Historisch Archief 1877-1940
No. 1109
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Elzeviers Maandschrift.
Elzevier" heeft een extranummer, extra er
bjj, over de Koninginne-moeder. Het werd sa
mengesteld door kolonel F. de Bas.
Het begint, dat spreekt zou men kunnen
zeggen, met een portret van Koningin Emma.
Het is een niet al te mooie reproductie van
de schilderij (reproducties van schilderyen zyn
zelden mooi) van P. de Josselin de Jong. Dan
is er een heraldisch-n aturistische teekening:
een dun woudgespar, drie dunne stammen (de
princessedennen uit n wortel naar ik verderop
merk) met de wapens er op, waarby deze
poëzy gedrukt:
Tien eeuwen vloden henen
Sinds op deez' zelfden grond,
Hier op deez' hoogen bergtop
De heer van Waldeck stond;
Sinds hy vol vast vertrouwen
Den blik op God gericht,
Hier naast veel trotsche burchten
Zyn statuslot heeft gesticht".
Er zyn verder vele af beeldingen, mitsgaders
portretten en conterfeitsels van leden uit het
geslacht waaruit Koningin Emma ontsproot
en d&t driemaal met ons regeerend vorstenhuis
in den loop der tyden werd verbonden. Aardig
is alty'd te zien het bekende portret Moeder
weelde": Koningin Emma met de kleine
Wilhelmien. De eenvoud, de lieftalligheid treft ons
bewoners van de lage landen meer dan vor
stelijke praal. Met een glimlach wint de ko
ningin beter dan met 't schitterendst gekleed.
Het is weer gebleken.
Jhr. de Ranitz teekende er bij enkele niet
kwade, alleen wat dorre teekeningen van 't
stamslot van Wildungen, van 't Paleis te
Soestdjjk enz. De tekst van kolonel de Bas,
als men eenmaal gewend is geraakt aan
groote woorden als: stormenderhand de harten
veroveren", een geluk wat men niet had
durven hopen-", is overtuigend, bly'ft tot den
laatste regel spreken van groote gehechtheid
en eerebetoon, zooals trouwens ook past voor
iemand die dergely'k werk schrijft.
Menigeen zal het willen lezen.
Later, dunkt my, zou 't zeer geschikt zijn
voor prijzen op scholen ten dienste van de
Vaderlandsche jeugd.
Het Maandschrift zelf opent met een portret
onzer jonge Koningin, naar de schilderij van
Willy Martens. H. J. Schimmel schreef er een
paar bladzijden bij.
Van den heer G. B. Hooyer is een opstel
over de Indische Kampong op de tentoonstelling
van vrouwenarbeid, 't Begint met deze tegen
stelling :
Ik dweep met Indië", minder om wat het
was en is, dan om wat het worden kan, en ik
dweep met de vrouw in ,onze maatschappij,
minder om wat zy worden wil, dan om wat
zy' was en is".
De heer Hooyer heeft zijn beschouwing zelf
geïllustreerd met aspecten van de Kampong
hier en ook uit Indië. Er zy'n enkele zeer
goede by.
Van den heer Karamati is er nu het slot
van zyn Haagsch-Indische novelle Als man
van eer".
Paryscbe perken" in 4 seizoenen (waarom
niet in vyf) door Bulee, met teekeningen van
S. ten Cate, de teekeningen wel met stemming
er in. De beschrijving is gemakkelijk geschreven
en gemakkelyk leesbaar. In alle opzichten dus
gemakkelijk!
Van Effes (wat 'n onmogelijke pseudoniemen
nemen de menschen toch) is er Souvenir van
Indrapoeri 1897, een beschrijving van een bange
dag en nacht in Atjeh. Er staan grappige regels
in als: zoo goed en kwaad als bet gaat rust
noodig hebben", dan een groet en wenschvan
den schryver aan zijn makkers, dat by het
lezen van die regels hen die tijd van strijd
en vermoeienis weer voor den geest mag komen.
Nu ja, 't komt er maar op aan een enkel
woord om te zetten, of het juiste woord te
denken in plaats van het verkeerde, de bedoe
ling is goed.
De heer C. W. Elout, die voor Elzevier nog
al eens uit interviewen gaat, heeft het in
deze bedrevenheid nu zoo ver gebracht, dat hij
opnieuw is gaan doen wat Ten Brink reeds
gedaan heeft, en tot overmaat dit dubbel werk
zelt erkent. Wat hij dan ook Gerard Keiler
laat zeggen, die het intervieuw geldt, munt
door niets uit, zelfs niet door stijl. Het is
gewoon, alledaagsch vertelwerk, en daarvoor
gaat men uit interviewen!!!
Als slot-alinea wordt gezegd, dat bij Gerard
Keiler sprak een gezond oordeel en een
onafhankelyk, zelfstandige persoonlijkheid, dan
als moraaltje eraan; dat dit meer en meer
hoofdvereischte ? wordt voor goede journalistiek.
Hoe is 't mogelyk, zou men zeggen ? Hoe
komt iemand aan zooveel wijsheid?
Max Rooses bespreekt dit keer in
Hollandsche Meesters" (National Gallery van Londen)
de zeeschilder Willem van de Velde de Jonge.
Zachte Dagen" is een gedicht van Bdw.
B. Koster met veel 't woord zoel" er in en
goedkoope rijmen als; de avond pry'kt", zyn
ruim verrijkt", maar anders toch wel zonnig.
Behalve Buitenlandsch overzicht over
Bismarck, een muziekstuk van J. G. Litzau en
woorden van Joh. H. Been, is er nog een opstel
van de Redactie, waar Frits Lapidoth de man
nen van de vaderlandsche wetenschap, van de
litteraire kunst, Taal en Tooneel oproept, om
nu, door de Ver. ter bevordering van de be
langen des Boekhandels voor de tweede maal
aansluiting bij de Berner Conventie niet noodig
is geacht, het er niet by te laten rusten.
Niet dat de schrijver wordt benadeeld in zyn
honorarium is de groote reden, meer nog,?dat
hy machteloos staat, wij zoowel tegenover het
buitenland als 't buitenland tegenover ons, dat
het werk wordt gesneden en gekerfd, dat men
er stukken mag uitlaten, verkeerde beteekenis
aan gedeelten geven, dat ieder mag vertalen,
die kan en niet kan, zonder de schrijver zelf
er iets tegen vermag. Het schynt, zegt de heer
Lapidoth, dat de belangen van den boekhandel
niet overeenstemmen met het belang en recht
van allen. De Nederlandsche staat beschermt
niet de Nederlandsche taal. Dit is niet meer
zaak van den boekhandel, maar een Algemeen
belang.
G. v. H.
Wedstrijd.
De Letterlievende vereeniging »J. J. Cremer",
e Haarlem, heeft uitgeschreven een «Wedstryd
in Uiterlijke Welsprekendheid". Op een later
te bepalen avond zullen vóór de pauze ern
stige voordrachten, na de pauze komische
voordrachten door heeren, op een tweeden
avond dergelyke voordrachten door dames
worden gehouden. Behalve 2 medailles door
de Koninginnen geschonken, worden nog 4
verguld zilveren en 6 zilveren medailles uit
geloofd. Acht pryswinners kry'gen bovendien
een vergoeding voor reisgeld.
Het geslacht Evertsfin,
Het pantserscliip Et-crtscn, 't welk de Neder
landsche zeemacht vertegenwoordigde bij de
vloot-scbouwing te Kpithead in Juni 'Ü7 gehou
den ter gelegenheid van het 60-jarig
regeeringsjubilévan H. M. de Koningin van Engeland,
en van 't voorjaar deel nam aan de VASCO DE
GAMA-feesten te Lissabon, behoorde ook tot de
in linie liggende schepen van het eskader.op
bet Hottandsch Diep, waaraan den 15dea Sep
tember 11. door H. M. onze Koningin een bezoek
werd gebracht.
De Eeerlsen ontleent zijn naam niet aan een
bepaalden zeeheld zooals de Piet Hein. en de
Reinier Claeszen, maar aan een geheel
zeeheldengtslacht. De roemrijke daden van dat ge
slacht zijn vrij wel bekend en staan ter lee
ring voor het scheepsvolk in hoofdzaak gegrift
op een koperen plaat in het schip. Minder be
kend is de afkomst en de verwantschap van
de leden dier merkwaardige familie. Wat ik er
van weet, wil ik hier meedeelen en daarbij de
lotgevallen van de voornaamsten dier leden in
korte trekken herinneren. Misschien geeft het
den eenen of anderen liefhebber van genealo
gische onderzoekingen aanleiding om het fou
tieve in mijne opgaven te verbeteren en het
ontbrekende aan te vullen.
Iste Geslacht.
Stamvader: EVERT HENDRICXSSEN, geb. te
Zoutelande op Walcheren, gest. April of Mei
1G01 te Vlissiagen, getr. Ie. met Leyntje Leynse,
waarvan waarschijnlijk 3 zoons, alleen de mid
delste mij bekend, 2e. met Aernoutje Bastiaansse,
waarvan l dochter, onbekend.
Omstreeks 1572 vertrok hij iiaar Vlisssingen
en schijnt zich toen bij de Watergeuzen te
hebhen aangesloten. Hij wordt
scheepsbevelhebber genoemd. Zijne zoons namen den ge
slachtsnaam Evertsen aan.
He Geslacht.
JOHAN EVERTSEN, gest. 28 Juni 1617, te la
Rochelle begraven, getr. met Maayken Jans,
gest. 3647, waarvan 11 kinderen, 7 zoons en
4 dochters. Van dezen zijn 5 zoons en l
dochter bekend.
Hij was zee-officier gelijk zijn vader en wordt
doorgaans //de kapitein" genoemd. Gesneuveld.
Ille Geslacht.
Kinderen van Johan Evertsen en Maayken
Jans.
1. onbekend.
2. JOHAN. geb. te Vlissingen Jan. 1600, gest.
5 Aug. 1666, getr. met Maayken, dochter van.
den scheepsbevelhebber Cornelis Jansen Gorcoms,
waarvan 3 zoons en l dochter, 2 zoons bekend.
Ridder in de orde van St. Michiel, Lt. Ad
miraal van Zeeland. Hij werd doodelijk gewond
in het ongelukkig gevecht tegen de Engelschen,
jrevolgd door den roemvollen aftocht van de
Ruiter den 4e Aug. 1666. 's Anderendaags is
hij overleden.
8. EVERT, geb. te Vlissingen 15 Sept. 1603,
gest. 31 Dec. 1625, getr. met Margaretha Verron,
waarvan l zoon, vroeg overleden.
Scheepsbevelhebber. Gesneuveld voor
Grevelingen in een gevecht tegen de Duinkerkers.
4. PIETER, geb. te Vlissingen 7 Mei 1606,
gest. 13 Mei 1625, ongeh.
Scheepsbevelhebber, gesneuveld bij Calais.
5. GELEÏN, geb. te VI. 18 Oet. 1607, gest.
3 Mei -1627, ongeh.
Ook zeeman, gesneuveld bij Lissabon tegen
de Portugeezen, begraven te Falmoutb.
6. CORNELIS, de Oude, geb. te VI. 4 Juli
1610, gest. 1666, getr. Ie 1640 met Johanua
of Jannekcn Cornelissen Gorcoms, zuster van de
vrouw zijns broeders, gest. 1657, waarvan 12
kinderen, 5 zoons bekend, Se 1659 metJo/taitna
Ita, dochter van den Vice-Admiraal Pieter Adr.
Ita, waarvan eene dochter en een zoon, onbek.
Ter onderscheiding van zijn neef en zijn zoon
de Oude bijgenaamd. Lt. Admiraal van. Zeeland,
YOOEl DAME£.
?l
De samedis ppnlaim in net Oiléoiitlieater,
(Slot).
By mijn laatste bezoek aan Frankryks hoofd
stad, ('t was in de laatste dagen van April; ik
wilde den samedi populaire by wonen, den lOen
toen reeds van 't saizoen) viel ik midden in
een groot feest.
Om eens wat meer leven in de brouwery te
kry'gen, deze uitdrukking is toch niet te popu
lair, hoop ik ? Ik vind ze voor mijne herinneringen
te schilderachtig om ze door een ander te willen
vervangen. Om dus wat meer leven in de
brouwery te kry'gen, had de directie eenige
weken vroeger reeds een concours poétique
uitgeschreven. Macht van poëzie en onpoëzie
was anoniem ingezonden; de namen der auteurs
mochten alleen vermeld zyn in verzegelde
briefjes en een Jury préparatoire, uit directeur
en artiesten bestaande, was ook maar vast wat
aan het zeven en ziften gegaan. Alle kaf
was den winden prijs gegeven en men meende
het koren te hebben behouden in twaalf ge
dichten, welke zouden worden voorgedragen
door drie acteurs en drie actrices. In de pauze
werden de reeds genoemde abonnés nitgenoodigd
in het foyer hun stem te komen brengen voor het
uitreiken van vier pry'zen, prijs Victor Hugo,
500 frs, Théophile Gautier 250 frs, enz.
Na de pauze kreeg men nog wat bekende
poëzie, daarna zou zoo mogelyk de uitslag der
stemming bekend worden gemaakt, anders een
volgenden keer.
Dit alles kwam de heer Ginisty vóór het
begin der voordracht ons mededeelen. De
verzen werden voorgelezen en klonken meer
of minder aangenaam in de ooren van het
publiek, gewaarwordingen die het door meer
of minder luidruchtig handgeklap gemeen
schappelijk te kennen gaf. Toch merkte men
duidelyk een zekere deining onder de sterk
vertegenwoordigde studenten; als er concours
is, is het feest en dan moet het feest zijn.
Mme. Segond?Weber droeg beelderig voor
een Prière au Soleil", en er waren andere
lieve dingen en het Le Lutteur", dat een
acteur deed hooren, was bepaald mooi; maar
toen verscheen ongelukkig de heer Décori, met
een vrij zoetsappige minneklacht, maar dat
wisten we toen nog niet. Deze acteur is de
zelfde die, den voorlaatsten winter, de rol
van Le Chemineau" creëerde en chargeerde
tevens. Hy doet me altijd lachen, als ik hem
in toilette de ville zie; het is een potsierlyk,
dik mannetje en allerminst geschikt voor
sentimenteel-iyrische ontboezemingen. Zoodra
hy begon, merkte ik, dat het publiek mijne
meening deelde en hij zelf ook een beetje,
geloof ik. Het was zoo iets in den geest van
Le Lac" van Lamartine, doch veel minder
gelykvloeiend van toon. En de beide geluk.
kigen ot ongelukkigen zaten nu ook niet in
een bootje, maar onder loover, waar de maan
heel indiscreet door heen spiedde, op een
zodenbankje.
En daar zaten ze :
La main dans la main,
La bouche sur la bouche
Et l'ame dans l'ame.
Hoe de ware melodie van het geheele vers
moest zyn, kon ik niet vatten, maar Décori
bracht er een huppelwijsje in tot op den laatste
regel en haalde toen de beide ames" zoo
geweldig lang uit, dat het werd:
Et l'aaame dans l'aaame.
Driemaal moest het weer komen, doch bij
de eerste herhaling reeds hadden de studenten
er party van getrokken en stonden zij den
acteur yverig bij in zijn uithalen der a's accent
circonflexe. Van alle zy'den dus een breede
nagalm van:
Et l'aaame dans l'aaame.
Eerst was het, alsof de acteur het wel grappig
vond, maar na het laatste refrein, toen nog
een overluidruchtig handgeklap volgende, scheen
hy toch minder in zijn schik over dien storm,
waarvoor hij zelf den wind gezaaid had, en hij
dankte blijkbaar in zijn hart den dichter, die
niet tot een vyide couplet gekomen was.
Nu volgde de vrij lange pauze; tamelijk
vervelend voor de van stemrecht ontblooten,
en daarna hoorden we nog eens echt mooie
poëzie. Maar de onstuimige jeugd trappelde
van ongeduld en had nauweJyks ooren voor
verdere poëzie; de uitslag van het concourp,
dat was nu alles. En, o ! tegenval, daar komt
nu de directeur verklaren, dat de abonné's
zoo talry'k zyn opgekomen, dat bet onmogelijk
is geweest, in twintig minuten tijd alle stem
men te schiften en op te tellen. Den volgenden
keer echter, zou vóór het aanvangen der
voorstelling, de uitslag der stemming worden
medegedeeld.
Gestamp, gejoedel, luidruchtig protest. Doch
de heer Ginisty kijkt heel kalm naar het be
wogen publiek; hij heeft nog n koordje, dat
hij handig op zijn boog spant en daar vliegt
het pijltje: Als ik mijn cher public pleizier
kan doen, dan deel ik vast den uitslag mede
van den prijs Victor Hugo (den hoogsten)
daarmee zijn we klaar gekomen."
Die pry's is toegekend aan den dichter van
Le Lutteur" en nu neemt hy den verzegelden
brief, die des dichters naam moet bevatten,
breekt ten aanzien van allen het zegel en leest
een niets zeggenden, doodgewonen naam, b. v.
Pierre Martin (de ware is me ontschoten).
Dat is zoo weinig expressief voor het publiek,
dat het volstrekt niet te vreden is, maar luide
schreeuwt om den dichter. Le poète, Ie poète,
montrez nous Ie poète." De directeur haalt
zijn schouders op. Messieurs, je vous assure,
Ie poète m'est aussi peu connu qu'a vous
autres l" Hebben ze dan niet gezien dien
brief, die nog pntzegeld moest worden ?
N'importe, men wil den dichter zien en roept
nu, dans la salie, dans la salie." Een grappen
maker neemt er voor den eerste den beste,
dien zyn blik treft, een lang, blond jongeling
op de tweede galery, met wel iets dichterlyks
in zyn voorkomen en hy schreeuwt, hem aan
wijzend: Voila, a la deuxième galerie." En de
anderen schreeuwen mee en willen hem op
het tooneel zien, en de jongeling, misschien in
zijn hart dol begeerig naar zulke hulde, pro
testeert wanhopig en trekt zich verlegen terug.
De directeur laat nu maar het scherm vallen en
de studenten trappelen nog wel wat, klappen
nog wel luide in de handen, maar als ze toch
zien, dat de pret waarlijk uit is, gaan ze maar
ergens anders hunne vroolijke stemming
uitvieren. De rest van het publiek volgt en we
hebben er waarlijk wel wat lang gezeten, want
het is by zevenen.
Parapattan, 28 Juni'98. VOYAGEUSU.
iiMMMtilliiiimiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiliimiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Uit den Renaissancetijd. Een budget.
Twee hoofden. Knutselwerk.
tloemen uit Nice. Kuiltjes in de
wangen.
Oude kronieken en oude kunstvoorwerpen
vullen elkaar soms op curieuse wijze aan. In
de portretten en bustes van de primitieven
uit de vijftiende eeuw merkt men vaak met
verwondering het vooruitsteken der lippen op,
en verbaast zich over een type dat dus in de
aanzienlijke familiën zeer verspreid scheen.
De waarheid is, dat het een mode was. Eras
mus vertelt dat men het even vóór zyn tijd
bevallig vond, >de oogen halfgesloten te houden
en de lippen vooruit te steken als voor een
kus". In een boek over de beleefdheid, van
Calviac (155!) te Parijs gedrukt) vindt men
ook aan de dames aanbevolen, »de lippen uit
gestrekt en ten kus gereed te houden".
Er werd trouwens veel gekust in dien tijd.
Henri Estienne in zijn Dialogues du francais
italiamsébeschouwt het als een zedebederf,
uit Italiëingevoerd. De heeren kusten de
dames op den mond bij een gewoon bezoek,
en iedere uitnoodiging ten dans werd met een
kus begonnen en besloten. Brantóme vertelt
dat de kardinaal de Lorraine, ten bezoek by'
de hertogin van Savoye, zeer beleedigd was
dat zy hem slechts de hand toestak. Hy trad
vooruit om haar op den mond te kussen, maar
zy week terug. Hy verloor toen het geduld,
trad nog naderby, greep haar bij het hoofd
en kuste haar tegen haar wil drie of vier
maal. »Wat," zei hij, »ik kus de koningin wel,
mijn gebiedster, die de grootste koningin ter
wereld is, en ik zou u niet kussen, qui n'êtes
qu'une petite duchesse crottée!"
Op het bal was het kussen algemeen in
gebruik en behalve zyn danseres kuste men
ook gaarne de dames om zich heen. De
ge| woonte had haar voor en tegen; Montaigne
zegt: »llet is een onaangename gewoonte en
voor de dames beleedigend, dat zy haar lippen
moeten leenen aan ieder die maar drie knechts
in zyn gevolg sleept; en wy heeren winnen
er niet veel by, want de wereld is zoo inge
deeld dat we voor drie mooie vrouwen er
vijftig leely'k moeten omhelzen; en een gevoelige
maag zooals de my'ne, herinnert zich langer
een onaangenamen kus dan een aangenamen".
Een heel aardig boek over dit en alle ver
wante onderwerpen, toilet, zindelykheid,
kleeren, maaltyden, woning, landhuis, liefde,
dans, is geschreven door den heer dmond
Bonnaffé, Etudes sur la vie privée de la Re
naissance. De meeste schryvers uit dien tijd,
zoowel zij die de heerschende modes goed
keuren, als zy die er over klagen, geven van
alles aan de Italianen de schuld. »Nooit zouden
de courante, de l'tsnaye en de volte met de
vry'e bewegingen die zij vereischen, hier in de
mode gekomen zyn", zegt Bouchet, »als niet
door Italiaansche zeden onze edelen en burgers
verdorven waren". Brantüzne^oemt deze zelfde
zeden verfijnd, Henri stienne zegt: »on
n'oyait point parier de ces vilenies, auparavant
qu'on sceust si bien parier italien en France".
* *
*
Het ty'dschrift Fiir's fla«s heeft onlangs een
artikel geplaatst, getiteld: »Trouwt alleen een
rijke vrouw!" en onderteekend >een gelukkig
man". Het is als een vonk in buskruit geweest;
van alle kanten zijn de vrouwtjes komen op
dagen die beweerden dat zij, zonder geld mee
te brengen, ook haren man gelukkig gemaakt
hadden. Het genoegen van nu en dan wat te
ontberen, de waarde van liefde en goed humeur,
orde en zuinigheid, daarna het meerdere of
mindere aandeel aan »geistigen Interessen", de
positie van onderwyzers- en domineesvrouwen,
dit alles werd er bygehaald; als het tijdschrift
gewild had, had het voor een jaar copie. Ka de
aanvalsters zijn de verdedigsters gekomen; nu
wordt de zaak in details uitgewerkt. Interes
sant is bv. een onderwijzersbudget, waarvan
wij deze cijfers overnemen:
Traktement 955 mark; voor vuur wordt 77
mark, voor tuin en akker 170 mark afgerekend;
rest 708 mark (/ 424.80). Hiervan moeten drie
volwassen personen en een kind leven; het is
dus niet verwondsrlyk dat de vrouw in drie
jaar geen hoed, mantel, japon, schoenen of
parapluie heeft gekocht; van thee, cacao, spi
ritualiën is geen sprake; voor den kerstboom
moet men eene week vleesch uitsparen. De
onderwijzer heeft het in zooverre lastiger dan
de arbeider, dat hij 's avonds corrigeeren moet
en dus licht branden, terwijl de arbeider naar
bed gaat of in donker zit. Ook is het hem
een voelbare ontbering, als hij er geen krant
op na kan houden of nooit een boek koopen.
Nog andere budgets zullen wel voor den
dag komen; of er door bewezen kan worden,
dat de schrijver van het bovenbedoelde opstel,
de «gelukkige man", ongelijk heeft, is de vraag.
* *
*
Millie-Christine, de dame met de twee
hoofdtm, reist op dit oogenblik in Amerika. Te
Anderson in den staat Indiana heeft zij (of
hebben zij, dat is de quaestie) een curieus proces
te voeren gehad. In het voornaamste hotel
van de plaats was gelogeerd, en tot volkomen
tevredenheid ; maar de verbazing van de dame
met de twee hoofden was groot, toen haar, na
het eind der week, volledig pension voor twee
personen in rekening gebracht werd.
MillieChristine protesteerde(n); zy beweerde(n),
wel twee hoofden, vier armen en vier beenen
te hebben, maar slechts n lichaam. De zaak
zou niet zoo belangrijk zyn, wanneer van de
uitspraak der rechtbank niet het tarief afhing,
dat Millie-Christine, die altoos in hotels leeft
of leven, voortaan iederen dag zal of zullen
te betalen hebben. In den trein wordt maar
n plaats voor haar betaald ; maar daar rekent
men niet »por hoofd". De zaak is nog voor
de rechtbank.
en veel tijd over heeft, vry veel gedaan; voor
zoover wy' weten is in ons land nog geen
tydschrift (behalve een kleine rubriek in de
kinder- en modetijdschriften) daaraan gewijd.
***
* *
*
Een aardig geïllustreerd tijdschrift voor
knutselaars is Licbhaberkünste, dat tweemaal
in de maand uitkomt, in twee edities, een
met gekleurde platen, de andere zonder. Het
is groot van formaat en bevat, meest in na
tuurlijke grootte, modellen voor zaagwerk,
Kerbschnitt en Flachschnitt, brandschilderen,
majolica-imitatie, klein smeedwerk, alle soorten
van fantazieschilderen op alle stoften, metaal
beslag, berooken en bespatten, bloemen drogen
en hechten, klein timmerwerk, vlechten en
vouwen, vernissen en vergulden; meest alles
met beschryving. Aan dit alles wordt in kleine
Duitsche stadjes, waar men zuinig is met geld,
Als men bloemen uit Nice ontvangt, viooltjes,
Maréchal Niels, mimosa's, zooals vrienden uit
het Zuiden ze nog wel eens zenden, is de
eerste beweging der ontvangster, de arme
bloemen die zoolang geen water gehad hebben,
flink uit de doos of mand te halen, uiteen te
plukken en in frisch water te zetten. Dit is
verkeerd. Men moet alleen de mand open doen
en een paar uur in den kelder zetten; de
bloemen frisschen dan langzaam op en wanneer
ze daarna in 't water gezet worden blijven ze
veel langer goed.
Wanneer men bouquetten bewaren wil, en
ze zijn stevig gemaakt, is het goed ze 's nachts
onderste boren in den kelder te hangen.
* *
*
Een Poolsch dokter heeft het middel uitge
vonden, in dameswangen kunstmatige kuiltjes
te maken. Het is eigenly'k zeer eenvoudig, een
houten masker, met puntjes er in op de plaats
waar men de kuiltjes hebben wil. Vóór het
naar bed gaan bindt zij, die kuiltjes hebben
wil, het masker voor, en 's morgens vertoont
zy de bewuste verleidelijkheid in natuurlijken
vorm.
E-e.
%
llllllllllllllllllllllllllMllllIIltllllllllllllllHlIllllllllllinilllllllllllllH
Iets OYer
Op 14 en 15 September 1.1. werd de reeks
van congressen, deel uitmakende van de Natio
nale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid, ge
sloten met eene zeer belangrijke bijeenkomst,
n.l. het Opvoedingscongres. De onderwerpen,
daar behandeld, hadden alle betrekking op
De Taak van Moeders en Opvoedsters."
Voor zoover mij bekend is, was dit de aller
eerste maal, dat de moeders en opvoedsters
van Nederland opgeroepen werden, om elkander
voor te lichten en van gedachten te wisselen
over de huiselijke opvoeding. En wat bleek
bij deze allereerste moeders-bijeenkomst? Dat
vele vrouwen al lang gesnakt hadden naar eene
gelegenheid als deze ; dat vele moeders gebukt
gaan onder het besef, totaal onvoorbereid de
moeilijke taak der opvoeding te hebben aan
vaard. Of is het niet diep -treurig, en voor
latere eeuwen bijna niet om te gelooven, dat,
terwijl voor iederen ernstigen arbeid voorbe
reiding geëischt wordt, deze geheel of bijna
geheel ontbreekt voor het zoo gewichtige werk
der opvoeding in het huisgezin. Lang hebben
de menschen hierin berust ; velen berusten
nog er in ; maar de mannen en vrouwen, die
aan het congres deelnamen, gevoelden levendig :
hierin moei verandering komen. Maar hoe V
Voor andere vakken ontvangt men opleiding
op vakscholen of cursussen, dat is No. l ; men
leest voor eigen studie de vaklitteratuur, dat
is No. 2, en men houdt gedachtenwisseling
met vakgenooten in vereenigingen, dat is No. 3.
In overeenstemming hiermee zijn dus voor
moeders en toekomstige moeders noodig :
1. Moeder- scholen of opvoedings-cursussen ;
2. Opvoedkundige bibliotheken ;
3. Opvoedkundige vereenigingen.
En van dit alles bestaat nog niets in ons
land I" Zoo zucht menigeen, en zoo zullen
ook vele congres-bezoeksters gedacht hebben
vóór den aanvang. Maar de eerste inleidster,
mevrouw Elise van Calcar, kon het verblijdende
feit meedeelen, dat althans in ne stad van
ons land, in den Haag, een begin gemaakt is
met deze dingen. Mevrouw Elise van Calcar
zelve heeft eene moederschool geopend
(Weimarstraat 80), waar zy opvoedkundige onder
werpen behandelt voor jonge meisjes en jonge
moeders. Op het congres werd tot mevrouw
van Calcar het verzoek gericht, deze voor
drachten ook in druk te doen verschy'nen,
opdat ook anderen, buiten den Haag er hun
voordeel mee zouden kunnen doen ;
waarschynlyk zal aan dezen wensch worden voldaan.
Het begin van eene opvoedkundige bibliotheek
berust eveneens bij Mevrouw van Calcar, ter
wijl deze beide, bibliotheek en moederschool,
uitgaan van de Haagsche Vereeniging van
Kindervrienden", zoodat in Den Haag de eerste
stappen in de goede richting reeds zijn gedaan.
En nu wij dit weten, wat zullen wy nu
doen ? Zullen wij ons tevreden stellen met de
gedachte, dat van de duizenden Nederlandsche
ouders, die voorlichting behoeven, enkele moe
ders in Den Haag die ontvangen V Zullen wy
kalm er in berusten, dat in alle andere steden
en dorpen de vaders en moeders verstoken
blijven van de zoo noodige leiding ? Neen, en
nog eens neen. Wij zullen trachten, ieder
in onzen kring, leiders of leidsters te vinden
voor een opvoedkundigen cursus (zouden niet
vele onderwijzers, vooral zij, die zelf kinderen
hebben, hiervoor de aangewezen personen zijn);
en zoo wij zelven behooren tot de bevoor
rechten, die pedagogisch inzicht bezitten, door
studie of helder oordeel of ervaring, laat ons
dan zelven leiders of leidsters worden. Niemand
late zich toch weerffouden door verkeerd ge
plaatste bescheidenheid. Ieder geve, wat hij
kan ! Wie ook maar over n onderdeel van
de opvoeding ernstig heeft nagedacht, hij geve
het resultaat van dat nadenken aan anderen;
een tweede doe eveneens. En zoo kunnen by v.
(j menschen, die elk n onderwerp uit het
rijke gebied der opvoeding behandelen, een
groote zegen worden voor elkaar en voor allen,
die naar hen komen luisteren.
Mij dunkt, in alle steden en dorpen zou
dezen winter wel eens een proef genomen
kunnen worden met iets dergely'ks; als er maar
n, die sympathie voelt voor het denkbeeld,
een begin maakt. Als we altijd wachten, tot
anderen beginnen, dan komt er nooit iets tot
stand. De plannen voor wintercampagnes wor
den nu gemaakt, laat men ook dit plan eens
overwegen.
Hier is nu iets, waarvan iedereen, van welke
politieke of godsdienstige richting ook, het
nut en de noodzakelijkheid moet inzien. Laat
ons dan hiervoor de sympathie en samenwer
king inroepen! En waar de samenwerking
van enkelen onvoldoende blijkt, laat men daar
den steun vragen van de Toynbee-Vereeniging
of van de Nuts-Afdeeling.
Deze vereenigingen zullen ook wel willen
medewerken tot het verspreiden van popu
laire lectuur over opvoeding, 't zij door het
oprichten van een plaatselijk opvoedkundig
bibliotheekje, 't zij door opname van pedago
gische geschriften in hunne bibliotheek. Enkele
goede opvoedkundige werkjes, circuleerende
onder alle leden van een opvoedings-cursus,
kunnen rijke stof leveren tot besprekingen.
Zouden ook niet alle leesgezelschappen een
stap in de goede richting kunnen doen, door
jaarlijks een paar werken als Pedagogische
Fragmenten" van Ritter, Spencer's Opvoe
ding", Onze Avonduurtjes van Nellie", rond
te zenden, ter afwisseling van de vele romans ?
Maar behalve dergelijke kleine verzamelingen
zou ik zoo gaarne zien verry'zen een Centrale
Pedagogische Bibliotheek voor heel Nederland,
waar ieder, die eene diepere studie wil maken
van deze wetenschap, standaardwerken van
allerlei richting kan vinden.
Er zijn al onderhandelingen aangeknoopt,
om hiertoe te geraken. Indien deze tot het
gewenschte doel leiden, zal het in dit blad en
andere bladen worden meegedeeld. En indien
zij, die eens een proef nemen, 't zij met een
opvoedings-cufsus, 't zij met een bibliotheekje,
of wel met allebei, daarvan ook eens
meedeeling deden in groote bladen, dan zou dit
misschien anderen opwekken, om hun voor
beeld te volgen.
Ik hoop vurig, dat op die wijze de belang
stelling in pedagogische vraagstukken zoozér
zal worden opgewekt, dat na eenige jaren
Nederland eene bloeiende opvoedkundige Ver
eeniging van Ouders en andere Opvoeders zal
bezitten, die, voeling houdende met
OnderwyzersVereenigingen, krachtig zal meewerken tot de
verbetering der opvoeding in 't huisgezin.
Onze kinderen zullen er beter en gelukkiger
menschen door worden.
D.
(Andere bladen worden verzocht, dit stukje
in zyn geheel of de hoofdgedachte er van over
te nemen).