Historisch Archief 1877-1940
No. 1109
DEA M STERDAM M ER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
jong Hollandsch acteur niets liever zou wens chen
dan een Avare te spelen, geheel overeenkomstig
de beste aanwijzingen eu woordelijk volgens
den door Molière geschreven tekst. Ongelukkig
zouden de beete wenschen voor een behoorlijke
vervulling van de rol niet toereikend zijn ; en
zoo hebben de lieden van de praktijk te kiezen
gehad tusschen eene correcte maar geestelooze
representatie en een talentvolle karikatuur. Zij
hebben het laatste gekozen; naar ik meen,
terecht. Bouwmeester speelt volgeiis zijne opvat
ting; en, zoo dit eerder een neerhaling dan
een oprichting verdient te heeten, zal toch
niemand ontkennen dat zijn spel, bij alle erger
nis die het geven mag, levendig en ondi rhoudeud
is. De Tooneelspeler kan niet buiten den bijval van
zijn publiek. Daargelaten de vraag of zijn macht op
het publiek demoraliseerend dan wel verheffend
werkt, zoodra het met zijn invloed gedaan is,
houdt zijn talent op hem van dienst te zijn.
De overtuiging dat de aanschouwers hem niet
begrrjpen, hem vervelend of leelijk gaan vinden,
is voldoende om hem, althans tijdelijk, zijn
talent te doen verliezen. Van uit de studeer
kamer worden dikwijls aanmerkingen gemaakt
op de zucht van vele auteurs om het publiek
te behagen. Maar ik zou willen vragen of be
hagen niet het wit van alle kunst is, en, als
het aan de tooneelspelers verboden wordt hunnen
toehoorders te behagen, wien dan ? Het komt
er alleen op aan dat de noodzakelijke verstand
houding niet demoraliseerend maar verheffend
werkt. En al wat wij van den schouwburg
weten, doet ons vreezen dat het eerste thans
meer kans heeft dan het laatste. Des te erger
voor beide partijen. Naar de goedkeuring van
een groote schaar te dingen, is riet op zich
zelf gevaarlijk of vernederend. Het is eervol en
heilzaam wanneer haie goedkeuring het loon is
van zuiveren kunstarbeid.
Versterken, daarentegen, versterken de slechte
smaak van het publiek en de dwaling van den
tooneelspeler elkander in verkeerdl eid, dan is
een noodlottige toestand aanwezig,'vooral nood
lottig wijl bezwaarlijk voor verbetering vatbaar.
Doch zelfs in dit geval zal het betrekkelijk goede
in de tooneelspelkunst alleen vtilig zijn in de
overeenstemming van uitvcerders en aanschou
were. Verlangt men dat de heer Bouwmeester
steun zal zoeken in den bijval van ten publiek
dat vroeger is geweest of Jater zal komen?
Gewis niet. Eene voorstelling van Mol.ère's
Avare die voldoet aan eischen van kennis en
goeden smaak, is aan dat, gedeelte van ons publiek
waaruit de meerderheid van de schouwburg
bezoekers in ons land bestaat, r,og niet besteed.
De Atare van Molière zou vervelend en onbe
grijpelijk schijnen : omgekeerd is de Acare van
Bouwmeester algemeen verstaanbaar en
onderhonderd. Natuurlijk behoeft de kritiek in deze
omstandigheden Imre rechten niet op te geven;
maar ook zonder hare opzettelijke waarschuwing
weet de literarische minderheid dat zij bij dit,
slag van voorstellirgen den schouwburg heeft
te mijden; terwijl al haar vermaan den
weikelijken toestand niet het geringste zal kunnen
veranderen.
Het is, overigens, vrij wel ongeloofelijk wat
men hier ouder den naam van De Vrek te zien
en te hooren krijgt. Volgens deze lezing is er
weinig of geen verschil tusschen Harpason ia
V Avare en den ouden Gaspare! van Les Cloches
de CortieviUe. Deze vrek hoort thuis op Marken
of Vlooijenburg ; en bet succes dat, hem ten
beurt valt is voor een groot deel de blijdschap
van vele toeschouwers, die hunne kinderlijke
voorstellingen van het uiterlijk van befaamde
gierigheid op bet tooneel terug vinden. Ken
merkend voor de speelwijze is, dat het tooneel
in het vierde bedrijf, waar de kibbelarij tusschen
vader eu zoon eindelijk zeer hoog loopt, zoodat
ten slotte Harpagon zijn zoon in goeden ernst
vervloekt, geheel geen indruk maakte en haast
niet boven het kluchtige rees van de rest-.
Dit is in duidelrjken strijd met de bedoeling
van den test:
Harpagon. Je te defends de me jamais voir.
Cléante. A la bonne heure. Jlcirjit/gon. Je
t'abandonne. Clfunte, Abandoni.ez. Har
pagon. Je te renonce pour mon iils. Ciémite.
Soit. Harpagon. Je te dé-dérite. Clfii-nte.
Tont ce que vous voudrez. Hurjiutjoii. Je
te donne ma raalédicUon. Cléaitle. Je n'ai
que faire de vos dons.
Indien gedurende de scène, waarvan dit het
eind is, en althans gedurende dit laatste gedeelte
het lachen van de toeschouwers; niet stilstaat,
is er blijkbaar iets biet in orde. De kenners
van iViohère hebben ons dotn zien, dat, ondanks
den dwang die in zijn tijd het toom el behcerschte
en in weerwil van de kunsttheorieën uit de onvrij.
heid voortgt komen, de dichter menigmaal het
ffonerale en het abstrakte van de cdma/in /Ie i-nniflï/i'ii
verwisselde voor het nëele van de niiiéiliii i/ti
moetirs. Het, tragische der werkelijkheid, met, audt re
woorden, is aan de blijspelen van Mol. ere niet
vreemd. Ilarpagou is niet mei r tcu type van
inLaligl.eiil, /ij n geldzucht is de ttcikc
uitingvan een algemeen egoi?n,c. Zijn hartstocht, voor
Marianne, de geliefde van zijn zoon, caat zoo
goed als gehetl buiten zijn vrekkiicheid om.
il n ///<
lneft,
Poiircu f/He /y tfouce v.» jj
gezegd, als ei il voorwaarde van de, int vo<
r"a;irbeid zijner I uwelijksplanuen. Maar l'roisine
virtelt hem zonder omwegen dat, het vennoten
vau Maria?. ne, bestaat uit hare zi'cJn;i:< id en
havo bescheiden bc-hoeften, hetgeen i cm wel
een weinig ontstemt, doch j.iit van haar doet
afzien. Harpagon, inderdaad, si nat op het. punt
niet alleen /ij u dochter u'u tehuxvelijken xm/x "'?/,
maar zelf eeu vrouw te nemen op dize
oir.'oordeelige conditie. DJ manier nu, \vaarr.p hij Clé'intc
tegengewerkt, lu m voor den gek houdt en l el tot,
de uitbarsting 1; at, komen uit hi< r i.< meege
deeld, is het, gedrag van dtn man niet enkel
verslpafd aan zijn goud, maar gewoon de be
langen en wenschin van ancien n, van zijn eigen
kinderei1, ondeigi schikt te maken aan du zijne.
Ongetwijfeld hicl't Molière deze pbuts enistig
bedoeld; een strijd vau zoon t n vader om de
zelfde vrouw", uitbrekend niet een hevigheid
welke, den voor ons cenigszins convent ioneelen
toon der komische schildering te niet doet. en
voor het oogetblik de lachers ver.stcmmi n. Men
gevoelt de verandering die dit tooneel bij deze
opvoering ondergaat, wanneer wij zeggen dat,
Bouwmeester de woorden: ik gtef ji; mijn
vloek uitspreekt met eeu pauze tusschen
ik geef eu ii/ijit c loc k, alsof de gierigaard er niet
dan met moeite toe komen kon iets te geven,
en zelfs niet zijn verwenschingcii karig is.
Er is eeu andere plaats waar deze soort van
tekstbehaudeling zich op den akteur heeft ge
wroken, n.l. de alleenspraak van Ilarpagou aan
het eind van dit, bedrijf, wanneer hij den dief
stal van het kistje met geld heeft ontdekt. Even
als te voren zijn bitterheid, overtreft hier de
wanhoop de grenzen van het kluchtige. Het
verlies van de tienduizend kronen is voc r Ilar
pagou een slag die hem plotseling krankzinnig
maakt. Dat Molière een bevredigend vijfde be
drijf aan het overige heeft toegevoegd, overeen
komstig de eischen vau zijn tijd die geen studie
van de werkelijkheid duldde, in liet drama
evenmin als elders, bewijst niet dat de schets
in het vierde een aardigheid wil zijn. De heer
Bouwmeester speelde volgens deze opvatting.
En het publiek, het publiek dat eensdeels om
alles wil en anderdeels door de akteurs om alles
lachen moet, lachte ook nu. Het is zeer; waar
schijnlijk dat dit voor Bouwmeester niet anders
dan onaangenaam kan zijn geweest, gelijk het
pijnlijk was voor een gedeelte van toehoorders
die aan het gelach een eind trachten te maken.
Om de waarheid te zeggen had de Heer Bouw
meester hier wat hij verdiende. Alleen de »helft
van de schuld" zeiden wij, ligt bij de spelers ;
de geheele schouwburgzaal is medeplichtig. Maar
wie zonder eenigen schroom zijn kracht zoekt
in de zwakheid van het, publiek, heeft te wach
ten dat te eeniger tijd deze zwakheid zijn kracht
zal beschamen. Hij die gewoon is te trekken
naar het publiek mag niet klagen dat het
publiek zich tot hem niet opheft.
De heer Bouwmeester, verder heeft getracht
den tekst met zijne opvatting van de rol over
een te brengeu ; ongeveer het omgekeerde van
een aanbevelenswaardige methode. Het is over
bekend dat Haipagon, die knechts en meiden
heeft, (quipage houdt, een diamanten ring draagt,
geen uitgevaste en schamele bedelaar kan zijn.
Hij is gierig, den staat dien hij voert, voert
hij in alle karigheid; maar tot de vrekken die
hun schat bewaren in een oude matras op een
zoldeikamertje of in een hut, behoort Harpagon
blijkbaar niet. Dikwijls verbergt hij dan ook
zijn overgroote zuinigheid zoo goed mogelijk.
In de lezing van Bouwmeester passen deze
trekken niet, die hij eenvoudig verandert. Zoo
zegt hij bij Molière tot Cléante, die ontstelt
als hij zijns vader plannen ten opzichte van
Marianne hoort, Harpagon eikel: ga gauw
in de keuken een glas friscb water drinken.
Hier voegt Harpagon er iets bij van geen
dokters balen, enz. Zoo zegt bij Mol,ere
tot meester Jacques die hem schijnbaar met
Cléante verzoend heeft, als hij hem, Jacques
een belooning wil geven : ik zal er om deuken,
geloof mij. De heer Bouwmeester voegt er bij:
in mijn gebed; het ondeischeid
verwaarloozende tusschen een min of meer aannemelijk
uitstel en een paskwil. Bij deze willekeurige
komen de onwillekeurige variaties; en als wij
den heer Bouwmeester, den draak stekende met
zijn eigen making van den auteur, in een zeker
tooöeel eenige keeren hetzelfde hoorden herha
len, kwam ons de ingelaschte opmerking niet
meer vreemd voor: dat heb ik nu al drie keer
gezegd
Het geheel van de representatie worde in
hare waarde als amusante tijdpasseering gelaten.
De vroolijkheifl van de acteurs vindt, het succes
dat, met nauwgezetheid in de hoofdrol wellicht
niet te winnen was.
P. v. d. 6.
Inzie! in de HooiMal
Hot waren zeer eigenaardige gewaarwordin
gen die mij vervulden na de Tannb
iiseropvoering van 10 dezer, in de Nederlandsche
Opera. Een orchest dat veel vermag te
praesteeren; dit bewees de goede vertolking der
verschillende solotrekjes, de slagvaardigheid
in critieke momenten, het vuur, het elan dat
dikwijls melkbaar was. Een koor uitmuntende
in goede stemmen, waarvan vooral liet manne
lijk gedeelte ook beschaafd zingr, terwijl de
sopranen en alten nog altijd nobeler zouden
kunnen klinken, zoowel ten opzichte van de
toonemissie als van enkele maniertjes, die in
een goed geschoold koor niet aanwezig moger.
zijn. Een stel solisten, waarvan eeriige voor
treffelijk, andere zeer bruikbaar en slechts
een enkele onvoldoende moet guioemd worden.
Wat al goede factoren en toch hoe weinig
bevredigend het resultaat!
Reeds eenige malen heb ik gelegenheid
gehad mijne meening uit te spreken over de
drirgende eischen tot het goed uitvoeren van
een van Wagner's werken. De belangstellende
lezer zal zich herinneren, dat ik daarbij met
nadruk gewezen heb op de verschillende
qualiteiten, welke bij de hoofeJleiding moeten
berusten.
De dirigent zal moeien doorgedrongen zijn
in de geheimste intentien van het poëem, du
muziek en de mimiek, ten einde het verband
dier afzonderlijke kunsten en hunne plaats
in de «Gesammtkunst" duidelijk aan het licht
te brengen. Daarom zul ieder mouvement der
orchestpartitie met bijzondere zorgvuldigheid
gekozen me eten worden, hetgeen trouwens hij
Wagner niet zoo moeilijk is, daar bij hem
de traditie, nog lette en er nog verschillende
dirigenten in leven zijp. die de tempi van hem
zelf' hebben overgenomen. In dat opzicht nu
liet de door niij bijgewoonde uitvoering bijna
alles te wenschen over. Moge de dirigent al
goeJ l'fckrial zijn nut het uiterlijke van woord
en muziek, de beweging was nitt in staat dit
uiterlijke met innerlijk leven te bezielen en
dat is heslist r,eodig om iedere uitvoering tot
een zuivere kunst-reproductie ('i bestempel?.
Ook mag het in geenen deele goed gehecten
worden dat do dirigent teeget t: aan du capiieen
van eer.e zangore.-, zooals hier aan
tlevi-rlolkster der Eiisibc-th, cl i e at en toe bet ten'j.o
zoo sentimenteel trok, dat mon onmogelijk
een hoog idee kon krijgen va;i haar
artistieken aanleg. Wees ik in mijn vorig verslag op
het gemis aan bekoorlijkheid in dcm klank \;in i
het orehtst, thans deed zich de behoefte daar- j
aan nog pijnlijker gevoelen. In deze lichtiig l
zal nog duchtig rnoi ten gewerkt worden ; zulks |
is voel rne.er noouig, dan b.v. het
IxikisehMii'zchen mot de l;o<,rn- passage in de ouver
ture, hetwelk de heer Van der Linden goed
vond hier te pas t/j brengen.
Straks wees ik er op. dat do koren goe.l
van klank waren; do ihylhiriischu ztker!:;id
echter liet io Vïi-nsehen over. /DO l°.v. '?> 'u
men in het koor ? l 'iv;;dig IIPJII i'^sen wir", drie
tenipi waarnemen. Kón v .m den dirigent met
c'.e hem unmide'pHjk omringende mus:;;!, n
van het koor. oen weinig sneller, en n van
het koper, steeds eeu kleinigheid achteraan
komend. Ook de ridder-ensembles mo»sten
met nog grooter zekerheid worden uitgeroerd.
Wanneer oen opera-gezelschap er niet in
slagen kan om alle eerste partijen met eerste
rai:gs-krachten te bezetten, eenvoudig wijl dit [
het budget zou overschrijder, dan is zulks
volkomen ie begrijpen on te billijken, doch
indien er leemten bestaan, zooals die, welke !
ik boven heb aangetoond, dan kan men dat
niet wijten aan hooge exploitatiekosten, daar
slechts meer artistiek inzicht en nauwgezettere
studie verlangd wordt, om daarin te voorzien.
In de Yenusberg-scene liet het choreographisch
gedeelte alles te wenschen over. De bewegingen
«n gestes waren zoo plat en triviaal, dat men
vaak het hoofd afwendde. Het is duidelijk
dat men hier niet mag eischen wat aan ge
subsidieerde theaters gewoonlijk in dit opzicht
geboden wordt. Zou het echter niet mogelijk
zijn dat men door middel van lichtbeelden
een veel smaakvoller en tooverachtiger en tevens
minder kostbaar effect teweeg bracht?
Na deze algemeene opmerkingen, over de
wijze waarop de artistieke verzorging der uit
voering te kort schoot, is het my aangenaam
met bijzonder veel lof te gewagen over den
heer Urlus als vertolker der titelrol. De heer
Urlus neemt thans als Tannhauser een stand
punt in hetwelk hem boven de partij stelt.
Zijn spel is levendig, los en doordacht, ontdaan
van de hoekigheden van weleer en zijn stem
klinkt frisch en welluidend. De heer Urlus
beschikt over alle nuances in den toon. Zijn
fijnste pp. is zoo mooi als zijn grootste ff.
Bijzonder pakkend waren de finales van de
tweede en derde acte. Tot het laatste toe
werd de partij gezongen en niet, zooals veelal
met deze rol gebeurt, uitgestooten.
Mevrouw V. Januschowsky zong de Elisabeth
en mej. Fannie Francisca de Venus. Tot aan
de eerste Bayreuther Taunhüuser-opvoering
was het de gewoonte dat de Elisabetb, de bekoor
lijke, onschuldvolle jonkvrouw van zeventien
achttien jaren door de geweldige eerste drama
tische zangeres werd vertolkt. Als men niet
minstens de kracht eener Materna kon ontwik
kelen was het publiek niet tevreden met de
Elisabeth De Venus beschouwde inen als een
z.g. mindere rol, welke dan ook aan tweede
rangspersonen werd opgedragen. In Bayreuth
zou dit anders worden. Vour het eerst was het
werkelyk eene jonkvrouwelijke stem, die van
Pauline de Ahna, thans mevrouw Richard
Strauss, welke met de malle traditie brak, en
deze rol in haar waar emplooi terugbracht.
De dames Rosa Sucher en Mailhac zongen
toen bij afwisseling de Venus-partij. Ook hier
had men de vervulling dier rollen moeten
omkeeren. Mej. Francisca zou zeker veel meer
als Elisabeth te genieten hebben gegeven dan
als Venus. Afgescheiden van het gemis aan
't germaansche type zoowel in uiterl,?k als in
stem, zou dunkt mij de Elisabeth veel meer
met haar naturel in overeenstemming zijn ge
weest, terwijl het uiterlijk van mevrouw Janu
schowsky zich voortrtffdlijk leent voor do
Venus-partij en hare stem ja als Venus
niet minder onvoldoende zou zijn geweest, dan
als Elisabeth. Het voortdurende tremoleeren
en detoneeren zal wel niemand veel genot
verschaft hebhen. De heer Lifter zong den
Landgraaf. Hij beschikt over een krachtig en
omvangrijk bas-geluid. Ook leent zich zijn
gestalte zeer goed voor een dergelijke party.
De heer Litter draagt echter ietwat droog voor ;
zonder de warmte en zonder dat sympathieke
dat eene schoone stem eigenlijk tot een zoo
kostbaar bezit doet worden. Met zijne beide
kunstzusters zal hij de uitspraak van het
Nederlandsch nog duchtig moeten cultiveeren.
»Uw hart mai aindlik te onts.öiten ' mag aan
een >Nederlandsche opera" iiietgehoord worden.
De beur Floris.-en nam de Wjlt'ram- partij
over van den heer Vreven, op hut laatste
oogenblik ongesteld geworden. De heer
Fiorissen zong met vet.1 smaak en warmte, hodwel
ik geloot' dat het l-'ransche rex ertoire hetn
beter ligt.
Do heeren de Vos en Hoes zongen hunne
kleinere partijtjes van Walther en iiiterolt'
zeer goed. De eerste blijkt mij evenals de
heer Hoes een aanwinst te zijn voor het
gezelschap. M<J. Sobr.s zong het lieve partijtje
van den herder mooi van toon, maar een
weinig te zwaarmoedig in expressie.
Zooals men ziet, zeer vtie voorname ele
menten zijn aanwezig om tot R^LO goede
TannLauser-opvoerir.g lekorner:. Aan de directie
de taai ze te luiden en te ontwikkelen, ten
einde het gehe< l een hooger artistiek stand
punt te verschaffen.
AM' Avi'lHKA-MP.
r -"".,._ s
«?>:* V:}S, T <-?; Lrt
Dat bet bijeenbrengen van zoo talrijke werken
vnn Hollands grootsten s;di')di'i' e'en l-ijim
onwaardeerbaar schoone daad is, zal vrel niemand
betwijfelen; maar vooral is h H. zc/o aangenaam
nu het goed recht bewezen te zien. inn hen
die langen tijd ree-els schreven over de onbe
hoorlijke plaatsing van h, t Korporaaisehap in
bet Kijks-Museum en een zijbuiic.lr ing als do
oerig-pAssende prezen. IVze schilderij, j'i'.'e-ri
lang op de; zondi'rlings'e manier hüxvaaid in
ren donker pn o].'gfzi'ii);~ vertr;-'-. en i;a ei'v
nieuwe lieliebtingsproeve :;1 ei, l!'.-;1 en grauwer
dan te voren, is einde'ijk in haar en.k' :r:"rie,
hersteld en toont meer d.n oe.it de dw nvnui
van haar vroetiere'ii ii:ear.i X.n:;:l\v:i;';it. }]*i ;.'-u
het nu tiie'l. ee , d:ud \ an onv; nu, \v ordenen
irnpiétei! /.ijn, zoo or;r een iljli:,; .v, ken ei i t
s,r:dende womle.'i wc;!; »,(_>: r iu hét du:-v;ile
sebrjrs.id van de zeo" >'i;ia,nde !!,';,. !i"p.;lt-z.,al
nov, z<?i der !ii"irl.t!g ;.i'..tt -L v,> . td \v;e' de
kun1-1 boven wat and, is oi-i, stJIo:"!. ,: ;:, l-'ir.r.nn
tiebei.re;!. is \vi.l Met ei.i'a-'.r. [?! iirt ia
liet. er toe V Ais hei ni.'ar iii'.i'.!';i 'i-::it r.'i een
stille k.'inipr, niet een niet ai te 'i, og zijlicht.
zonder zon. Kn :-ou dit verla; ;.?( n. v.'in zoo
taiioi'-.-x ei"i), d.-in niet ', e<'r goed t"
v":-ivez"i;liikeu zijn: Is er een edeler e,, Irnijker
werk d:;n de, vereerin^ van groot ? nnmnen 'i
;IK ::ten. a's nier de kiin.-.ti-;'.s:irs ai! r-eei^Ldoor
Mt-n zon door s;:i jeeiieve 'ïenio U sv
ip;1.th.;! n gedreven, uliieht de kunst \.-.\\ vroeg'r
tijdi'ii voor de uitverko'-ene iU'üd'i: ; ::r;ü- \\ ;>-.
hoe ook verdiept in de teederder e;: '.?:' :"?? eneo
der tlingen die)ier iaker.de uit':ru"'i; ier '"-i;v v:i
lang vóór K,-nibrandr. wie zal loc.h 7;i(;t,
verlems'! zijn over de veelzijdige kracht uui dezen
eer.igen ma:i, verwond.-rd over de iiebtende
glorie xva'irin hij de realiteit als in vizioei'.en
aanschonwd.e. Het d'.'>.'11 ot.s dnüri-t ;nee>r of
liij aan vele zijner stukken Idjbelseh- cf
klas-siekklinker.ue namen gnf; want neen. iiit zijn geen
t.'ife'rt'C'lcn uit aart^vadi rlijken of
vroeg-ohnstelijken tijd hoevetl zuiverder werd dut
alles niet door de miildeleenxvers doorzien 'i
het is h't volk zijner eigene omgeving, in het
voile leven der onmiddellijke werkelijkheid.
Want [[''inbrandt was door en door een natu
ralist; liij verraadt zich als Lij een allegorie
gaat maken (op den Miinsterschnn Vrede),
die voor een man van zijn grootheid wel
mislukt kan worden geacht; of als hij, wellicht
téver gaande, tot tweemaal toe een geslachten
os schildert. *)
Den verderfelijken invloed der Renaissance,
die met meer vreemdigheden ook de Grieksche
mythologie weer in de mode bracht, die dichters
als Vondel en Hooft deed spreken van »Jupyn",
»Minnegoodjes" en al zulke minder frissche
anachronistische wezens, ondervond Rembrandt
maar matig. Men moge een stuk als Diana,
Actaeon en Callisto in een landschap bewon
deren om de voortreffelijke schildering, het
laat ons, die in geenerlei geestelyk contact
kunnen staan tot de brutaal-naturalistische
voorstelling van een eenmaal frissche volks
verbeelding, toch verder koud.
Dit echter voor rekening van den tijd latende,
daar toen reeds lang het innig verband tusschen
leven, kunst en godsdienst verbroken was,
hebben wij Rembrandt hoofdzakelijk te be
wonderen in zijn portretten en etsen. Gelukkig
mogen wij ons achten dat er zoo talrijke
beeltenissen van hem zelf zijn ; want het is
heerlijk het gelaat van den man te kunnen
aanschouwen die de wereld met zoo
lichtdronken oogen aanzag; hoe hij was in zijn
jeugd, op rijperen leeftijd, in zijn ouderdom ;
hoe de ervaringen des levens die trekken
vroeg verouderen deden; maar ook hoe de
streken van zijn penseel steeds forscher werden
en juist die gigantisch-woeste kracht de
melancholie van dit doorgroefde hoofd zoo
roerend-schoon uitdrukt.
Zoo is ook Homerus, zijn verzen dicteerend.
Dat was geen schilderen meer, het oproepen
dezer wondere grijsaards-gestalte met de zachte
gratie dier even-geheven hand. En zien wij
daarnaast dan het fijn-bewerkte profiel van
des schilders zuster, of gaan wij naar het
statig-rijke portret van de Dame met den
waaier, dan begrijpen wij, beter dan vroeger,
de oneindige zieleschoonheid van dezen Hol
lands grootsten kunstenaar. Wel heeft ook
onze eigen tijd zijn groote mannen; maar zijn
zij toch niet bijna allen geboren in den lich
tenden gloed van Rembrandt? En hij-zelf, wie
heeft hem de stralende heerlijkheid, de on
sterfelijke schoonheid geopenbaard, die het
Licht aan de dingen dezer wereld geeft ? Diep
in zijn innerlijk wezen moet wel fel de le
vens-hartstocht hebben gegloeid, om zoo, plot
seling te midden van de koelte zijner
tijdgenooten, all; s te kunnen zien in den gouden
afglans van de glorie zijner zonnige ziel. Want
ook over velden en heuvelen en boomen liet
hij de schoonheid van zijn eigen wezen stralen.
Hij heeft er niet veel gegeven, maar de
landscnappen die er van Rembrandt zijn doen ons
aan als het sublieme werk dermoderne Fransche
natuurschilders. Wel is er in enkele een
traditioneele schilderwijze niet te miskennen,
maar de donkere bergen en de lichte hemel
op de schilderij van Tobias met den Engel,
of het weidsche vergezicht van het landschap
met den barmhartigen Samaritaan zijn van alle
conventie viij, en direct met het hart gevoeld
en weergegeven.
Hue hij landschappan zag. kan men overigens
het best uit zijn etsen gewaar worden. Met
enkele luchtige lijnen geeft hij al de wijdheid
van velden en hoiizont, geeft hij de oude
vervallen pracht van hutjes onder knoestige
hooge booinei'. Hoe gewaagd de keuze ook
zij tusschen Rembrandt den schilder en den
etser, toch wordt wellicht dn pracht zijner
schilderijen overtroffen door wat hij aan por
tretten geëtst heeft; want van het gewar der
lijnen straalt het ii.nerlijk licht dor menschen
zijn mysterie tot ons uit, onstoffjlijker en
daardoor misschien zuiverder en van meer
eeuwige waarde dan bij zijn schilderwerk.
Dat ook verscheidene van U;m!irandt's
teekeningen op de tentoonstelling ta zien zijn, is
voorzeker een niet gering voorrecht. In die
vluchtige inkt- en podoodsrhetsen. ontwerpen
meestal voor sehildeiijdti of etsen, zeggen de
lijnen reeds gansch hst schoone gebaar der
menschen.
Zoo geven deze bedde exposities, de Rem
brandt- tentoonstoilii g in net Stedelijk-, eu
de etsen in 's Rijks-Museum, het waaniigst
monument voor dezen man, dio in olk ding
en in elk wezen de schoonheid leven zag;
want zij laten hem voor ziclizelven spreken,
en daar hebben wij het meest aan.
v. M.
*) Er zijn er ton minste twee op de ten
toonstelling, no. !.'» en "i'>.
Eenige w?ken goleden berichtten ons de
buitenhindsehe dag'dadep. bet overlijden van
den i itstekenden li-1 .'isehen teekenaar en
i'.imeuzen etser, l'élicien II. >ps.
Hij ons te lande over het algemeen weinig
bekend, wat wellicht voor een d«"l. aan de keuze
zijner onder.vejpi'ji i.s ion te T-brijven, was hij
iv.ot tt'J. min o' n arty-st. di-e door iij'i pr'rsoon'ijUo.
opvatting, zyu \eel/ijdi 'heid en ^ijüzpor jrroote
gaven, e«n geheid !ip;:ite ! laalri order zijn
tijdirenooion innam.
l']n juist ilcur 'liüveelzijdigheid vnn zijn
onderwerpen. ;.- hei zei r- n.oeie:^;!, zieli een
zuiver denkbeeld te vorn'e:'. v:Vüzijn wi-rktMi
diünu eens getuigen v:in ei"i bittere mtire
juiste c-pmerkiT van de uiule Ylaamsche
land't y pen.
Want wanneer men spreekt over den ont
wen,er van /'«/?j.'C'Tn'.Vs', denkt enen als van
zeit aan zijn talloozo naakt.-tndies en pianist
men onwillekeurig op den voorgrond, de wijze
waarop hij de vrouw v:in d,,«n t^genwoordigen
tijd. zooals //// dio z:ir_r. nitl eddde.
Hij s^liiipl'l, d,,; i.ij iiit'i ue J" y.o,:!ilor!h)g.-;h!
boudoirs doorsnr.ii"ldf\ om er de.
gciicimzinr.ige Ihicsses van het l'a.''j--e!ie loven als lij
toeval te verrassen, en zijn opvatting hiervan
i'i wreed en scherp; maar uit wat. Mi ons
geeft, «preekt do waarheid van het geobser
veerde loven.
Kn ontegenzeggelijk heeft Kops op meester
lijke wijze en onomwonden, de verleidelijke
zinnelijkheid eu dierlijke verdorvenheid van
den tegenwoordige!! tijd in zijn vaste zwarte
lijnen aan de etsplaat toevertrouw.'. Hij
toaker.de haer als een schaaiiiteloos jong meisje,
dat aan de eerste do beste hare stille gehei
men mededeelt.
IC n velen zagen in deze beelden slechts
louter een nieuwe opvatting van het naakt,
die zij aantrekkelijk meenden, omdat zij van
de hunne verschilde, wijl Hops bij Lu l-'i'iiiine
xii cochon en meer anderen zijn vrouwen
teekende met lange, zijden kousen en
gehandschoend; wat ook gretig navolgers vond.
Zij verbeeldden zich, dat dit bet cachet gaf
aan de >femmes de lïops"; en begrepen niet
de droeve waarheid, die uit vele dezer
teekeningen sprak, noch de diepe beteekenis, die
er schuilde achter deze, voor hun slechts zin
nelijke vrouwenfiguren.
Maar deze studies van het Parijsche leven,
die Joséphin Peladan formuleert als : »L'homme
possédéde la femme, la femme possédéd»
Diable'', en J. K. Huysmans uitvoerig behan
delt als: »l'oeuvre rotique de Rops", in zijn
»Certains", vormen hoewel ze een groot deel
zijner werken innemen, niet de eenige zijde
van het verdienstelijke talent van dezen genialen
werker.
Niet minder belangrijk toch zijn de vele
Vlaamsche typen, waaruit de forschheid en
breedheid van zijn Vlaamsch talent duidelijk
spreken, en waarvan Eugène Rodrigues, die
als Erastène Ramiro een, van groote kundig
heden getuigende catalogus van Rops werk
leverde, zegt: »0n dirait un Frantz Hals."
Wanneer men dan ook ziet de »V-wille
Anversoise', een oude vrouw, met rimpelig.
perkamentachtig vel, het hoofd gedekt door
een Vlaamsche muts waaruit de kanten van
een kap zichtbaar zijn; zou men niet denken
aan de schilder van de »Buoeusesd'Abiintlie,"
waaruit al het verderf spreekt door deze
ipoiwn verf' te weeg gebracht.
Tot deze studies van het Belgische land volk,
gezien met een nauwgezetheid en weergegeven
met een kloeken eenvoud die men bij Millet
terugvindt, behooren ook zgn tonele Claës et
sa tante Johanne," twee oudjes gebogen met
hunne hoofden over den borrelenden waterketel
op een kachel, als mijmerende overhel verleden;
zijn oud vrouwtje in de kerk,dat rustig daar neer
zit ten attendant la covfession-" zijn »orade
du hameau"; zyn »peine" en veel meer anderen,
en in allen vinden we terug die juiste opmer
kingsgave voor het eigenaardig landely'ke, dat
met vaste lijnen is neergeschreven.
Nog een geheel aparte plaats in zijn werk,
nemen zijn teekeningen in voor de Uylenspiegel,
een 'ijdschrift dat mede onder redactie stond
van Ch. de Goster, voor wiens légendes Flamen&es
Rops, ook illustraties maakte.
Deze lithographiën in de Uylenspiegel, die
wekelijks verschenen en nu eens politieke
toestanden behandelen, dan weer humoristische
charges gaven, behooren tot zijn eerste werken
en herim eren aan de forsche steenteekenirgen
van Daumier en hier en daar aan de »lorettes"
van Gavarni.
Even verschillend als zyn onderwerpen zijn
ook de procédés die hij aanwendt, om dat
gene uit te drukken wat hij wenscht weer te
geven. We zien hem als schilder, pastellisf,
etser, lithograaf en in alles is hij meester in
de techniek ; maar bovenal staat zeker het
voortreffelijk gemak, waarmede hij zijnetsnaald
over het koptr laat glijden.
Naast het gewone et<-procédégebruikt h\j
bij voorkeur de pohite-fivhe en de i-ernis-mon.
en door combinatie hiervan, krijgen sommigen
zijner werken een ongelooflijke gecompliceerd
heid, die men op het eerste gezicht niet begrijpt.
Met R >ps is ontegenzeggelijk een der meest
talentvolle etsers van dezen tijd heengegaan.
R. W. I'. J*.
Tentoonstelling yan alles
op list atita"
te Jion/lcn in het Museum rn.n K
ii.nstnijre.rIteid te Haarlem.
Dank zij de ijver van den directeur der
laarlernsehe Kunstnijverheidschool, den heer
E. von Saher, worden in het Paviljoen te II
tarlem telkenmale kleine interessante tentoon
stellingen georganiseerd, hoofdzakelijk de
kunstindustrie betrtffende.
\u weder i's een tentoonstelling in voorbe
reiding van alles wat op het «batikken" be
trekking heeft. Z 3 zal ons naar volgorde ge
rangschikt, mot de benoodigilheden daarnevens,
de verschillende bewerkingen laten zien, die
het gewone katoen ondergaat, voor het onder
de schoon klinkende namen van : memk iir/i//el
(pronkende pauw). rij-->iis pae/jer (klokheri).
jiueljui'!: rebooiq (jorge bamboeplant), en hoe
die verder in de rijke fanta ie der Inianders
heeten mogen, aan den markt wordt gebracht.
We zullen zien, hoe het weefsel, dat vooraf
in rijstwater is gewasschen orn het doorvlooien
te beletten, door de baktikster eerst aan eene
zijde, daar a precies hierop passende, aai de
andere kant met was is beteekent. Dit ge
schiedt door middel van pen rood koperen
najje (Ijanlinij], waaruit de was door n,
soms twee of drie large smalle tuitjes op
het doek vloeit. Dio was wordt in een groote
pot boxen het vuur warm gehouden.
Na deze bewerking wordt het doek in den
veifkuip gedompeld, waar alleen 'Op dio ge
deelten, waar geen was aangebracht is, de
klfurstc.f inxverkt.
in warm water uitgew:nschen zijnde, her
haalt xich deze geheele bewerking voor ifidere
kleur, waaruit men kan nagaan dat het batikken
van zeer ingewikkelde pabonen heel wat tijd
en moi-ito kost.
Itt.-t spreekt van zelfs dat het bovenstaande
>i':il:t.-. /ver op;>erv!a],kig al de gi lieiiiizinnigij
jiiiasen weergeeft, dio bet gewone katoen door
loopt. voor het ais rijk gpo:nani' nteerde sarong.
de een of andere Inland>clie sclioor.o, tot
kieeding dieet.
\Ve -tellen ons dan ook voor. zoodra deze
;:eer interessante tentoonstelling geopend is.
een en ander, naar aanleidii g van het aldaar
gt exposeerde, uitvoeriger te behandelen.
R. W. l'. ,lu.
seum van kunstnijverheid te
Haarlem.
tentoonstelling van gebatikte stoffen,
!; s.irongs, hoofddoeken en ventere
tjt verschillend ebru'.k bestemd, die
inu-eum van, Juin.-tt ijverheid te Haarlem
uiiden worden, belooft zeer belangrijk
eii; ret-iid werden virschiliencle
(oezegoi.tv.iügen. Ijijdrager, voor deze
teniing worden ingewacht door den
ator van genoemd miioeuiii.
Een portret van Kloos.
Dn Septembpi'-allevPring van den Nieuwen
icN wordt vooral belangrijk gemaakt door
liet portret van Willem Kloos. Het is een
keiirig-uitgevoortle lichtdruk naar een iet?
grootere photoirraphie uit die jaren, toen de
Dichter de allerschoonste zijner onsterfelijke
sonnetten schreef'. Het prachtig-sombere hoofd.
vlak in het gelaat gezien, wordt zijdelings
van boven beschenen door bet licht. Wonder
lijk is het dat met het pbotograpbisch procédé.
eigenlijk toch maar alleen voor koel-objectieve
reproductie bruikbaar, door direct naar de
natuur te werken zulk een schoon resultaat
werd verkregen ; want, gelijk iemand opmerkte,
men zou eer zeggen dat deze lichtdruk van
een ongewoon kunstwerk dan van een photo
rechtstreeks naar de natuur afkomstig is.