Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
-NO. -il"
samenspel der Boheemsche strijkers en ook
niet als dat, waarop wy dobr onze eigen kunste
naars vergast worden. Ik had aan den viool
lessenaar meer idealen klank gewenscht; ook
had ik my de cello-party meer mannelijk
ernstig gedacht. Niettemin waren er ondanks
deze tekortkomingen, oogenblikken van groot
genot, niet het minst door de vol maakte rust en
zelf beheersching die bij de uitvoering viel waar
te nemen. Het deed overigens goed ook thans
weder te kunnen constateeren, hoe gropte
kunstenaars op het gebied van kamermuziek
wij ons gelukkig mogen achten, in ons midden
te hebben.
De Heer Willy Hess speelde Bach's Ciaccone
op verbluffend meesterlijke wijze. Daarin over
trof ly zyn ensemblespel b>.largryk. Zoo groot
en majestueus moet Bach gespeeld worden,
dan zal de uitwerking zeker ook zoo groot zijn
als 11. Maandagavond. De beide andere heeren
speelde ied'r een drietal kleinere solo-num
mers, die ons een goede meening verschaften
van hunne solisten gaven, doch wel wat buiten
het kader vielen van een kamermuziek-avond.
Moge het groote succes, dat het drietal hier
behaalde, hen ook vergezellen op hunne ver
dere concerten in ons land!
ANT. AVEEKAMP.
Nederlandsch Tooneelverbond.
Het bestuur maakt den leden der afd.
Amsterdam van het «Nederlandsch Tooneel
verbond" bekend, dat zy door den »Bond van
Nederlandsche Tooneelisten" zijn uitgenoodigd,
tot bijwoning van het eerste congres van
Nedefiandsche tooneelspelers, op Zondag 9 Oct.,
's morgens 10 uur, in het gebouw Odéon alhier
te houden. Vertoon van Diplo/ua is vereischt.
Napoléon III en de Backhahndel."
In het tijdschrift Bühne und Welt deelt
Frau Ilka Horsvitz-Barnay eenige herinneringen
mede aan Frans Liszt, waaronder ook het
volgende:
»0p zekeren avond werd er over
Oostenryksche en Weener muziek gesproken. Een
heer, die pas in Parijs was geweest, zeide,
dat de Franschen eigenlijk alleen Strauss
kenden; Mozart werd met een succèi d'estime
gespeeld, en zelfs Schubert was weinig bekend.
»Dan hebt ik my' ten opzichte van Schubert
zeer verdienstelijk gemaakt," antwoordde Liszt
lachend, »want ik heb hem in hooge gunst
gebracht by keizer Napoleon III. Ik had ver
scheiden malen op soirée's by den
Oostenrijkschen gezant, vorst Metti-mich, gespeeld en
op een avond zeide vorstin Pauline: »De
keizer wenscht u in een kleinen kring te
hooren en heeft tny opgedragen, u voor morgen
avond in de Tuilerieën uit te noodigen."
Natuurlek nam ik de uitnoodiging gaarne
aan. Zyne Majesteit ontving my zeervriendelyk,
en ik speelde verscheidene dingen. Toen ik
ophield, stond de keizer op, kwam naar mij
toe en zeide: »La princesse de Metternich
m'a raconté, que vous avez jouédans son
salon une musique spécialement vienoise,
qu'elle nommait, Wiener Baquehendèle. Cela
nous intéresse beaucoup, cher maltre, et si
vous voudriez bien faire grace a nos prières ?"
Ik begreep hem niet dadelyk en keek de
vorstin vragend aan, die my' vrooljjk toeknikte.
Toen herinnerde ik mij plotseling, dat ik voor
eenige dagen, nadat ik verscheidene andere
stukken in haar salon had gespeeld, ten slotte
schetsend bad gezegd:
>Dames en heeren, nu zal ik eens echte
»Wiener Backlahndel" (gebraden hoenderen,
de lievelingsspry's van de Weeners) opdienen,
en toen speelde ik de «Soirees de Vienne,"
de gracieuse walsen en «Landler" van onzen
Schubert, die ik voor piano had gezet. De
«Wiener Backbahndel vonden aan het Fransche
hof veel byval en ik kan my' dus vleien, de
Oostenryksche muziek en haar meest begaafden
toondichter Sehubert in Frankrijk te hebben
iogevoerd.
*
Wagner, Bülow en Liszt.
Richard Wagner, Bülow en ik," vertelde
Liszt eens aan Frau Ilka Horovitz-Barnay,
»waren nog tamelijk jong, toen wy in Leipzig
samen woonden en een vroolyk leven leiden.
Dat wil zeggen: vroolyk was ik alleen, want
Wagner was toen reeds in politieke en
philosophische verwikkelingen betrokken en de
prozaïsche werkelijkheid bevredigde slechts
zelden den eenigszins aanmatigenden toekomst
idealist. Bülow noemden wy toen al den criticus,
en wij vooral ik waren altijd een weinig
bang voor zyn scherpe tong.
Natuurlijk hadden wij alle drie gewoonlijk
weinig geld, maar Wagner sprak onze gemeen
schappelijke, dikwyls zeer magere kas dikwijls
aan. Hij kon geldgebrek niet verdragen, en
wy gaven ons veel moeite, om hem dit zoo
weinig mogelyk te laten voelen.
Na een langen, beerlijken nazomer was het
plotseling tamelijk koud geworden, en de
nerveuse Wagner leed zeer onder die tempera
tuurverandering. Hy wilde de kamer verwarmen.
Twee dagen duurde de debatten tusschen
Bülow en hem over de vraag, of wy met het
oog of onze verminderde kas wel hout zouden
koopen. Het werd mij niet gevraagd, want
Bülow wist, dat ik dadelyk zou toegeven, en
hy als verantwoordelijk schatmeester vond het
eenvoudig belachelyk, in September te stoken.
»Maar ik bevries!" riep Wagner woedend,
waarop de onverbiddelijke Bülow hem den
raad gaf, zich buiten warm te loopen, of zich
door zijn muze te laten verwarmen. En
lachend over zijn boosaardigen raad, verliet
Bülow met mij de kamer. Hoe verbaasd waren
wy toen wy twee uur later terugkwamen, en
Wagner in een snikheet gestookte kamer vonden.
»Waar?" begon Bülow, maar hy' ging niet
verder, want een blik in de kamer bewees
hem, hoe Wagner zyn zin had gekregen.
Alle stoelen en onze beide schrijftafels lagen
als kreupelen op den grond Wagner had de
pooten er afgehakt en daarvan een vuur
gemaakt.
Bülow was sprakeloos van woede, maar ik
stond in de deur en lachte tranen over Wagner's
geniale, maar wel wat woeste manier, om zich
te helpen. Bülow jammerde, dat wij nu onze
hospita de tafels en stoelen moesten vergoeden,
en zelf noch zitten noch weiken konden.
Maar Wagner antwoordde: »Ik heb, wat ik
hebben wilde! Menschen die zooals jy graag
wandelen, hebben geen tafels of stoelen noodig.
Als je op tyd geld had gegeven, zouden je
kostbare meubels nu nog leven maar je
hebt het zoo gewild ! Brandhout zou goedkooper
zy'n geweest!"
Den volgenden dag kreeg ik wat geld, en
kocht brandhout en nieuwe tafels en stoelen.
Wagner zocht dadelyk het beste voor zich uit;
en ik zeide lachend: «Hoor eens l De nieuwe
meubelen laten ik dadelyk tegen brandschade
verzekeren!"
Les fêies miles.1)
In 1893 verscheen Ie Lycle, een gedicht
bestaande uit drie gedeelten: La symphonie,
U réce, la vision; en in harmonie en parallel
gang met dit woord-poëem heeft de dichter
eenigen tyd geleden Les fêtes réelles gepubli
ceerd, de eerste van drie bundels teekeningen,
die te zamen een groot geheel Le Pocme
zullen vormen. Met La symphonie, Ie léve,
la vision correspondeeren dan in dit laatste
werk: Les fêtes réelles, dat een denkbeeldige
menschheid toont buiten tijd en ruimte om;
Ie chant de l'Océan, de epopee van een der
zielen dezer denkbeeldige menschheid ;
en les apparitions, de natuurgezichten, een
planten- en dierenwereld, een architectuur en
landschap uit den droom, verschijnende in een
atmoèpheer van droom.
In Les fêtes réelles heeft Albert Trachsel
een architecturaal gedicht willen geven en
hiertoe bediende hy zich dan ook van de
vormen der architectuur. Had hy de macht
van oude Pharao's, hij zou op de vlakten
onzer aarde monumenten doen verrijzen tot
hemelhoogten en de gebergten doen behouwen
tot reuzige tempelen. Zoo, als de volkeren
waren uitgestorven, zou de doode planeet
door de ruimte vallen met de
onvergankely'kstarre teekenen van al den weemoed en al het
geluk, en van al de gedachten en al de ver
langens der vergane geslachten. Daarlangs
gaande zou de verborgen stroom des levens
eindelijk zichtbaar worden, van zijne bronnen
af tot waar hy zich stort in de effen zee der
eeuwigheid.
Maar nu, levende in dezen tijd die pyramiden
noch sphinxen bouwt, maakte hij een boek;
hij dacht zich eene menschheid die door
architecturale middelen al hare droomen,
ideeën, ontroeringen en essentieële gevoelens
zou uitdrukken, gaande van den oorsprong
van alle leven, door den cyclus der
intellectueele feiten, menschelijk of boven-menschelyk,
om te komen tot het einde, tot den vrede, de
rust, den dood.
Van gelyke kracht zy'n al deze
geheliotypeerde platen geenszins, soms zelfs werken
grove onnauwkeurigheden in de teekening zeer
storend. Zoo al terstond in de eerste, een
voorstelling van den Zaaier, de wereldbollen
om zich werpende; symmetrie en perspectief
zy'n hier ten onrechte geheel genegeerd, en
dit kan niet in de bedoeling des ontwerpers
gelegen hebben. Na deze plaat komen de
groote abstracte ideeën, voorgesteld door de
tempels der oneindigheid, der eeuwigheid,
van het mysterie, en door den sphinx die
niet van de fraaiste is.
Hierna de hoofdverdeelingen der
planetennatuur: de geheiligde gang naar het paleis
der sterren, het paleis van de maan, de tempel
der rijzende zon, het feest der natuur, de
tempels van den berg, van het woud, van de zo e.
Dan komen de ideeën, ontroeringen en
gevoelens van den mensen: het huwelijksfeest,
het paleis der verrukkingen, der vruchtbaar
heid, het feest van den moederstaat, en deze
worden gevolgd door de intellectueele en
moreele begrippen: de goedheid, de reinheid,
de rechtvaardigheid enz.
Meer en meer gaat de menschheid leven
het gemeenschaps-leven en viert het schoone
en goede, de vryheid en den heldenmoed.
Dan volgt de stilte; het gaan langs het
monument van den vrede; de tempel der stilte,
het paleis der bespiegeling; tot het werk
besluit met acht platen van de droef heid, den
dood en het einde. Het zyn de melancholie
waar de beide treurende beelden aan de zy'den
en in 't midden de hooge Sphinx met neer
hangende vleugelen zooveel sterker van expressie
zijn dan wat er overigens, al is het weinig,
aan sculpturale versiering in dit werk te zien
is; verder de gang van den veroordeelde, die,
na de trappen te hebben beklommen, tusschen
de stylen eener ontzaglyk-groote guillotine
door, het beeld eens gekruisigden ziet in de
verte; dan het paleis van den schrik, de
tempel van de smart, het paleis van den dood;
en de prachtige marche funèbre die met twee
graftomben het einde geeft.
Er zy'n in dit werk, waarvan de groepen
platen in verschillende kleuren zijn gedrukt,
drie wijzen van uitdrukking te onderscheiden:
Vooreerst hebben de architecturale vormen
in een deel der teekeningen een vóór alles
psychische waarde van uitdrukking, on zy'n
zij bestemd een zedelijke gedachte weer te
geven. In den tempel van den wil b. v. doet
de strakheid der horizontale lijnen onmiddellijk
aan de onwrikbare vastheid van een sterken
wil denken.
Vervolgens hebben de architecturale vormen
in een ander deel der teekeningen een bovenal
impressioneele uitdrukkingswaarde, en moeten
zij een indruk van natuurlijken organischen
aard geven; de zuilenrij met haar rondbogen,
langs den tempel van het woud, herinnert ons
aan de ryzige looverengewelven der bosschen;
het wy'de egale in den tempel der zee aan do
oneindige grenzeloosheid der eeuwige wateren.
Ten slotte hebben de bouwkundige vormen
een intellectueele waarde van uitdrukking.
daar zy het begrip moeten doen ontstaan van
een stralende ster, omcirkeld door de baan
eener planeet, tegelijk met h.-t begrip van
voortbrengende kracht, van licht, van sterren
straling uitgaande van een zon die de natuur
vruchtbaar maakt, de kiemen van al het leven
der hemellichamen. Van deze derde expressie
waarde is het schoonste voorbeeld de plaat
die het feest der natuur geeft, waar de vier
wegen uit de vier wereldstreken naar het
middelpunt voeren, waar een pracht van
architecturale constructies de nooit te bevatten
rijkheid der oneindig-voortbrengende natuur
vertelt.
Wonderlijk is de imaginaire kracht van
den dichter dier buitengewone platen. Tegen
een donkere nachtlucht en een strakken
horizon stelde hy de visionaire monumenten
dier ideale menschheid op eenzame gry'ze
vlakten. Wel moeten reminiscensen van
Assyrische Egyptische bouwkunst sterk in hem
hebben gewerkt, want voor een groot deel
zijn de hooge droomen van dezen man door
die eerbiedwaardige oude volken verwezenlijkt;
hun idealen en aandoeningen staan te lezen
in de starre bouwsels die slechts een groot
gemeenschappelijk geloof in de Al-harmonie
der dingen heeft kunnen oprichten. Suggestief
1) Par Albert Trachsel. Edition du Mercure
de France.
in hooge mate zyn op deze platen de kleine
poortjes, waardoor de muren der tempels en
paleizen van reusachtige afmeting worden:
en niet minder werkt het uitsluitend ge
bruik van cirkelbogen en rechte lijnen, het
geometrisch geconstrueerde, tot den monu
mentalen indruk mede. Zoo is de tempel van
den Vrede van enkel rechte iy'nen en recht
hoekige vlakken, met slechts een klein poortje
midden in een muur. Deze, de eenvoudigste
van alle tempel", staat in haar rustigende
soberheid wel recht tegenover den rijken praal
van het feest der natuur, maar is met deze
tot het allerbeste van dit boek te rekenen.
Jammer is de smakelooze wy^e waarop het
werk gebonden is, en de onharmonische druk
van de inleiding, met de allesbehalve fraaie
vignetten van den auteur, wiens grof-uitgevoerd
portret aan het begin ook wel had mogen
wegblijven. Maar dit neemt niet weg dat wy
hier met een der meest bizondere uitingen
van de laatste tijden te doen hebben, een uiting
die vrij wat sympathieker is dan over 't alge
meen het werk der oppervlakkige moderne
jonge Franschen.
v. M.
KnnsMiistoriscli Congres te Amsterdam,
van 29 September tot l October.
In de afgeloopen week vergaderden in de
bovenzaal van het gebouw Arti et Amicitiae
de leden van het 5e kunst-historisch congres
waar alle nationaliteiten vertegenwoordigd
waren.
In hoeverre dit Congres ons nader gebracht
heeft tot de kunst-historie zal wellicht later
blyken; het was een samentreffen van ver
schillende personen die nagenoeg in dezelfde
richting hunne studiën opgevat hebben, en dus
als onderzoekers op het gebied der schilderen
beeldhouwkunst of architectuur hun sporen
reeds verdiend hebben.
Den 29sten September begon het congres
met een openingsrede van den heer Jhr. van
Riemsdyk, waarna het presidium werd opge
dragen aan het oudste lid van de commissie
van voorbereiding Prof. Dietrichson uit
Christiania.
Het program van dien dag bestond uit een
lezing van prof. dr. A. von Oechelhiiuser uit
Karlsruhe over een geheel vergeten klooster
in Bronnbach, waar men meest overblijfselen
uit de Romaansche periode, voortbrengselen
van vroege gothiek, renaissance, baroc en zelfs
rococo vindt. Met behulp van plattegronden
en photographien was het den heer Von
Odchelhiiuser mogelyk een denkbeeld te geven van
de verschillende vertrekken, kloostergang en
zeer byzonder Romaansche gewelven die men
hier aantreft. Hierna hield de heer Durand
Gréville een lezing van Eugène Müntz over
»la nécessitédes tudes iconographiques" en
gaf de heer C. G. 't Hooft Jr. eenige «Kritische
Bemerkungen ber einige Bilder des
Ry'ksmuseuuas."
De.i tweeden congresmorgen, deelde Dr.
Heinrich Brockhaus, directeur van het
KunstHistorisch-Instituut te Florence een en ander
hierover mede; waarna de heer A. Pit de
verschillen besprak tusschen Hollandsche,
Vlaamsche en Duitsche beelden uit de mid
deleeuwen, een en ander wat door ZEd. reeds
vroeger in een lezing in het Koninkly'k Oud
heidkundig Genootschap, opgemerkt was.
De laatste congreslag was gewijd aan een
lezing van Dr C. Hofstede de Groot over de
«Datierung der Handzeichnungen Rembrandt's",
waarby de spreker de verschillende kenmer
ken aangaf, waaruit men de dateering van
Rembrandt's teekeningen vaak kan afleiden.
Hierna deelde Dr. A. Bredius een en ander
mede over de verwaarloozing van schideryen
in Spaansche musea en in hoeverre in deze
maatregelen konden genomen worden, om een.
dergelijke vernietiging tegen te gaan. Ten
slotte spraken Prof. J. Six over «Farbenwahl
und Farbenstimming" in verband met de
kleurenkeus van verschillende schilders en de heer
Durand Gréville over »Mutilations et
changenients de couleur des verdures dans les
tableaux de cor,.oration."
Was dit in hoofdzaak met eene Receptie
ten Raadhuize, het offieieele gedeelte van het
Congres, tot het niet offieieele, maar daarom
niet minder aangename, behoorden een soiree
ten huize van den heer jhr. Van Riemsdyk,
die opgeluisterd werd door de muziek van
Josef Cramer en Julius Róntgen, een
bierhoek in de gezellige societeitszaal van Arti
et Amicitiae, een gemeenschappelijke maaltyd
en een uitstapje naar Hoorn en Enkhuizen,
terwijl de Congresleden toegang hadden tot
de R^mbrandt-tentoonstelling, alsmede die der
kleederdrachten en die betreffende het Huis
Oranje-Nassau.
Na mededeeling dat het volgende jaar, ter
herdenking van den twee honderdsten sterfdag
van Anthonie van Dyck op initiatief van den
heer Max Ilooses een extra congres te Ant
werpen gehouden zal worden en het volgende
te Lubeck eindigde deze vijfde kunsthistorische
bijeenkomst te Amsterdam.
R. W. P. JK.
Tentoonstelling w gebatikte stoffen,
in liet Museum fan Kunstnijrerhtid te Haarlem.
Met een enkel woord maakten we in het
nummer van 25 September reeds melding van
deze interessante tentoonstelling, die toen nog
niet voor het publiek geopend was. Uit meer
dan een oogpunt belangwekkend, verdient zij
dan ook ten volle onze aandacht en is zij
een bezoek overwaard.
In den voorhal en het groote trapportaal
van het bekende museum in het Paviljoen"
dat van zoo menig welgeslaagde tentoonstel
ling kan getuigen, zijn nu bijeen gebracht een
groote collectie sarongs, kains, slendangs en
hoofddoeken, die ons een denkbeeld kunnen
geven van den bij uitstek decoratieven aanleg
van den Inlander, die begaafd met een rijke
fantasie, een zeldzame volharding en een enorm
geduld ons zulke schoone resultaten te aan
schouwen geeft.
In deze sarongs toch zit een begrip van or
namentiek, waaraan vele decoratieve schilders en
teekenaars met ons een voorbeeld mogen nemen.
De motieven aan de natuur meestal ontleend,
zijn verwerkt tot kunstige lijncombinaties, waar
uit het kenmerkende karakter der dingen dui
delijk te voorschyn treedt. Het is geen trachten
naar naturalistische voorstellingen, maar een
positief geven van ernstige, streng gestileerde
vormen, die in rythmische volgorde tegenover
elkaar geplaatst zijn.
We zien hier vogels als de merak ngigel de
pronkende pauw en de merak mengara de
trotsche pauw, met rijk geornamenteerde staar
ten, statige halzen en fiere koppen, die wy'zen
op een zeer juist begrip van decoratieve ver
siering. En als zoodanig zy'n deze voortbreng
selen van Javaansche verbeelding dan ook zeer
belangrijk en is het droevig te zien, hoe, dank
zy de Europeesche invloed en smaak? men
tegenwoordig sarongs maakt, die totaal niets
gemeen hebben met eenig kunstgevoel, noch
het karakter dragen van in het minst ook
doordacht te zyn. Men heeft tegenwoordig te
Batavia en Pekalongan groote fabrieken, waar
tal van werksters aan het batikken zijn naar
Fransche modeplaten, uit Gracieuse, Bazar
en dergelyke tijdschriften, en het behoeft geen
verder betoog dunkt me, dat de resultaten,
dezer fabrieken, dan ook gewoon verschrikke
lijk zy'n, onberedeneerd, zonder eenig logisch
verband; laat staan dat ze zouden hebben, de
symbolische bekoring der echte Javaanschen,
waar tijden over gewerkt wordt en die met
liefde gedaan, door de verschillende patronen,
bepaalde beteekenis krijgen.
Op de bovengenoemde tentoonstelling zijn
helaas ook eenige exemplaren, van der Euro
peanen invloed op de Inlandsche nijverheid
aanwezig, een boezelaartje, theekleedje en nog
eenige dergelijke zaken, die hoewel technisch
uitstekend gedaan, alle kenmerken van goede
versiering missen, en getuigen van even
weinig smaak, als de dames handwerkjes uit
de laatste jaren, hoewel hierin een verandering
merkbaar is, en zich niet veel meer schijnt te
houden aan de laatste Parysche- of
Weenermode.
Maar laten we liever terugkeeren tot de
degelijke, goede batiks, waarvan
prachtexemplaren aanwezig zijn, en die we hier in
de verschillende trappen hunner wording kun
nen aanschouwen. Allereerst zien we hier
verschillende werktuigen, die hij het batikken
gebruikt worden; de was, waarmede de patro
nen afgedekt werden, de pan (wadja), waarin
die was warm gehouden wordt, benevens ver
schillende soorten van roodkoperen lepeltjes
(tjanting) met n tot vier dunne tuitjes, waar
mede de gesmolten was op bet doek wordt
gebracht. Hierbij hebooren nog rekjes
(gawangan) waar de te batikken stoffen overheen
gehangen worden, kuipen (penggloroddan),
waarin het gebatikte van de was wordt ont
daan en ten slotte de verschillende kleur
stoffen, die alle plantaardig zijn. De voor
naamste kleuren zijn blauw, indigo, taroemm
biroe; rood, saga of laroe, tingi, en mengkoedoe;
paarsbruin nget'el en een bruinachtige kleur
die door bepaalde bewerking ook uit de meng
koedoe wordt verkregen. Voor geel bedient
men zich hoofdzakelijk van koenir, terwyl men
andere kleurcombinaties door vermenging ver
krijgt.
Wat het batikken zelf aangaat, de hoofd
gedachte is, het afdekken van die plaatsen,
waar de verf niet mag inwerken; zoo worden,
daar de eerste kleur die men gebruikt meestal
blaauw is, al die gedeelten door de batikster
met haar tjanting, in een bamboe-kokertje
gevat, beteekend, die een geheel aparte kleur
moeten hebben; paars wordt vaak door rood
over blauw verkregen.
In de hier, ter tentoonstelling aanwezige
opeenvolgende staten van een zeer fraai pa
troon met mooi gestileerde vogels, dat bekend
is als rodjo oerès, zien we de verschillende
opklimmingen tot voltooiing zeer duidelijk.
Eerst de teekeningen met was op het voorat
in rijstwater geprepareerde katoen; daarna
het aldus beteekende geheel blauw geverfd,
vervolgens de was er met een bot mes afge
schraapt, zoodat er wit op blauwen fond over
blijft. De hierop volgende staal geeft ons de
voorgaande, waarvan gedeelten, die puur blauw
of wit moeten blijven, weer met was bedekt
en gereed voor de kuip met roode verf,
zoodat we nu het patroon krijgen in blaauw, rood,
een paarschen overdruk van beiden en wit,
waaraan dan nog bruin of geel kan toegevoegd
worden. Het spreekt van zelf, dat de
wasbedekking aan beide zijden moet geschieden,
om het doorvloeien der verf te beletten. Dit
is in zeer korte trekken de bewerking van
het batikken, plaatsruimte laat mij niet toe,
dit uitvoeriger te behandelen, doch naar wy
vernemen, zal er naar aanleiding van deze
tentoonstelling een boekje verschijnen van de
hand van Dr. L. Serrurier, terwijl een vroegere
uitgave over de inlandsche wijze ran katoen
verven, door mr. S. C. I. W. van Mussenbroek,
ook mededeelingen over het batikken bevat.
Nog zeer belangrijk op deze tentoonstelling
is de collectie batikvoorbeelden, door het
Koloniaal-Museum hiervoor afgestaan, waarin
we ten duidelijkste zien hoe hunne legenden,
in al het werk der inlanders een zeer groote
rol spelen.
Want niet alleen dat de patronen verschillend
zijn voor de rijke en minder rijke lieden en
men eigenaardige teekeningen heeft voor sarongs
bij godsdienstige feesten en
huwelijksplechtigheden te dragen, bevatten de sarongs motieven.
voor ingewijden geheele gedachten, in verband
met de persoon die ze draagt of de gelegenheid
waarbij ze iemand aangeboden wordt.
Men vindt er dan ook de meest fantastische
namen onder, als: Parang prang menang
(overwinning in den oorlog), Trang Boelan
(volle maar), DJendral minoein (de drinkende
generaal), terwijl vele namen aan het planten
en dierenrijk ontleend zijn, als: Kembang kapas
(kato^nbloem), loeng dtiggoer (wijngaardrauke1 ;
en zoovele anderen.
We hopen dat in het te verschijnen boekje,
naar aanleiding van deze tentoonstelling, ook
dit onderdeel uitvoerig behandeld worde, wat
voor zoover wij weten nog niet eerder is ge
schied. Wellicht gaat men dan ook inzien hoe
ontzaglijk dwaas die onbegrepen Europeesche
vormen in een Indische sarong staan.
R. W. P. JR.
Renibrandt in 't stedelijk Mnsenin,
(Ingezonden).
De Rembrandt-exposltie in 't Stedelijk Museum
is voor 't publiek een echec, al is 't Kunst
historisch belang niet te miskennen. Want al
moeten w\j voorzeker den ijver bewonderen,
waarmee de opzetters deze zaak ten uitvoer
hebben gebracht en meer dan honderd stukken
uit alle hoeken van Europa hebben weten bijeen
te trommelen al kunnen wy ook niet na
laten den smaak en de kennis te loven, waarmee
deze expositie is geschikt ofschoon't
iet-watnaar-bessennat smakende rood der wanden wat
zachter kan toch mogen wij niet verzwijgen,
dat voor velen deze tentoonstelling een emmer
ijskoud water is geweest op de gloeiende plaat
hunner Rembrandt-vereering. En 't echec had
men kunnen voorzien. Immers ook voor dezen
is een oeuvre-tentoonstelling doodend gebleken.
Want zoolang de wondere weefsels van ons
diepste denken als een dicht netwerk zullen
aaneengesponnen blyven, waardoor onze
graagzoekende oogen te moeiijker kunnen doordringen,
naarmate wy de essence van het spinsel zelf trach
ten te ontwarren zal 't proces van bewonderen
wél in vage omtrekken benaderd, maar nooit in
zijn diepste wezen verklaard kunnen worden
en de kritiek zelf altyd meezweven op den veran
derlijken stroom der bewonderirg. En hier, waar
men onze zoo-graag-bewonderende oogen dwingt
honderd vyf-en-twintig Rembrandts in eenen
adem te admirp-eren, zullen onze zwakke ver
mogens nood^akely'k te kort schieten en ons
voeren tot schiften en rangschikken van 't
mooie onder 't mooiere en van 't mooiere
onder 't mooiste en vandaar is de stap tot
slecht-, middelmaat- en goed-Rembrandt-werfc
niet verder dan die over eene hoewel-
wattroebele greppel. Immers zoolang kritiek
tot eersten grondslag heeft : scheiden en verge
lijken zal veel van wat hier hangt,
verbleeken voor den princelijken glans dier enkele
heel grooten en mogen vele wenschenmaar
stilletjes thuis te zijn gelaten, om in 't tweede
gelid te blijven schitteren, waar zy in 't eerste
zóó geëclipseerd worden. Want aan ieder, die
't nog niet wist, moet 't nu wel duidelijk zijn
geworden, hoe groot 't verschil is in kwaliteit
der productie van dezen zoo ongelijk-werkenden
kunstenaar, en hoe de paar
altijd-heerlyk-pralende meesterwerken van dien grooten wel
kunnen doen vergeven, maar niet vergeten,
dat diezelfde zoo duivelsch-veel-kuncende han
den soms eene oogen- py'nende manier- productie
hebben kunnen leveren.
Of zy'n niet de nummers 85, 55, 62 en ande
ren, specimica van een zoo ver-maniëreerd
geverf uit altyd dezelfde pot van
branderigbruin-rood en gloeiend-hel-geel, wat wy
helaas niet geheel aan de vernis kunnen toe
schrijven dat wij in onze dro g geschroeide
keelen een verlangen voelen kroppen naar de
zachte koelte van grijs-nevelende wolken-stoe
ten onder licht-blauwe hemel-overkoepeling.
En voor ons, Hollanders, in de eerste plaatf»,
zal dit eene teleurstelling z?n. Want zou niet
hij, die uit onze donkere museum-zalen een
breed gevoel van wt l- eerlijke bewondering heeft
meegebracht voor den magistralen bouw van
Rembrandts majestueuse kunst, en die nu met
een kloek gebaar van vaderlandsliefde z'n
rijksdaalder heeft laten klinken aan den ingang
van den tempel, waar hy nu zijnen kranigen
landgenoot de landsbroederlyke hulde zal gaan
bewyzen,meenende nu zijnen zoo-lang-vereerden
meester in zijne grootste kunst te zullen zien,
eene aarzelende teleurstelling moeten onder
drukken, wanneer hij ziet, dat, schooner dan
wat de meester ons reeds te bewonderen had
gegeven in onze e'gene stukken, niet door hem
is gewrocht. En al moge zyn ijdelheid al lich
telijk gestreeld zijn door 't weten, dat, om
Rembrandt op z'n koninklijkst (e leeren kennen, eene
reis door onze eigen musea voldoende is, toch
zal dit in mindering komen van de waardeering
dezer expositie zelf en van den geestdriftigen
eerbied voor den meester Rembrandt. Want
ieder, die in deze dagen naar Amsterdam op
trekkende, in ons Stedelijk Museum komt,
maenende daar honderd- vyt- en- twintig doeken
te zien, gelijkwaardig aan onze Nachtwacht"
of aan onze Staalmeesters," of aan onzen
Homerus," zal, ondanks alles, onvoldaan naar
huis terugkeeren.
O zeker wy erkennen gaarne, dat die
grijze kap van dien stoeren krijgsman, waarvoor
Rembrandt's broer poseerde uit de collectie
van de Keizer-Frederik-Museum-Vereenigirg
te Berlijn (no. 75) die met
vast-saamgeknepen lippen, waarom de smart diepe voren
groefde, zy'n sombere oogen van onder den
koperen helm opslaat van eene kracht is,
in z'n zoo-koel-gehoud)en blauw-grys, den meester
volkomen waardig ; en dat er m dat wondere
portret van Rembrandt's zoontje Titus (no. 89)
uit de collectie Kann te Parijs, die jongen met
dat even-geel-getinte fijn-besneden kopje, eene
princelijke gratie zweeft ; en wél is het
voor ons eene openbaring geweest, hoe die
zelfde man, die voor 't verfijnde
wegdroomen in vrouwen -schoonheid zoo onaandoenly'k
bleek, de teere bevalligheid van kinder-leven
zoo wist te vatten (no. 89, 90 en 95);
niet zou ik ook ooit willen vergeten eene dier
phantastischc landschappen (no. 87), waar de
meester in die donkergroene tegen bleek blauwe
en blauwgryze luchtvegen een effect heeft
bereikt van wonder- f orsche voornaamheid. Maar
is 't niet ot wy de gas lichten zien verbleeken
voor den komenden morgen, wanneer wij dan
denken aan dien Homerus'' uit den Haag, een
doek van even vol-rijpe geurige frischheid als
de beet in eene van- sap druipende perzik.
Want van een zoo kranig maaksel is toch zeker
f een enkele van al de aanwezige portretten.
Hoe heeft de kunstenair de verf daar al-, blokjes
naast elkaar gelegd, aldus volkomen 't effect
bereikende van een bevendec onzekeren ouden
man ; en hoe het ft hij de pupillen dof ingezet
en de oog-partij n teer aangeveegd, waardoor
de indruk ven blindheid zoo juist is weerge
geven. En wat praalt daar die plek geel met
glorieuse schittering ! Maar heerlijker,
niiimmiiiiliiiii
iilimimilliliHiiillH
40 cents per regel.
iiiiiHiiiiiiiimiMiiiiiiiitniiniiiiiniiiiiiiiiiiiiiliiiiilillllililiiiinillllNlIMI
Damast-Zijde 65 cent
tot f 1-4. 05 per Meter alsmede zwarte,
witte en gekleurde Henneberg-ZIJde
van 35 et. tot f 14.65 per Meter effen,
gestreept, geruit, gewerkt, damast enz. (ca. 240
versch. qual. en 2000 versch. klfuren, dessins
enz.). Franco en vrij van invoer
rechten In huis. Stalen ommegaand.
Dubbel briefporto naar Zwitserland.
G. Henneberg's Zijde-Fabrieken
(k. & k. Hoflever.), Zürich.
MEIJROOS & KALSHOVEN,
Arnhem.
Piano-, Orgel- en Muziekhandel.
Ruime keuze in Huurpiano's.
Dagelijks vertrekt van de RÜYTERKADE
naast de Kettingboot 's morgens 10 uur een
Stoomjacht naar M AR EX via BROEK
IN WATERLAND en MONNIKEN
DAM, en terug over de ZUIDERZEE.
Aankomst AMSTERDAM ca. 4.30 n.m.
DE HAVENSTOOMBOOTDIENST;