia haar d'an dadelijk zeggen, dat jk hier beu." /??Ia, mijnheer." llarold Meef alleen met, zijne brief; hij scheurde het cuuvcrt open en las: Middernacht. 3,1 bent vertrokken, en toch ben j e nog hier zoo dicht bij mij, dai ik je oo/eu kan zien, en de aanraking van je hand kan voelen. O, Ilanld! Vergeef mij, dat ik vanavond niet had moeten zijn, maar ik was Hij verfrommelde den brief in zijn hand, en was met u sprong bij de deur, /ij behoorde hem toe, zijn plaats was aan haar zijde, niemand mocht hem van haar afhouden. Toen hij de deur open deed stond hij tegenover haar vader. //Harold, mijn jongen!" //Laat m j naar haar toe gaan!" en Harold trachtte hem voorbij te gaan. De heer Fairfas hield zijn arm voor de deuropening. /, Xeen, nu niet. ])e doctoren zijn met haar bezig ; zij willen niemand binnen laten, zelfs mij niet, haar eigen vader, /ij is niet bijgeko men, zooals zij verwachtten ; en llarold, mijn jongen, wij moeten elkaar troosten." Een oogenbiik bleef llarold staan, onbewege lijk, geheel verdoofd door den slag, toen hoorde Je weet, dat ik me sedert, een paar afha weken :iiet, heel wel voelde, (i. sieren ben bij een specialiteit p'C'vecst. Hij vertelde mij, dat ik ecu zeer ernstige, kwaal l.u-.l, en d at ik, wanneer ik mijn leven wilde redden, dadelijk ecu gevaarlijke operatic re.o.'st n:lev_:alvi, morgen ! Ik smeekte hem te wachten, nr.ar over ce'i zich zelf zeggen, met een stem, die aan j iemand anders scheen toe te bchooreu : Wat.. . zeggen .. . wat hebbeu ... de doctoren... gezegd?'; i)e heer Eairfax keek hem \ol medelijden aan, terwijl zijn eigen angst duidelijk op zijn bleek gelaat te Jezen stond. Dr. Gray zegt, dat er geen hoop is ... llarold, in Gods naam ! Kijk mij i,iet zóó aan ! Eeu doctor is niet on feilbaar, en McMillan, die de operatie heeft ge daan, zegt, cl.it de kansen haar gunstig ziju ..." Sft'UJFJ ES, D.iar schrijft mijn vriend van Biok uit l de .lïcemster dat hij niet X-jlis is, die zich j voor Puvmeïboar uitgeeft. Zoo wordt op i eens een reputatie, waarin hij zicli al jaren l lang luid kunnen verheugen, te niet se| daan ! Dat spijt me voor hem, want clat | is, ah ik 't zoo zeggen mag, een Ueele i veer uit zijn staart Zoo op eens maar ! ontnelibt, wat schiet er dan van iemand over ! Itttussehen doet het mij genoegen, dat, ', terwijl de Boetnster zich voortaan niet op ! het, _ bezit, van d<en dichterlijken rederijker, S'elis geheeten zal mogen beroemen, en j juist de tocht der journalisten naar E.lam j oorzaak geweest is van, althans aanleiding; iot deze ontluistering, de beroemde -meer" , alevel tot haar recht is gekomen, daar de ' heer Anatole de PolooUoif, directeur der j ui'cliicrcn van het keizerlijk Huis te St. Pe tersburg, toezending verzocht heeft, der ! photographicé'n van de runderen, tentoon gesteld door de -Beernster veeiokkersvereeniging''. Ik wil hierbij niet het spreekwoord te pas brengen, dat men nooit kan wf ten hoe een koe een haas vangt, maar ik meen toch een niet al te onbelangrijke opmer king te maken, wanneer ik durf constateeren, dat alleen een L'ecw.f/rr-koe het kan gelukken een arclticaris te betooveren. Tot dusver is er van zoo iets nog areen voorbeeld geweest. Ik ken ook hier te lande, een aantal archivarissen, maar heb er nooit een ontmoet die ook maar eenigermate in runderen belangstelde. Iets anders was het, als men met hen schapen passeerde, <lan waren de meesten niet te houden : dat komt, denk ik, van wege het perkament. Ia een tier bladen lees ik, dat Mesdag en zijn vrouw de eer toekomt ->een t-kcii te hebben bijgedragen tot den goeden iit'Irxk, dien ons land en zijn bevolking op den vreemdeling hebben gemaakt." Opmerkelijk dat juist onze zeeschilder, geholpen door mevr. Mesdag met een steen is komen aandragen! 't Zou mij minder verwonderd hebben als hij met een duin of een paar visscherspinkea onder zijn arm was^verschenen. Wat rnij betreft, hoe goedgeloovig Ouk als ik verslagen in de dagbladen lees, ik twijfel een weinig aan de juistheid van dit bericht. Hier zal, vrees ik, weer de lust, om zich zoo eenvoudig en natuurlijk mogelijk uit te drukken, den schrijver parten hebben gespeeld. Het zal wel iets meer dan een steen zijn geweest! "\Vantdit heeft mij vooral getroffen in de verhalen aangaande de feesten, die ik zoo trouw heb gevolgd: het leek soms als wilden onze jour nalisten zich liever laten onthoofden, dan een woordje te veel schrijven of een toontje te hoog zingen. Mij dunkt, de neiging om toch maar precies te zijn, leidde wel eens tot een al te groole soberheid van beeld spraak, en zoo_ zijn er heel vrat natuur verschijnselen, ik noem b.v. het. noorderlieht, de uitbarsting van een krater, den bliksem en een orkaan, zoo bijzonder ge schikt om krachtige gewaarwordingen te illustreeren, bijna ganschelijk niet gebezigd.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl