Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
1112
RemMlt en He Raai
De heer Hovy heeft uit veler hart
gesproken, toen hij, wat trouwens de Tele
graaf ook reeds had gevraagd, B. en W.
in overweging gaf, het hunne te doen, om
de Rembrandt tentoonstelling ook tegen
lageren entreeprijs te openen.
Natuurlijk, de commissie, die dit schoone
werk ondernam, heeft zich groote uitga
ven getroost. Wij meenen, dat zij pl.m.
3< '.000 gld. heeft moeten ten koste leggen.
J>och, het bezoek is zoo talrijk: vele
duizenden gulds. zullen ontvangen zijn, en
o>k kwartjesdagen brengen waarschijnlijk
niet minder dan rijksdaalders-dagen op.
Inderdaad, in een stedelijk museum 124
schilderijen van Rembrandt ten toon te
stellen, en dan alleen de gefortuneerden,
die zich voor de bezichtiging daarvan een
uitgaaf van 2 50 of l gld. meermalen
kunnen veroorlooven, daarvan te laten
profiteeren, het is al te zeer in strijd met
den democratischen geest van onzen tijd.
In een stad als Amsterdam, in een
land als het onze, zijn er onder de
nietbezittenden ongetwijfeld een nog veel
grooter aantal, die oog voor schilderkunst
hebben, dan onder de bezittenden; al mag
men aannemen, dat percents^ewijs er on
der de laatsten meer dan onder de eerst' n
zich bevinden, door hun opvoeding voor
bereid om van Rembrandt's werk te
gei.ieten.
Waarom zou men niet de tentoonstel
ling van 8Va tot 10 en van 2 tot 4 uur
b.v. alleen openstellen voor hen die niet
meer dan een kwartje kunnen offeren;
de overige tijd van den dag zou toch zeker
voldoende zijn om den meer betalenden
gelegenheid tot bezichtiging te geven.
Nu Rembrandt eenmaal zijn schitterende
receptie houdt, mag men van de commis
sie aan welker bemiddeling men dit eenig
jienot heeft te danken, toch wel vorderen,
dat zij iets meer om Rembrandt's volk
t n iets minder, althans niet uitsluitend,
om de rijksdaalders en guldens zal denken.
Dat de «Nachtwacht" op deze tentoon
stelling in het ware licht is geplaatst
wordt, voor zoover wij weten door
niemand meer betwijfeld.
De heele wereld schijnt overtuigd, en
toch niet n der vijf en veertig raads
leden heeft in deze raadszitting een woord
gesproken, om zijn ingenomenheid daar
mede te uiten, en te vragen wat B. en W.
zullen beproeven, om ook in het vervolg
dat wereldberoemde meesterstuk, waarvan
de stad de gelukkige bezitster is, tot zijn
recht te doen komen.
Natuurlijk mogen wij niet aannemen,
dat de 45 te dien opzichte onverschillig
zijn. Ou k in den Raad zitten
kunstvrienden en kunstkenners^ In het
afdeelingsverslag over de Begrooting is de
vraag geopperd, welke pogingen kunnen
en zullen worden aangewend ten [einde
ie bereiken, dat de Staalmeesters en de
Nachtwacht in het Rijksmuseum even
goed zullen worden geplaatst, als nu in
liet Stedelijk Museum. Doch deze vraag
baat niet veel.
Er is haast bij het werk.
Op l Nov. moet de Nachtwacht weer
naar 't Mausoleum verhuizen, om daar in
dien nacht te wachten op betere dagen.
Behoorde er nu van den gemeenteraad
niet ten spoedigste een schrijven aan de
Regeering uit te gaan, om bij deze er op
aan te dringen van die verplichting te
worden ontslagen, opdat het stuk niet
weder naar het Rijksmuseum worde ge
bracht, vóór het Rijk gezorgd zal hebben
voor een even goede plaatsing, als nu in
het Stedelijk Museum?
Het spreekt toch van zelf, de Regeering,
met een adviseur als de Stuers aan het
hoofd van kunstzaken, kan zich niet zóó
kleinzielig, haast zouden we zeggen: zich
niet zóó barbaarsch betoonen, om
tegen den wensch van alle kunstkenners
en kunstvrienden zich te verzetten, een
voudig ter wille van een contract!
Waar blijven de kunst-vereenigingen
in deze?
Waarom zwijgen zij, terwijl het publiek
en de pers zoo luide spreken?
Of zijn zelfs Rembrandt en zijn Nacht
wacht nog niet groot genoeg, om alle
overwegingen van persoonlijken aard en
berekeningetjes van cöterie-belang te doen
vergeten ?
RemöraBË-yereering.
Nu de commissie voor de
Rembrandt-tentoonetelling hare gewetensvolle taak, het
byeenbrengen en met de m ^este zorg verlichten
van een collectie schilderyen van dengrooten
meester met een ijver en toewijding volvoerde,
die boven lof verheven is, en het hier tot
stand gekomeno wel eeuig als gebeurtenis zal
blyven, mag het toch op zyn allerzachtst vreemd
geheeten worden dat z.j zaken, die met deze
tentoonstelling in direct verband staaan, zoo
positief verwaarloosde, dat men haast tot de
conclusie zou komen dat de heeren der Com
missie zich allén wenschten bezig te houden
met het inrichten der tentoonstelling zelve.
Da catalogus toch, onmisbaar als die is, om
ons een flauw denkbeeld te geven van de
ontzagverwekkende arbeidskracht van onzen
grootsten schilder, (wy weten immers dat 't
hier te ziene het kleinste deel var. Rembrandt's
werk uitmaakt) is een totale negatie van schoon
heid. De wyze waarop dit geschrift is ge
drukt en ineen gezet, spreekt niet van
Rembrandt-vereering, maar van echt nonchalante
onverschilligheid voor alles wat niet direct
picturale kunst is. Waarlyk, men had wel
mogen bedenken, dat, waar men een Rembrandt
te gast heeft, de gastheeren, wien deze zeld
zame eer werd aangedaan, van hunnen kant
verplicht waren in alles te toonen hoezeer hen
dit bezoek vereerde.
Maar wellicht heeft men, door dit op akelig
glad papier gedrukte sjofele boekje wel willen
toonen hoe vér we nog verwijderd zyn van
het begrip wat eigenlijk schoonheid is; endoor
dit werkje n door het lamzalige aanplakbiljet
eens scherp willen contrasteeren : het voorheen
en thans.
Mocht de commissie aan de samenstelling van
den catalogus part noch deel hebben, d. w. z,:
zyn de heeren onverantwoordelijk genoeg ge.
weest alles over te laten aan den goeden
smaak van den drukker, dan zou men laatst
genoemden wel eens willen aanraden een kijkje
te nemen by onze Belgische naburen, want al
mogen deze ook vaak wat lawaaierig op een
met veel zwier opgemaakten schuit van wal
steken, die by nader bezien allemaal waarde- j
looze ballast aan boord heeft; er zy'n onder onze |
Vlaamsche stamverwanten toch velen die
blyken geven van een ernstig zoeken naar de
verloren traditie. Ik heb voor my liggen een
boekje, verhalende van de feesten ter eere van
den Gelukzaligen Idesbaldus van der Gracht
en gedrukt door de »Sociétéde
Saint-Augustin"; dat met alle tekortkomingen zooveel
bly'ken geeft van ernstig willen, dat het van
harte te hopen ware dat het algemeene peil
van Hollandsch drukwerk reeds tot dit hoogte
punt gestegen was.
J. G. V.
2.
Een sanye,
Giovanni beweert in het Handelsblad, dat
de gouden gloed, diébij byna alle schilderyen
van Rembrandt opvalt, door een sausje zou
zy'n verkregen, in dien tyd veel gebruikt,
waarmee de schilderij bestreken werd.
Gesteld dat het zoo is, dan vraag ik:
1. Waarom hebben alle werken uit dien
tjjd dan niet dien gloed ?
Waarom bewondert Giovanni Rembrandt's
kleur, als die eenvoudig 't resultaat van
een kunstmiddeltje zou zy'n ?
Hoe kan Giovanni, die zegt Rambrandt lief
te hebben, zoo iets verkondigen i Volgens
hem zou voor sommige doeken, als b.v. het
oude vrouwtje in het Ryksmuseum, 't sausje
niet gebruikt zijn. Zeker is 't, dat dit den
karakteristieken hellen gloed mist, maar zou
dat niet het gevolg kunnen zijn van een
poseeren in een nooit-door-de-zon-verlichte
kamer ?
Ik heb Rembrandt altyd bewonderd om die
helle lichtuitstraling, die mij een uiting van
buitengewoon talent leek, en als nu iemand
komt zeggen, dat dit effect eenvoudig het
resultaat van een kunstmiddeltje is, komt my
dit ongelooflyk voor. Heeft Giovanni een
overtuigend bewys voor zy'n meening, of is
het een veronderstelling ? .
H. H.
De beeldenaar der nieuwe munt.
By de «Compagnie des Bronzes" in d«
Kalverstraat is op levensgrootte de beeldenaar
te zien voor onze nieuwe munt, door Pier
Pander, den beeldhouwer vervaardigd. Het
is een negatief, dat hier is tentoongesteld;
het portret is dus hol in het gips gewerkt,
de partijen, die het hoogst worden, zy'n dus
hier het diepst ingewerkt. Daaraan moet men
eenigszins gewennen; op het eerste oogenblik
ziet men niet alle partijen bol, wel het profiel
van het gezicht, maar langzamerhand komt
het geheele hoofd naar voren, ook het oor,
dat het sterkst is gemodelleerd, ook de gol
vingen van het haar. Merkwaardig is, dat de
grootste diepte slechts drie millimeter is, naar
ons werd meegedeeld.
En met de verbazend zachte overgangen, die
dus noodzakelijk in dit werk moesten worden
gehouden, is er toch groot reliefin verkregen.
Een buitengewoon zachte, gevoelige hand
moet de kunstenaar hebban, die het overgaan
van den hals in de wang, van de wang naar
de kin, van het haar naar het voorhoofd en de
slapen, met zoo weinig en toch zoo duidelyk
weet aan te geven. En die overgang werkt
toch weer zoo sterk, dat in dit proflei-portret
werkelijk de gelijkenis van de koningin met
haar moeder, die zeker voornamelyk en face
zichtbaar is, zeer goed uitkomt.
Behoeven wy te zeggen, dat Pier Pander,
van den beeldenaar een nobel werk gemaakt
heeft ? Al wat deze kunstenaar doet, is zuiver,
en edel van lyn. En de gelykenis is zeer goed.
Wanneer van dit ontwerp goede stempels
worden gemaakt dit geschiedt, naar wy
vernemen in het buitenland, alleen het
omschrift is aan 's Rgks Munt ontworpen
dan gelooven wy', dat wy een zeer mooie munt
zullen krygen.
Van het negatief dat wij heden zagen, zijn
reproductiën tp .bekomen, in verschillende
stof, ook positieven. (Hand.)
Naar wij vernemen zy'n de medaillons naar
dit model, in marmer verkrygbaar voor ?800,
en in brons en gips voor f 250 en f 90.
MiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiniiiniiiiiiiiiiiimiitiiiiiiniiiiiiHuiiiiiiiiiiiiiiiiiMill
Eene Lerensbescliomuing. Lezing gehoud> n
den 16en Maart Iö9^, voor de afdeeling
van den Nederlandschen Onderwijzersbond
te Amsterdam, door G J. P J. BOLLAND,
hoogleeraar aan 's Rijks universiteit te
Leiden. (Leiden, Ifc98) blz. 63.
Het zou mij verbazen, indien de hoorders
dezer lezing voor hun pleizier uit waren. Naar
den vorm, is zy' een aaneengeregen reeks van
citaten uit Schopenhauer. Naar den inhoud,
een breede rij van diens stukgereden stok
paardjes, waarom niemand meer zich bekommert.
Ziehier, in rasschen worp meer verdient des
duitschers gebazel niet het réchauffé, dat de
hoogleeraar goedvond op te disschen:
1. dat eene algemeen geldige philosophie
niet kan bestaan, omdat de regel is overal in
de wereld het gespuis" (4, 5);
2. dat de heele wereld en alles erin vol
([??) van eigenbelang, van meestal vuig, gemeen,
kleinzielig eigenbelang" (7);
3. dat de Wil (met een hoofdletter, want
het is Schopenhauer's creatie) tot bezinning
komt in den mensch (32, 43, 44). Wat dat is,
tot bezinning komen" begrijpt ieder. Indien
men echter wil ophouden het te begrijpen, leze
men de verklaring van den heer Bolland (32);
4. dat vrouwen zijn en blijven over het
geheel genomen de grondigste en ongeneeslykste
kruideniers" (11);
5. dat de wereld moordend is en vermoord
(19); het leven vol ellende en nietigheid"
(33, 34, 35, 39, 48);
6. dat verveling aan des levens leegte"
inhaerent is en zorg haar gezelschap houdt
(34, 48);
7. dat middea in het zouteloos gewoel van
jagende en gejaagde nietelingen, hier en daar
een eenling zit, die vraagt, waarom wy bestaan",
en doorgrondt den Ikhamelrjk verbijzondarenden
wereldschyn" (35, 36);
8. dat Optimisme gedachteloos geleuter"
of eene roekelooze denkwyze" is (55);
9. dat de al eenheidsleer" eene toekomstige
religie is. God wordt" (58);
10. dat zelfversterving en wereldontvluchting
(ascese) aanbeveling verdienen en het nieuwe
geloot mystiek is (56, 58);
11. dat welgedane, getrouwde en verlichte
protestantsche dominees" het Christendom tot
een goeden godsdienst" verknutselen (6J).
Voeg daarbij, dat echte" wijsgeeren door
weinigen begrepen worden (38); dat Schopenhauer
zegt vaa Schipenhauer: Den sluier der
waarheid heb ik hooger opgetild dan eenig
sterveling voor [less: vóór] my; dat geen
mensch de Kantische kunsttaal verstaat'' (40)
en dat de menschen in het gemeen stek'
1varkens" zijn, weswege zy op een afstand van
elkander moeten blyven" (47) en gij hebt
het extract dezer ontboezeming. Het zou mij
niet invallen van haar notitie te nemen, had
de Redactie van dit Weekblad mij niet haar
toegezonden. Derhalve een paar woorden.
Er staat: Eene Levensbeschouwing. Van
wien? Van Schopenhauer of van Bolland?
Ik hoop het eerste, doch vrees het laatste. De
toekomst dergenen uit Leiden's jongelingschap,
die met wijsbegeerte zich inlaten mogen het
velen zijn l zou ik met diep leedwezen aan
dergelijke proefnemingen gewaagd zien. Want
Schopenhauer, zelfs al voegt ge er Hartmann
by, is niet in staat om een hond uit den oven
te lokken. De zoogenaamde wijsbegeerte van
Schopenhauer heeft drie gebreken en alle drie
zy'n doodend.
Vooreerst: er is twee'rlei psssimisme, het
vulgaire, laffe, onwetenschappelijke,en hetnobele,
hoogere, tot overpeinzing prikkelende. Wilt
ge daaromtrent ingelicht zijn, neem een kort
geschrift van A. Spir 1) ter hand. Of de som
van lust, de som van onlust in deze wereld
al t niet overtreft, daarover laat zich
twisten uit den treure. En van die gelegen
heid wordt druk gebruik gemaakt. Ook in
druk. Men denke aan: Is l f e worth living?
(n soortgelyke vodden. Het genie van lederen
tinnegieter vindt hier speelruimte en zy'n
makker laat zich dan ook niet onbetuigd. Het
is eene vraag, waarin men naar hartelust
ronddwarrelen kan, want het antwoord haügt
af van toevallige ervaring, stemming, ja zelfs
van tyd en plaats, waarop het interessante
discours wordt aangeknoopt. In een griezelig
bosch, op een donkeren hoek, beantwoordt gy
haar anders dan na een goed diner of op een
zonnigen dag.
Maar er is een pessimisme, dat met de
diepste roerselen van het menschely'k gemoed
in verband staat, eene overtuiging, dat er veel
en onschuldig geleden worde, een besef, dat
er kwaad en leed is in de wereld, en zij in
hare vergankelijkheid niet de afspiegeling noch
de weerslag zy'n kan van het Absolute. Dit
pessimisme staalt en dryft en zweept en jaagt
tot handelen. Tot handelen, verstaat ge, niet
tot huilebalken. Daar zal niet onrecht zy'n bin
nen dezen onzen gezichteinder, zegt ons ge
weten. En daarom voegt het er by : laat ons
het verhoeden, zooveel wij kunnen.
Voor het vulgaire pessimisme nu is
Schopenhauer een onuitputtelijke schatkamer.
Van het andere wist hij niet af. Daarom predikt
hy wereldontvluchting. Op de Filippijnen kan
hij, in de geestelijke orden, zy'n ideaal verwe
zenlijkt vinden. Het: go-ahead der Amerikanen
heeft er korte metten mee gemaakt.
Vervolgens: Schopenhauer heeft den Wil (ik
schrijf ook maar met een hoofdletter, doch om
te signaleeren) irtgedoscht als het ware
werkelyke, Kant's Ding an sich. De zotheid van
dien inval is met handen te grypen. Kant
heeft tusschen het voor ons kenbare, de erva
ringswereld, en het voor ons onnaspeurlijke,
het bovennatuurde, eene diepe
onoverkomely'ke klove getrokken. Hij deed dit in zijne
Redecritiek. Die critiek eigent Schopenhaner
zich toe, edoch hij amendeert: niet de rede
is primair, maar de wil, dryfveer van handelen
is het. Mitsdien gly'den wij, als schimmen, door
eene wereld, die wij droomen. Die maskerade van
den wil laboreert maar aan ne f jut. Deze:
dat zij uit (Schopenhauer's) rede ontsproten,
en mitsdien aan Kant's critiek onderhevig is.
Zoodra aangetoond is, dat het bovenzinnelijke
ons een gesloten hoek bly'ft, baat het niet of
Schopenhauer, al bravo ! roepende, den muur
overspringt, en den wil als liet werkelijke ver
heerlijkt. Hy had het even goed zijn pink
kunnen doen. Wat Kant zegt en slaaft is:
wy', gely'k we treilen en zeilen, met al onze
geestvermogens, zy'n verschijnselen
(pbaenomena), niet werkelijkheden (noumena). Of gy
daar LU den wil uitlicht is volmaakt onver
schillig. Alle hoofdletters veranderen niets aan
de waarheid: dat de Wil, gely'k al het overige,
een deel is der voorbijgaande ervaringswereld,
en deze als geheel, naar eene werkelijkheid
verwijst. In mijne schatting is Schopenhauer
dan ook heel wat meer acrobaat dan wijsgeer.
Eindelijk: Schopenhauer's leer heft de zeden
wet op. De Ethica mag niet slechts, zy moet
los zyn van religieus aansluitingspunt. Kant
plaatst haar tusschen h mei en aarde, omdat
zij zich zelt genoeg is. ledere buiten haar
liggende prikkel stoort hare autonomie en daar
mede hare loutere heerschappij uit eigen
machtsvolkomenheid. Schopenhauer onderstaat zich
dit platte rationalisme" (61) aan de kaak te
stellen. My' dunkt, het kan de vergelyking
met zijn materialisme wel doorstaan. Ot poemt
gy de wilsvergoding anders ? Dat het medelijden
door hem tot steunpunt van ethisch handelen
wordt verheven, is op dit punt onverschillig.
Ook het medelijden is een heteronome drijf
veer, die versaagt, zoodra krachtiger hefboom
het te niet doet. Volkomen gelyk heeft dan
ook Tschofen ), wanneer hij Schopenhauer's
wereldopvatting met Hollbach's Système de la
nature op ne lyn stelt.
Toen de beroemde Carl von Prantl het
rectoraat der Münchener Universiteit aan
vaardde, sprak hy de studenten a!s volgt toe:
Gaarne zou ik onderstellen, in ieder geval
levendig wenschen, dat gy', myne jonge
vrienden, niet bereids zelven aangestoken
(angekiankelt) zy't van de denkwyze, welke niet
nlechts uit eene ver verbreide wysgeerige
literatuur, maar ook uit werken der duitsche of
der italiaansche dichtkunst, of zelfs uit popu
laire geschriften over aardrijkskunde, v
ikenkunde en cultuurgeschiedenis, ja in denjongsten
tijd zelfs uit een eigen pessimistenbrevierkan
worden geput. Niet, als zou ik van meening
zyn,dat u deze nu eenmaal bsstaande btrooming
onthouden blyven moest, maar geheel
afgescheiTrademark
THEE - E. BRANDSMA.
Trademaric
KOLDEWEIJiCOBBllRE,
tft L KI r» SC H KH'TR.Qft
*v AMHTltli.lJAJM. «W
Groot Beddenmagazjjn.
Groote collectie "Wiegen,
Kinderledekanten, Luiermanden,
Babytafelljes, Babybascnles, etc.
etc. Vraagt geïllustreerde catalogus.
Alom voorhanden:
A ALT J E.
Nieuw Nederlandsch Kookboek.
Achttiende, gelieel opnieuw bewerkte druk,
door Mej. 0. A. GORTER.
Prfis ? 1.25, gebonden f 1.65.
Nieuwendijk 174, Amsterdam.
TELEPHOON 328.
Groote verscheidenheid in gemaakte Zijden en
StoflenCOSTUÜMROKREINtotzeervoordeeligeprij/en.
Lange met Pels gevoerde DAMES PJbLEKlISES,
VEEREN B01S,PELTERUEÏV,GLACÉII4>'DSCHOE>'EW,
PiRiPLUIES, etc. etc.
Groote keuze in HAUTES VOIH EAUTÉS
Zijden en Stoffen.
Tooneelstukken voor Rederijkers, enz.
JUSTÜS VAX MAURIK, Men zegt. Blijspel, 9 heeren
JUSTUS VAN MAURIK, Frannnses oj> tel, Tooneelspel, .
JUSTÜS VAN MAURIK, Ken biltere Pd, Blijspel,
JUSTUS VAN MAURIK, Fijne Beschuiten, Blijspel,
JUSTUS VAN MAURIK, Anurckixten, K'ucht,
JUSTUS VAN MAUK1K, Janm Tulp, BUiRpel,
jrJSTU-i VAN MAURIK, J'.ikketten mor Dames, Klucht,
JUSTUS VAN MAURIK, De Buren, Klucht,
JUSTUS VAN MAURIK, Kens gekocht, blijft gekocht,
JUSTUS VAN MAURIK, EoodèSnnder, Klucht,
JUSTUS VAN MAURIK, Tooneelstiidicn, Blijspel,
JUSTUS VAN MAURIK, l'licht,
MARCELLUS EMANTS, Haar zuster, Tooneelspel,
MARCELLUS EMANTS, Artiest, Tooneelspel,
MARCELLUS EvfANTS, Jonge Harten, Blijspel,
M VRCELLUS EMANTS, Onder ons,
MARCELLUS EMANTS, Hij,
J. MANNOURY, Een Huis met Cummensaah,
14 d unes ? 1
.3 h.
r. h.
7 h.
7 h.
8 h.
5 b.
3 h.
4 h.
t; h.
4 h.
1 h.
8 h.
7 h.
4 h.
5 h.
4 b.
5 h.
15 a.
i; d.
u a.
<; d.
3 d.
4 d.
2 d.
1 d.
1 d.
3 d.
6 d.
<; d.
-S d.
;s d.
2 d.
3 d.
1.
1.
0 90
0 'M
0.90
0 75
0.60
0.50
0.50
0.50
0.40
0.90
0.90
0.75
0.50
0.40
0.50
Door alle Boekhandelaren te ontbieden en teoren inzending van postwifsel
verkrügbaar bij de Uitgevers VAN H O L K E M A & W A R E X D O K F,
te Amsterdam.
Verschenen:
HANDLEIDING
BIJ HET
E.M.A.vanOnsenoord-Oüo.
TWEEDE DRUK.
Jlet f O S'l til en.
Prijs f/.?.
Uitgave van :
VAN IIOLKEMA & WAREXDORF,
Amsterdam.
PHILIPPONA KETELAA
KAL, VERSTRAAT 166, AMSTERBAM.
SPECIALE INRICHTING voor het vervaardigen van volledige
Uitzetten en Luiermanden.
Op aanvraag worden pry'sopgaven en modellen franco toegezonden.
KINADRUPPELS vaiTÖr. DE VRIJ.
Het krachtigst werkend middel tegen
Malaria (binnenkoortsen) alg61U.66I16
zwakte, bloedarmoede en bleekzucht.
Vraagt overal de Q ver/egelde flacons
a f 1. , voorzien van nevensstaand
fabrieksmerk. Men lette daarop.
Bij overmaking van een postwissel a
? 1.15 volgt franco toezending door de
Chemische Fabriek
NANKING, Den Haag.
van H.
Gevestigd te Amsterdam, Dam rak 74,
Goedgekeurd bij Koninklijk Besluit ran 3 December li>95, A1». 38.
MaatschappelijFYapitaal/ 1,800,000.
Directeuren: Mr. C. L. SCOTT en Mr. PAUL L. MULDER.
Commissarissen: W. J. GEEBTSEMA, Amsterdam; JOAX H. SCHMITZ, Anwterdam; Dr. JB. VAX
GEUXS, Amsterdam; J. C. VAN GOENS, 'sGracetihage; Dr. S. J. HALBEBTSMA, llotterdai»; Prof.
Dr. W. KAPTEIJN, Utrecht; Mr. J. LDDEN, Amsterdam; Prof. Dr. J. A. C. OUDEMANS, Utrecht;
Jhr. F. VAX REENEN, Zeist en E. W. SCOTT, Amsterdam.
jj^- De Maatschappij verzekert pensioenen, uit te betalen zoo dikwijls en zoolang
de verzekerde door invaliditeit, onverschillig of deze voortspruit uit ziekte of on
geluk, buiten staat is zijne beroepsbezigheden te verrichten.
DRINKT nOLLAMDIA" TAFELWATER.