De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 23 oktober pagina 3

23 oktober 1898 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1113 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Arnold Leoplfl Wit Isine, (24 September 1824?14 October 1898). Met diepen weemoed denk ik aan miju overleden vriend Ising Hoe veel, hoe grievend was zyn leed in de laatste jaren van zijn leven! Gesloopt door eene knagende kwaal, diep bezorgd over de wankelende gezondheid zy'ner echtgenoote, zag ik hem het laatst op de plek waar hij zooveel jaren de belangen van litteratuur en letter kundigen behartigde, in de gehoorzaal van »0efening kweekt Kennis". Ising toonde zich zeer gedrukt, lydend, maar toch vatte hy weer moed tegen het slot van de bijeenkomst, en sprak met de oude geestdrift tot den redenaar van dien avond. Hy' was een door en door oprecht en nobel man. HU vleide niemand, maar hy sprak altijd onpartijdig de volle waarheid. Zyn woord had invloed in tweeërlei Haagschen kring: in ^Oefening" en in de redactieverga deringen van den Nederlandschen Spectator. Van 1862 tot 1884 heb ik Ising in beide kringen wekely'ks en om de veertien dagen gezien. «Oefening" dateerde van 1834, toan een jong, romantisch gestemd kunstenaar S J. van den Bergh, eenige vrienden om zich wist te ver eenigen, ten einde van poëzie en letteren te spreken. Ising sloot zich als jonkman een tiental jaren later bij »0efening" aan, en voerde jaren achtereen de pen als secretaris, om na den dood van den stichter Van den Bergh (1808) de leiding als voorzitfer te voeren tot aan zijn dood. Toen hij in 18G8 het overlijden van Van den Bergh vernam was zijn eerste woord: »Het genootschap «Oefening" behoort voor de plechtige uitvaart van zy'n voorzitter te zorgen het kind moet zijn vader begraven!" Ising neemt in de geschiedenis onzer letteren een zeer eervolle plaats in. Verdienstelijk niet het minst is hij als auteur voor jongens, door dramaas voor knapen te schrijven, door hem opgewekt om zelven deze stukjes te ver toonen. Als redacteur van den Almanak voor de jeugd heeft hij van 1852 zeer veel goeds gedaan, door in proza en verzen voor knapen en meisjes natuur en waarheid te brengen, en de bloedelooze spruiten naar het model van «Jantje zag eens pruimen hangen" en «Mietje, Mietje, maar voor niet" voor goed den bons te geven. Ising schreef sedert 1845 novellen en schetsen in den Almanak voor Blijrjeestigen, Europa, Nederland en Honigbij waarin het duidelijk bleek, dat hij gebroken had met alle officiëele boekentaal, dat hij een nieuwen, frissehen, jongen stijl schreef Met zijne geestverwanten Vosmaer, Cremer, Keiler en eenige anderen, stichtte hij het veelgelezen tijdschrift: do Tijd stroom, dat in 18GÜzich met den Nederland schen Spectator vereenigde. Ising behoort met de redactie van den Tijd stroom tot het tweede Jong-Holland, dat vooral sedert 1860 door velerlei letterkundige kunst werken zich onderscheidde. Zijne historische novellen: de Markieein de Sulange (1851j en de Graaf de Saint- Ybar muntten uit door gron dige, solide studie en zeer veel plastisch talent. Hij staat in dit opzicht in de onmiddellijke nabyheid van mevrouw Bosboom-Toussaint. In zijne moderne schetsen : Freule Marie, In eer hersteld, domineert dezelfde zin voor dege lijke psychologische studie. Hoe knap historicus hij was, bleek uit zy'n vier bundels Jlaagfche Schetsen, die eene niet geringe wetenschappe lijke waarde bezitten en een zeer blijvend deel zijner letterkundige nalatenschap zullen uitmaken. Daarbij komt nog zijn hoofdwerk : Het Binnenhof te 's- Gravenhage in plaat en schrift (1879 1880), terecht een standaardwerk genoemd wegens het geduldig, trouw en vol komen nauwkeurig hisiorisch onderzoek. Ik overdrijf niets. In zijn werkzaam leven heeft zijn arbeid altijd het kenmerk der dege lijkheid gedragen. Het mag nu na zijn dood wel eens wat luider gezejd worden, dan bij zijn leven placht te geschieden. Ising was be scheiden, tot schuw wordens toe. Eene zekere neiging tot stilzwijgendheid, een lichte tint van melancholie, scheen hem te onderscheiden in zijn omgang met geestverwanten. Maar oogenblikken van groote opgewektheid volgden. Ik heb zijne oogen zien fonkelen en zijna forsche stem hooren vibreeren, als hij de schoon heid der oud-Ilollandsche kunst met geestdrift verdedigde en verkondigde. Dr. JAN TEN BIUNK. Boet en Tütóclirift. Elseviers Maandschrift. Men kan een gevoelig dichter wezen en toch erg dilettanterig proza schrijven. Dit blijkt nu weer uit het schetsj.; Ein gouden pen" van Helene Lapidoth Swarlh. O. o! een getrouwde vrouw, die in haar babbeluartjes aan schrijverij wil doen om wat extra's te verdienen voor haar drie kinderkens, terwijl manlicf het niet graag hebben wil, en dan begint, o, heilige aandrifc niet den titel, let wel met den titel, precies in 't midden van een blad, in 't midden de titel als gecalligrafeerde letters, en dat gebeardd half twee, terwijl een zonnestraal speelde op het ver slijtend kleed, en met een gouden pen, nog wel in een gouden pennehouder. O! en ze deed bet la igzaam met vaste hand, hoewel met bevende vingers. Jawel een vaste hand met bevende vingers en gecalligrafeerde letters, zoek het maar uit, terwijl het kleed nog wel aan het verslijten was. En toen dwaalde haar blik af naar het hemelsblauw van het vloeiboek. Wat een gerammel. Kan het nog dilettanteriger ? Wie dichtergaven heeft als Helene Swarth moet zich niet verbeuzelen. Ook proza schrijven stelt eischen, heel hooge eischen zelfs, en men mag er maar niet als een nuifig juffêr'J3 mee knoeien. Ver Verlangen" van A. W. Sanders van Loo is een sentimentverklanking nog al hy bridisch, met naïviteiten er in als musschen die naar bed gaan, of heele brokken omschrij ving in krantenstijl en dan weer de zinnen neergeschreven in rein mooi gefluister van ver-ver verlangen, het ontwaken van liefde. Als frontispice is er een afbaelding van koningia Wilhelmina, een niet te scherpe afdruk naar de fotografie van Kam 'ke. DJ heer Praesens (zeker om aan te duiden dat hij er bij tegen woordig was) schreef er een indruk b'j over de Huldiging. Na al wat de dagbladmenSchen ervan verteld hebben moeten er sterke zinnen staan om indruk te maken. Mij is dit zelf ook wedervaren. Een sierpluimpje voor de journalistiek mag hier wel worden geplant. 't Is waar, ze plukken de litteratuur, gebruiken hauidijjes de modewoorden en schromen niet de nieuwste vondsten van anderen tot gemeen goed te makan, maar de schrijvers kunnen niet anders dan daarvoor dankbaar zijn. Zóó brengen ze de litteratuur nader tot het pu bliek en in menig opstel of verslag spran kelt toch ook wel litteraire aanlog. Van W. J. Oosterhotl' is er eon beschrijving van Oud-Indische meubelen, die nu te Haarlem in 't Museum van Kunstnijverheid zijn bijeen gebracht. Het zijn meubelen, vo'.gens over levering gemaakt door iulanders in heeren diensten. Van ebben- en ijzerhout vervaardigd, heefc de stiji veel ve.want-c'iap met ons oudNederlandsch. Ze werden als ouderlijke erfstukken bewaard in de kampings te Batavia. Een tiental goede afbeeldingen zy'n by' het zeer lezenswaardig artikel. De heer A. S H. Booms geeft een beschryving van het Hassan Hoessinfeest te Padang. Batiek wordt behandeld door Mej. C. v. d. Hart. Zij constateert het verval van deze kunstuiting tot gewoon hand- en handelsbedrijf. P. A Haaxman beschrijit de schil Ier H. J. van der Weele. De bijgevoegde afdrukken van schilderstukken verklaren zeer goed van der Weele's gaven. De heer Haaxtnau betracht de handigheid door nu-en-dan den schildïr zelf te laten spreken, zoodat we ook iets gewaar worden van het kunstenaarstemperament en wel eigenaardig is het dat juut ook hier de schilder, evenals de letterkundige, meer liefde toont voor een zorgvuldige studie, dan voor zijn zoogenaamd afgewerkt schilderij. Van der Weele ontboezemt zich toch als hij die koe en zooveel andere koeien en paarden, niet zoo zorgvuldig had geschilderd, nooit wat de andere ziel gelieft te noemen, ia zijn schilderijen had bereikt. Max Rooses bespreekt Gerard David in zijn rubriek van de Nat. Gallsry te Londen. . Frits Lapidoth articuleert het wegblijven van de ware dichters toen heel Nederland uiting gaf in jubelklanken. Slechts rijmelaars- en gelegenheidspoëzie werd er gegeven en de jongeren schijnen zoo'n gemakkelijk instrument niet machtig te kunnen worden. Tegenover het bergstroomerig enthousiasme der overgroote meerderheid, zegt de heer Lapidoth, heeft de historicus ook te boekstaven dj koelheid van da intellectueel-hoogstaanden. Dan somt hij oorzaken op. Oüze jongere dichters zijn fijqgevoelig en ze kunnen zich niet mengen order de bulderende, huilende rijmelaarsmenigte. Een vraag, dunkt mij, is hier ter plaats: heeft onze koningin al eeijig blijk gegeven onze poëzie, onze litteratuur te doorvoelen'? Wat wil men da:i van de j ingeren, wanneer ze nog niet begrepen warden ? De officiëele woord rijmelarij, die men nog heft en hoig houd1', moet dan ook maar voldoende zijn bij feeste lijke gelegenheden. B;j ontbreken van bjter iiimimiiiiiiiMiiiiiimn IIIIIIIMHIIIIIIIirfMII IIIIIIIMIIIIIIIII De Nationale Vrouwenraad als uit vloeisel van de Tentoonstelling van Vrouwenarbeid. Ifl eene brochure, door mevr. C. G. PekelharingDoyer geschreven, wordt op welsprekende wijze het denkbeeld van een »Nationalen Vrouwenraad" verdedigd. Door de tentoon stelling is de wensen naar aaneensluiting, naar meer gelegenheid om elkaar te leeren kennen, te leeren waardeeren, elkaar van dienst te zy'n met in eigen, meer beperkten kring opgedane ervaringen, het eerst uitvoerbaar gebleken; Jhet is zaak nu op dezen grondslag voort te bouwen. De vooruitstrevende vrouwen hebben be hoefte aan een band, die hen bijeenhoudt, aan een gemeenschappelijk middelpunt waar zij elkaar kunnen outmoeten, waar hun wegen, hoe uiteenloopend ook, elkaar kruisen, van waar zij, na elkaar over en weer hare erva ringen te hebben medegedeeld en voor een wijle samen te zy'n gegaan, nadat haar levens een oogenblik in elkaar hebben gegrepen, huiswaarts keeren, om, gesterkt en gesteund door elkaar, krachtiger en vruchtbaarder te kunnen werken op het terrein, dat haar is aangewezen, hetzij zich dit bepaalt tot het huisgezin in engere of wijdere beteekenis, of wel daarbuiten, waar zij naar haar beste weten en haar beste krachten ieder het hare doen om verbetering te brengen, ten einde meer geluk en meer liefde om zich heen te verspreiden. Geen beter middelpunt kan gevonden worden dan de te vormen Nationale Vrouwenraad, een vaste, blijvende vorm, waarin het voorloopige, voorbijgaande werk van de Nationale Tentoon stelling van Vrouwenarbeid zich moet consolideeren. Een eerste stap is reeds gedaan door het zenden van een afgevaardigde naar den Inter national Council of Women, die reeds in drie werelddeelen hare vertakkingen heeft. De gedachte daaraan was aan de hand gedaan door mevrouw de Douairière Klerck?van Hogendorp, die er sterk op aandrong, dat juist deze Vereeniging het initiatief daartoe zou nemen, omdat daar juist de noodige ge gevens werden verzameld, waarop de Nationale Vrouwenraad verder zou kunnen voortbouwen. Mej. M, G. Kramers uit Rotterdam ging als afgevaardigde van 10 Nfderlandsche vereenigirigen de voorloopige bijeenkomst te Londen in 1897 bijwonen met de opdracht om na te paan, in hoever het wenschelijk kon zijn in Nederland, evenals in andere landen, een Nationalen Itiad te vormen, op welke wijze een zoodanige Raad in andere landen reeds werkt, hoe diens verhouding moest zijn, zoo wel tot den Internationalen ll-iad als tot de aangesloten Vereenigingen, die te zamen de Nationalen Raad zouden vormen, enz. In een artikel in de s Vragen van den Dag" en eene voordracht op de Nationale Tentoon stelling van Vrouwenarbeid gaf mej. Kramers verslag van hare ondervindingen, en formu leerde eene motie, luidende: «liet is wenscheIfjk, dat er een Nationale Vrouwenraad van Nederland worde opgericht, die zich zal aan sluiten aan den Internationalen Raad", waarvan echter allpen het eerste lid werd in stemming gebracht en aangenomen. Mevr. l'ekelharing?Doy.;r intusschen acht het tweede gedeelte der motie het voornaamste. De vraag moet niet luiden : »Zal er in Ne derland eene vereeniging worden opgericht, zich noemende Nationale Vrouwenraad ? Zoo ja, zal deze Raad zich dan aansluiten bij the International Council of Women V De voor stelling der zaak behoort te zijn als volgt: Onze Araerikaansche zusters hebben behoefte gevoeld aan aaneensluiting van alle vrouwen van de wereld en hebben daarom een bond gesloten, genaamd tlte International council of Women. Voor de verwezenlijking daarvan is het noodig, dat in alle landen National Councils worden gevormd, die te zamen uit maken den International Council. De vraag is dus: zal Nederland deel uitmaken van den Internationalen Vrouwenraad. Zoo ja, dan is daartoe noodig de vorming van een Nationalen Vrouwenraad in Nederland. Alleen op deze wijze opgevat, had en heeft het ook zin, dat de concept-statuten werden ontleend aan de reglementen van Raden in andere landen en dat zij reeds werden ver spreid onmiddellijk na de lezing van Mej. Kramers. Dat men dit reeds gevoeld heeft, bly'kt ook ! daaruit, dat het «Algemeen Beginsel" eene letterlijke vertaling is van den Preamble van den Internationalen Raad en ook als principe is gekozen voor den in Nederland te vormen Vrouwenraad. Zoo ligt er in het geheele raderwerk van Internationale, Nationale en Plaatselijke Raden, eene groote eenheid van gedachte, van uit voering, van samenvoegen en concentreeren, welke eenheid niet uit het oog mag worden verloren bij de vraag, of, en zoo ja, in welken geest men binnenkort in Nederland een Natio nalen Vrouwenraad zal hebben, en evenzoo bij de vraag, hoe deze zal moeten werken naar boven (Internationale Raad), naar beneden (Plaatselijke Raden) in eigen besloten kring en naar buiten als hechte samenvoeging van vrouwen, die allen eenzelfde doel nastreven door den gulden regel te willen toepassen: , Doe anderen, icat gij milt, dat zij u doen." miiimmimmiiMiiiiimimiiiuimii Mode. Verbeterde vroi/ivenklecdint] JUuedernclt-aji en i:ade>'xc'i'<]>. AincriIcuawche jieeresHes. De naaislertbodc. De si>uarkookki$t. Jlcnus. ltccc}>t. De moie is geheel berekend op lange slanke vrouwen ; men moet geloovon (la L eenige daar van op dit Oügenblik bij i;urronnière en Paquin de grootste bestellingen doen. Bjhalvu de tailleur-rokken met :i naad of zonder naad, die op de persoon zelve gemouleerd worden en haar als in een omgekeerd peperhuis hullen, is er nu bijgekomen de }<i<[nctlc-!i:ibit, met heel lange panden, die alleen een heel lange vrouw goed staan. Voor garnituren zullen deze winter veel galons, zwart en gekleurd, gebruikt worden, van zijden passement met chenille, de vorm »r,oend Louis XV' is steeds in gunst, men niaakt oplegsels van passement in den vorm van dezt) strikken, of knipt ze uit van fluweel, laken, zijde, en appliceert ze op de stof; van krip of dunne zijde worden ze grooter genomsn en gefronceerd. Als men er vele neemt, bv. om den rand van een rok, langs oen tublier, is het muoier ze onderling te verbinden dan zo afzonderlijk te houden. Paillettsn zij a nog steeds mode, maar liefst zwarte of stalen, met gekleurde steenen ge mengd; ook zal de bijeenvoeging van bont, kant en pailletten dezen winter weer genade vinden. * * * Te Uerlijn heeft weer een tentoonstelling van «verbeterde vroiiwenkleeding" plaatsgevonden, en naar het schijnt vee! succes gehad. D d wijzigingen zijn trouwens altoos dezelfde: in plaats van verschillende stukken ondergoed de »30tnbination" ; in plaats van corsage en rok de «robe princosse", naar verkiezing met bolero ; in plaats van rokken de wijde pantalon. Ken motief tot aanbeveling ervan zal wel de bekend making zijn, handig verspreid, dat oenigo bekende elegante figuren, Dase, Sarah Bernhardt, Agnes Sorma, geen curset dragon, leder wil gaarne de gezondheid bevorderen, als het de gratie niet benadeelt. * * * Een curieus artikel over de «toekomstige positie der vrouw" is in Tlie Arena- geplaatst door miss Lizzie M. Holmes, liet is niet bepaald een protest tegen het moederschap, maar betoogt toch, dat «alleen in de lagere graden der menschhaid do zorg voor hot voortbestaan der soort het belangrijkste doe! van het bestaan der vrouw vormt." Miss Lizzie Holmes zegt: »De mannelijke helft van ons ras voelt reeds het vaderschap alleen als een incident in hun leven: zij zouden het een beleedigir.g achten, wanneer men hen verzocht het vaderschap als bet doel en de kroon van hun bestaan te beschouwen. Zij weten dat zij krachten en bekwaamheden bezitten, die de wereld noodig heeft en waardeert, en dat het vaderschap, hoe gezegend ook soms niet het volledigste en beste deel van hun taak vormt. Dit denkbeeld is in alle opzichten even toepasselijk op de vrouw als op den min. Waarom zouden al de krachten en begaafdheden der vrouw naar het vervullen van die ne levensfunctie gewend worden ? Het is allicht streelend voor den man, te bedenken, dat de vrouw haar geheele bestaan aan hem en zijn kinderen wijdt. Maar laat zij ook voor zich zelf leven, en in elk geval nog niet voor kinderen die ze nog niet heeft. Laat zij haar leven ten boorde vullen met geluk, wetenschap, geestelijke en physieke bedrijvigheid, hooge en krachtige emoties; laat zij eerst eene volkomen vrouw zijn, zoo noodig zal zij dan later allicht een goede moeder worden. Maar voor het een en het ander moet zij vooreerst vrij zijn!'' Voor de gevaren van die vrijheid is miss Holmes niet geheel blind, maar het genees middel is: nog meer vrijheid. »De vrouw is nu niet tevreden. Zij is wellicht minder beminnelijk dan vroeger. Zij heeft het bekoorlijk zwakke en aanhankelijke verloren, waarop de man in vrijen tijd gaarne lette; maar zij heeft r.og niet het frissche en krach tige gekregen, dat haar tot zijn metgezel maakt. Maar dit zal komen : er zal een tijd komen, wanneer de vrouw en de man, elkaar op gelijken voet flink in de ong»n ziend, geen van beide leunend op den ander, echte kameraadschap zullen voelen. Dan zal de liefde reiner, schoener zijn, dan de wereld ze nog gekend heeft." *Nu de verhouding tusscken de «zusternatiën" Engeland en Amerika zoo bijzonder is, erkent Engeland ook gaarne hoeveel bet aan de Amerikaansche dames verschuldigd is. liet smalen op »petroleumUulies" en «kroegboudersdochters" houdt tijdelijk op. Er wordt met glorie op gewezen dai drie Lngelschc her toginnen, eene markiezin, drie gravinnen, vier baronnessen, enz. Amerikaanschen van geboorte zijn. De hertogin van Manchester, de eerste van dez«. was eigenlijk een Spaansche, Consuelo de Yznaga, en op Cuba geboren, maar van eene familie uit New-Orleans, en zij zelve was in Amerika opgevoed. Do vorige hertogin van Marlborough heette miss l'rice, en de tegenwoordige miss Vut.derbilt. Van de overige »peeressos'' kan men noemen lady R'indolph Churchili, die zooveel tot haar mans carrière bijdroeg, (er is gezegd dat zij de oonige vrouw v/as, din zijn gelijke was in >.the art of repartee''), lady Hurcourt, rnrs Joseph Cliamberlain, en eindelijk mrs Curzoii, tegenwoordig vieekeizeriu; zij en haar man zullen weldra lady en lord Suarsdale heetun. Haar vader, de heer Lfiitor, verzekerde haar als bijdrage in de huishouding lütyioo gulden 'sja.i>. * * * Verschijnen is het eerste nummer van De yiiaixtemb'jdi', orgaan van den Algemeeuen Nederlandichen X iaistersbond; bureau der redactie ISiHikenweg .'! te Aiisterdam. Het doe! van het bhid is, blijkens liet voorwoord, propaganda laakon, »Ie droomende naaisters wakker sc'huildnu", niet in dien zin dat ze, op haar stoel en stor;f ingedommel-i, een aan sporing zoud -n noodig hebben, maar in dien zin, dat za zullen b3.s;-tl';ii eoa laanschwuardig bestaan te verdiener, en d:iania:ir zullen trachten. O p het voorwoord volgt dan ook een oproep: iXaai^ters, sluit u aan!" voorts artikelen *De vruchten van onzen arbeid" (over een firma in de lï-jerarutraat), .M >p,d gevat'.'' iKen prettige dag", (naar de tentoonstelling v. V. A.), vYakvereeiiigingen on godsdienstig standpunt'' (deze worden ontrewenscht goacht), »l)e Staat als uitbuiter" (Militaire aanbestedingen) en lArbeids-Inspektij", en een aantal kleinere berichten. De laatste pagina is eene arbeidsbeurs in omgekeerden zin; er worden namelijk tal van firma's genoemd, waar de naaisters niet moeton heengaan. Inderdaad zijn d.- loonen en uren, daar genoemd, buitensporig laag, maar het wil ons voorkomen, dat de daarin bedoelde werksters zyker ook héól geringe tulenteji bezitten. Wan neer toch redelijke huisnaaisters, naar wij ver nemen, voor / \:2~) per dag met vollen kost nauwelijks te krijgen zijn, is het vreemd, dat de ateliers voor / :J 50 in de week zonder kost, zooals uit het blad blijkt, werksters te kust en te keur kunnen vinden. DJ oplossing zal hierin wel, zooals in bijna alle handwerksvakken, milder in --uitbuiten" dan wel in de schaarschte aan bekwame, ijverige en nette werksters liggen. liet belangrijkste in dit nummer schijnt ons dan ook het aanbol van een goeden gratis knipcursus. -K- * Uit Tyrol wordt in Duitsche bladen over do »spaarkookkist" geschreven, die, doorAdolf Trientl uitgevonden, zich over geheel Tyrol uitbreidt. Zij komt gehee! met de Deensche of Noorscbe >-hooikist" overeen, met dit verschil dat men er in Tyrol afval van wol voor gebruikt. Huisvrouwen die ze gebruiken, doen opmerken, dat er heel wat ervaring noodig is om voor iedere spijs te weten of en hoelang ze met nut in de kist kan staan. Bijna alle spijzen moeten vóór het opdoen nog even te vuur. Water was, na een ganschen nacht in de kist, den volgenden morgen nog zoo heet, dat men er de hand niet in kon steken; rijst was nog maar lauw. Een stuk rundvleesch van vier pond had zes uur noodig om gnar te worden; kersen waren in twee uren zacht; aardappelen in twee uur veel te kruimig. Puddingen werden 's morgens om 11 uur eerst tien minuten te vuur gezet, dan in de kist gesloten en kwamen er 's avonds om 7 uur gaar uit. Spijzen die heel lang moeten kokon, worden 's avonds in de kist gedaan; 's morgens even eruit gehaald en te vuur gezet, en dan opnieuw opgesloten tot etenstijd. Daar het water minder verdampt, moet alles een weinig minder vochtig gemaakt worden dan bij gewoon koken. * * Men kan voor een klein diner de naam kaartjes of menu's aardig op de volgende wijze versieren. Men neemt breed moirólint in de kleur van de tafdldecoratie of van het servies, knipt het aan stukjes van 10 a 15 centimeter lengte, hecht op het midden het kleine menu of het naamkaartje, vouwt van boven en beneden de beide punten van het lint om ea hecht op die punten een klein ruikertje. een paar rozeknopjes, vergeet-mij-nietjfls, viooltje:-, meteen takje fijne varens. Ojk kan men alleen aan n kant het lint o:nvouwen en het andere eind toi franje uitrafelen. * * * Giiteitn Jlianca. M«n laat in een kastrol een stukje boter (als een noot) smelten, voegt er een lepel mee! en langzamerhand een halven liter melk bij ; al roerende laat men het dik worden. Als het afgekoeld is, voegt men er vijf' eierdooiers, l'25 gram gruyi-re en l ^5 gram parmezaankaas bij, roert eindelijk het tot schuim geklopte wit er door, en giet alles in een geboterden vorm, waarin men het au bainniarie laat gaar worden. E -e. n \CllZ t> enten. llllllltllllllllllllUtHIUNyi Ann I'iiti'i' I 'itiiiiliiii 11. Vergun me u mijn adhaesie te betuigen voor de ridderlijke wijze waarop n mevrouw boekoop bestrijdt, tl' juiitur, de manier waarup zij haar pleidoji in de wereld bracht. M«t lijne hand schoenen is die zaak door u behandel.!! Groot was mijn verlangen, kennis te maken met Jldda ran ^>i>/lenlnirg", te meer daar ik in vele opzichten moderne begrippen b .'n toege daan. Ho; verdienstelijk ook het streven van mevrouw G. moge zij11, wat 't doel betreft, c.n in 't algemeen de nitfoering, toch heeft haar bosk me z-er teleurgesteld en onvoldaan heb ik het ter zijde gelegd. Mijn hool'din-irnk was: grooto overdrijving bij eenzijdige opvatting, kortzichtige redenering, als ware de schrijfster soms een jong, onervaren mei.-j1', het geheel den indruk gevende van ceuigsinds te vechten tegen windmolens! Hoewel in romantische vorm, gelijkt het werk op eene dissertatie, waarin ook, niet ttr zij Ie stelling van alle andere beschouwingen, eene these it tort et a iravers wordt verdedigd. Mivrouw G. is er dan ook cinn laule op ge promoveerd lot de voorvechtster der vrouwen rechten. In hoever do roman als zoodanig aan de eischen beantwoordt, waag ik niet niet te beslissen, liet hoofdthema herhaaldelijk be handeld, maakt eindelijk het eii'-'ct van een aambeeld, waarop bij voortduring wurdt geha merd Zonder schade voor het werk. zou 't tot i-(M deel kunnen worden teruggebracht, niet weglating van zooveel ruggespraak over hetzelfde onderwerp. Mevrouw G. stelt de vrouwelijke sex-3 voor, als ware ieder individu een slachtdier van het wetboek en van de heereu der schepping. We staan toch niet bij voortduring onder den dagelijkschen druk dier bezwaren ! liet grootste aantal vrouwen gaat het leven door zonder eenige kennis van de wetsartikelen in haar nadeel toegepast, en zonder er ooit mede in aanraking te koinen. De wet schijnt voor mevrouw G. het groote monster der maat schappij. Geestelijk overwicht, zedelijke invloed is voor haar van minder kracht, en toch wordt hiermede dikwij's mser tot stand gebracht dao door de toepassing van een wetsartikel. Van het boek gaat een sterke wierook uit, die bekoort en bedwelmt, achterlatende eene zekere wijding van vermeend hooge roeping, en 't gevoel van achteruitzetting der vrouw. Jonge of oppervlakkige meisjes word';n er door begoocheld, en rondtastemie in den blinde, met de zweep vaa mevrouw G. achter zich, zullen velen met den neus tegen d in muur loopen. Reeds in mijne jnigd, en die ligt verachter me, heb ik ma verdiept in en bezig gehouden met theorieën over vrouwen emancipatie. Tosn had dit woord eene andere beteekenis, en er was moer aanleiding om voor de verwezen lijking er van te strijden. Sedert is in de maatschappelijke opvatting veel veranderd, waardoor de v;ouwen staan op een geheel ander standpunt Vele vooroordeelen zijn op geheven, en feitelijk is reeds gebaand een breede weg die leidt tot m;er ontwikkeling der vrouw, terwijl zij verschillende betrekkingen kan waarnemen, vroeger uitsluite;.d voor den man bestemd. Eenmaal de maa'schappelijke strooming in die bedding verlegd, zomi in de vrouwen daar langzamerhand meer van kunnen gebruik maken, ten zij door baar eigen toedoen bezwaren oprezen. Wie door deze evolutie niet wordt medegevoerd zil ook door den stok van mevrouw G. r.iet uit haar sferr worden gerukt, ten minste niet op doeltrtft',-mie manier. Niet iedere vrouw is in staat om iets te pres teren, of e.:n initiatief te nemen. Met een blik op de heeren der schepping voor wie hoege naamd geon beletsel bestaat om zelfstandig op te groeien, zien we d*t velen van hunne voordeelen g-en gebruik maken, en duizenden een beuzelachtig leven leiden, of een beroep uitoefenen, waart ie geene ontwikkeling of s udie vereïscht wordt, 't Gaat daarom i.iet aan van elke vrouw te eischen dat haar luve-n nuttig en belangrijk zij, terwijl toch het grootste deel die- oubebtemdj neiging naar een levensdoel eerst voelt opgelost ia de vereeniging met een man en de daaruit voortvloeiende hooge waar digheid van het moederschap. Groot is het aantal vrouwen ciiu hierin vinden heilig en blijvend geluk, war.t dit hangt voon amelijk af' van eene individueele opvatting, waarvoor een ander geene eischen bepalen kan: Das Monschen \Yhlen ist sein Ilimmelreich." Naar aanleiding van sommige beschouwingen in het bock verdenk ik mevrouw (i. van kind. rlooshsid. In uwe brochure heeft me zeer getroffen bladzijde I-U: ,Ki:n enkele blik op de p'iysi'ch-1, pbyBiolo gisch ; en p>y.lhiologiischo omstandigheden,'onder welke de beide sex'jn leven, c.oet het mij een voudig ondenkbaar ach en, dat de vrouw of da wan ooit zouden zijn te knellen, te dwin gen, ie perj.cn in hetzelfde keurslijf van zedeleer, iim van zeden van moraal. Trouwens de aa:ibevolene uniformiteit van zadY-leer zal wel altijd blyven behooren tot die soort van abstracte theorieën, dia van huis uit met de praktijk des levens op een zeer sl-t-Uten voet staan.'1 Ja, de verhouding van man tot vrouw in lut maatschappelijke leven, en de plaats door elk in te nemen is een niet op te lossen (juaestie. Wij mogen vatbaar zijn voor velerlei ontwikkeling met dezelfde hersens als de man, onza aard, onze indrukken, onze neigingen en de wij'.e van uiting vooral, dit alles is geheel anders. We behooren als merschen tut eene verschillende soort, dit kaïniet worden w ggepraat. Niet boven, beneden of ras»t den man moeten we staan, maar tegenover hem. plaats latende voor onderlinge waarJeoring of hoogschatting, naar 't gehalte van het individu. Bij al den lof' over Jli/da van Siu/fi'idmn/ beeft de critiek ook op groote foutea gewezen doch geene beoordeeling was zoo uitvoerig als de uwe, tevens getuigende van zooveel waar deering. Mogen de lezeressen vooral met uwe opmerkingen haar voordeel doende, het werk nog eens ter hand nemen, en zich rekenschap geven, in hoever de inhoud haar ia de praktijk des levens van dienst kan zijn. Es\VEA. 1; Een man over l [il da ran Kuilenburg, door Pater Familias bij Tjeenk Willink, Haarlem!

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl