De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 25 september pagina 2

25 september 1898 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

2 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1109 Geen leerplicht zonder Terbeterd Openbaar Lager Onderwijs. (Slot) Nu begrijpe men mij wel. De schuld ligt in dezen niet hoofdzakelijk bij de onderwijzers. Zij worden gedreven op ver keerde banen, zij worden, willen zij hooger loon en meer achting verdienen, ge dwongen zich zelf te dresseeren of dit door anderen te laten doen, om steeds meer «bewijzen van bekwaamheid" te erlangen, die wel beschouwd, niet meer waard zijn dan scheurpapier. Het ergste hierbij is nog, dat bij 't inpompen van allerlei feiten, namen, getallen enz. de liefde voor de wetenschap totaal wordt uitgedoofd. Daarom beschouwen tal van onderwijzers vele leervakken, wier be oefening een bron van onuitputtelijk genot kon zijn, alleen als dorre en droge voor werpen van examenstudie, waarmee zij, zoodra de desbetreffende examens zijn afgeloopen, voor goed hebben afgedaan. DU alles moet wel hoogst ongunstig terugwerken op de school. Is 'c wonder, «Is de onderwijzer, zelf tot in 't eindelooze gedresseerd, in zijn leerlingen louter voor werpen ziet, voor wie als hoogste levensdoel de voorbereiding tot allerlei examens is gesteld ? Hij pompt ze zooveel kundigheden in als mogelijk is en zijne helpers, de leveranciers van allerlei schoolboekjes.staan hem daarin trouw ter zijde. Alleen de lomenclatuur.in vele van die boekjes aan de hersenen van jonge kinderen ter verwerking gegeven, is inderdaad verbazend. De ge volgen van dit alles blijven niet uit. In plaats van belangstelling, die tot liefde leidt, wordt bij de leerlingen een tegenzin in 't onderwijs gewekt en wat daarvan de gevolgen zijn, behoeft zeker geen betoog. Nog niet lang geleden werd van bevoegde zijde in de Gids aangetoond, hoe treurig het op vele lagere scholen met het onderwijs in onze schoone Moeder taal is gesteld. Dit is te wijten aan het tegenwoordige examenstelsel. Het overheerscht bij 't onderwijs alles, 't Heeft niemand, die eerlijk is, zal dat ontkennen de heiligste en hoogste zaak: de Volks opvoeding op den achtergrond gedrongen. 't Bederft het karakter der onderwijzers, ?waarvan velen, met verloochening van eigen pritcipes, hen naar de oogen zien, die grooten invloed hebben bij de examens. Op menige onderwijzersvergadering kan men hiervan de voorbeelden vinden. In zijn treurigsten vorm is de invloed van het examenstelsel te zien bij Normaal«choleri, wier eenig werk schijnt te zijn, het africhten der kweekelingen tot het doen, van examens en zoo is het mogelijk, dat men sommige gemeenten opscheept met onderwijzers, die wel 't hulponderwijzersexamen hebben afgelegd, maar slechts enkele keeren in 't jaar in de klasse werkzaam zijn geweest. Aan de'practijk van 't onderwijs wordt er meestal zoo zoo weinig mogelijk gedaan. Aan deze «opleiding'1 moet een eind komen. Als men Leerplicht invoert, en ik hoop zulks met heel mijn hart, dient in 't Lager Onderwijs een algeheele ommekeer te komen. Niemand zal ontkennen, dat Leerplicht aan tal van ouders en voogden niet geringe lasten zal opleggen. Maar waar deze zich die lasten, ter wille van hunne kinderen of pupillen getroosten, 'Mag men van hen geen opoffering vergen, voor een onderwijs, dat zoo gebrekkig is als het tegenwoordige, men mag hun niet langer sleenen geven voor brood. De openbare Lagere School moet weer de plaats worden der Volksopvoeding op breede schaal, zij moet de leerlingen vormen tot zelfstandig denkende, ontwikkelde burgers van den Staat. Dan eerst zal zij in waar heid kunnen wedijveren met het bijzonder onderwijs. Dan behoeft men ook niet te vreezen voor hervatting van den school strijd, dan kan men vooraf weten aan welke zijde de zpge zal zijn. De Staat dient zich te belasten met de zorg voor de openbare Lagere School, zou't ook alleen zijn om een eind te maken aan de erbar melijke knotierijen bij de benoeming van hoofden en de tegen de wet indruischende regeling van 't onderwijs in somruige ge meenten, waar men b.v. loestaat, dat een onderwijzer een klasse van zeventig of meer leerlingen voor zich heeft. De Normaalscholen dienen zoo spoedig mogelijk afgeschaft. In elke provincie moet ten minsten n kweekschool opgericht worden waar men de onderwijzers opleidt tot beschaafde menschen, zich in alle opzich ten van 't gewicht hunner taak bewust. Een aantal goed bezoldigde, onpartijdige, degelijke mannen moet gekozen worden, wn onophoudelijk het oog te houden op 't werk der onderwijzers. Van 't rapport dezer schoolopzieners moet de bepaling der belooning en rang van den onderwijzer afhangen. Alle examens kunnen dan worden afgefchaft, daar men aan de kweekscholen bepaalt, of iemand geschikt is voor 't onderwijs. Nu zal men mij misschien tegen werpen, dat in een stelsel, als door mij gewenscht, protectie een groote rol zal spelen. Ik vrees daarvoor niet. Er zijn in ons land aog wel eerlijke, bekwame menschen te vinden ; de moeielijkheid der keuze is niet grooter dan die welke men thans bij de vormhigder examen-commissies ondervindt. Men moet ook voorzien in 't zoolang verwaarloosd onderwijs der schipperskin deren. Dit kan op eenvoudige wijze gebeu ren, door 's winters in de plaatsen, waar veel schepen liggen, onderwijzers te belas ten met het afzonderlijk onderwijs van bedoelde kinderen, natuurlijk tegen aparte belooning. 'k Heb tot nu toe niet gesproken over de jaarwedden der onderwijzers. Want ik wenschte in hoofdzaak de onderwijs- i quaestie te bezien van 't standpunt der ouders. Ter wille van hun kroost, ter wille der toekomst van ons Volk moeten zij aandringen op verbeterd onderwijs. Toch is 't ook hun welbegrepen belang, dat men den onderwijzer beter bezoldigt. Gebeurt dit, dan zullen, meer dan thans, ook in beschaafde kringen de ouders er toe overgaan hunne zonen en dochters te laten opleiden voor het vak van onder wijzer. Dit zal gunstig werken op de school, deze heeft, geen onbevooroordeelde zal zulks ontkennen, ook in dit opzicht dringende behoefte aan verbetering. Ik vergeet geen oogenblik, dat de ver wezenlijking van het doel door mij be oogde doel, veel geld zal moeten kosten. Maar Nederland, waar men jaarlijks veertig millioen kan besteden voor leger en vlooi, is nog altijd rijk genoeg, om eenige millioenen meer te betalen voor de Lagere School, het is dit aan zijn eigen eer, aan de zorg voor zijn toekomst verplicht. Aan den volksonderwijzer dient de hooge plaats te worden toegewezen, die hem toekomt in onze Maatschappij. Eugène Sue, een schrijver, die iets meer heeft gedaan dan boeken te maken voor keukenmeiden, zoo als sommige oppervlakkige menschen meenen, wees reeds in de eerste helft dezer eeuw op een merkwaardig feit. In zijn »Martijn de Vondeling", waarin tal van, nog voor onzen tijd zeer behartigenswaar dige wenken voorkomen, zegt hij, dat bij groote staatsfeesten twee categorieën van personen vooraanstaan, n.l. de geestelijken en de krijgslieden. De eersten wekken angst voor het leven hiernamaals, de an deren voor het heden door het zwaard. Maar de onderwijzer, die den grondslag moet leggen voor 't volksgeluk, ziet men bij dergelijke gelegenheden niet. Dit nu wenschte de schrijver te veranderen. En hij liet »een koning uit het Noorden'', ook voorkomend in genoemd werk, zeg gen, dat hij in zijn rijk den volksonder wijzer ter wille des volks de eer zal geven, waarop hij aanspraak mag maken. Welnu datzelfde wensch ik ook voor Nederland. De naam »Lagere School," getuigende van zooveel minachtende bekrompenheid, moet verdwijnen, een Volk^school dient te verrijzen als hoogste inrichting van den Staat. Een ontwikkeld volk is een goed xrolk, mits de opvoeding niet ontbreekt. Moge de onderwijzer zijn moeilijke taak als volksopvoeder, weldra onder de meest gunstige omstandigheden verrichten ! Wordt hij 'daartoe in slaat gesteld, het zal de schoonste daad onder de Regeering van Koningin Wilhelmina zijn. 't Zal Nederland een eerepiaats verzekeren onder de beschaafde Natiën der aarde, daar er aldus het geluk des Volks wordt verzekerd. Veendam, Augustus '98. H. J. TOP. Busch over Bismarck. Dr. Moritz Busch, die jarenlang tot de vertrouwden van Bismarck heeft behoord en voor den kanselier heel wat onfrisch werk heeft verricht, hij instrueerde de reptielen-pers en stond als »chef-reptiel'' bekend heeft na den dood van den grooten staatsman eenige dikke deelen vol persoonlijke herinneringen te Londen doen verschijnen. Aan ongegeneerdheid laten deze verhalen niets te 'wenschen over. Zeer karakteristiek zijn Bismarck's mededeelingen over zijne religieuse levensbe schouwing, waaruit blijkt, dat hij in z//ti koning eigenlijk alleen den «gezalfde des Heeren" eerbiedigde. «Wanneer ik niet geloofde aan eene goddelijke Voorzienig heid," zeide Bismarck in 1870 «welke de Duitsche natie heeft bestemd om iets goeds en groots tot stand te brengen, zou ik dadelijk mijn beroep (Gescltiï/'t) als staatsman opgeven, of, juister gezegd, zou ik dat beroep nooit hebben aanvaard. Orden en titels hebben voor mij niets ! aantrekkelijks. Een beslist geloof aan het leven hier namaals, (hit maakt mij tot een royalist; anders ben ik van natuur republikein. Ja, ik ben republikein in den hoogsten graad, en de vastberadenheid, die ik tien jaren lang getoond heb tegen over absurditeiten van het hof, dank ik uitsluitend aan mijn vastgeloof. Ontneem mij dat geloof, en gij ontneemt mij mijn vaderland. Wanneer ik niet vast geloofde aan het Christendom, wanneer ik niet zulk eene wondervolle religieuse basis had, zoudt Gij nooit zulk een rijkskanselier hebben gehad ... Hoe gaarne zou ik mijn ontslag nemen! Ik houd van het landleven, van de bosscheu, van de natuur. Hef mijne verbinding met God op, dan ben ik een man, die morgen zijn koffers pakt, naar Varzin gaat en haver verbouwt. Dan zoudt gij mij scheiden van mijn Koning, want als er geen goddelijk gebod is, waar om zou ik mij dan ondergeschikt achten aan de Hohenzollerns? Zij zijn eene Zwabische familie, niet beter dan de mijne, en in dit geval zouden zij mij niets aan gaan." Dat deze speciale aureool voor Bismarck inderdaad slechts zijn eigen koning omgaf, blijkt uit zijn vrij oneerbiedige uitlatingen over andere Duitsche vorsten. Den groot hertog van Saksen-Weimar, die zich ontevreden had getoond omdat Bismarck hem geen bezoek had gebracht, lief, de rijkskanselier welen, dat hij wel wat beters (e doen had en dat deze «genadige hoer." die aan zijn tijd en zijne, gezondheid onbescheiden eischen stelde, een glad ver keerd denkbeeld had van de plichk-n, die een rijkskanselier te vervullen had. Nog slechter kwam hertog Ernst van SaksenCiiburg er af. »De Coburger verveelt mij bijna even erg. Hij heeft mij een brief van twaalf bladzijden geschreven over Duitsche politiek, maar ik heb hem ge antwoord zooals hij verdiende. Ik heb hem gezegd, dat vau al de punten, die hij opsomde, slechts n niet reeds lang was afgedaan, en dat ue was niet de moeite waard om er over te spreken. In 1860, dat is waar, heeft hij ons goede diensten bewezen. Maar vroeger was hij slecht genoeg, toen hij keizer van Duitschland wilde worden en zich aan het hoofd stelde van eene geheime scherpschutters vereeniging. Ik dacht er (oen ernstig over, hem door een regiment huzaren te laten oplichten en naar Magdeburg te laten brengen. Den koning deed ik het voorstel hiertoe. Hij (de hertog) wordt verteerd door ijdelheid." En dan vertelde Bismarck, hoe hertog Ernst zich na de campagne tegen Denemarken had laten schilderen op een steigerend ros, tusschen welks beeneri een granaat ontplofte, terwijl de hertog feitelijk bij die gelegenheid in 't geheel geen heidendom ten to;>n spreidde, maar op voorzichtigen afstand achter de gevechtslinie bleef, »hetgeen trouwens heel verstandig van hem was." Dd aureool van het koningschap bij de gratie Gods heeft Bismarck niet weer houden van zeer oneerbiedige uitlatingen over zijn »allergenadigslen Heer." Vooral 's keizers blinde voorliefde voor Rusland was hem telkens opnieuw een steen des aanstoots. »Hij (de oude keizer Wilhelm) ziet en hoort niets; geen argument, geen bewijsstuk maakt eenigen indruk op hem. Hij ging naar Alexandrowo, ofschoon ik bij herhaling en nadrukkelijk daartegen protesteerde.... De berichten over Rusland's groote legertoeruatingen zijn be trouwbaar en de keizer is met de feiten bekend, maar hij wil er niet aan gelooven. Te Alexandrowo hebben ze hem met sentimanteele praatjes over koningin Liuise ('s keizers moeder) het hoofd op hol ge bracht, zoodat hij het gevaar niet ziet en er niets met hem te beginnen is." Bismarck bereidde toen reeds ijverig de alliantie niet Oostenrijk voor, maar het duurde lang eer' hij dit denkbeeld kon verwezenlijken. Met Von Biust kon hij niets aanvangen; Andrassy echter ging dadelijk op het denkbeeld in, maar verzette zich tegen hetgeen Bismarck eene constitutioneele alliantie noemde, d. i. een verbond waar voor de meiewerking van den keizer, den bondsraad en do vertegenwoordiging zou worden gte'i.-cht. Op dit- punt gaf Bisniarck zijn Oostenrijkschen collega toe: »Zyn 1'arleniPiit is nog veel slechter dan het onze." Ook keizer Franz Jozeph gaf zijne instemming te kennen. »Maar onze keizer niet. Hij kwam met werkelijk bru tale bedenkingen voor den dagen wen-schte het heil van bet vaderland ten offer te brengen op het altaar van de Russische vriendschap, ofscho m de, Rissen zoo trouweloos en onbeschaamd mogelijk waren geweest.'' Het was voor iedereen duidelijk dat men het gevaar eener Russisch-Oastcnrijksche alliantie moest omgaan, »maar de allergenadigste begreep dit niet. Zelfs te Berlijn volhardde hij in zijne weigerende hou l ing. Eindelijk scheen hij toe te geven en ik vroeg een verlof', dat mij op in 't o igloopend offieieelen toon werd toegestaan. Nauwelijks had ik mijn hielen gelicht, of hij vaardig/Ie eene reeks van tegenstrijdige orders uit, zoodat ik Stolberg naar hem moest zenden it/ii ihn icic'lcrunt hcruiii ^n ki'iejen. Stolberg hield zieii zeer goed en was in 't geheel niet slaafsch. En zoo is de zaak eindelijk tot stand gekomen en ik geloof, dat, zij zal standhouden." Hoe na dergelijke uitspraken Bismarck's oordeel moest luiden over keizerin Augusta, over den kroonprins den laieren keizer .Friedrich en diens Ivigelsche vrouw kan men zich gemakkelijk denken. Bismarck beschouwde deze drie als zijn persoonlijke vijanden. Van de oude keizerin getuigde hij: »Er is niets natuurlijks aan haar: alles is kunstmatig, innerlijk zoowel als uiterlijk." * * Welke waarde moet, men aan de mededeelingen van Dr. Busch hechten? Had de Lll> gelijk, toen hij dezen ouden ver trouweling en handlanger toekende als een voddenraper, die buiten het hek van I'Viedriehsruhe staande, met een ijzeren haak oude en vieze stukken pupier uit Diti'i-hlnwlif x mesthoop oppikt? Zeker is het, dat f-chandaalzucht aan deze publi catie meer deel heeft gehad dan eerbied voor de nagedachtenis van een van Duitschland's allergrootste staatslieden. Deze her inneringen zijn geen authentieke >ii('i/toii't'-i, al zijn zij [waarschijnlijk meerendeels ia hoofdzaak niet onjuist. Maar al waren het authentieke gedenkschriften, dan zou men er nog voorzichtig mede moeten zijn. In 1S91 vroeg Busch, die toen op Friedriehsruh logeerde, den oud-rijkskanselier, of deze aan Lothar Bacher de taak had opgedragen om voor hem zijne nii-nioit'r.a te redigteren. >;Dat is zoo/' antwoordde Bismarck »maar waarschijnlijk komt er ten slotte niets van. Ik heb geen docu menten, en al herinner ik mij de hoofd zaken ook volkomen duidelijk, toch kan ik niet elk dt'luil, dat zich in de laatste dertig jaren heeft voorgedaan, in mijn hoofd hebben. En dan de publiceering bij mijn leven! Sedert- l S17 heb ik steeds het monarehistiseh beginsel vertegenwoor digd en als een banier hooggehouden. Nu heb ik drie koningen in naakten loesiand gezien en dikwijls maakten de drie hooge, heeren geen heel goed figuur. Maar het, L'aat niet aan dit aan de wereld in 'l openbaar te zeugen, dat zou inonn?e<|uenl zijn, in strijd met het beginsel. Toch kan ik, aU ik hierover kom te .-preken, niet zwijgen, en nog veel minder liet tegendeel beweren. En geschiedt de publicatie na mijn dood, dan zal men zeggen: daar \ hebben we het nu al ! Zelfs van uit het graf! Wat een jammerlijke oude booswicht!" Voor de verhalen van Busch kan men Bismarck niet - verantwoordelijk stellen. Voor de mémoires wel, maar het is zeer de vraag, of zij geloofwaardiger zullen zijn. Althans als men in dit opzicht Busch mag gelooven, volgens wien Lothar Bacher in 1891 zeide: »Dank uw gesternte, dat gij bij deze mémoires niet in mijne plaats zij t. Niet alleen, dat Bismarck's geheugen gebrekkig is, maar hij begint zelfs van eenvoudige en volkomen geconstateerde feiten en voor vallen opzettelijk eene valsche voorstelling te geven. Aan al wat mislukt is, wil hij geen aandeel gehad hebben; hij wil niet erkennen, dat iemand naast hem eenigen invloed uitgeoefend heeft, behalve mis schien de oude keizer . . ." Voor bronnenstu lie dienen dus óa de verhalen van Busch ei de nog te ver wachten niéinoira niet dan met de grootste omzichtigheid te worden gebruikt. aiiiiiiHiiniiiiiitiiiiiiiiiniiiiiiiimiiiiiiniuinniHiHiiiHiiiiuiiiHiiiimiii Sociale IIIII11IIIIIHMIIMIIIIIIIIII IIIIIUIIHMIIIHItllllllllllllIlltllIlllllllllliiim Heertje-spelen of werkman worden, en mi wat, De «Technische vakvereeniging" te 's-Gravenhage heeft onlangs, dooreen circulaire, bekendheid gegeven aan een motie door haar met atgemeene stemmen aangenomen. Daarbij werd de wenschelijkheid uitge sproken om uit de oproepingen van sollici tanten voor verschillende betrekkingen weg te laten de woorden : ^brieven niet opgave van verlangd salaris''. Het hoofd bestuur vestigt de aandacht op de werking van dergelijke advertenties. »Als een bouw kundige of werktuigkundige, door omstan digheden buiten zijn wil, buiten b-trekking geraakt, zoekt hij natuurlijk in de vak-en dagbladen om op daarin vojrkoinende advertentie:! te refleeteeren. Als hij niet dadelijk slaagt is hij genoodzaakt zijn eischen minder hoog te stellen en is hij ver plicht zijn hem onbekende collega's, door den nood gedwongen, een oneerlijke, niet bedoelde concurrentie aan te doen Dit stelsel, waarvan de immoraliteit eau ieder dadelijk in het oog springt kan door wel willende medewerking oiimiddelijk verdwij nen. Is het niet billijk, ja eerlijk, dat een patroon, die een ondergeschikte zoekt, waarvan hij da vereischte bekwaamheden, vaak nauwkeurig omschrijft, hierbij tevens het salaris noemt, dat hij zoo iemand toe denkt?" De Technische Vereeniging in de koiiinginnest.id heeft een goed werk gedaan. Het zal ectiter, vrtes ik, niet veel balen, tenzij ze onvermoeid vojrtgaat op de uit gesproken weiifcchelijkheid de aandacht te vestigen. Gaarne wil ik, op deze vyijze, helpen om aan den inhoud der circulaire meerdere bekendheid te geven. Het aantal sollici tanten voor vaste betrekkingen, mei weinig salaris en hooge intellectueeieeisciien, neemt onrustbarend toe. Eu werkelijk beklagens waardig zijn velen van d.e functionarissen wier loontje niet voldoende is oin althans aan de eerste eisenen, die het ieveri vari een ontwikkeld menscli vordert, te voldoen. Dat komt er van als men «heertje" wil wezen, als men door valsche scaaamie den moed tui-it om een fliuk werktaati te wor den. Zoo werd veel gesproken; het worde nog gedaan. Is er nog wel veel waarheid in de verwijtende woorden gelegen ? zoo vroeg l ik meermalen. Mijn twijfel aan de waar heid is in niet geringe maie versterkt door het rapport, uitgebracht door de commissie van onderzoek, benoemd door den gemeente raad in zijn vergadering van Ji)Juuil897, aan \vie was opgedragen verslag uit te brengen omtrent den lüestand der werk lieden ui de bouwbedrijven te Amsterdam. Dit rapport, verkrijgbaar bij het zoo gunstig bekende amsterdamsche bureau v. statistiek en onderteekend door de heeren L Serruner, mr. I'a. Falkeuburg, C. Y. G jrrit=ea, Mr. (J. \Y. Jai,sen on W. v. d. Vliet, verdient in vele handen te komen.. Het is zeer leerzaam ; door objectiviteit en sociale feiten, aantrekkelijk voor ieder onpartijdige belangstellende. Opwekkend is echter de inhoud niet. De ambachten gaan in de eischen van degelijk eu artistiek handwerk achteruit zoowel als in omvang van de vraag naar arbeidskiacht. De toenemende machinale werkkracht beperkt de behoefte aan werklieden, de scherpe onderlinge concurrentie tusschen aannemers en revolutiebouwers prikkelt tot bezuiniging in «Ie pioductiekosten ten nadeeic van de kwaliteit van de materialen en van de bewerking. Gauw en goed en goedkoop gaan op den duur niet samen en lueh wordt allengs meer deze combinatie van voorwaarden gesteld. Dat is hel gevolg ! van de algemeene gewoonte om alle werken, j ook groote- reparaties uit te ie besteden, dat wordt vero; r/aakt door de revolutie bouwers, waarvan velen weinig of' geen vakkennis hebben en die, dóór de bezwa rende voorwaarden waartegen ze den bouwgrond hebben gekocht en het werk kapitaal hebben geleend, gedwongen worden tot toepassing van den regel dien ik in de vroeger besproken brochure van Passtoors las: »ik word uitgezogen dus ik zuig op mijn beurt uit." liet aantal eigen werkwinkels, waar de werklieden een vast bestaan vo::-den, wordt steeds minder. De vroegere band die patroon en werklieden verbond, is verbroken. De patroon neemt zijn werklieden nog slechts in dienst voor den duur van het werk. De arbeiders moeten na ailoop maar weer trachten aan den koU te komen. Van de arbeidsbeurzen mag Biecht»-weinig wolden verwacht, dai. heuf'i het onderzoek der commissie geleerd, liet ambacht geeft in het gehet-l geen zekerheid moer van behoorlijk beslaan. De werkloosheid met al hare verschrikkingen, ellende, materieel e en moreeie demoralisatie komt menigyuldiirer voor. Van liefde voor het vak kan geen sprake zijn. Dit geldt niet alleen het limmu-vali. Dezelfde ongunstige resultaten gaf het onderzoek naar den toestand in vele andere ambachten, als: het steen houwersvak, het stukadoorsvak, het schil dersvak. Is het onder dergelijke omstandigheden niet te verklaren, zelfs niet raadzaam, dat vele werklieden en kleine burgers liever huli jongens doen opleiden of althans doen solliciteeren naar velerlei baantjes die hoe gering het loon ook zij hen behoedt voor werkloosheid d. i. broodsgebrek, voor de schande van het brood der lief dadigheid? Dat is een heel ander doel dan »heerije" spelen. Droeviger spel zal weinigen bekend zijn, naar ik vermoed. Geeft het ambacht de bestaanszekerheid van weleer, vordert het bekwaamheid als eertijds, vele lagere beambten van publiekrechierliJKe en bijzondere instellingen die zich dikwijls gedoemd zien tot eentoonigen, geestdoodenden arbeid, zullen uit ware liefde tot hun kinderen hen een vak doen leeren dat meer bekwaamheid vordert van oog en hand, dat den arbeider de blijde zelfvoldoening geeft die verbonden is aan de aflevering van eigen, zelfstandig werk. Is voor het praatje van -heertje-spelen" daarom nog wel goede grond ? * * * Samenwerking is menigmaal het onder werp geweest voor vele besprekingen in deze rubriek. Op samenwerking tusschen patroonsvereenigingen en vakorganisaties tot vaststelling van standaardtarieveu voor het stukwerk, dringt de commissie aan. Dat was ook het verlangen der werkstakers in het van Lennep-kwartier z. a. de lezers weten. Moge het den werklieden nu spoedig gelukken zonder den oeconomischen oorlog dien men werkstaking noemt de vaststelling van dat tarief te verkrijgen. De lezing van het zaakrijke rapport waartoe ik ieder opwek zal den twijfelaar van de wenschelijkheid over tuigen. De genoemde ongunstige omstandigheden werken niet alleen nadeelig, ik zou haast zeggen wanhopig voor de arbeiders, ze zijn schadelijk voor het arbeidsproduct, speciaal voor de gezondheid, de gezellig heid, het comfort van der menschen woning. In verband hiermede spreekt de commissie de wenschelijkheid uit, dat groote bouwmaat schappijen het bouwen van woningen aan de revolutiebouwers onttrekken en de door haar gebouwde woningen zelf exploiteeren. Hiertoe zou de gemeente, bij het stellen der voorwaarde voor het verkrijgen van den bouwgrond in erfpacht, kunnen bij dragen. Deze ondernemingen zouden be lang hebben bij een blijvende evenredig heid tusschen aanbod en vraag naar solide woningen. Hierdoor zouden de groote schommelingen in de behoeften aan arbeids krachten .door een meer regelmatig verloop worden vervangen. En om de afkeurens waardige oyerhaasting te voorkomen, zouden de opleveringstermijutn wat langer gesteld kunnen worden. Kapitalisten, de commissie biedt u een verdienstelijk werk aan ; ge zult het, ver moed ik, aanvaarden. * * * »Ons Huis" begint weer met frisschen moed de veeleischende wiiitercampagne. De J ijst der woensdagavond-voordrachten bevat wederom een keur van practischeen leerzame onderwerpen zoowel als de namen. van sympathieke sprekers. Er is veel te lee ren en veel feëel genot te s ..-aken ook, voor iedereen. De Amsterdammers kunnen trots zijn op hun Toynbee Hall. Dat leerde mij een ibezoek dat ik een paar weken ge leden aan de Jondensche stichting van dien naam in de commercial streel, \Vnitechapel, bracht. Met het oog op de toenemende belang stelling, ook hier te lande voor University exlension lectures, laat ik hieronder volgen de mij vriendelijk aangeboden lijst van onderwerpen, die in den aanst. winter zullen worden behandeld : 1. »The Age of Chaucer", Ten lectures b.v J. Clmrion (Jollins, M. A. '2. -History of the Tudor Perio i", Ten leotures by S. K. Gd.rdiner, D.C. L , LLD. 3 The E a r t h anti its Luminaries", Ten leciures by F. \Vomack, M. B., 13. Sc. (L-nid.). i. Plant Life and Surroundn.gs", Ten lectures by A. G. Tausley, M. A., F.Z.S. . ->Great English Kuier»", Ten Jectures by T. J. Lawrenee, M A., LL.D. C. »Our (jommon Mmerals", Ten Leciures by F. \V. Rudler, M A., r Wie uitvoerige inlichtingen verlangt, zal slechts een vriendelijk verzoek tot het wel willende bestuur van Arnold Toynbee 's stichting behoeven te richten. Het jaar rapport over 'Ü7 08 zal binnen enkele weken verschijnen, zeide mij de vriendelijke gids, die de moeite niet ontzag orn zijn woorden voor den Hollander nog-al-ecns te herhalen. A in s t., i'l Sept. '08. D. STICTER. liiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiMiiuiiitiiiiii f TOONLLtUMVZICK Kon. Ver. lift Nederlaudsch T'ionecl : Ik' Vrek (L'Avare vau Molü-rt-). \): heer vau Hall verhaalt in de C!i//.i van S-ptembjr de herkomst vau de wijzijjini; aaii hei, :-lot. 7jj behoort bij een oude bewerking, zooals men het stuk in het begin van deze eeuw en waarschijnlijk lau«-e jaren daariia placht te spelen. J.)«ze traditie heeft de heer Bouwmeester bi'steudigd; aUoo bij de klassieke l'Yaiische tradities, 1er beschikking van het Ncdufiaiulsch Tooiiïd gesteld, de latere Hollaudscbc voegend. Div.e, nu, zijn alles behalve klassiek te noenieu ; afkomstig uit een periode toen de scheiding tusseheii tooueel en literatuur volkomen' was, en zoodanige goede schrijvers als n o» op het, n perto.re kwamen, geheel waren overgeleverd aaa de luimen van lederen speler die voor zijn voorbijgaand succes deii naam van ousterfelijke meesicrs niet, te goed achtte. Evenwel sjliijut het, niet, billijk wegens deze eu andere afwijkingen aan het bestuur van de ' Vereenigiug verwijten te maken. I'ijulijk zeker is de v starheid dat om de rol van l'Avare ge speeld Ie krijgen zoxxls zij eenmaal in het Hollandse') thans niet beter te «pelen is, men (ie bijvoeg! :u van platte variaties niet- heeft kunnen vermijden. Doch is dit een reden om met de waarheid geen rekening te houden 'r liet is aan den anderen kant even zeker dat menig

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl