Historisch Archief 1877-1940
F. 1112
DE AMSTERDAMMER
A°. 1898.
WEEKBLAD VOOE NEDERLAND
Onder Kedactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr.
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WAEENDORF, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indie per jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0-12'/2
Dit blad ia verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Cauueines tegenover het
Graud Café, te Parijs.
Zondag 16 October,
Advertenün van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer ? 0.20
Reclames per regel 0.40
Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door
de firma RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma.
I K H O U D
. 7AN VEBBE EN VAN NABIJ: Een bondge
noot. Een woord over armenzorg, door H. P.
Iv. De zaak-gebroedersHogerhnizen. Tram.
Tien jaar. Oreta en de Mogendheden. SOCI
ALE AANGELEGENHEDEN: Een schandaal, door
D. Stigter. (II.) KUNST EN LETTEREN:
Muziek in de hoofdstad, door Ant. Averkamp.
Bembrandt en de Baad. Bembrandt vereeniging,
door H. H. Eene levensbeschouwing, door
6. J. P. J. Bolland, beoordeeld door J. A. Levy.
Boek en Tijdschrift, door G. v. H. FEUILLETON:
De geest der markiezin van Appleford, nil het
Engelsch, door Jerome K. Jerome. (II.) RECLA
MES. VOOB DAMES: Een trenrig stukje ge
schiedenis, door Jentink. Allerlei, door E?e
Ingezonden. SCHAAKSPEL PINANCIEELE
EN OECONOMI8CHE KRONIEK, door D. Stigter.
SCHETSJE: Uit het leven van een journaliste,
naar het Engelseh van Francis Gribble. (Slot.)
ALLERLEI. INGEZONDEN. PEN- EN
POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIES.
IMillllliiiliMliiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiitiiHiiiiiiimnniiiiiiiiiiiiiii
Een bondgenoot.
Zoo lang wij over de verbetering van
de toestanden, waarin de misdeelden leven,
geschreven hebben, is het onze eisch ge
weest: allereerst den armen brood m. a. w.
allereerst een nieuwe armenwet en armen
zorg, niet langer vierkant in strijd met de
beginselen van Christendom en bescha
ving.
Hoe rationeel ons dit toescheen, aan
bijval moest het ons steeds ontbreken.
Wel werd de wenschelijkheid van de her
ziening der armenwet door' mannen van
allerlei richting erkend; de mogelijkheid
van het verbeteren der wetgeving op dit
punt onderzocht, maar de eisch: als eerste
hervorming van de treurige toestanden,
een wél overwogen, maar milde armenzorg,
wij zagen dien niet gesteld. Geen enkele
der politieke partijen plaatste dit punt
bovenaan op haar programma; de radicale
partij niet uitgezonderd.
Maar eindelijk, geheel onverwacht, krij
gen wij een bondgenoot. De Amslerdamsche
Courant, het orgaan der oud-liberalen,
de Beaufort c.s,, schrijft: De Armen gaan
voor: »een wijziging der armenwet, vóór
andere dingen."
Inderdaad, met zeer bijzondere blijdschap
lazen wij die verklaring, en het daaraan
toegevoegde betoog; geheel in overeen
stemming met wat wij pas onlangs naar
aanleiding van de troonrede hebben ge
schreven. Wanneer men na zooveel jaren,
schijnbaar althans, te vergeefs te hebben
gestreden, een medestander ontmoet, juist
aan die zijde, waar men eer weifelaars en
tegenstanders meende te zullen aantreffen,
moet men zich wel verheugen.
Juist dezer dagen bevatte de X. Gr on. Ct.
de aankondiging door Frisus van een
brochure, waarin de heer Kijlstra, predi
kant te Rottevalle, het armwezen te
Achtkerspelen schetst. Wij halen in navolging
van de Amsterd. Courant een deel daar
van aan:
De brochure is van de hand des heeren Kijl
stra, predikant te Rottevalle, en vermeldt slechts
feiten met eigen oogen aanschouwd,
mededeelingen uit den mond der arme bedeelden
opgeteekeud.
Het onderzoek gold de arme bevolking in
de heidestreken der gemeente Achtkarspelen en
de inhoud dir brochure is voor de inrichting
en werking der armenverzorging in die gemeente
zóó verpletterend, zóó vernietigend, dat de
verstokste mensch zal uitroepen: /rzóó gaat het
dan waarlijk niet meer!"
Die armenverzorging, zij is onmensehelijk,
erger nog: zij is detnoraliseerend tot in den
lioogsten graad.
Laat ons enkele feiten mededeelen uit de
brochure, waarvan wij de lezing zeer aanbe
velen. 1)
a. De 70 jarige V. te Surhuisterveensterheide
wpodt in een hut van heideplaggen, waarin de
wind vrij spel heeft. De man, vroeger een vlijtig
arbeider, heeft een slechte borst, zoodat hij niets
meer verdienen kan. Een bed heeft hij niet, hij
slaapt op een paar oude planken. Meubels heeft
hij in het geheel niet.
Alle twee weken krijgt deze grijsaard van
den gemeentelijken armmeester 150, zegge: 150
centen in de veertien dagen'
b. Een 67-jarige weduwe B?wier gezond
heid zij kreeg tvree beroerten ??niet meer
toelaat iets te verrichten, vroeg ook aan dea
aimmeester onderstand. Deze weigerde, wijl deze
1) Deze brochure is uitgegeven door den
uitgever Laverinan te Drachten.
vrouw als lid der afgescheiden gemeente te
Rottevalle'?van die gemeente 75 cents
bedeelinff per week ontvangt.
.Dubbele bedeeling was niet getolereerd!
c. De 84-jarige S. te Hamsterheide, die in
het geheel niets meer had, omkwam in het on
gedierte en dientengevolge bier en daar met
wonden overdekt, kreeg na een bezoek van
den armmeester pel week 80 _ceaten be
deeling.
Wij zouden verder kunnen gaan; het eene
feit is al treuriger dan het andere. En men
noemt die instelling sttüverzorging, d. w. z. men
draagt zorg voor de ongelukkigen!
//Hoe wordt hier de beteekenis van dat woord,
anders vol humaniteit, geradbraakt, verkleind
ten bate van.... de gemeentekas.
Hoeveel wordt in die streken misdaan om
ettelijke guldens te besparen; hoeveel wordt er
geleden zonder erbarmen?
Onze armenwet dient herzien zoo spoedig
mogelijk.
Het ministerie zegt in de jongste troonrede:
,Allerwege treden vraagstukken van groote
maatschappelijke beteekenis op den voorgrond.
tot wtlker oplossing de wetgever geroepen wordt
bij te dragen."
Welnu onze onchristelijke Armenwet is
zeker wel een der grootste van beteekenis op
sociaal gebied; door hare feiten treedt zij vau
zelf op den voorgrond, al ZO jaren lang!"
En deze »nieuwe" regeling van
Achtkarsspelen is pas een paar jaar oud, en heeft, naar
de verzekering van Frisius, tot voorbeeld ge
diend voor andere gemeentebesturen. Trou
wens, iets nieuws bevatten bovenstaande
mededeelingeu niet. Behalve dat de hutten
op de heide veelal uit plaggen bestaan,
de armverzorging ook in andere krotten,
kluizen en kamerkens is voor een goed
deel elders niet beter dan te Rottevalle
of Achtkarspelen. Zeker zouden honderd
predikanten en honderd pastoors precies
hetzelfde hebben kunnen publiceeren als
de heer Kijlstra. Niemand in ons land,
die ooit met armenzorg in betrekking heeft
gestaan, kan ten deze opzichte onwetend
heid voorwenden; ja, al had men zelf nooit
een arme gezien, wat dienaangaande in
dag- en weekbladen, in boeken en geschrif
ten van allerlei aard is meegedeeld ... het
doet sedert langer dan een kwart eeuw
ministers, volksvertegenwoordigers,
politiekepartij-bestuurders, gemeentebesturen,
geestelijken, diaconiën, philantropen en jour
nalisten, die zwijgend de dagelijksche
kwelling en marteling van talloos vele armen
hebben geduld en nog dulden, schuldig
staan aan de bestendiging dezer horrible,
menschonteerende toestanden.
Maar daar durft de heer Borgesius, na
verleden jaar een wetsontwerp op armen
zorg in voorbereiding te hebben genoemd,
er een jaar later over zwijgen, en
dat nog al in de eerste troonrede aan
de jonge Koningin op de lippen gelegd.
Is dit niet meer dan treurig ?
En van welke zijde treffen hem bij zulk
een verzuim van allernoodigste plichtsver
vulling, de verwijten? Niet van de radi
calen ; niet van de vooruitstrevend libera
len ; neen, de oud-liberalen moeten het
zijn, die het woord spreken dat hier past.
Zelfs het Vaderland weet verontschuldi
gingen te vinden, voor het zwijgen in de
troonrede, voor het doen voorgaan van
wetsontwerpen, die in vergelijking met een
hervorming der armenzorg zoo weinig
beteekenen; al wil het dan ten slotte der
Regeering ,,geen vrijbrief geven voor het
geval zij stil zat!"
Is nu nog de tijd niet gekomen, dat
alles wat gevoel heeft voor menschelijk
lijden, voor tienduizenden ongelukkigen, die
in dit christenland op hun sterven worden
voorbereid door een leven dat geen leven
is eens krachtig blijk geven hoe
toch waarlijk hun geduld is uitgeput?
Waarom, mannen en vrouwen van Neder
land, diaconiën, armbesturen, philantropen,
geestelijken, dagbladschrijvers, waarom dan
niet thans te samen gewerkt, om de Regee
ring te doen verstaan: eerst die schande
uitgewischt, vóór gij u het recht geeft als
sociaal hervormer op te treden? Waarom
u niet gewend tot den wetgever met de
verklaring: dit moet uit zijn! Want wanneer
gij uw stem verheft, de stem der
mensehelijkheid, die brood vraagt voor den arme,
welke Kegeering zou u durven weerstreven ?
Een woord over armenzorg.
Armenzorg! Hoe duf en saai, hoe
ouderwetsch en onmodern! Zij moest heeleraaal
niet kunnen bestaan; zij is een vernedering
voor onze gelijken, bevordert de luiheid,
is een tijdpasseering voor nietsdoeners, die
zich daarenboven ~og als halve heiligen
gaan beschouwen
Toegegeven: /''j /.., duf en saai, als men
er mede bedoelt: >ren uitreiken, warme
maaltjes geven en wat dies meer zij, even
ouderwetsch als diepzinnige vérhandelingen
betreffende oorsprong en doel van ons
bestaan, als gloeiende tooneelen van eeuwen
oude, altijd nieuwer liefde en passie; en
onmodern, des te beter, dan kunnen wij het
terrein van dit afgedankt (?) modeartikel
met helderder, ruimeren blik overzien.
»Du choc des opinions». . . enz." Al
rondkijkende heb ik in ons land, in onze
stad een paar zaken opgemerkt, die mij
niet alleen hinderden, maar zelfs ergerden.
Diep doordrongen van den ernst, waarmede
alle waarachtige philantropie moet worden
uitgeoefend, kan ik niet nalaten hierop de
aandacht te vestigen en wel bepaald op
de volgende twee punten?
lo. De sleur, waarmede hier, min
der dan in eenigen anderen tak van
sociaal werk, gebroken kan worden ; 2o het
dilettantisme, dat slechts op dit gebied
recht van bestaan schijnt te mogen hebben.
De sleur, die doet vergeten, dat alle
philantropie waardeloos is, welke niet tot
eenig doel heeft: verheffing van het indi
vidu, materieele verheffing zeker, maar
voornamelijk de moeilijker te bereiken,
maar zooveel hooger staande moreele
ververheffing; de sleur, die philantropie doet
ontaarden in ziekelijke, sen timen teele
geverij, die paupers kweekt; de sleur, die
gezonde mannen en vrouwen in de kracht
van hun leven laa* ""','.'vpen bij de
openbare instelling - fsiigheïd en
hen de vernedering ^ -s-i :gaan van
een aalmoes te vragen. , >..>., Loeiden kan
ik opnoemen van werklieden met een vast,
zij het ook gering inkomen, van kleine
stedelijke of rijksambtenaren, die op aan
beveling van een heer of dame zich aan
gemeld hebben bij een bekende vereeniging
hier ter stede, om ook iets te mogen ont
vangen, al was het dan geen klinkende
munt. Zij zijn er te vinden, de gezinnen,
waar de kinderen groot worden en ver
dienen kunnen, maar waar de ondersteuning
door blijft gaan, alsof zij een levensver
zekering was, omdat de bezoekbroeder of
zuster de menschen zoo lief en dankbaar
vindt en het zoo hard valt afscheid te
nemen.
Uitgezonderd bij invaliden en ouden
van dagen moet alle hulp tijdelijk zijn;
hierop moet steeds gewezen worden; of
dit tijdelijke nu weken, maanden of jaren
duurt, hangt af van omstandigheden.
»They must get a push" zegt onze over
buurman. Wij moeten onzen armen broeders
en zusters leeren onafhankelijk te worden;
staan zij weer op hun eigen beenen, zijn
zij klaar om in de maatschappij te
werken, dan plaatsgemaakt voor anderen,
voor die steeds wisselende, altijd oude
schaar daarbuiten, die zoo lang en te ver
geefs gewacht heeft op een vriendelijk
woord, een liefderijk hart, een helpende
hand om hen op te heffen uit dien poel
waarin zij helaas bijna altijd? door
eigen schuld geraakt zijn. Dan gaan
wij voor de tiende, voor de twintigste
voor de honderste maal wellicht vol illusies
en vol hoop, trachten de levensgeesten op
te wekken en een eervolle, zij het nog zoo
geringe, plaats voor hen zien te veroveren
op het arbeidsveld, dat voor een ieder
openstaat.
Dit is geen werk voor dilettanten;
onvoorbereid mag men het niet beginnen,
veel minder als bijzaak beschouwen. Er
zijn reeds stemmen opgegaan tot het hou
den van cursussen of klassen voor
aansfaande armbezoekers; in Berlijn, in het
Pestalozzi-Fröbelhaus heeft men een cur
sus, für soziale Hilfsarbeit; in Londen
bestaat er iets dergelijks, uitgaande van
de vereeniging voor »University extension«;
eerlang zal men in ons land er ook wel
een proef mede nemen, maar het schijnt
mij zeer moeielijk dit onderwijs vrucht
dragend te maken.
Nog lastiger uit den weg te ruimen is
de heerschende meening, dat armenzorg
als bijzaak, als liefhebberij kan behan
deld worden. Vroeger was ieder trouw
kind zijner Kerk, Protestant of Katholiek,
verplicht liefdadigheid uit te oefenen.
»Het geloof zonder de werken is een
dood geloof,* predikt zij terecht. Niets
verachterlijker dan een ijverig kerkganger,
die de rest van zijn dag doorbrengt in
ijdelheid en ledigheid; meer nog dan voor
een ander moet voor hen de Christelijke
liefde bestaan in Altruïsme. Maar in deze
dagen, nu zoovelen gebroken hebben met
overtuigingen, die voor hen niet meer
omvankelbaar zijn als de steenrots, maar
waarin de liefde tot de naasten zich op
allerlei gebied zoo heerlijk openbaart, mag
men niet meer hechten aan het oude be
grip, dat iedereen, aan liefdadigheid moet
»doen«. Diaconessen, bezoekbroeders en
zusters van verschillende diaconiën,
Vincentiusheeren, zij gaan tot hun zwakke
mederaenschen uit godsdienstige overtui
ging; hun werk blijft frisch en schoon,
omdat zij een ideaal nastreven. Waar
zoovelen helaas dit moeten missen, mag
het bezoeken der armen niet opgenomen
worden als een tijdpasseering, als een
middel tot het opdoen van
menscbenkennis of uit welke zelfzuchtige reden
dan ook. Alle dilettantisme, overal wordt
het luide verkondigd, moet de genadeslag
gegeven worden; alle denkende wezens
moeten een vast, duidelijk omlijnd levens
doel hebben, niets mag half aangepakt
worden; wij moeten ons geheel geven.
»Daarom, heeren met drukke zaken,
geneesheeren of advokaten, huismoeders aan
het hoofd van een groot gezin, onmogelijk
kur.t Gij den tijd vinden om altijd klaar
te staan tot het aanhooren van klachten
of verlangens van uw armen; buiten het
uur of den middag, wekelijks bestemd om
in uw wijk trap op, trap af te klimmen,
moogt Gij de »buurt« niet ingaan, al blijkt
dit ook nog zoo noodzakelijk, tenzij voor
U hoogere plichten er oncUr lijden:« Ik
weet er zijn superieuren van geest, die
woekeren kunnen met hun tijd, alles »goed«
doen, maar dezen bevestigen slechts den
regel.
Sociale arbeid uit zich tegenwoordig niet
alleen in liefdadigheid; een ieder, die het
ernstig meent, kan in zijn omgeving, onder
zijn personeel vooral, gelegenheid vinden
om zijn hart te laten spreken ; finantieel
kan men steunen, waar en zooveel men
wil, maar het aantal der openbare armen
verzorgers moet beperkt worden, moet be
staan uit een keurkovps, dat niet n, twee
uur per week, maar n, twee, drie uur per
dag kan geven, dat armenzorg beschouwt
als hun ,,werk waaraan al het andere
ondergeschikt is. Het moet niet aan
gepakt worden voor een paar jaar, het
moet ons dierbaar worden; wij moeten er
niet van kunnen scheiden; het is iets voor
het leven. Dan eerst kan er van philan
tropie geen sprake meer zijn als van een
modeartikel, dan eerst kan een eind komen
aan de vele, dikwerf gegronde, bezwaren,
die zeker niet de minst-ontwikkelden er
tegen opperen, dan zal den gezonde en
krachtige de vernedering bespaard worden
van een aalmoes te kunnen vragen, maar
den zwakke van lichaam en geest zal met
meer ondervinding, met grootere toewijding,
met onwankelbaar geduld de hand worden
geboden om een edeler, hooger bestaan te
verschaffen.
Amst., Sept. '98.
H. P. L.
De zaak-gebrocders Hogerhuizen.
Gelijk men weet is de heer Troelstra
gedagvaard, op grond van woorden door
hem in een vergadering, 31 Juli jl., ten
opzichte van den Leeuwarder Officier van
Justitie gesproken. Den rechterlijken ambte
naar werd namelijk ten laste gelegd «opzet
telijke misleiding van het publiek, door
verzwijging of verdraaiing van hem bekende
feiten/'
Het doel van Troelstra's optreden op
deze wijs, was langs dien weg de revisie
der zaak-gebr. H. mogelijk te maken, iets
waarop inderdaad kans bestaat.
Naar aanleiding hiervan schrijft het
Vaderland de volgende opmerkingen, die
wij in elk opzicht juist achten :
AVij achten het ter kalmrering der gemoedereu
en in 't belang der .lusütie y.rlu-r gevenacht dat 't
mogelijk zul blijken op deze wij^e de hoofdzaak aan
de orde te brengen. M ant het is niet te ontkennen,
dat de wijze, waarop men verleden week te Leeuwarden
in het geding tegen de mannen dien Dijkstra voor
den inbreker te Jkitsum" hadden uitgemaakt, de
^aak heeft traehten te smoren, een
alleroiiaaiigenaams'en indruk heeft gemaakt.
Wat toch was de ijiiaestie! Bat de mannen, die
deze beleedisring" uitspraken, daarmede bedoelden
Dijkstra te beschuldigen vaa de inbraak bij Haitsnia,
is aan geen redclijken twijfel onderhevig. De Subst.
Off. erkende het zelf, waar hij bij zijn vordering tot
straf de overtuiging uitsprak, dat de beklaagden wel
wisten dat Dijkstra niet in de inbraak te -Britsum
(d. i. die bepaalde inbraak) betrokken was. Het is
dus duidelijk, dat de beklaagden Allard Dijkstra een
bepaald test" ten laste legden, eu dat er 'dei'hulv
aanleiding was hen wegens smaad te vervolgen en
niet wegens eenvoudige beleediging. De vraag kan
nog rijzen, of het bepaalde feit werd ten laste ge
legd met 't keulijk doel om daaraan ruchtbaarheid
te geven," een ander onmisbaar element voor het
misdrijf van smaad. Maar het is duidelijk, dat als
men iemand openlijk naroept: daar gaat de inbreker
van Britsum, men dit niet doet om de zaak in
dun doufpot Ie stoppen. In elk geval had het O. M.
wegens smaad willen vervolgen, het bewijs dat alle
elementen aanwezig wai'en, lau' voor het griipen.
Kennelijk heeft dus de vervolging wegens het ge
ringere delict van eenvoudige beleediging alleen plaats
gebail, om de mogelijkheid van bewijs nit te sluiten.
Immers bij een bc-.chulil'ginu' uegrns smaad \vui\U
de beschuldigde, die beweert in het algemeen belang
(of tot noodzakelijke verdediging) te hebbeu gehandeld,
toegelaten tot het bewijs der waarheid van hetgeen
hij ten laste legt, wanneer de Rechter het onderzoek
naar de waarheid noodig acht ter beoordeeling van
deze bewering. Dit bewijs der waarheid is bij een
voudige beleediging niet toegelaten.
Het O. M. heeft den schijn niet kunnen ontgaan,
dat dit het bewijs niet wilde. Het heeft daardoor
zijn positie niet versterkt.
Wij hebben meermalen gezegd, dat wij van de
onschuld der Hogerhuijzen en \an de schuld van
andere met den vinger aangewezenen lang niet over
tuigd zijn, maar terwijl wij alle oppervlakkige agitatie
tegen een overeenkomstig de wet gewezen vonnis af
keuren, willen wij toch aan den anderen kant teil
ernstigste waarschuwen, als wij symptomen zien, dat
mtn ook bij ons het onderzoek der waarheid tracht
te belemmeren, om de onaantastbaarheid der chose
juge'e tot eon dogma te verheffen."
Intusschen zouden wij willen vragen
bestaat er dan nu toch niet meer dan vol
doende aanleiding, om met het
wetsvoorstelHarte v. Tecklenburg den meesten spoed
te maken?
Tram.
De tram-voordracht is verworpen.
Met l Januari 1900 zal Amsterdam
afscheid nemen van de A. O. M. en de
tram in eigen beheer nemen.
Zoo is dan toch ook deze quaestie de
wereld uit. Wat heeft zij lang geduurd,
hoeveel vergaderingen van onderhandelende
lichamen, van den raad en raadscoramissiën,
heeft zij gevorderd; hoeveel is er gesproken
en geschreven over dit onderwerp... ook
wij zelf hebben in al de jaren, dat zij de
hoofden bezighield, er menig kolommelje
aan gewijd maar dit alles is dan toch
niet vruchteloos geweest; het besluit, zooals
wij wenschten, is gevallen. Zeker, de ver
zuchting is geoorloofd, waarom hebben
onze vroede mannen niet een weinig meer
vroedheid en deze een tiental jaren vroeger
betoond! edoch, gedane dingen nemen geen
keer; laten wij met de voorstanders van
gemeentelijke tramexploitatie tevreden zijn,
dat eindelijk ook deze kogel door de kerk is.
En met wtlk ^ een verrassend groote
meerderheid is de beslissing gevallen!
Het bleek duidelijk, dat de raadsleden,
voor z"»o ver noodig, reeds bekeerd waren
vóór de zitting werd geopend. De wet
houder van Publieke Werken, het doet
ons genoegen dit te kunnen constateeren
was niet onder de betoovering, naar wij
meenden van de heeren Sehadd c.s. uit
gegaan. De heer van Leeuwen, wethouder
van financiën, had de voordracht ook tegen
dezen zijn ambtgenoot te verdedigen en
die verdediging, was na de redevoeringen
van Hugo Muller, Kuinders, Fabius, v.
Nierop, Brengers en Blooker al bijzonder
zwak. Trouwens, ook buiten den Kaad
scheen men de vernieuwing van de con
cessie aan de A. O. M. niet con amore
meer te durven aanbevelen. Zelfs het
Handelsblad, steeds een koene medestan
der van de A. O. M., nam nog Maandag ?
avond een artikel ten gunste van naastbig
op, geschreven door Ch. E. H. Boissevain
en bepaalde zich eenvoudig tot de ver
zekering in het volgende nummer, dat dit
betoog de Redactie niet had overtuigd en de
argumenten door B. en W. aangevoerd voor
haar nog van kracht waren. Dat echter
van zulk een verklaring zelve geen kracht
kon uitgaan, was te begrijpen. Zóó on
dermijnd was de vesting, dat men, ja, de
vlag nog liet wapperen, maar den moed
miste er voor te strijden tegen den vijand.
Met welk gevoel dan ook de A. O. M.
de opmerking van het Handelsblad zul
gelezen hebben: »het maakte zeker geen
zeer gunstigen indruk, dat geen der leden
voor de voordracht opkwam ; dat alleen
de wethouder haar ex officio verdedigde,
kan men zoo begrijpen! nu het blad
zelf de bedreigde, in zoo netelige positie,
aan haar eigen lot overgelaten had.
Hoe dit zij, na jaren van strijd is door
de voorstanders van gemeentelijke
tramaanleg en exploitatie de overwinning be
haald en wat zouden zij met ons den
tegenstanders beter kunnen toewenschen,
dan dat dezen over enkele jaren, op grond
van ervaring, zich van harte verheugen
zullen over het thans door hen geleden
echec.
Tien jaar.
Nog sneller dan de beslissing nopens
de tram-voordracht, nam de Raad het be
sluit, 7 a 8 ton bij te dragen, in de kosten
ter verbetering van het Noordzee-kanaal.
7 a 8 millioen zullen daarvoor verwerkt
moeten worden in ... tien jaar tijds.
Het was te begrijpen, dat een handels
man als Kamerlingh Onnes, die een open
oog heeft voor de behoeften van Amster
dam de havenstad, tien jaar een veel te
langen tijd vond.
Tien jaar... om te maken, dat de sluis,