Historisch Archief 1877-1940
Na 1112
DE AMSTERDAM M ER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
rust behouden. Hij behoort niet aan mij, maar
??aan de Poreupine, die u mijns inziens een kleine
schadeloosstelling schuldig is."
Die brief was zonder twijfel op zeer beleef
den toon geschreven, maar hij bracht zoowel
tnijn trots als mijn vrouwelijk gevoel een diepe
?wonde toe. Ik had mij over anderen willen
vroolijk maken en had mij nu zelve belachelijk
gemaakt! En wat zou de heer Smith wel
zegpeu van de wending die de zaak had genomen?
Hoe zou hij het opnemen, te worden overvleu
geld, overtroefd, door zijn concurrenten van de
Morning Poreupine ?
Daïkwam c spoedig genoeg te weten. In
korte zaakrijke bawoordingen schreef hij mij,
dat het eerste gedeelte van mijn serie artikelen
reeds verschenen was, en dat er slechts n
middel was om de ongeoorloofde concurrentie
van de Porcapine eenigszins waardeloos te
maken: ik moest n.l. den redacteur L'Estrange
aanklagen wegens verbreking van trouwbelof
ten. Dat zou genoeg sensatie verwekken om
de belangstelling van het publiek voor den
Eoening Meteor op te wekken.
Natuurlijk kwam mijn gevoel in opstand tegen
een dergelijke handelwijze, maar ook ditmaal
behaalde mijn plicht de overwinning. Met een
bezwaard hart besloot ik dus van den heer
L'Estrange een schadevergoeding van £. 2000
te eischeu, vast overtuigd, dat hij mij hoogstens
..£50 zou aanbieden. En wat gebeurde er ?!
Hij stelde mij een schikking in der minne voor,
door mijn hand te vragen en mij veertien dagen
bedenktijd te geven.
Wat te doen ? In mijn radeloosheid wendde
ik mij tot den heer Smitb, die mij
oogenblikkelijk terug telegrafeerde: «Aanzoek aannemen.
<3eef u «£ 50 extra voor beschrijving van
buwelijksplechtigheid. Smith."
Acht dagen later heette ik niet meer Ellen
Perkinson maar mevrouw L'Estrange. "Wij zijn
?«en zeer gelukkig echtpaar, kunnen het uit
stekend met elkaar vinden, en hebben voor de
.j£ 50 van den heer Smith een heerlijk
huweJijksreisje naar Parijs en Italiëgemaakt.
?4IIIHIIIIIIIIIIIII1IIIUMIIHIHI1IIIIIIIIIIIIIIIIIIHH1IIIIIII
LLERLE1
De ouderdom van
den parapluie.
Het Intermediaire des chercheurs heeft on
langs een artikel gegeven over den ouderdom
Tan den paraplu!*1. Eén ding is zeker: hij is
meer dan honderd jaar oud. By de vlucht
van Lodewyk XVI naar Yarenne viel een para
pluie uit het koninklyk rijtuig. Hy' werd door
een voorby'eanger opgeraapt, werd langen tijd
op het stadhuis van deze plaats bewaard en
is tegenwoordig in het bezit van een dame,
die in die streek woont. De paraplnie is groot
*n plomp, gemaakt van bleu de roi zijde met
rose randen, de stok beeft geen versierselen;
het montuur dat de baleinen vasthoudt, is van
verguld brons, spiraalvortnig gegroefd; dit
historische voorwerp rust nog steeds in zyn
hoes van grof grijs linnen. Na dien ty'd is
geschiedenis van de parapluie een weinig ver
ward. Verscheidene schrijvers want de
parapluie heeft stof gegeven voor een vrij groot
aantal boeken hebhen zyn geboorte vast
gesteld in het jaar 1680, maar dit berust op
een vergissing, want in een koninklyke inven
taris, die in het jaar 1G73 is opgemaakt, worden
niet alleen »elf parasols van taf in verschillende
kleuren" vermeld maar ook «drie parasols van
gewaste taf, versierd met gouden en zilveren
franje", die blijkbaar bestemd waren om den
regen te weren.
In de Enéide travestie, die in 1648 werd
uitgegeven, komen eenige regels voor, die
bewyzen, dat reeds in dien ty'd de »spui t" werd
gebruikt:
Tous les biens par les Grecs volês
Etaient confusément mêlés:
Des parasols, des parapluies,
Item, quatre mille chapeaux .... "
Van alle bekende werken is dit het oudste
waarin over de parapluie wordt gesproken.
Voor dien ty'd is er wel sprake van parasols,
men kan bewijzen, dat daarmede altijd
entout-cas" worden bedoeld. Reeds tegen het
«inde der 15de eeuw maken Montagne en
Henri Ertienne gewas; van df>n parasol, en
Edmond Bonnaffédenkt, dat hij omstreeks dien
ty'd nit Spanje of Italiëin Frankryk werd
ingevoerd. Een navorscher meent ontdekt te
hebben in »Jehan de Paris", dat in den tijd
toen dit werk verscheen O 532), de parapluie
nog onbekend was. De titel van een der
hoofdstukken luid: »Comment Jehan et ses
geng, voyant la pluie venir, vestirent leurs
manteaux et chapperons de gorge''. «Als zij
parapluies hadden gehad," zegt hij naïef, «zouden
zy ze wel hebben opgestoken." Deze navorscher
schy'nt er niet aan gedacht te hebben, dat Jehan
en zijn vrienden hun parapluies eenvoudig
hebben kunnen vergeten.
Hoofdredacteur en corrector.
Als een bewijs van de autoriteit van het
?woordenboek der «Académie francaise" vertelt
Francisque Sarcey in den Matin het volgend
verhaal, waarvan hij als getuige voor de waar
heid instaat.
»Edmond About had soms orthographische
«igenaardigheden; zoo beweerde hij o. a. dat
men niet moet schrijven sens dessus dessous,
maar c'en dessus dessous, (ce qui est en dessus
mis dessous. Ook Balzac was voor deze
schrijfwy'ze, die misschien etymologisch juist is,
maar het gebruik en bovendien het woorden
boek van de academie tegen zich heeft. Ed
mond About schreef dus altijd c'cn <tesws
dessous, en telkens stond in de courant het
academische sens dessus dessous. Nu was About
hoofdredacteur van den XIX Sicde en als
zoodanig onbeperkt heer. Op zekeren dag
ontdekte hy' bij het doorlezen van de proeven,
dat zy'n c'en dessus dessous door den corrector
door het officiëele sens dessus dessous vervangen
was. Hij was boos, haalde een dikke streep
door het stuk en schreef er boven : c'en dessus
dessous ... ik moet een anderen afdruk hebben.
Men bracht hem dien spoedig, en wat zag hij ?
Weer was zijn verbetering door het
gebruikely'ke sens dessus dessous vervangen, slloep
dadelijk den corrector !" schreeuwde hy1 woe
dend. De corrector verscheen, waardig en met
het gezicht van een man, die zeker van zijn
zaak is. «Waarde IL," zeide About, »ik verzoek
of liever ik wil, dat mijn ortbographie geëer
biedigd wordt. Ik schrijf altijd c'en dessus
dessous. »Dat is niet de scbrijfwyze van de
académie bracht de corrector hiertegen in.
»Dat is wel mogelijk, maar het is de mijne,
ea ik blyf er by'. Doe mij dus het genoegen,
er u aan te houden. De corrector boog vol
droefheid het hoofd ; toen richtte hy zich weer
op en antwoordde: »Dan geef ik liever my'n
betrekking op; ik verzoek u my'n ontslag."
Ik barstte in lachen uit. »Dat kun je denken,"
zeide About, die in den grond zeer goedhartig
is en door dezen trek van klassieke grootheid
getroffen was; «schrijf dan voor mijn part
maar wat je wilt." Edmond About schikte
zich in zy'n lot en gebruikte voortaan het
academische sens dessus dessous.
Een noodlottige datum.
Een Duitsch dramaturg uit het romantische
tijdperk heeft een sombere familie-tragédie
geschreven, »de 24ste Februari". Al de droevige
gebeurtenissen, die in dit drama plaats vinden,
moorden, zelfmoorden, ontvluchtingen, hebben
alty'd n ding gemeen, namelyk het is altijd
op den 24aten Februari. De auteur van dit
wonderlijke stuk heeft een eigenaardige opvat
ting van de «eenheid van ty'd."
Zou er geen Engelsch dichter zijn, om een
drama te maken van de zonderlinge geschiedenis
die in de Lancet wordt verteld ? De titel
van het stuk zou al bepaald zy'n; het moest
»de 26ste Augustus" heeten.
Een kind van tien jaar brak, ongeveer 50
jaar geleden, op den 26sten Augustus, den
wijsvinger. Op den leeftijd van 13 jaar viel
hetzelfde kind van een paard en brak het
linkerbeen boven de knie, weer op den 26sten
Augustus. Toen hij 14 jaar oud was, viel hy'
en brak de beide beenderen van zy'n linker
onderarm, op den 26sten Augustus. Het vol
gend jaar, toen hy 15 was, liep hy den 26sten
Augustus tegen een y'zeren balk, viel en brak
zijn linkerbeen. Het volgend jaar, alty'd weer
op den 26sten Augustus, werd hij omgegooid
door een paard, dat op hol was. Men tilde
hem op met twee gebroken beenen. liet rechter
been moest zelfs tengevolge van dit ongeluk
afgezet worden. Door al die ongelukken ge
waarschuwd, werkte het arme slachtoffer ge
durende 28 jaren nooit op den 26steu Augustus,
hij bleef alty'd den geheelen dag thuis; maar
op den 26sten Augustus 1890 kwam hy op de
nooilottige gedachte, naar zijn werf te gaan.
De gevolgen van zy'n onvoorzichtigheid bleven
niet lang uit. Hij werd thuisgebracht met
een gebroken been. Sinds dien tijd is de
ongelukkige wy'zer geworden. Den 2Gsten
Augustus komt hij den geheelen dag niet
buiten de deur, uit angst dat de pannen van
de daken zullen vallen en hem den schedel
verbryzelen, ongeveer het eenige gedeelte van
zijn lichaam, dat nog onbeschadigd is gebleven.
ItllllllllllUlllllllllllltllllllllllllllllMlllllllllllllllNlllllHMMItHtlUIIIIIIIIII
'ncj&zoiiwn.
0?er liet Toorstel m oei Czar.
Het is opmerkens- en betreurenswaard, hoe
op de schier algemeene kreet van bewondering
voor het van krachtige menschetliefde getui
gend woord van den Czar aan vele kanten
verkoeling is gevolgd. Sommigen kregen zoo
waar het gevoel als waren zy aan een lekkernij
hunner jonge jaren, geestdrift voar schoone
idealistische woorden, zich te buiten gegaan.
Mg is het daarbij te moede of ik de verruk
kelijk witte vlag door den jongen Czar plot
seling voor het verbaasde oog van de geheele
wereld omhoog geheschen, naar beneden zie
halen, beduimelen en verfomfaaien.
Eindelooze malen is door dichters en volks
mannen om het wegschaffm van den oorlog
gehelen. Terecht, niet waar? Wie kan het
betwisten de oorlog is iets dierlijk», bewijst
een zwak punt in het denkvermogen en den
moreelen ziii der menschheid. Het is iets reus
achtig doms, het is een werelddwaasheid. Maar
door lieden, die voor practisch, wijs, nuchter
golden werd daar, vaak glimlachend om zooveel
onbedorvenheid, op geantwoord met een serie
bewijsgronden voor de onbereikbaarheid van
dit verlangen, waarvan n on veranderlijk luidde:
De machtigen der aarde willen den oorlog:
de oorlog met zijn voorbereidingen is hun
tijdpasseering, hun eenige bezigheid, de oorlog
wekt en voedt hun zucht na*r eer, roem en
heerschappij.
En nu nu zoowaar de machtigste mensch
van dezen tijd een ondubbelzinnig woord spreekt
om den eersten stap te doen op den goeden
weg in deze aangelegenheid en de andere
machtigen bereid zija hem te volgen, DU houdt
de bewondering om zoo te zeggen het geen
vier weken uit, vindt men geen reden tot lange
verheuging. Een vlam slaat op en dooft uit,
daar het vuur van bet geloof niet brandt; men
klapt in de handen en gaat naar huis, zeggend:
het is mooi geweest. Alleen met nieuwsgie
righeid, niet eens geringe belangstelling mag
onze Tweede Kamer er nng kennis van nemen.
Dat Rusland zoolang de conferentie der mogend
heden nog niet tot een positief resultaat heeft
gevoerd, met zijn legertoerustingen voortgaat
alsof er niets is gebeurd, wordt het tot verwijt
gemaakt. Neen maar, die is kostelijk l Wel
goed, maar niet gek, zou dunkt me de Czar
daarop antwoorden Het is of men een socialist
vandaag den dag verwijt kapitaal te bezitten.
Zoolang men onder zekere omstandigheden
leeft, dient men met die omstandigheden
rekening te houden, tenzy men plan op zelf
moord hebbe. Eerst, wanneer er een overeen
komst is gesloten en de Czar die schendt, is,
naar ik meen, de tijd gekomen hem verwijten
te doen. Maar de geachte schrijver van Een
weerklank" (Wbld. 2 Oct) neemt zelfs de
mogelijkheid van zijn goede trouw niet aan.
Heeft de Czar in zijn kort regeeringstijdperk
reeds reden gegeven tot zulk een
bitterzwarten kijk?
Het Russisch-keizerschap moet democraten
antipathiek zijn, omdat autocratie als
regeeringsSTELSEL hun absoluut verwerpelijk toeschijnt 1)
en als ze aan een einde van den oorlogsgruwel
gelooven, dan is daarbij hun hoop in hoofdzaak
op andere dingen gevestigd dan op een macht- j
woord zelfs van den keizer aller Russen ...
Volksontwikkeling, algemeene gemoedsbe- ,
scbaving, zoover doorgezet dat het besef: recht i
gaat boven macht, door zijn algemeenheid on- j
weerstaanbaar wordt. l
Een eindeloos in het licht stellen van dezen i
zedelijken eisch, door de opvoeders der raensch- j
Op reis naar Palestina.
heid, zonder ooit moe of moedeloos te worden.
.... Maar handelt men daarom verstandig
om, als er hulp van boven daagt, de vurig be
geerde, de nooit gedachte, die hulp met on
begrensd wantrouwen te begroeten, haar bij
voorbaat als krachteloos voor te stellen, ten
slotte haar te zien en te doen zien met koude
ongeloovigheid ?
Ook Ibsen, zoo kon men dezer dagen lezen,
stemt in met de bewering dat de school van
tucht, die het militairisme biedt, onontbeerlijk
is vflpr onze maatschappij Indien het waar is,
zeer*oevreemdend.
Buiten kijf is tucht de staf des levens",
met tucht bereikt men als pedagogisch middel
wonderen bij groot en klein. Maar onhoudbaar
is de bewering als zoude tot dit doel de romp
slomp van geweren, kanonnen, torpedo's en al
dat andere dure gerei van noode zijn.
Welja, laat ons vechten, nu vereend, dan
gescheiden, nu in groepen, dan man voor man
tegen de aartsvijanden van hot menschelijk
geslacht: ziekte, armoede, domheid, ellende in
al hare eindelooze transformaties. Worde tegen
dien vijand verzamelen geblazen, richten wij tegen
deze de wapens van onzen geest, ons gemoed, onze
krachten; niet als guerillastrijders, vrijbuiters,
oorlogvoerders op eigen hand, maar geschaard
in gelederen, onder den tucht van mannen,
hunne plaats als aanvoerders in zulk een leger
waard .... Het komt immers niet in u op dat
wij hier weer de blauwe idealensfeer instygen,
want hif rmee zoudt gij het dappere volkje met
zijn zwarte hoofddeksels, gekleurd nat roode
Maten, grootelijks onrecht doen, dat ons eiken
dag het bewijs geeit, hoe leger en moord
afscheidelijke begrippen kunnen zijn. Per
soonlijke dierstplkht goed; kazernes en
strenge discipline uitmuntend, maar dan in
dienst van een l^ger, wiens taak opbouwen,
niet verwoesten is. Reeds in onze burger
maatschappij, buiten het Leger des Heils, is
een kiempje van le^ervorming in dien zin, zij
het schier onzichtbaar klein, aanwezig. Van
Elberfeld begint de victorie ! In de bij de wet
verplichte deelnam aan de armverzorging in
genoemd stadje zie ik het embryo van een maat
schappelijk heilsleger, met een taak, 't spreekt
GERMANIA (tot keizer Wilhelm): »Zult gij zoo lang tuii verlaten ?"
WILHELM: »Maak mij het afscheid niet moeielijk Mt vrouw! Wij hebben een zending te vervullen, de bijbel mag daar
niet achterstaan bij de Halve Maan en het Kruis."
van zelf, eindeloos grootscher en directer dan
dit luttele begin ; een leger, dat een nieuwe
school van tucht zal zijn, maar een betere dan
de oude.
Niet denkbaar is, dat het milüairisme in den
zin van een georganiseerde gewapende macht
in afzienbaren tijd verdwijnen zal.
Een kaarsenfabriek heeft in onzen ty'd van
electriciteit nog altijd reden van bestaan ; en
een eeuw na de Fransche revolutie heeft voor
de groote menigte een adellijke titel nog niet
al zijn glans verloren. Wat men wil, wat komen
moet, dus kan, is vermindering, beperking,
matiging, inkrimping, geleidelijk maar onver
biddelijk.
De grens van een geoorloofde militaire macht
naar deze beschouwingswijze is daar, waar tle
beschaafde natiën voldoende strijdmacht hebben
om aanvallen van niet beschaafde af te slaan.
D.
iimiiiiiiiiimiiiiiiiimiiiiiiiiMiiii
s M i«,n s,
1) Met recht kunnen ze van Nicolaas II
in 't bizonder zeggen, dat hij in humanitair
opzicht nog volstrekt niet gedaan heeft, wat
zijn hand vond om te doen.
Reeds sedert geruimen tijd heb ik rnij
meer in het bijzonder met de studie der
Levensverzekering bezig gehouden en ge
niet dientengevolge het bijzondere voor
recht de wekelijksche mededeelingen van
de Alge_meene Maatschappij van Levens
verzekering en Lijfrente, gevestigd te Am
sterdam, Damrak 74, te ontvangen. Daaruit,
al ben ik geen agent dezer Maatschappij,
tot wiens leering deze blaadjes strekken,
is mij toch reeds meermalen eenig licht
opgegaan. In het laatstverschenen nummer
echter komt iets voor, dat ik er liever uit
zou hebben gemist. Ik bedoel het volgende:
In liet zeer leerzaam Verslag vau de,
werkzanmhcclcn d'T Staafs-Commissie, ingesteld bij Koninklijk
liesluit van 31 Juli Ih'.C), Xu. 21'' ('s-Oraveiilinue,
de Gebr. Van Clcel', Ls!)8), lezen wij op blz. 2ö-t
deze woorden van ,1'i'of. J. liaron d'Aulnis de Bonrouill:
i,Dit stelsel (hel plakstelscl) is de huldiging van de
Verzekering in conimercicelen zin: wie pivmiën heeft
betaald eu de betaling niet voortzet, is n'ut alleen
zijn recht, maar ook zijne vroegere inlagen kuijt.
7,óó alleen worden voor de oyerblijvendeii hoogere
uitkccL'ingcn mogelijk". Wij hebben deze regels her
haaldelijk overgclrz.'ii en gelrachl te doorgronden v\ at
de llooulceraai' bier beeft willen beweren. De ver
zeker.ie die de premiebetaling niet voorizel, is ::'h l
altijd zijn recht en zijne \ roepere inlagen kwijt. Dil
is alleen dan hel geval, wanneer hij volgens
hctlouliucstelscl verzekerd is. De schrijver sehijnt inder
daad 'alleen lonline-Mau'selinppijen op liet oog te
hebben gehad, anders toch zou hij niet kunnen zeggen,
dat door het ophouden van premie-betaling de
overblijvenden hooirere uilkeeriniren erlangen. De uit
keeringen bij do Le\ cnsverzekerings-MaatS'/happijen
zijl, vooraf vastgestelde sommen, en niet nu eens
hooger en dan weer lager. AVij worden echter geheel
in de war gebracht, wanneer de sehrij\cr zulke Maat
schappijen aanhaalt als voorbeelden van de
Ver/.ekerini: in ('omtnereieVlen zin''. Elke
Levensverzekerings-.Maatschapp.j, in den \orin van eene Naarnlooze
Vennoot-chap, houdt zich beziL mei de Verzekering
in eoininereieelen zin. Maar niemand, die ook maar
de geringde kennis van het bedrijf bezit, zal be
weren, dat het uittredtn van leden de reden is, dat
aan de overblij\ enden hoogere uitkeeringen kunnen
gedaan worden. "Wij staan hier inderdaad voor een
raadsel, lltl is mogelijk, dat er in de aaniieliaaUe
woorden een diepe zin verborgen is, die voiir ons
verloren i^aal. en. ind'en een onzer lezers die weet
op te delven, honden wij ons voor beriehl aanbevolen."
Welnu, prof. d' Aulnis heeft
natuurlijk willen te kennen geven, dat indien er
niet een bepaald percentage van verzeker
den voorkwam, dat zijn gestorte inlagen op
boven aangegeven wijs verloor, de uit
keeringen voor de overigen niet zoo hoog
konden zijn gesteld. Een quaestie van
coinmercieele berekening dus. Ik stem
toe, deze verklaring is, als het ei van
Columbus, en ik zal het der Alg. Maatsch.
volstrekt niet kwalijk nemen, als zij er
nota van neemt, en het in een volgend
nummer haar agenten mededeelt zonder er
mij dank voor te zeggen.
Maar ten opzichte van de dadelijk
daarop volgende opmerkingen, ben ik het
weer geheel met haar eens.
llet/.elfue verslag Ijevat ook een \ota van Prof.
II. R. Greven. Deze schrijver zent op blndz. 257
Aan bet brginsel dei'sociaaldcmoeratie, hel collectief
eigendom der productiemiddelen, wordt deor de wet
geving op de verplichte verzekering niet de geringste
concessie gedaan."
Met Lirooie behingsteliinLC lazen wij de nola's van
heide l loogleerai'en over de DnilM'he wel op de
invaliditeils- en oudcrdomsverzckenng. Prof. d'Auluis
ziel in die we! grootere bez\\aren dan prof. Grevcn,
die haar ook niel onvoorwaardelijk aanbeveelt. Wij
koestei-n de geheime hoop, dat beide lleercn er
langzamerhand loe zuilen komen, in deze wet een
mislnkle poging Ie zim om n aan de \erzekering,
u aan de liefdadigheid hare ware kaï'akiers te
ontnemen. AYellicht doet men heler, hier niet van
liefdadigheid ie spreken, een woord dat heden ten
dage niel gewild is, maar het is moeiidijk een ander
woord te vinden, nn zeM's lief woord armen zorg"
al in een kwade renk knmt. Volgens socialistisch
begrip kan er geen liefdadigheid bestaan, want hij
die gezegd wordt liefdadigheid uit te oefenen, geeft
van hetgeen hij bezit icls aan een ander, maar deze
heeft daarop het recht en moet het, als hij het niet
krijgt, met de w-et in de hand kunnen eiseheu. De
gedwongen verzekering in de bovenbedoelde Duitsehe
wet, is niet anders dan gereglementeerde liefdadigheid
en berust geheel op socialistische beginselen. Men
kan het met deze beginselen niet eens zijn, maar liet
is onmogelijk te ontkennen dat hij, die den man
diede premie niet betalen kau tot verzekering dningt,
hcseliikt over hetgeen in het bezit is van anderen, en
daarmede erkent het collectief eigendom der pro
ductiemiddelen."
Dit betoogje is mij uit het hart gegre
pen. Minder nog omdat ik mij zoo zeer
wil verzetten tegen verzekeringsdwang
voor werklieden neen met die lui mag
voor mijn part de Staat doen wat hij wil,
maar datzelfde verdraaide socialisme hin
dert me al zoo lang op het stuk van
belastingen. Dat is ook een voortdurend
«beschikken over hetgeen in het bezit is
van anderen" waarmede de fiscus «erkent,
het collectief eigendom der productie
middelen." Waar zij die wel bezitten
maar steeds moeten opdokken voor hen die
niet bezitten. Het doet mij genoegen,
dat er eindelijk eens in die richting een
duidelijke vingerwijzing komt!
Maar terwijl ik die terechtzetting, aan
prof. Greven toegediend, toejuich, moet ik
nogmaals mijn diep gevoeld leedwezen uit
spreken over den ongemptiveerden uitval
tegen prof'. Baron d'Aulnis. Wat weerga,
voor zulke onbehoorlijke attaques moest
men veili;; zijn, als men driemaal geadeld is.
gelijk de trechtsche professor ge
adeld door geboorte, fortuin en wetenschap.
En voon-,1 agenten moest men niet zoo
verbazend wetenschappelijk maken, wat
natuurlijk tot een minder gepast optreden
tegenover professoren en andere geleerden
leidt. E(;n agent zij zachtmoedig, ootmoe
dig, deeiipedig, grootmoedig, ook moedig,
desnoods overmoedig alleen hoogmoedig
betoone 'lij zich nooit. En dan in n week
twee professoren voor hen aan de kaak
te steller, dat dunkt me, is de rechte opvoe
ding nie;.