Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. lin
De Nieuwe Rott. Ct. haalt met verklaar
bare ingenomenheid een paar uitingen der
buitenlandeche pers aan, over het bezoek
der journalisten aan Rotterdam.
Allereerst wat Aifred Fried in de
Berliner Zeitung schreef:,
Hij roemt de grootsrhe ontvangst hier ter stede
en verklaart dat deze bijna alles overtrof, wat liim
te .Amsterdam, 's-Gravenhage, Scheveniiigen, Edam
eüz. Tvas te teurt gevallfn. In de Bijniiaven /ag
bij groote schepen liggen, die de vrachten voor het
Bijngebifd laden, het graan opnemen dat voor
Manüheim bestemd is. Fiij heelt kolcnwagens als
speelgocddoozen in de hoogte zien heffen en liua in
houd om zien tippen in de, schepen, ar-beid t-n tijd
sparende. Verder ei n Ucenieeusch schip kolt n zien
laden uit het lloergelntd, die Let over Gibraltar
naar zijn vaderland zou brengen. Op de uitreis had
het graan aan boord. Z< o aanschouwde hij in een
heerlijk, levendige bedrijvighe'd het beeld van den
wereldhandel.
Hoe groot de Rotterdamsdie haven is, schrijft
Fried., kan ik niet in cijfers uitdrukken; alleen uit
weet ik, dat er een niecue haveu gebouwd wordt,
die aan oppervlak alle havenwerken die er nu zijn,
overtreft; dut dns het havengebied in een paar jaar
meer dan dubbel zoo groot zal zijn.
De ontwikkeling van de Jlansstad heeft aan de
Hamburgers en Triëstcrs de klandizie van de
Zuidduitochers ontnomen. De groote AVtstfaalsche mijnen
en hoogovens zoeken hna z^aartejmrt in Rotterdam,
het pehcele industriecle Rijnland verzendt en ont
vangt door dizen mond. Wie als de Neilerlauders,
dcor de latuur zoo begiinsligd, aan de monden v.iii
de groote rivieren van het Vasteland ligt, wie ak
zij. den toegang van deze rivieren, tot de zee bewa
ken kan, die heeft de hengsels \ au den wereldhandel
in handen; en zou zult dorpelwachtersdienst uiet
voordeelig zijn?
De stad zelve noemt hij een schoone stad vol
heerlijke plantsoenen en prachtige gebouwen, ni uit
de opgewekte blikken van de bevolking schitterde
het zaligmakende elixer van het goud"."
In de Temps is Thiébault Sissen aan het
woord :
Het vaartoehtje is o n vergel el ij k. Op dit kanaal
dat bijna een zeearm is en \\elks ontelbare golfjes,
waarvan htt zonlicht de kammen doet tintelen, h<t
licht weerkaatsen als de facetten van eui reusachtiger.
diamant, stoomen «ij met volle vaart tusschcn twee
stïooken vlak land, lichtgroen en helder smaragd.
Naarmate wij de zee naderen, ontdoet zich het ter
rein allengs van al wat. tot nog toe ons l,ad afge
leid of verrukt; de fabrieken, de boomgroepen, de
schapen, worden al zeldzamer, totdat rnen niets
meer voor zich ziet dun de groote horizonlijn van
de zee en terzijde aan de uiterste ptmt. v-'m den oever,
dien men den Huik MUI Holland noemt, hit tele
fonisch toestel van den wachter, die de schepen, zoo
dra ze binnenvallen, aan den hiivermeestcr van
Rotterdam aankondigt. Daarna wordt gekeerd en
voert de stoomboot, een sierlijke bocht makend, ons
de tegenovergestelde richting uit.
En het contrast is treffend tus=chcn de indruk
wekkende stilte van de groote zee, een kalme en.
effen zee, bewogen door schier onmerkbare huiveringen,
onder de felle zon, en htt komen en gaan, IK t haas
tige gewirwar op het kynaal bij ons binnenkomen
van de haven. Dit lijkt wel een boulevard op een
feestdag. Tegen elkaar gedrongen als onze rijtuigen
op het macadam, verlaten of bereiken de vaartuigen
van. alle kleuren en grootten de bijhavens., kruisen
elkaar onder htt gefluit der stooiBseheptn en htt
lange geloei der stoomfluitcu, terwijl langs de kaden
kolossale kranen zonder geraas in den open buik der
schepen reusachtige ladingen laten binnenglijdeii.
In mijn geest vergelijk ik dit schouwspel rnet
dat van het oude Rotterdam, dat ik, pas van school,
zoowat twintig jaar geleden reeds met een verbaasd
oog aanschouwde. In die tw-intig jaar is het aanlal
havens verdubbeld, het aantal binnenvallende schepen,
dat toen, omstreeks 1880, niet meer dan oGOO be
droeg, is thans tot 6000 en meer gestegen, en de
sdieepsbcwpging wijst in plants van (>0,000, het
enorme cijfer van 100,000 booten aan, gikmnen zoo
wel uit het buitenland als uit het binnenland, om
er koopwaren te brengen of te halen.
Wij hebben drie uur lang op dit water gevaren,
onder begeleiding; van den burgemeester en de raads
leden van Rotterdam. D-.iarna zijn wij door de stad
gereden, in een legioen rijtuigen, geoscorteerd door
bereden politie-agenten, wier goed uiterlijk \\ij be
wonderd hebben, en wij hebben het feest geëindigd
met een banket, dat Lticullus in ^eivukking /ou
hebben gebracht. Dit was een waardig slot van den
dag, dien Rotterdam, bij monde van zijn overluid,
ons verzocht had aau haar te wijden. De warmste
dankbetuiging is niet te veel om een zoo volmaakte
en zoo voorkomende en attente ontvangst te er
kennen" .. .
Gelukkig Rotterdam!
Welk Amsterdammer, al misgunt hij
Rotterdam zijn bloei niet, denkt niet,
als hij dit leest, aan een bladzijde uit het
allerlaatste deel onzer Nederlandsche his
torie; die waar hij beschreven vindt
het opknappen van ons Merwcde kanaal ?.'
Het met opzet wegwerpen van 2~> tnillioen
gulden, om Amsterdam mot zijn prachtige
haven, langs den langsten weg met Rijn en
Maas te verbinden ; m.a. w. de ontwikkeling
van den transito-handel onmogelijk te ma
ken. Ach, welk land was in die dagen ons
koningrijk, en wat is het nog!
Had sedert de opening van die lange
sloot, welke de binnenscbipperij ten
goede kwam, maar wier verbetering, om
dat kleine doel te bereiken, geen vijf
millioen bad behoeven te kosten ook
maar n dag de stem van Amsterdams
Handel mogen verstommen, ten einde voor
de hoofdstad, met haar half millioen zielen
en haar in handel en scheepvaart gestoken
en daarvoor beschikbare kapitalen den
kortsten weg naar Midden-Duitschland te
vragen? Wie weet niet, dat eerst onlangs
een stemmetje daarvoor is opgegaan?
Hecht om Rotterdam te benijden hebben
wij allerminst. Bij zooveel berusting als
Amsterdam onder miskenning van zijn
belangen, bij de meest stelselmatige achter
uitzetting, heeft aan den dag gelegd, kost
het eenige moeite niet te erkennen, dat
de hoofdstad thans lijdt onder een ver
diend lot.
De feesten zijn nu lang genoeg voorbij,
om eens te mogen vragen, hoe de gemeente
Amsterdam in die dagen haar eigen be
langen bevorderd heeft. Wat heeft de stad
den journalisten laten zien?
Zij heeft hun een maaltijd gegeven in
Artis", die allerminst in een behoefte
voorzag, maar die GOOO gulden verslond,
en het buitenlandeen, perscomitéheeft de
heeren naar Kwadijk, Edam en Marken
gelokt..., en van heel onze kostbare
haven, met haar belangrijke inlichtingen,
met haar nieuwe pakhuizen, dokken en
entrepots, graansilo's, onze hout- en petro
leumhaven en zelfs de grootsche sluizen
te IJrnuiden heeft geen buitenlander iets,
tenzij bij toeval ontdekt. Dat er een IJ was,
hetwelk in de wereldgeschiedenis meetelt
alleen een mislukt vuurwerk heeft het
hun misschien in herinnering gebracht!
Zou het thans niet eens tijd worden
aan de autoriteiten te vragen, wien voor deze
grandioze receptie van een honderdtal
journalisten onze haven- en handelsstad
dankbaar moet zijn?
Laster.
Tot ons leedwezen hebben wij in ons
vorig nommer onzen lezers niet kunnen
mededeeleu het antwoord van de heeren Prof.
Dr. P. J. Muller en Mr. Verkouteren, op
onze vraag, hun beleedigend woord, dat
wij ons aan onoprechtheid zouden hebben
schuldig gemaakt, met bewijzen, aan ons
artikel ontleend, te staven. Het volge hier:
De Amsterdammer1 kan nog niet besluiten ons
met rust te laten. Ofschoon wij volkomen duidelijk
zijn geweest en onze artikelen reeds lang het ant
woord hebben gegeven op de vraag, waarom wij den
schrijver van htt door Oïis bestreden artikel van
onoprechtheid beschuldigden, blijft J)f Am."terda»in>i'f
nog steeds vragen, waarin dan eigenlijk die onop
rechtheid heeft bcs'aan? AYij antwoorden thans nog
maals, dat het gchecle bewuste artikel doorloopt lid
van onoprechtheid getuigt en dat die heschuhlig'iiig
niet slechts een of meer yinsutden geldt. T\ ie een
stuk schrijft, waarin bijna elke zinsnede, openlijk of
bcdektelijk, een aanvul is op de Koningin, of op het
koningschap, mag als eerlijk man niet eindigen met:
leve de Koningin!" Wie van hit koningschap niets
wil weten, heeft recht op eerbiediging zijner over
tuiging, maai' hij hebbe dan ook dtn nioed er open
lijk voor uit te komen."
Nu weten wij het dan. Het artikel: De
Inhuldiging was geheel en al onoprecht.
»Elke zinsnede was openlijk of bedektelijk
een aanval op de Koningin of het
Koningschap" en toch onoprecht!
Welnu, Christelijk Historische heeren,
die dit uw lezers zonder een zweem van
bewijs mededeelt... haalt als eerlijke, fat
soenlijke menschen uit dien overvloed eens
een stuk of zes van die zinnen aan. Heusch,
zoolang wij journalist zijn, hebben wij uw
methode nog niet in de Nederlandsche
pers zien volgen. De strijd wordt niet
altoos even zuiver gevoerd, maar zoo!!
Foei, welk een voorbeeld, en dat gege
ven door een theologisch professor en een
jurist! In de Standaard werd dezer dagen
gevraagd of de polilifke, melktandjes er
bij u nog niet door waren,?wij laten dat
gaarne in het midden, maar dit is zeker,
de polemische zijn vooralsnog bij u absent.
]NTa den oorlog-,
Het Amerikaansche satirieke Weekblad
Ji/dgc, dat zich tot de «progressieve repu
blikeinen'' rekent, geeft in zijn nummer
van l October eene fantastische voorstel
ling van de grieven der oppositie. De
democratische pers wordt er voorgesteld
als «Koperen Janus," zooals de vroeger
op onze kermissen welbekende figuur heette.
De universeele musicus, het orkestmer.sch,
bespeelt met alle lichaamsdeelen een half
dozijn instrumenten tegelijk en zijn
oorverdoovend spektakel doet een eerzaam
burger, met beide handen voor de ooren,
onthutst de vlucht nemen. De geluidgolven,
die deze wandelende verschrikking voort
brengt, zijn tastbaar voorgesteld, en dragen
zeer suggestieve opschriften. Daar lezen we:
»Bedrog, kLoeierij, leugen !"
»Mac Kinky is zwak."
«Jammerlijke administratie, oneerlijke
aanbestedingen."
»De republikeinsche partij is veroordeeld.
De democratische partij zou alles veel beter
hebben gedaan.
»De oorlog was een failwe. Alger is
i< taal onbevoegd. Miles deugt niet op den
uitkijk. Shafter is een sukkel.
»Wat hebben we aan eilanden? Cuba
is een lastpost. Wat zullen we met
Portolïioo doen? We hebben de Püllij-pijnen
niet noodig."
Aldus dagelijks te lezen in de
oppositiebladen. En niet zonder reden.
De partijstrijd, die gedurende rlen oorlog
met Spanje eenige maanden is gestaakt,
is met vernieuwde woede uitgebarsten, en
reeds nu voorspelt men, dat (ie volgende
verkiezingen voor de tegenwoordige macht
hebbers slecht zullen afloopen.
Zooals men weel, hebben de algemeene
verkiezingen voor het presidentschap om
de vier jaren plaats, on is in dit opzicht
het jaar IS'JS te beschouwen als mi off
year, een jaar dat niet medetelt. Doch
wel worden in dit jaar verkiezingen ge
houden van gouverneurs en vertegenwoor
digers der afzonderlijke Staten, en deze
verkiezingen, al zijn zij van plaatselijken
aard, kunnen voor de <i!gemeer,e politiek
eene zeer groote beteekenis hebben. In
dit najaar hebben verkiezingen plaats in
24 van de 45 Staten en zal de grootste helft
der kiezers 'V8,8 millioen van de 10,0
millioen) naar de stembus kunnen opgaan.
Daarbij komt nog de omstandigheid, dat
de beide grootste Staten, Xew-York eii
Pennsylvanië, die te zamen bijna n j
vijfde van het geheele aantal kiezers
levfren, aan de stemming deelnemen.
Het historisch onderscheid tusschen de
beide groote partijen, die der republikeinen
en die der democraten, heeft sedert langen
tijd bijna geheel opgehouden te bestaan.
Wat daarvan nog overbleef, verdween
bij de laatste verkiezingen, toen de
ir.untquaestie op den voorgrond trad. Door het
op O Juli '06' (e Chicago aangenomen
platform (program) stelde zich de demo
cratische parlij officieel op het standpunt
der zilvermaiiiien, die vrije aanmunling
der waarde-verhouding van 1G tot 1; dit
had ten gevolge, dat de leden der partij,
welke voor sound money waren (dus voor
het erkennen van de werkelijke waarde
van goud en zilver en het uitsluiten van
de nctieve en kunstmatige verhouding,
welke de zilvermannen aanprezen), zich
van de meerderheid afscheidden en óf
voor Mac Kinley stemden, óf wel, met de
z.g. gouddemocraten, die zich in Septem
ber 1898 te Iridianopolis constitueerden,
eene nieuwe partij vormden, die zich de
nationaal democratische noemde. Omge
keerd had het, op de Conventie van St.
Louis geconstateerde, partij kiezen der
republikeinen voor sound money ten ge
volge, dat de bimetallisten en de voor
standers der vrije aanmunting van zilver
zich van hen afscheidden en als
zoogenoemde »zilver-republikeinen« optraden.
Deze scheuring van de beide pat tijen was
een der oorzaken, dat president Mac
Kinley tot dus ver alleen in het
Representantenhuis en niet in den Senaat over
eene aaneengesloten meerderheid beschikte.
Alle pogingen om deze klove te dempen
zijn onvruchtbaar gebleven.
Wij zagen reeds, dat gedurende den
oorlog met Spanje de vijandelijkheden in
de binnenlandsche politiek lijdelijk waren
gestaakt. Deze wapenstilstand was van
korten duur. Zoodra de vredespreliminaires
tusschen Spanje en de Vereenigde Staten
bekend waren, kwamen er nieuwe con
flicten. Eene minderheid onder de republi
keinen, welke niet samenvalt met de
minderheid die zich reeds als
»zilverrepublikeineiK afscheidde, verklaart zich tegen
de nieuwe koloniale politiek, welker om
vang- niet is te overzien. Eti een deel der
democraten, opgehitst eri aangezweept door
de Ycllow prcss, verklaart bij voorbaat
ieder voor een landverrader, die een duim
breed van het volgens hen door de Ver
eenigde Staten veroverd gebied zou willen
afstaan.
Als een nieuwe factor in den partijstrijd
komt thans de oppositie tegen den minister
van oorlog Alger, die naar men verze
kert zijne hooge en verantwoordelijke
betrekking uitsluitend te danken heeft aan
de voorspraak van den bekenden «presi
denten-maker," Senator Hanna. Dat het
beleid van dezen minister zeer veel te
wenschen heeft overgelaten, dat in 't bij
zonder de gezondheids- en de verplegings
dienst op ergerlijke wijze zijn verwaarloosd,
en dat dien tengevolge het cijfer dt-r dooden
en zieken in het Amerikaaneche leger
onnoodig groot is geworden, kan moeielijk
worden ontkend.
Bij de verkiezingen in Arkansas'is de
meerderheid, welke de democraten daar
bezaten, versterkt; bij die in Maine en
Vermont zijn de meerderheden der repu
blikeinen aanmerkelijk geslonken. Triom
fantelijk wijzen de democraten er op, hoe
zelfs de republikeinen zich verontwaardigd
van het >; AIge;ismo,'' afwenden. Onder den
indruk hiervan hebben de republikeinen
in den staat New York voor het gouver
neurschap een der hunnen candidaat ge
steld, die een openlijk tegenstander van
Alger is. De uitverkorene, Theodore
Koosevelt, kan over den oorlog uit eigen
ervaring spreken : hij maakte als overste
van de roi«jh riders de campagne op Cuba
mede, en is eene bij uitstek populaire tiguur
geworden. Theodore Roosevelt is lid ge
bleven van de republikeinsche partij, en
heeft verklaard, alleen van deze eene
candidatuur te kunnen aannemen. Over
de te volgen koloniale politiek heeft hij
zich, naar het schijnt, nog niet uitgelaten.
Met het oog op de verkiezingen in den
staat New-York, die reeds op 8 November
zullen plaats hebben, Is het volgende
staatje der in de laatste tien jaren, bij de
presidenls- en gouvenimr^-verkiezijigrn op
democratische, republikeicsehe ui andere
candidaien aldaar uitgebrachte stemmen
zeker van belang.
!)rmo~ Ri'publi- . ,
, , '. Anderen.
cratcn. kf\r'-p.
l^SS (president) d:'.") 7">7 o11 s.; 59 :!2 ^)<)
Ib^S ((iouveriK-ïiiïi'i.">0-Ui l- 031,29:! ."0^15
1^91 (Gouvrrncurï"::???> M; :$ 5:', l .(HUI ?!.\IIH4
'1MI-' i.I'resirlem) ' C;>i Mi5 (;i'9."r,n 50J ir,
1^,1-1 ((Jouven,! ur) T,l 7,710 oT.Vls nOJC!
l Vil') (Gouverneur) .17 lvr>2 l- 7v7.">!'i 'ü'.-V s
]M)ü(PiTs-ide):!) r,5L:'li'J hliKSjS :>;>,!:.0i)
Hieruit blijkt duidelijk, dat tot dusver
de candidatt.'i van het pari ij verband niets
te vreezen hadden van de dissidenten.
Bij de thans hecrschende verwarring is
bet echter zorr wol mogelijk, dat het cijfer
in de derde kolom dezen keer
aaiinu-ikelijk hoogtr wordt.
niifiiiiuiifiiiimiinii
iijiiiiiltiiufuirfriijt't'iiiiiüiiitiifiiiiiiiiiii
Sociala
lllllllllllllllllllllllllljllllllllllllllllllllllllllIlltlsllllHIIIIIIIMII
zilver
verlangden op den grondslag ! Jiogeering te doen
I.
Bemoedigend is de overeenstemming in
de programma's der verschillende staat
kundige partij;n aangaande de verzekering
der werklieden tegen de nadeelipe <rr-voljïeii
van invaliditeit en ouderdom. Tn flend is
de overeenkomst iussclien de deiiiocrati^che
groepen, tusschen de voomitsfrtvetid libe
ralen, do radicalen en de (ieii.ocr.
amirevolutionainn. Niet te vtnvomlt-ren, dat
met klimniuide behuigslellirg \erlanirrnd
werd uitgezien na«i!' het rapport, dat door
do staatscommissie, in .]uli IM'lfi hcnnaud,
zou worden uil gebracht.
Aanleiding lot de na n Kris ie! l i sip- d c
rmniniisj-ie w«s de »ai;;;< mi:;fr <!<;<;> dr T\v;<de
Kumc-r niet nvupgn.;Me nicodeil-eid, van
de motie-1 Leidt:
De Kjui'.fr viin nonii el. du! vti/.ekt n;1^'
van het lot van oude ue;-klit<U'i, ui.orei-n
wtSii-chelijk is, vu'ii.eki de
i> v>v;ko
grondslagen en 'op welke wijze die
verzeering zal kunnen en behooren te worden
geregeld." In haar opdracht aan de com
missie was de regeering nog meer gereser
veerd dan de meerderheid der Kamer.
Deze stelde de wenschelijkheid, om door
een pensioenstelsel het lot van oude werk
lieden te verzekeren, als uitgangspunt vast.
De regeering echter droeg dit punt in de
eerste plaats nog ter onderzoek aan de
commissie op; als zij de bedoelde wensche
lijkheid uitsprak, dan was het haar taak
de noodige wetsvoorstellen met memorie
van toelichting en raming der geldelijke
gevolgen, in te dienen.
Wie door litteratuur, of door eigen erva
ring slechts eenigszins bekend zijn met de
levensomstandigheden der invalide en oude
werklieden, die zullen de uitkomsten van
het onderzoek betredende het eerste vraag
punt met gerustheid hebben afgewacht. De
commissie verklaart eenparig, dat het resul
taat van dit onderzoek aantoont »dat de
economische toestand, waarin werklieden
en met hen gelijk te stellen personen zich
bevinden, indien zij door ouderdom of in
validiteit blijvend ongeschikt zijn om in
hun onderhoud te voorzien, deze is, dat zij
dan dikwijls op 65-jarigen en hoogeren
leeftijd zelfs in de meeste gevallen arm
lastig zijn of afhankelijk van de onder
steuning van hunne kinderen of andere
bloedverwanten en dat lij de vruchten van
vroegere besparingen dan slechts in geringe
mate genieten."
De hoofdoorzaak van dezen toestand is
de onvoldoendheid van het loon of althans
van de inkomsten, om daarvan het noodige
bedrag voor de betaling van een verzeke
ringspremie, die een voldoend pensioen
waarborgt, af te zonderen. Dat wist de
lezer, niet onbekend met de enquête van
1890, waarschijnlijk wel; toch is het van
beteekenis dat de staatscommissie deze ge
tuigenis aflegt. Voor hen evenwel, die met
de oeconomische omstandigheden der arbei
dersklasse weinig of in 't geheel niet bekend
zijn, vind ik htt wenschelijs eeuige
mededeelingen, ontleend aan een onlangs ge
houden onderzoek van andere zijde, dat
door dr. J. E. Millard ingesteld, te doen.
Feiten toch zijn leerzamer dan theoretische
bt schouwingen.
De inspecteur van den arbeid in de 3de
inspectie schrijft in zijn verslag over 180f>,96:
Ofschoon ik in verschillende bedrijven
oude werklitden vond, die aan het werk
worden gehouden, is dit echter lang niet
overal liet geval. Een evangelist in Fries
land verklaart: »Oude arbeiders worden
altijd afgedankt en vervallen allen aan de
voogdij."
Dat oude of' althans eenigzins bejaarde
werklieden worden afgedankt, aan gebrek
of aan de liefdadigheid worden overgege
ven, dat vonden sommige fabrikanten zoo
gewoon dat ze des heeien Millard's vraag
vrij naïef vonden. Een fabriekant te Am
sterdam ,-chreef hem kortaf' »Bij honderd
tallen" : «Gebeurt alle dagen" antwoordde
een andere noordhollandsche werkgever.
De voorzitter van een room?ch-kath.
werklitdenvereenig'mg zegt: »Komt zeer veel
voor, zelfs na een diensttijd van 30 a 40
jaar; bij dezelfde firma liggen de gevallen
voor het grijpen." Een zeer bekend pre
dikant in Friesland meldt: »is nageroeg
regel". Een iioord-brabantsch fabrikant
schrijft: «Vele werkgevers geven aan oudere
werklieden bij de minste aanleiding ont
slag." Et-u anïsterdamgche armbezoeker
zegt: »Komt veel voor onder den naam van
inkrimping van personeel". Een zeer be
kend geneesheer in het noorden schrijf t :
>De volstrekte regel. Uitzonderingen zijn
mij niet bekend." De voorzitter eener
werkIkdenviTeeiiiging in een groote stad con
stateert: 4n de bouwvakken worden werk
lieden boven de 6'0 jaar aan den dijk
gezet." De ondervinding van den secretaris
van een vereeniging voor ai'menzorg in een
der groote steden deed liem schrijven: «Mij j
zijn werklieden bekend, die ruim 45 jaar en
langf r op n werkplaats hadden gewerkt en
zonder ondersteuning werden ontslagen.
Men vergete niet, dat er altijd achterdeurljes
zijn voor zulke barbaarschheden.'' De secre
taris van een af'd. van Patrimonium in een
der fabriekfecentra zegt: -'Bij onze bespreking
van dit punt moesten wij bet h ooren, hoe
een jong fabrikant ons ten antwoord gaf:
? Daar hebben wij niet voor te zorgen; als
je niet meer kunt werken, dan kun je weg
gaan." Een predikant uit Drente vertelt:
«Juist gisteren deed zich het geval voor van
een arbeider, P. F., die g'iijs geworden was
in den dienst vaün veenbaas, en een
voudig werd ontslagen, omdat hij zijn werk
niet meer even goed kan verrichten. Van
ondersteuning geen sprake!"
voorzitter van een
werkliedenvereeschrijft: Uit eigen omgeving. Mijn
heeft als bekwaam timmerman meer
~> jaar gewerkt bij n patroon, die
n en lijd een groot vermogen heeft ver
worven. N adat de patroon zich een villa had
gebouwd, is zijn zoon in de zaak getreden,
wiens eerste werk was mijn vader met
nog /.es anderen, allen boven GO jaar, te
ontslaan, zonder hen zelfs n uur te voren
te waarschuwen; als hij hen later op
straat ontmoette, hield hij zich, alsof' hij
hen nooit te voren had gezien, terwijl bij
van hen vakkennis bad geleerd' Al de
ontslagenen zijn door jongere werkkrachten
vervangen "
Voorloopig genoeg van deze sociale feiten.
Zij wekken «enerzijds diep medelijden, aan
den anderen kant bittere verontwaardiging
op, meer u-gen de bestaande oeconomische
oiganisatie dan tegen de betrokken indi
viduen. Zij immers zijn opgevo_erd onder
de bestaande, wanverhoudingen in deleer:
elk voor zich en God voor ons allen.
Liggen hierin niet vele verzachtende
omstandigheden opgesloten?
D. STIGTKK.
A m s t., Alexanderkade 4, Oct. '08.
De
ni»in;
vader
dan
,i
Signalementen n d Utrecntsclien iieineenteraafl
door JAN v.vx 'T STICHT.
Cornelius van Straaten.
Ki'n acb'baar burger van onze siail, de
heer Cornet s van S^raaten zooals Lij
algeiK'.'pis gei.ocnul wordt tor onderscheiding van
aue, i!.Df i>iiike muli-re Van Siraaten's hier of
«.?Mos 'ij) c.it wtr, idrond. Wanneer er van een
Van Xraaien g s-proken wordt en do een of
a.r der b'giijjit met zoo dadelijk wie er tieuocld
wordt, dan zegt er maar een met bijzonderen.
nadruk: C o r n e l i s van Straaten en al
zaten er ook nog tien Cornelissen van den
zelfden familienaam bij iedereen weet dat
men het flinke lid van den Raad onzer ge
meente, dat zoo heet, op het oog heeft.
Cornelis is zijn burgerlijke-stacd-naaro, maar
Cornelius is zijn meer speciale doopnaam of zijn
Ileilige-naam of hoe men dat in de katholieke
kerk noemt, want de heer Van Straaten is
tot zijn blijdschap Roorasch Katholiek. Dat is
nu wel niets bijzonders en daarom vertel
ik het ook met want om den anderen, dien
men tegenkomt, behalve in den Gemeenteraad,
is van hetzelfde geloot". Maar het doet me
zoo'n plezier, dat van Straaten Roomsch i.Q,
omdat mij die om&tandigheid in gedachten
terugvoert naar de dagen mijner jeugd, toen
ik hem voor paap en hij mij voor geus uit
schold, wat evenwel niet verhinderde, dat we
samen op de schoolbanken in de meest vol
komen eendracht van Alpher/s heerlijk gedicht
opdrennden: Cornelis had een glas gebroken,
Voor aan de straat!
Dat schelden diende alleen tot afwisseling
bij onze toenmalige kinderspelen: knikkeren,
hoepelen, pi; kelen, roovertje,
hazelnooter.schieten! Dat doet men tegenwoordig ook al niet
meer. Da jongens van dezen tijd spelen
footliall, cricket, iawntennis en verwerven den titel
van captain, terwijl men in de dagen onzer
jeugd al ecu heele Piet moest zijn om het tot
rooverhoofdman te brengen. En toch, hoewel
Cornelis nu in algemeenen zin bedoeld
in de iaatste veertig jaren nog heel wat glazen
en zelfs potjes" vóór en achter aan de
straat gebrokt n heeft, wat is uit dat
vcelheroe.de verleden een gelukkig hedtri tevoor
schijn gekomen. We zeggen tegenwoordig heel
gewoon bonjour tegen elkaar, of, als 't wat
laat wordt wat maar heel zelden gebeurt
bor.soir, precies ei we er liet aan twijfelen
wat we als jongens zeer ernstig deden
dat we elkander in het paradijs, waar gemeen
teraadsleden en verslaggevers over ne kam
geschoren worden, ooi wel weer zullen ont
moeten '.
P _
zullen
ik, maar die doen dat op een andere wijs,
veel tijacr : bourgeois, hoort men thans aan de
ne zijde, socialist, aan den anderen kant en
al ware het alk-en om te beleven, dat ook die
scheldnamen meer voor anderen zullen plaats
gemaakt hebben, zou ik er nog wel een vijftig
jaartjes willen aanknoopen. Maar om nu tot
Vau Straaten, ons gemeenteraadslid, te komen !
Hij is de gelukkige vertegenwoordiger van
onzen mtddeust&nd e,n maakt deel uit van het
vijftal katholieken, dat daar zitting heeft
ik geloof ten mii.ste dat er maar vijf zijn.
Als er soms nog een zesde is, moet die den
volgenden keer. zijn vinger maar opsteken !
Van Straaten onderscheidt zich in den Raad
gunstig door zijn mond te houden over dingen,
waar hij geen verstand van heeft en toch
spreekt hij nog tamelijk veel. Wat bij zegt,
is wél doordacht en aangezien hij zicfl in zijn
loven r.ooit te buiten gegaan heeft aan rede
rijkerij en hem dus de gave der uiterlijke"
welsprekendheid, evenmin als de zucht, om
zich zelf graag te hooren spreken, beschoren
is, bepaalt hij er zich toe, om in zoo weinig
mogelijk goede Hollamkche woordei. zijne
meening uit te spreken, zonder zich door de voor
beelden, die redenaars van naam in zijne om
geving hem in uitrrst bedenkelijke mate geven,
tot navolging te laten prikkelen.
Hij valt niet in herhalinger, zoomin van
hetgeen hij zelf als van wat anderen gezegd
hebben en dat verdient zeer de aandacnt van
sommigen zijner buren in den Raad.
Aan praten voor de kiezers heeft hij een
broertje dood en r;og een paar zusjes ook,
geloof ik, zoodat hij ona maar zelden lastig
valt met algemeene beschouwingen, zoogenaamd
om zijn beginselen bloot te leggen. Die be
hoeven niet meer blootgelegd te worden, want
ze zijn wél bekend bij de kiezers mét wie hij
wel praat en die hem waardeeren en achten.
om de tlinke, rondborstige en onbeschroomde
wijze, waarop hij daarvoor, als 'c pas geeft,
uiskomt ca ze verdedigt.
Wie hem voor een kwezel houdt, slaat de
koek glad mis; en wie hem bij het voorstel
tot afschalting van het gebed vóór den aanvang
der Raadszittingen, zijne stem daartegen hoorde
motiveeren gevoelde onwillekeurig respectvoor
de gemoedelijke overtuiging, die uit 's mans
woorden sprak, toen hij zijne alkeuring te
kennen gat over het besluit dat de Raad stond
nemen (en ook genomen heeft) al&ot' dit college
het oud, geheiligd gebruik cm bij de beraad
slagingen den steun van het opperwezen in te
roepen, voortaan onnoodig achtte en caarom
als het ware uitsprak het wel zonder dien
steun af te kunnen.
Het zou den heer van Straaten beleedigen
zijn te beweren, dat hij het ailen menschen naar
den zin maakt, daartoe is hij tezelfsiandig, te
veel, hoe nr emt men dat ook weer 'i te veel
man uit n stuk Maar dat hij bij de gruote
meerderheid der kiezers en niet alleen van
zijr.e partij in groot aanzien staat, dankt hij
aan zijne degelijkheid en onafhankelijkheid,
aan de err/siige opvatting van al zijne burger
plichten m het is niet gewaagd te voorspellen
dat hij aan zijnen raadszetei nog jareilang
zal zijn
vastgeichakeld en verbonden.