De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 25 september pagina 5

25 september 1898 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1109 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Elzeviers Maandschrift. Elzevier" heeft een extranummer, extra er bjj, over de Koninginne-moeder. Het werd sa mengesteld door kolonel F. de Bas. Het begint, dat spreekt zou men kunnen zeggen, met een portret van Koningin Emma. Het is een niet al te mooie reproductie van de schilderij (reproducties van schilderyen zyn zelden mooi) van P. de Josselin de Jong. Dan is er een heraldisch-n aturistische teekening: een dun woudgespar, drie dunne stammen (de princessedennen uit n wortel naar ik verderop merk) met de wapens er op, waarby deze poëzy gedrukt: Tien eeuwen vloden henen Sinds op deez' zelfden grond, Hier op deez' hoogen bergtop De heer van Waldeck stond; Sinds hy vol vast vertrouwen Den blik op God gericht, Hier naast veel trotsche burchten Zyn statuslot heeft gesticht". Er zyn verder vele af beeldingen, mitsgaders portretten en conterfeitsels van leden uit het geslacht waaruit Koningin Emma ontsproot en d&t driemaal met ons regeerend vorstenhuis in den loop der tyden werd verbonden. Aardig is alty'd te zien het bekende portret Moeder weelde": Koningin Emma met de kleine Wilhelmien. De eenvoud, de lieftalligheid treft ons bewoners van de lage landen meer dan vor stelijke praal. Met een glimlach wint de ko ningin beter dan met 't schitterendst gekleed. Het is weer gebleken. Jhr. de Ranitz teekende er bij enkele niet kwade, alleen wat dorre teekeningen van 't stamslot van Wildungen, van 't Paleis te Soestdjjk enz. De tekst van kolonel de Bas, als men eenmaal gewend is geraakt aan groote woorden als: stormenderhand de harten veroveren", een geluk wat men niet had durven hopen-", is overtuigend, bly'ft tot den laatste regel spreken van groote gehechtheid en eerebetoon, zooals trouwens ook past voor iemand die dergely'k werk schrijft. Menigeen zal het willen lezen. Later, dunkt my, zou 't zeer geschikt zijn voor prijzen op scholen ten dienste van de Vaderlandsche jeugd. Het Maandschrift zelf opent met een portret onzer jonge Koningin, naar de schilderij van Willy Martens. H. J. Schimmel schreef er een paar bladzijden bij. Van den heer G. B. Hooyer is een opstel over de Indische Kampong op de tentoonstelling van vrouwenarbeid, 't Begint met deze tegen stelling : Ik dweep met Indië", minder om wat het was en is, dan om wat het worden kan, en ik dweep met de vrouw in ,onze maatschappij, minder om wat zy worden wil, dan om wat zy' was en is". De heer Hooyer heeft zijn beschouwing zelf geïllustreerd met aspecten van de Kampong hier en ook uit Indië. Er zy'n enkele zeer goede by. Van den heer Karamati is er nu het slot van zyn Haagsch-Indische novelle Als man van eer". Paryscbe perken" in 4 seizoenen (waarom niet in vyf) door Bulee, met teekeningen van S. ten Cate, de teekeningen wel met stemming er in. De beschrijving is gemakkelijk geschreven en gemakkelyk leesbaar. In alle opzichten dus gemakkelijk! Van Effes (wat 'n onmogelijke pseudoniemen nemen de menschen toch) is er Souvenir van Indrapoeri 1897, een beschrijving van een bange dag en nacht in Atjeh. Er staan grappige regels in als: zoo goed en kwaad als bet gaat rust noodig hebben", dan een groet en wenschvan den schryver aan zijn makkers, dat by het lezen van die regels hen die tijd van strijd en vermoeienis weer voor den geest mag komen. Nu ja, 't komt er maar op aan een enkel woord om te zetten, of het juiste woord te denken in plaats van het verkeerde, de bedoe ling is goed. De heer C. W. Elout, die voor Elzevier nog al eens uit interviewen gaat, heeft het in deze bedrevenheid nu zoo ver gebracht, dat hij opnieuw is gaan doen wat Ten Brink reeds gedaan heeft, en tot overmaat dit dubbel werk zelt erkent. Wat hij dan ook Gerard Keiler laat zeggen, die het intervieuw geldt, munt door niets uit, zelfs niet door stijl. Het is gewoon, alledaagsch vertelwerk, en daarvoor gaat men uit interviewen!!! Als slot-alinea wordt gezegd, dat bij Gerard Keiler sprak een gezond oordeel en een onafhankelyk, zelfstandige persoonlijkheid, dan als moraaltje eraan; dat dit meer en meer hoofdvereischte ? wordt voor goede journalistiek. Hoe is 't mogelyk, zou men zeggen ? Hoe komt iemand aan zooveel wijsheid? Max Rooses bespreekt dit keer in Hollandsche Meesters" (National Gallery van Londen) de zeeschilder Willem van de Velde de Jonge. Zachte Dagen" is een gedicht van Bdw. B. Koster met veel 't woord zoel" er in en goedkoope rijmen als; de avond pry'kt", zyn ruim verrijkt", maar anders toch wel zonnig. Behalve Buitenlandsch overzicht over Bismarck, een muziekstuk van J. G. Litzau en woorden van Joh. H. Been, is er nog een opstel van de Redactie, waar Frits Lapidoth de man nen van de vaderlandsche wetenschap, van de litteraire kunst, Taal en Tooneel oproept, om nu, door de Ver. ter bevordering van de be langen des Boekhandels voor de tweede maal aansluiting bij de Berner Conventie niet noodig is geacht, het er niet by te laten rusten. Niet dat de schrijver wordt benadeeld in zyn honorarium is de groote reden, meer nog,?dat hy machteloos staat, wij zoowel tegenover het buitenland als 't buitenland tegenover ons, dat het werk wordt gesneden en gekerfd, dat men er stukken mag uitlaten, verkeerde beteekenis aan gedeelten geven, dat ieder mag vertalen, die kan en niet kan, zonder de schrijver zelf er iets tegen vermag. Het schynt, zegt de heer Lapidoth, dat de belangen van den boekhandel niet overeenstemmen met het belang en recht van allen. De Nederlandsche staat beschermt niet de Nederlandsche taal. Dit is niet meer zaak van den boekhandel, maar een Algemeen belang. G. v. H. Wedstrijd. De Letterlievende vereeniging »J. J. Cremer", e Haarlem, heeft uitgeschreven een «Wedstryd in Uiterlijke Welsprekendheid". Op een later te bepalen avond zullen vóór de pauze ern stige voordrachten, na de pauze komische voordrachten door heeren, op een tweeden avond dergelyke voordrachten door dames worden gehouden. Behalve 2 medailles door de Koninginnen geschonken, worden nog 4 verguld zilveren en 6 zilveren medailles uit geloofd. Acht pryswinners kry'gen bovendien een vergoeding voor reisgeld. Het geslacht Evertsfin, Het pantserscliip Et-crtscn, 't welk de Neder landsche zeemacht vertegenwoordigde bij de vloot-scbouwing te Kpithead in Juni 'Ü7 gehou den ter gelegenheid van het 60-jarig regeeringsjubilévan H. M. de Koningin van Engeland, en van 't voorjaar deel nam aan de VASCO DE GAMA-feesten te Lissabon, behoorde ook tot de in linie liggende schepen van het eskader.op bet Hottandsch Diep, waaraan den 15dea Sep tember 11. door H. M. onze Koningin een bezoek werd gebracht. De Eeerlsen ontleent zijn naam niet aan een bepaalden zeeheld zooals de Piet Hein. en de Reinier Claeszen, maar aan een geheel zeeheldengtslacht. De roemrijke daden van dat ge slacht zijn vrij wel bekend en staan ter lee ring voor het scheepsvolk in hoofdzaak gegrift op een koperen plaat in het schip. Minder be kend is de afkomst en de verwantschap van de leden dier merkwaardige familie. Wat ik er van weet, wil ik hier meedeelen en daarbij de lotgevallen van de voornaamsten dier leden in korte trekken herinneren. Misschien geeft het den eenen of anderen liefhebber van genealo gische onderzoekingen aanleiding om het fou tieve in mijne opgaven te verbeteren en het ontbrekende aan te vullen. Iste Geslacht. Stamvader: EVERT HENDRICXSSEN, geb. te Zoutelande op Walcheren, gest. April of Mei 1G01 te Vlissiagen, getr. Ie. met Leyntje Leynse, waarvan waarschijnlijk 3 zoons, alleen de mid delste mij bekend, 2e. met Aernoutje Bastiaansse, waarvan l dochter, onbekend. Omstreeks 1572 vertrok hij iiaar Vlisssingen en schijnt zich toen bij de Watergeuzen te hebhen aangesloten. Hij wordt scheepsbevelhebber genoemd. Zijne zoons namen den ge slachtsnaam Evertsen aan. He Geslacht. JOHAN EVERTSEN, gest. 28 Juni 1617, te la Rochelle begraven, getr. met Maayken Jans, gest. 3647, waarvan 11 kinderen, 7 zoons en 4 dochters. Van dezen zijn 5 zoons en l dochter bekend. Hij was zee-officier gelijk zijn vader en wordt doorgaans //de kapitein" genoemd. Gesneuveld. Ille Geslacht. Kinderen van Johan Evertsen en Maayken Jans. 1. onbekend. 2. JOHAN. geb. te Vlissingen Jan. 1600, gest. 5 Aug. 1666, getr. met Maayken, dochter van. den scheepsbevelhebber Cornelis Jansen Gorcoms, waarvan 3 zoons en l dochter, 2 zoons bekend. Ridder in de orde van St. Michiel, Lt. Ad miraal van Zeeland. Hij werd doodelijk gewond in het ongelukkig gevecht tegen de Engelschen, jrevolgd door den roemvollen aftocht van de Ruiter den 4e Aug. 1666. 's Anderendaags is hij overleden. 8. EVERT, geb. te Vlissingen 15 Sept. 1603, gest. 31 Dec. 1625, getr. met Margaretha Verron, waarvan l zoon, vroeg overleden. Scheepsbevelhebber. Gesneuveld voor Grevelingen in een gevecht tegen de Duinkerkers. 4. PIETER, geb. te Vlissingen 7 Mei 1606, gest. 13 Mei 1625, ongeh. Scheepsbevelhebber, gesneuveld bij Calais. 5. GELEÏN, geb. te VI. 18 Oet. 1607, gest. 3 Mei -1627, ongeh. Ook zeeman, gesneuveld bij Lissabon tegen de Portugeezen, begraven te Falmoutb. 6. CORNELIS, de Oude, geb. te VI. 4 Juli 1610, gest. 1666, getr. Ie 1640 met Johanua of Jannekcn Cornelissen Gorcoms, zuster van de vrouw zijns broeders, gest. 1657, waarvan 12 kinderen, 5 zoons bekend, Se 1659 metJo/taitna Ita, dochter van den Vice-Admiraal Pieter Adr. Ita, waarvan eene dochter en een zoon, onbek. Ter onderscheiding van zijn neef en zijn zoon de Oude bijgenaamd. Lt. Admiraal van. Zeeland, YOOEl DAME£. ?l De samedis ppnlaim in net Oiléoiitlieater, (Slot). By mijn laatste bezoek aan Frankryks hoofd stad, ('t was in de laatste dagen van April; ik wilde den samedi populaire by wonen, den lOen toen reeds van 't saizoen) viel ik midden in een groot feest. Om eens wat meer leven in de brouwery te kry'gen, deze uitdrukking is toch niet te popu lair, hoop ik ? Ik vind ze voor mijne herinneringen te schilderachtig om ze door een ander te willen vervangen. Om dus wat meer leven in de brouwery te kry'gen, had de directie eenige weken vroeger reeds een concours poétique uitgeschreven. Macht van poëzie en onpoëzie was anoniem ingezonden; de namen der auteurs mochten alleen vermeld zyn in verzegelde briefjes en een Jury préparatoire, uit directeur en artiesten bestaande, was ook maar vast wat aan het zeven en ziften gegaan. Alle kaf was den winden prijs gegeven en men meende het koren te hebben behouden in twaalf ge dichten, welke zouden worden voorgedragen door drie acteurs en drie actrices. In de pauze werden de reeds genoemde abonnés nitgenoodigd in het foyer hun stem te komen brengen voor het uitreiken van vier pry'zen, prijs Victor Hugo, 500 frs, Théophile Gautier 250 frs, enz. Na de pauze kreeg men nog wat bekende poëzie, daarna zou zoo mogelyk de uitslag der stemming bekend worden gemaakt, anders een volgenden keer. Dit alles kwam de heer Ginisty vóór het begin der voordracht ons mededeelen. De verzen werden voorgelezen en klonken meer of minder aangenaam in de ooren van het publiek, gewaarwordingen die het door meer of minder luidruchtig handgeklap gemeen schappelijk te kennen gaf. Toch merkte men duidelyk een zekere deining onder de sterk vertegenwoordigde studenten; als er concours is, is het feest en dan moet het feest zijn. Mme. Segond?Weber droeg beelderig voor een Prière au Soleil", en er waren andere lieve dingen en het Le Lutteur", dat een acteur deed hooren, was bepaald mooi; maar toen verscheen ongelukkig de heer Décori, met een vrij zoetsappige minneklacht, maar dat wisten we toen nog niet. Deze acteur is de zelfde die, den voorlaatsten winter, de rol van Le Chemineau" creëerde en chargeerde tevens. Hy doet me altijd lachen, als ik hem in toilette de ville zie; het is een potsierlyk, dik mannetje en allerminst geschikt voor sentimenteel-iyrische ontboezemingen. Zoodra hy begon, merkte ik, dat het publiek mijne meening deelde en hij zelf ook een beetje, geloof ik. Het was zoo iets in den geest van Le Lac" van Lamartine, doch veel minder gelykvloeiend van toon. En de beide geluk. kigen ot ongelukkigen zaten nu ook niet in een bootje, maar onder loover, waar de maan heel indiscreet door heen spiedde, op een zodenbankje. En daar zaten ze : La main dans la main, La bouche sur la bouche Et l'ame dans l'ame. Hoe de ware melodie van het geheele vers moest zyn, kon ik niet vatten, maar Décori bracht er een huppelwijsje in tot op den laatste regel en haalde toen de beide ames" zoo geweldig lang uit, dat het werd: Et l'aaame dans l'aaame. Driemaal moest het weer komen, doch bij de eerste herhaling reeds hadden de studenten er party van getrokken en stonden zij den acteur yverig bij in zijn uithalen der a's accent circonflexe. Van alle zy'den dus een breede nagalm van: Et l'aaame dans l'aaame. Eerst was het, alsof de acteur het wel grappig vond, maar na het laatste refrein, toen nog een overluidruchtig handgeklap volgende, scheen hy toch minder in zijn schik over dien storm, waarvoor hij zelf den wind gezaaid had, en hij dankte blijkbaar in zijn hart den dichter, die niet tot een vyide couplet gekomen was. Nu volgde de vrij lange pauze; tamelijk vervelend voor de van stemrecht ontblooten, en daarna hoorden we nog eens echt mooie poëzie. Maar de onstuimige jeugd trappelde van ongeduld en had nauweJyks ooren voor verdere poëzie; de uitslag van het concourp, dat was nu alles. En, o ! tegenval, daar komt nu de directeur verklaren, dat de abonné's zoo talry'k zyn opgekomen, dat bet onmogelijk is geweest, in twintig minuten tijd alle stem men te schiften en op te tellen. Den volgenden keer echter, zou vóór het aanvangen der voorstelling, de uitslag der stemming worden medegedeeld. Gestamp, gejoedel, luidruchtig protest. Doch de heer Ginisty kijkt heel kalm naar het be wogen publiek; hij heeft nog n koordje, dat hij handig op zijn boog spant en daar vliegt het pijltje: Als ik mijn cher public pleizier kan doen, dan deel ik vast den uitslag mede van den prijs Victor Hugo (den hoogsten) daarmee zijn we klaar gekomen." Die pry's is toegekend aan den dichter van Le Lutteur" en nu neemt hy den verzegelden brief, die des dichters naam moet bevatten, breekt ten aanzien van allen het zegel en leest een niets zeggenden, doodgewonen naam, b. v. Pierre Martin (de ware is me ontschoten). Dat is zoo weinig expressief voor het publiek, dat het volstrekt niet te vreden is, maar luide schreeuwt om den dichter. Le poète, Ie poète, montrez nous Ie poète." De directeur haalt zijn schouders op. Messieurs, je vous assure, Ie poète m'est aussi peu connu qu'a vous autres l" Hebben ze dan niet gezien dien brief, die nog pntzegeld moest worden ? N'importe, men wil den dichter zien en roept nu, dans la salie, dans la salie." Een grappen maker neemt er voor den eerste den beste, dien zyn blik treft, een lang, blond jongeling op de tweede galery, met wel iets dichterlyks in zyn voorkomen en hy schreeuwt, hem aan wijzend: Voila, a la deuxième galerie." En de anderen schreeuwen mee en willen hem op het tooneel zien, en de jongeling, misschien in zijn hart dol begeerig naar zulke hulde, pro testeert wanhopig en trekt zich verlegen terug. De directeur laat nu maar het scherm vallen en de studenten trappelen nog wel wat, klappen nog wel luide in de handen, maar als ze toch zien, dat de pret waarlijk uit is, gaan ze maar ergens anders hunne vroolijke stemming uitvieren. De rest van het publiek volgt en we hebben er waarlijk wel wat lang gezeten, want het is by zevenen. Parapattan, 28 Juni'98. VOYAGEUSU. iiMMMtilliiiimiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiliimiiiiiiiiiiiiiiiiiii Uit den Renaissancetijd. Een budget. Twee hoofden. Knutselwerk. tloemen uit Nice. Kuiltjes in de wangen. Oude kronieken en oude kunstvoorwerpen vullen elkaar soms op curieuse wijze aan. In de portretten en bustes van de primitieven uit de vijftiende eeuw merkt men vaak met verwondering het vooruitsteken der lippen op, en verbaast zich over een type dat dus in de aanzienlijke familiën zeer verspreid scheen. De waarheid is, dat het een mode was. Eras mus vertelt dat men het even vóór zyn tijd bevallig vond, >de oogen halfgesloten te houden en de lippen vooruit te steken als voor een kus". In een boek over de beleefdheid, van Calviac (155!) te Parijs gedrukt) vindt men ook aan de dames aanbevolen, »de lippen uit gestrekt en ten kus gereed te houden". Er werd trouwens veel gekust in dien tijd. Henri Estienne in zijn Dialogues du francais italiamsébeschouwt het als een zedebederf, uit Italiëingevoerd. De heeren kusten de dames op den mond bij een gewoon bezoek, en iedere uitnoodiging ten dans werd met een kus begonnen en besloten. Brantóme vertelt dat de kardinaal de Lorraine, ten bezoek by' de hertogin van Savoye, zeer beleedigd was dat zy hem slechts de hand toestak. Hy trad vooruit om haar op den mond te kussen, maar zy week terug. Hy verloor toen het geduld, trad nog naderby, greep haar bij het hoofd en kuste haar tegen haar wil drie of vier maal. »Wat," zei hij, »ik kus de koningin wel, mijn gebiedster, die de grootste koningin ter wereld is, en ik zou u niet kussen, qui n'êtes qu'une petite duchesse crottée!" Op het bal was het kussen algemeen in gebruik en behalve zyn danseres kuste men ook gaarne de dames om zich heen. De ge| woonte had haar voor en tegen; Montaigne zegt: »llet is een onaangename gewoonte en voor de dames beleedigend, dat zy haar lippen moeten leenen aan ieder die maar drie knechts in zyn gevolg sleept; en wy heeren winnen er niet veel by, want de wereld is zoo inge deeld dat we voor drie mooie vrouwen er vijftig leely'k moeten omhelzen; en een gevoelige maag zooals de my'ne, herinnert zich langer een onaangenamen kus dan een aangenamen". Een heel aardig boek over dit en alle ver wante onderwerpen, toilet, zindelykheid, kleeren, maaltyden, woning, landhuis, liefde, dans, is geschreven door den heer dmond Bonnaffé, Etudes sur la vie privée de la Re naissance. De meeste schryvers uit dien tijd, zoowel zij die de heerschende modes goed keuren, als zy die er over klagen, geven van alles aan de Italianen de schuld. »Nooit zouden de courante, de l'tsnaye en de volte met de vry'e bewegingen die zij vereischen, hier in de mode gekomen zyn", zegt Bouchet, »als niet door Italiaansche zeden onze edelen en burgers verdorven waren". Brantüzne^oemt deze zelfde zeden verfijnd, Henri stienne zegt: »on n'oyait point parier de ces vilenies, auparavant qu'on sceust si bien parier italien en France". * * * Het ty'dschrift Fiir's fla«s heeft onlangs een artikel geplaatst, getiteld: »Trouwt alleen een rijke vrouw!" en onderteekend >een gelukkig man". Het is als een vonk in buskruit geweest; van alle kanten zijn de vrouwtjes komen op dagen die beweerden dat zij, zonder geld mee te brengen, ook haren man gelukkig gemaakt hadden. Het genoegen van nu en dan wat te ontberen, de waarde van liefde en goed humeur, orde en zuinigheid, daarna het meerdere of mindere aandeel aan »geistigen Interessen", de positie van onderwyzers- en domineesvrouwen, dit alles werd er bygehaald; als het tijdschrift gewild had, had het voor een jaar copie. Ka de aanvalsters zijn de verdedigsters gekomen; nu wordt de zaak in details uitgewerkt. Interes sant is bv. een onderwijzersbudget, waarvan wij deze cijfers overnemen: Traktement 955 mark; voor vuur wordt 77 mark, voor tuin en akker 170 mark afgerekend; rest 708 mark (/ 424.80). Hiervan moeten drie volwassen personen en een kind leven; het is dus niet verwondsrlyk dat de vrouw in drie jaar geen hoed, mantel, japon, schoenen of parapluie heeft gekocht; van thee, cacao, spi ritualiën is geen sprake; voor den kerstboom moet men eene week vleesch uitsparen. De onderwijzer heeft het in zooverre lastiger dan de arbeider, dat hij 's avonds corrigeeren moet en dus licht branden, terwijl de arbeider naar bed gaat of in donker zit. Ook is het hem een voelbare ontbering, als hij er geen krant op na kan houden of nooit een boek koopen. Nog andere budgets zullen wel voor den dag komen; of er door bewezen kan worden, dat de schrijver van het bovenbedoelde opstel, de «gelukkige man", ongelijk heeft, is de vraag. * * * Millie-Christine, de dame met de twee hoofdtm, reist op dit oogenblik in Amerika. Te Anderson in den staat Indiana heeft zij (of hebben zij, dat is de quaestie) een curieus proces te voeren gehad. In het voornaamste hotel van de plaats was gelogeerd, en tot volkomen tevredenheid ; maar de verbazing van de dame met de twee hoofden was groot, toen haar, na het eind der week, volledig pension voor twee personen in rekening gebracht werd. MillieChristine protesteerde(n); zy beweerde(n), wel twee hoofden, vier armen en vier beenen te hebben, maar slechts n lichaam. De zaak zou niet zoo belangrijk zyn, wanneer van de uitspraak der rechtbank niet het tarief afhing, dat Millie-Christine, die altoos in hotels leeft of leven, voortaan iederen dag zal of zullen te betalen hebben. In den trein wordt maar n plaats voor haar betaald ; maar daar rekent men niet »por hoofd". De zaak is nog voor de rechtbank. en veel tijd over heeft, vry veel gedaan; voor zoover wy' weten is in ons land nog geen tydschrift (behalve een kleine rubriek in de kinder- en modetijdschriften) daaraan gewijd. *** * * * Een aardig geïllustreerd tijdschrift voor knutselaars is Licbhaberkünste, dat tweemaal in de maand uitkomt, in twee edities, een met gekleurde platen, de andere zonder. Het is groot van formaat en bevat, meest in na tuurlijke grootte, modellen voor zaagwerk, Kerbschnitt en Flachschnitt, brandschilderen, majolica-imitatie, klein smeedwerk, alle soorten van fantazieschilderen op alle stoften, metaal beslag, berooken en bespatten, bloemen drogen en hechten, klein timmerwerk, vlechten en vouwen, vernissen en vergulden; meest alles met beschryving. Aan dit alles wordt in kleine Duitsche stadjes, waar men zuinig is met geld, Als men bloemen uit Nice ontvangt, viooltjes, Maréchal Niels, mimosa's, zooals vrienden uit het Zuiden ze nog wel eens zenden, is de eerste beweging der ontvangster, de arme bloemen die zoolang geen water gehad hebben, flink uit de doos of mand te halen, uiteen te plukken en in frisch water te zetten. Dit is verkeerd. Men moet alleen de mand open doen en een paar uur in den kelder zetten; de bloemen frisschen dan langzaam op en wanneer ze daarna in 't water gezet worden blijven ze veel langer goed. Wanneer men bouquetten bewaren wil, en ze zijn stevig gemaakt, is het goed ze 's nachts onderste boren in den kelder te hangen. * * * Een Poolsch dokter heeft het middel uitge vonden, in dameswangen kunstmatige kuiltjes te maken. Het is eigenly'k zeer eenvoudig, een houten masker, met puntjes er in op de plaats waar men de kuiltjes hebben wil. Vóór het naar bed gaan bindt zij, die kuiltjes hebben wil, het masker voor, en 's morgens vertoont zy de bewuste verleidelijkheid in natuurlijken vorm. E-e. % llllllllllllllllllllllllllMllllIIltllllllllllllllHlIllllllllllinilllllllllllllH Iets OYer Op 14 en 15 September 1.1. werd de reeks van congressen, deel uitmakende van de Natio nale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid, ge sloten met eene zeer belangrijke bijeenkomst, n.l. het Opvoedingscongres. De onderwerpen, daar behandeld, hadden alle betrekking op De Taak van Moeders en Opvoedsters." Voor zoover mij bekend is, was dit de aller eerste maal, dat de moeders en opvoedsters van Nederland opgeroepen werden, om elkander voor te lichten en van gedachten te wisselen over de huiselijke opvoeding. En wat bleek bij deze allereerste moeders-bijeenkomst? Dat vele vrouwen al lang gesnakt hadden naar eene gelegenheid als deze ; dat vele moeders gebukt gaan onder het besef, totaal onvoorbereid de moeilijke taak der opvoeding te hebben aan vaard. Of is het niet diep -treurig, en voor latere eeuwen bijna niet om te gelooven, dat, terwijl voor iederen ernstigen arbeid voorbe reiding geëischt wordt, deze geheel of bijna geheel ontbreekt voor het zoo gewichtige werk der opvoeding in het huisgezin. Lang hebben de menschen hierin berust ; velen berusten nog er in ; maar de mannen en vrouwen, die aan het congres deelnamen, gevoelden levendig : hierin moei verandering komen. Maar hoe V Voor andere vakken ontvangt men opleiding op vakscholen of cursussen, dat is No. l ; men leest voor eigen studie de vaklitteratuur, dat is No. 2, en men houdt gedachtenwisseling met vakgenooten in vereenigingen, dat is No. 3. In overeenstemming hiermee zijn dus voor moeders en toekomstige moeders noodig : 1. Moeder- scholen of opvoedings-cursussen ; 2. Opvoedkundige bibliotheken ; 3. Opvoedkundige vereenigingen. En van dit alles bestaat nog niets in ons land I" Zoo zucht menigeen, en zoo zullen ook vele congres-bezoeksters gedacht hebben vóór den aanvang. Maar de eerste inleidster, mevrouw Elise van Calcar, kon het verblijdende feit meedeelen, dat althans in ne stad van ons land, in den Haag, een begin gemaakt is met deze dingen. Mevrouw Elise van Calcar zelve heeft eene moederschool geopend (Weimarstraat 80), waar zy opvoedkundige onder werpen behandelt voor jonge meisjes en jonge moeders. Op het congres werd tot mevrouw van Calcar het verzoek gericht, deze voor drachten ook in druk te doen verschy'nen, opdat ook anderen, buiten den Haag er hun voordeel mee zouden kunnen doen ; waarschynlyk zal aan dezen wensch worden voldaan. Het begin van eene opvoedkundige bibliotheek berust eveneens bij Mevrouw van Calcar, ter wijl deze beide, bibliotheek en moederschool, uitgaan van de Haagsche Vereeniging van Kindervrienden", zoodat in Den Haag de eerste stappen in de goede richting reeds zijn gedaan. En nu wij dit weten, wat zullen wy nu doen ? Zullen wij ons tevreden stellen met de gedachte, dat van de duizenden Nederlandsche ouders, die voorlichting behoeven, enkele moe ders in Den Haag die ontvangen V Zullen wy kalm er in berusten, dat in alle andere steden en dorpen de vaders en moeders verstoken blijven van de zoo noodige leiding ? Neen, en nog eens neen. Wij zullen trachten, ieder in onzen kring, leiders of leidsters te vinden voor een opvoedkundigen cursus (zouden niet vele onderwijzers, vooral zij, die zelf kinderen hebben, hiervoor de aangewezen personen zijn); en zoo wij zelven behooren tot de bevoor rechten, die pedagogisch inzicht bezitten, door studie of helder oordeel of ervaring, laat ons dan zelven leiders of leidsters worden. Niemand late zich toch weerffouden door verkeerd ge plaatste bescheidenheid. Ieder geve, wat hij kan ! Wie ook maar over n onderdeel van de opvoeding ernstig heeft nagedacht, hij geve het resultaat van dat nadenken aan anderen; een tweede doe eveneens. En zoo kunnen by v. (j menschen, die elk n onderwerp uit het rijke gebied der opvoeding behandelen, een groote zegen worden voor elkaar en voor allen, die naar hen komen luisteren. Mij dunkt, in alle steden en dorpen zou dezen winter wel eens een proef genomen kunnen worden met iets dergely'ks; als er maar n, die sympathie voelt voor het denkbeeld, een begin maakt. Als we altijd wachten, tot anderen beginnen, dan komt er nooit iets tot stand. De plannen voor wintercampagnes wor den nu gemaakt, laat men ook dit plan eens overwegen. Hier is nu iets, waarvan iedereen, van welke politieke of godsdienstige richting ook, het nut en de noodzakelijkheid moet inzien. Laat ons dan hiervoor de sympathie en samenwer king inroepen! En waar de samenwerking van enkelen onvoldoende blijkt, laat men daar den steun vragen van de Toynbee-Vereeniging of van de Nuts-Afdeeling. Deze vereenigingen zullen ook wel willen medewerken tot het verspreiden van popu laire lectuur over opvoeding, 't zij door het oprichten van een plaatselijk opvoedkundig bibliotheekje, 't zij door opname van pedago gische geschriften in hunne bibliotheek. Enkele goede opvoedkundige werkjes, circuleerende onder alle leden van een opvoedings-cursus, kunnen rijke stof leveren tot besprekingen. Zouden ook niet alle leesgezelschappen een stap in de goede richting kunnen doen, door jaarlijks een paar werken als Pedagogische Fragmenten" van Ritter, Spencer's Opvoe ding", Onze Avonduurtjes van Nellie", rond te zenden, ter afwisseling van de vele romans ? Maar behalve dergelijke kleine verzamelingen zou ik zoo gaarne zien verry'zen een Centrale Pedagogische Bibliotheek voor heel Nederland, waar ieder, die eene diepere studie wil maken van deze wetenschap, standaardwerken van allerlei richting kan vinden. Er zijn al onderhandelingen aangeknoopt, om hiertoe te geraken. Indien deze tot het gewenschte doel leiden, zal het in dit blad en andere bladen worden meegedeeld. En indien zij, die eens een proef nemen, 't zij met een opvoedings-cufsus, 't zij met een bibliotheekje, of wel met allebei, daarvan ook eens meedeeling deden in groote bladen, dan zou dit misschien anderen opwekken, om hun voor beeld te volgen. Ik hoop vurig, dat op die wijze de belang stelling in pedagogische vraagstukken zoozér zal worden opgewekt, dat na eenige jaren Nederland eene bloeiende opvoedkundige Ver eeniging van Ouders en andere Opvoeders zal bezitten, die, voeling houdende met OnderwyzersVereenigingen, krachtig zal meewerken tot de verbetering der opvoeding in 't huisgezin. Onze kinderen zullen er beter en gelukkiger menschen door worden. D. (Andere bladen worden verzocht, dit stukje in zyn geheel of de hoofdgedachte er van over te nemen).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl