De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 16 oktober pagina 7

16 oktober 1898 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

Na 1112 DE AMSTERDAM M ER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. rust behouden. Hij behoort niet aan mij, maar ??aan de Poreupine, die u mijns inziens een kleine schadeloosstelling schuldig is." Die brief was zonder twijfel op zeer beleef den toon geschreven, maar hij bracht zoowel tnijn trots als mijn vrouwelijk gevoel een diepe ?wonde toe. Ik had mij over anderen willen vroolijk maken en had mij nu zelve belachelijk gemaakt! En wat zou de heer Smith wel zegpeu van de wending die de zaak had genomen? Hoe zou hij het opnemen, te worden overvleu geld, overtroefd, door zijn concurrenten van de Morning Poreupine ? Daïkwam c spoedig genoeg te weten. In korte zaakrijke bawoordingen schreef hij mij, dat het eerste gedeelte van mijn serie artikelen reeds verschenen was, en dat er slechts n middel was om de ongeoorloofde concurrentie van de Porcapine eenigszins waardeloos te maken: ik moest n.l. den redacteur L'Estrange aanklagen wegens verbreking van trouwbelof ten. Dat zou genoeg sensatie verwekken om de belangstelling van het publiek voor den Eoening Meteor op te wekken. Natuurlijk kwam mijn gevoel in opstand tegen een dergelijke handelwijze, maar ook ditmaal behaalde mijn plicht de overwinning. Met een bezwaard hart besloot ik dus van den heer L'Estrange een schadevergoeding van £. 2000 te eischeu, vast overtuigd, dat hij mij hoogstens ..£50 zou aanbieden. En wat gebeurde er ?! Hij stelde mij een schikking in der minne voor, door mijn hand te vragen en mij veertien dagen bedenktijd te geven. Wat te doen ? In mijn radeloosheid wendde ik mij tot den heer Smitb, die mij oogenblikkelijk terug telegrafeerde: «Aanzoek aannemen. <3eef u «£ 50 extra voor beschrijving van buwelijksplechtigheid. Smith." Acht dagen later heette ik niet meer Ellen Perkinson maar mevrouw L'Estrange. "Wij zijn ?«en zeer gelukkig echtpaar, kunnen het uit stekend met elkaar vinden, en hebben voor de .j£ 50 van den heer Smith een heerlijk huweJijksreisje naar Parijs en Italiëgemaakt. ?4IIIHIIIIIIIIIIIII1IIIUMIIHIHI1IIIIIIIIIIIIIIIIIIHH1IIIIIII LLERLE1 De ouderdom van den parapluie. Het Intermediaire des chercheurs heeft on langs een artikel gegeven over den ouderdom Tan den paraplu!*1. Eén ding is zeker: hij is meer dan honderd jaar oud. By de vlucht van Lodewyk XVI naar Yarenne viel een para pluie uit het koninklyk rijtuig. Hy' werd door een voorby'eanger opgeraapt, werd langen tijd op het stadhuis van deze plaats bewaard en is tegenwoordig in het bezit van een dame, die in die streek woont. De paraplnie is groot *n plomp, gemaakt van bleu de roi zijde met rose randen, de stok beeft geen versierselen; het montuur dat de baleinen vasthoudt, is van verguld brons, spiraalvortnig gegroefd; dit historische voorwerp rust nog steeds in zyn hoes van grof grijs linnen. Na dien ty'd is geschiedenis van de parapluie een weinig ver ward. Verscheidene schrijvers want de parapluie heeft stof gegeven voor een vrij groot aantal boeken hebhen zyn geboorte vast gesteld in het jaar 1680, maar dit berust op een vergissing, want in een koninklyke inven taris, die in het jaar 1G73 is opgemaakt, worden niet alleen »elf parasols van taf in verschillende kleuren" vermeld maar ook «drie parasols van gewaste taf, versierd met gouden en zilveren franje", die blijkbaar bestemd waren om den regen te weren. In de Enéide travestie, die in 1648 werd uitgegeven, komen eenige regels voor, die bewyzen, dat reeds in dien ty'd de »spui t" werd gebruikt: Tous les biens par les Grecs volês Etaient confusément mêlés: Des parasols, des parapluies, Item, quatre mille chapeaux .... " Van alle bekende werken is dit het oudste waarin over de parapluie wordt gesproken. Voor dien ty'd is er wel sprake van parasols, men kan bewijzen, dat daarmede altijd entout-cas" worden bedoeld. Reeds tegen het «inde der 15de eeuw maken Montagne en Henri Ertienne gewas; van df>n parasol, en Edmond Bonnaffédenkt, dat hij omstreeks dien ty'd nit Spanje of Italiëin Frankryk werd ingevoerd. Een navorscher meent ontdekt te hebben in »Jehan de Paris", dat in den tijd toen dit werk verscheen O 532), de parapluie nog onbekend was. De titel van een der hoofdstukken luid: »Comment Jehan et ses geng, voyant la pluie venir, vestirent leurs manteaux et chapperons de gorge''. «Als zij parapluies hadden gehad," zegt hij naïef, «zouden zy ze wel hebben opgestoken." Deze navorscher schy'nt er niet aan gedacht te hebben, dat Jehan en zijn vrienden hun parapluies eenvoudig hebben kunnen vergeten. Hoofdredacteur en corrector. Als een bewijs van de autoriteit van het ?woordenboek der «Académie francaise" vertelt Francisque Sarcey in den Matin het volgend verhaal, waarvan hij als getuige voor de waar heid instaat. »Edmond About had soms orthographische «igenaardigheden; zoo beweerde hij o. a. dat men niet moet schrijven sens dessus dessous, maar c'en dessus dessous, (ce qui est en dessus mis dessous. Ook Balzac was voor deze schrijfwy'ze, die misschien etymologisch juist is, maar het gebruik en bovendien het woorden boek van de academie tegen zich heeft. Ed mond About schreef dus altijd c'cn <tesws dessous, en telkens stond in de courant het academische sens dessus dessous. Nu was About hoofdredacteur van den XIX Sicde en als zoodanig onbeperkt heer. Op zekeren dag ontdekte hy' bij het doorlezen van de proeven, dat zy'n c'en dessus dessous door den corrector door het officiëele sens dessus dessous vervangen was. Hij was boos, haalde een dikke streep door het stuk en schreef er boven : c'en dessus dessous ... ik moet een anderen afdruk hebben. Men bracht hem dien spoedig, en wat zag hij ? Weer was zijn verbetering door het gebruikely'ke sens dessus dessous vervangen, slloep dadelijk den corrector !" schreeuwde hy1 woe dend. De corrector verscheen, waardig en met het gezicht van een man, die zeker van zijn zaak is. «Waarde IL," zeide About, »ik verzoek of liever ik wil, dat mijn ortbographie geëer biedigd wordt. Ik schrijf altijd c'en dessus dessous. »Dat is niet de scbrijfwyze van de académie bracht de corrector hiertegen in. »Dat is wel mogelijk, maar het is de mijne, ea ik blyf er by'. Doe mij dus het genoegen, er u aan te houden. De corrector boog vol droefheid het hoofd ; toen richtte hy zich weer op en antwoordde: »Dan geef ik liever my'n betrekking op; ik verzoek u my'n ontslag." Ik barstte in lachen uit. »Dat kun je denken," zeide About, die in den grond zeer goedhartig is en door dezen trek van klassieke grootheid getroffen was; «schrijf dan voor mijn part maar wat je wilt." Edmond About schikte zich in zy'n lot en gebruikte voortaan het academische sens dessus dessous. Een noodlottige datum. Een Duitsch dramaturg uit het romantische tijdperk heeft een sombere familie-tragédie geschreven, »de 24ste Februari". Al de droevige gebeurtenissen, die in dit drama plaats vinden, moorden, zelfmoorden, ontvluchtingen, hebben alty'd n ding gemeen, namelyk het is altijd op den 24aten Februari. De auteur van dit wonderlijke stuk heeft een eigenaardige opvat ting van de «eenheid van ty'd." Zou er geen Engelsch dichter zijn, om een drama te maken van de zonderlinge geschiedenis die in de Lancet wordt verteld ? De titel van het stuk zou al bepaald zy'n; het moest »de 26ste Augustus" heeten. Een kind van tien jaar brak, ongeveer 50 jaar geleden, op den 26sten Augustus, den wijsvinger. Op den leeftijd van 13 jaar viel hetzelfde kind van een paard en brak het linkerbeen boven de knie, weer op den 26sten Augustus. Toen hij 14 jaar oud was, viel hy' en brak de beide beenderen van zy'n linker onderarm, op den 26sten Augustus. Het vol gend jaar, toen hy 15 was, liep hy den 26sten Augustus tegen een y'zeren balk, viel en brak zijn linkerbeen. Het volgend jaar, alty'd weer op den 26sten Augustus, werd hij omgegooid door een paard, dat op hol was. Men tilde hem op met twee gebroken beenen. liet rechter been moest zelfs tengevolge van dit ongeluk afgezet worden. Door al die ongelukken ge waarschuwd, werkte het arme slachtoffer ge durende 28 jaren nooit op den 26steu Augustus, hij bleef alty'd den geheelen dag thuis; maar op den 26sten Augustus 1890 kwam hy op de nooilottige gedachte, naar zijn werf te gaan. De gevolgen van zy'n onvoorzichtigheid bleven niet lang uit. Hij werd thuisgebracht met een gebroken been. Sinds dien tijd is de ongelukkige wy'zer geworden. Den 2Gsten Augustus komt hij den geheelen dag niet buiten de deur, uit angst dat de pannen van de daken zullen vallen en hem den schedel verbryzelen, ongeveer het eenige gedeelte van zijn lichaam, dat nog onbeschadigd is gebleven. ItllllllllllUlllllllllllltllllllllllllllllMlllllllllllllllNlllllHMMItHtlUIIIIIIIIII 'ncj&zoiiwn. 0?er liet Toorstel m oei Czar. Het is opmerkens- en betreurenswaard, hoe op de schier algemeene kreet van bewondering voor het van krachtige menschetliefde getui gend woord van den Czar aan vele kanten verkoeling is gevolgd. Sommigen kregen zoo waar het gevoel als waren zy aan een lekkernij hunner jonge jaren, geestdrift voar schoone idealistische woorden, zich te buiten gegaan. Mg is het daarbij te moede of ik de verruk kelijk witte vlag door den jongen Czar plot seling voor het verbaasde oog van de geheele wereld omhoog geheschen, naar beneden zie halen, beduimelen en verfomfaaien. Eindelooze malen is door dichters en volks mannen om het wegschaffm van den oorlog gehelen. Terecht, niet waar? Wie kan het betwisten de oorlog is iets dierlijk», bewijst een zwak punt in het denkvermogen en den moreelen ziii der menschheid. Het is iets reus achtig doms, het is een werelddwaasheid. Maar door lieden, die voor practisch, wijs, nuchter golden werd daar, vaak glimlachend om zooveel onbedorvenheid, op geantwoord met een serie bewijsgronden voor de onbereikbaarheid van dit verlangen, waarvan n on veranderlijk luidde: De machtigen der aarde willen den oorlog: de oorlog met zijn voorbereidingen is hun tijdpasseering, hun eenige bezigheid, de oorlog wekt en voedt hun zucht na*r eer, roem en heerschappij. En nu nu zoowaar de machtigste mensch van dezen tijd een ondubbelzinnig woord spreekt om den eersten stap te doen op den goeden weg in deze aangelegenheid en de andere machtigen bereid zija hem te volgen, DU houdt de bewondering om zoo te zeggen het geen vier weken uit, vindt men geen reden tot lange verheuging. Een vlam slaat op en dooft uit, daar het vuur van bet geloof niet brandt; men klapt in de handen en gaat naar huis, zeggend: het is mooi geweest. Alleen met nieuwsgie righeid, niet eens geringe belangstelling mag onze Tweede Kamer er nng kennis van nemen. Dat Rusland zoolang de conferentie der mogend heden nog niet tot een positief resultaat heeft gevoerd, met zijn legertoerustingen voortgaat alsof er niets is gebeurd, wordt het tot verwijt gemaakt. Neen maar, die is kostelijk l Wel goed, maar niet gek, zou dunkt me de Czar daarop antwoorden Het is of men een socialist vandaag den dag verwijt kapitaal te bezitten. Zoolang men onder zekere omstandigheden leeft, dient men met die omstandigheden rekening te houden, tenzy men plan op zelf moord hebbe. Eerst, wanneer er een overeen komst is gesloten en de Czar die schendt, is, naar ik meen, de tijd gekomen hem verwijten te doen. Maar de geachte schrijver van Een weerklank" (Wbld. 2 Oct) neemt zelfs de mogelijkheid van zijn goede trouw niet aan. Heeft de Czar in zijn kort regeeringstijdperk reeds reden gegeven tot zulk een bitterzwarten kijk? Het Russisch-keizerschap moet democraten antipathiek zijn, omdat autocratie als regeeringsSTELSEL hun absoluut verwerpelijk toeschijnt 1) en als ze aan een einde van den oorlogsgruwel gelooven, dan is daarbij hun hoop in hoofdzaak op andere dingen gevestigd dan op een macht- j woord zelfs van den keizer aller Russen ... Volksontwikkeling, algemeene gemoedsbe- , scbaving, zoover doorgezet dat het besef: recht i gaat boven macht, door zijn algemeenheid on- j weerstaanbaar wordt. l Een eindeloos in het licht stellen van dezen i zedelijken eisch, door de opvoeders der raensch- j Op reis naar Palestina. heid, zonder ooit moe of moedeloos te worden. .... Maar handelt men daarom verstandig om, als er hulp van boven daagt, de vurig be geerde, de nooit gedachte, die hulp met on begrensd wantrouwen te begroeten, haar bij voorbaat als krachteloos voor te stellen, ten slotte haar te zien en te doen zien met koude ongeloovigheid ? Ook Ibsen, zoo kon men dezer dagen lezen, stemt in met de bewering dat de school van tucht, die het militairisme biedt, onontbeerlijk is vflpr onze maatschappij Indien het waar is, zeer*oevreemdend. Buiten kijf is tucht de staf des levens", met tucht bereikt men als pedagogisch middel wonderen bij groot en klein. Maar onhoudbaar is de bewering als zoude tot dit doel de romp slomp van geweren, kanonnen, torpedo's en al dat andere dure gerei van noode zijn. Welja, laat ons vechten, nu vereend, dan gescheiden, nu in groepen, dan man voor man tegen de aartsvijanden van hot menschelijk geslacht: ziekte, armoede, domheid, ellende in al hare eindelooze transformaties. Worde tegen dien vijand verzamelen geblazen, richten wij tegen deze de wapens van onzen geest, ons gemoed, onze krachten; niet als guerillastrijders, vrijbuiters, oorlogvoerders op eigen hand, maar geschaard in gelederen, onder den tucht van mannen, hunne plaats als aanvoerders in zulk een leger waard .... Het komt immers niet in u op dat wij hier weer de blauwe idealensfeer instygen, want hif rmee zoudt gij het dappere volkje met zijn zwarte hoofddeksels, gekleurd nat roode Maten, grootelijks onrecht doen, dat ons eiken dag het bewijs geeit, hoe leger en moord afscheidelijke begrippen kunnen zijn. Per soonlijke dierstplkht goed; kazernes en strenge discipline uitmuntend, maar dan in dienst van een l^ger, wiens taak opbouwen, niet verwoesten is. Reeds in onze burger maatschappij, buiten het Leger des Heils, is een kiempje van le^ervorming in dien zin, zij het schier onzichtbaar klein, aanwezig. Van Elberfeld begint de victorie ! In de bij de wet verplichte deelnam aan de armverzorging in genoemd stadje zie ik het embryo van een maat schappelijk heilsleger, met een taak, 't spreekt GERMANIA (tot keizer Wilhelm): »Zult gij zoo lang tuii verlaten ?" WILHELM: »Maak mij het afscheid niet moeielijk Mt vrouw! Wij hebben een zending te vervullen, de bijbel mag daar niet achterstaan bij de Halve Maan en het Kruis." van zelf, eindeloos grootscher en directer dan dit luttele begin ; een leger, dat een nieuwe school van tucht zal zijn, maar een betere dan de oude. Niet denkbaar is, dat het milüairisme in den zin van een georganiseerde gewapende macht in afzienbaren tijd verdwijnen zal. Een kaarsenfabriek heeft in onzen ty'd van electriciteit nog altijd reden van bestaan ; en een eeuw na de Fransche revolutie heeft voor de groote menigte een adellijke titel nog niet al zijn glans verloren. Wat men wil, wat komen moet, dus kan, is vermindering, beperking, matiging, inkrimping, geleidelijk maar onver biddelijk. De grens van een geoorloofde militaire macht naar deze beschouwingswijze is daar, waar tle beschaafde natiën voldoende strijdmacht hebben om aanvallen van niet beschaafde af te slaan. D. iimiiiiiiiiimiiiiiiiimiiiiiiiiMiiii s M i«,n s, 1) Met recht kunnen ze van Nicolaas II in 't bizonder zeggen, dat hij in humanitair opzicht nog volstrekt niet gedaan heeft, wat zijn hand vond om te doen. Reeds sedert geruimen tijd heb ik rnij meer in het bijzonder met de studie der Levensverzekering bezig gehouden en ge niet dientengevolge het bijzondere voor recht de wekelijksche mededeelingen van de Alge_meene Maatschappij van Levens verzekering en Lijfrente, gevestigd te Am sterdam, Damrak 74, te ontvangen. Daaruit, al ben ik geen agent dezer Maatschappij, tot wiens leering deze blaadjes strekken, is mij toch reeds meermalen eenig licht opgegaan. In het laatstverschenen nummer echter komt iets voor, dat ik er liever uit zou hebben gemist. Ik bedoel het volgende: In liet zeer leerzaam Verslag vau de, werkzanmhcclcn d'T Staafs-Commissie, ingesteld bij Koninklijk liesluit van 31 Juli Ih'.C), Xu. 21'' ('s-Oraveiilinue, de Gebr. Van Clcel', Ls!)8), lezen wij op blz. 2ö-t deze woorden van ,1'i'of. J. liaron d'Aulnis de Bonrouill: i,Dit stelsel (hel plakstelscl) is de huldiging van de Verzekering in conimercicelen zin: wie pivmiën heeft betaald eu de betaling niet voortzet, is n'ut alleen zijn recht, maar ook zijne vroegere inlagen kuijt. 7,óó alleen worden voor de oyerblijvendeii hoogere uitkccL'ingcn mogelijk". Wij hebben deze regels her haaldelijk overgclrz.'ii en gelrachl te doorgronden v\ at de llooulceraai' bier beeft willen beweren. De ver zeker.ie die de premiebetaling niet voorizel, is ::'h l altijd zijn recht en zijne \ roepere inlagen kwijt. Dil is alleen dan hel geval, wanneer hij volgens hctlouliucstelscl verzekerd is. De schrijver sehijnt inder daad 'alleen lonline-Mau'selinppijen op liet oog te hebben gehad, anders toch zou hij niet kunnen zeggen, dat door het ophouden van premie-betaling de overblijvenden hooirere uilkeeriniren erlangen. De uit keeringen bij do Le\ cnsverzekerings-MaatS'/happijen zijl, vooraf vastgestelde sommen, en niet nu eens hooger en dan weer lager. AVij worden echter geheel in de war gebracht, wanneer de sehrij\cr zulke Maat schappijen aanhaalt als voorbeelden van de Ver/.ekerini: in ('omtnereieVlen zin''. Elke Levensverzekerings-.Maatschapp.j, in den \orin van eene Naarnlooze Vennoot-chap, houdt zich beziL mei de Verzekering in eoininereieelen zin. Maar niemand, die ook maar de geringde kennis van het bedrijf bezit, zal be weren, dat het uittredtn van leden de reden is, dat aan de overblij\ enden hoogere uitkeeringen kunnen gedaan worden. "Wij staan hier inderdaad voor een raadsel, lltl is mogelijk, dat er in de aaniieliaaUe woorden een diepe zin verborgen is, die voiir ons verloren i^aal. en. ind'en een onzer lezers die weet op te delven, honden wij ons voor beriehl aanbevolen." Welnu, prof. d' Aulnis heeft natuurlijk willen te kennen geven, dat indien er niet een bepaald percentage van verzeker den voorkwam, dat zijn gestorte inlagen op boven aangegeven wijs verloor, de uit keeringen voor de overigen niet zoo hoog konden zijn gesteld. Een quaestie van coinmercieele berekening dus. Ik stem toe, deze verklaring is, als het ei van Columbus, en ik zal het der Alg. Maatsch. volstrekt niet kwalijk nemen, als zij er nota van neemt, en het in een volgend nummer haar agenten mededeelt zonder er mij dank voor te zeggen. Maar ten opzichte van de dadelijk daarop volgende opmerkingen, ben ik het weer geheel met haar eens. llet/.elfue verslag Ijevat ook een \ota van Prof. II. R. Greven. Deze schrijver zent op blndz. 257 Aan bet brginsel dei'sociaaldcmoeratie, hel collectief eigendom der productiemiddelen, wordt deor de wet geving op de verplichte verzekering niet de geringste concessie gedaan." Met Lirooie behingsteliinLC lazen wij de nola's van heide l loogleerai'en over de DnilM'he wel op de invaliditeils- en oudcrdomsverzckenng. Prof. d'Auluis ziel in die we! grootere bez\\aren dan prof. Grevcn, die haar ook niel onvoorwaardelijk aanbeveelt. Wij koestei-n de geheime hoop, dat beide lleercn er langzamerhand loe zuilen komen, in deze wet een mislnkle poging Ie zim om n aan de \erzekering, u aan de liefdadigheid hare ware kaï'akiers te ontnemen. AYellicht doet men heler, hier niet van liefdadigheid ie spreken, een woord dat heden ten dage niel gewild is, maar het is moeiidijk een ander woord te vinden, nn zeM's lief woord armen zorg" al in een kwade renk knmt. Volgens socialistisch begrip kan er geen liefdadigheid bestaan, want hij die gezegd wordt liefdadigheid uit te oefenen, geeft van hetgeen hij bezit icls aan een ander, maar deze heeft daarop het recht en moet het, als hij het niet krijgt, met de w-et in de hand kunnen eiseheu. De gedwongen verzekering in de bovenbedoelde Duitsehe wet, is niet anders dan gereglementeerde liefdadigheid en berust geheel op socialistische beginselen. Men kan het met deze beginselen niet eens zijn, maar liet is onmogelijk te ontkennen dat hij, die den man diede premie niet betalen kau tot verzekering dningt, hcseliikt over hetgeen in het bezit is van anderen, en daarmede erkent het collectief eigendom der pro ductiemiddelen." Dit betoogje is mij uit het hart gegre pen. Minder nog omdat ik mij zoo zeer wil verzetten tegen verzekeringsdwang voor werklieden neen met die lui mag voor mijn part de Staat doen wat hij wil, maar datzelfde verdraaide socialisme hin dert me al zoo lang op het stuk van belastingen. Dat is ook een voortdurend «beschikken over hetgeen in het bezit is van anderen" waarmede de fiscus «erkent, het collectief eigendom der productie middelen." Waar zij die wel bezitten maar steeds moeten opdokken voor hen die niet bezitten. Het doet mij genoegen, dat er eindelijk eens in die richting een duidelijke vingerwijzing komt! Maar terwijl ik die terechtzetting, aan prof. Greven toegediend, toejuich, moet ik nogmaals mijn diep gevoeld leedwezen uit spreken over den ongemptiveerden uitval tegen prof'. Baron d'Aulnis. Wat weerga, voor zulke onbehoorlijke attaques moest men veili;; zijn, als men driemaal geadeld is. gelijk de trechtsche professor ge adeld door geboorte, fortuin en wetenschap. En voon-,1 agenten moest men niet zoo verbazend wetenschappelijk maken, wat natuurlijk tot een minder gepast optreden tegenover professoren en andere geleerden leidt. E(;n agent zij zachtmoedig, ootmoe dig, deeiipedig, grootmoedig, ook moedig, desnoods overmoedig alleen hoogmoedig betoone 'lij zich nooit. En dan in n week twee professoren voor hen aan de kaak te steller, dat dunkt me, is de rechte opvoe ding nie;.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl