Historisch Archief 1877-1940
No. 1113
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Arnold Leoplfl Wit Isine,
(24 September 1824?14 October 1898).
Met diepen weemoed denk ik aan miju
overleden vriend Ising
Hoe veel, hoe grievend was zyn leed in de
laatste jaren van zijn leven! Gesloopt door
eene knagende kwaal, diep bezorgd over de
wankelende gezondheid zy'ner echtgenoote, zag
ik hem het laatst op de plek waar hij zooveel
jaren de belangen van litteratuur en letter
kundigen behartigde, in de gehoorzaal van
»0efening kweekt Kennis". Ising toonde zich
zeer gedrukt, lydend, maar toch vatte hy
weer moed tegen het slot van de bijeenkomst,
en sprak met de oude geestdrift tot den
redenaar van dien avond.
Hy' was een door en door oprecht en nobel
man. HU vleide niemand, maar hy sprak
altijd onpartijdig de volle waarheid. Zyn
woord had invloed in tweeërlei Haagschen
kring: in ^Oefening" en in de redactieverga
deringen van den Nederlandschen Spectator.
Van 1862 tot 1884 heb ik Ising in beide
kringen wekely'ks en om de veertien dagen
gezien.
«Oefening" dateerde van 1834, toan een jong,
romantisch gestemd kunstenaar S J. van den
Bergh, eenige vrienden om zich wist te ver
eenigen, ten einde van poëzie en letteren te
spreken. Ising sloot zich als jonkman een
tiental jaren later bij »0efening" aan, en voerde
jaren achtereen de pen als secretaris, om na
den dood van den stichter Van den Bergh
(1808) de leiding als voorzitfer te voeren tot
aan zijn dood. Toen hij in 18G8 het overlijden
van Van den Bergh vernam was zijn eerste
woord: »Het genootschap «Oefening" behoort
voor de plechtige uitvaart van zy'n voorzitter
te zorgen het kind moet zijn vader begraven!"
Ising neemt in de geschiedenis onzer letteren
een zeer eervolle plaats in. Verdienstelijk
niet het minst is hij als auteur voor jongens,
door dramaas voor knapen te schrijven, door
hem opgewekt om zelven deze stukjes te ver
toonen. Als redacteur van den Almanak voor de
jeugd heeft hij van 1852 zeer veel goeds gedaan,
door in proza en verzen voor knapen en
meisjes natuur en waarheid te brengen, en de
bloedelooze spruiten naar het model van «Jantje
zag eens pruimen hangen" en «Mietje, Mietje,
maar voor niet" voor goed den bons te geven.
Ising schreef sedert 1845 novellen en schetsen
in den Almanak voor Blijrjeestigen, Europa,
Nederland en Honigbij waarin het duidelijk
bleek, dat hij gebroken had met alle officiëele
boekentaal, dat hij een nieuwen, frissehen,
jongen stijl schreef Met zijne geestverwanten
Vosmaer, Cremer, Keiler en eenige anderen,
stichtte hij het veelgelezen tijdschrift: do Tijd
stroom, dat in 18GÜzich met den Nederland
schen Spectator vereenigde.
Ising behoort met de redactie van den Tijd
stroom tot het tweede Jong-Holland, dat vooral
sedert 1860 door velerlei letterkundige kunst
werken zich onderscheidde. Zijne historische
novellen: de Markieein de Sulange (1851j en
de Graaf de Saint- Ybar muntten uit door gron
dige, solide studie en zeer veel plastisch talent.
Hij staat in dit opzicht in de onmiddellijke
nabyheid van mevrouw Bosboom-Toussaint.
In zijne moderne schetsen : Freule Marie, In
eer hersteld, domineert dezelfde zin voor dege
lijke psychologische studie. Hoe knap historicus
hij was, bleek uit zy'n vier bundels Jlaagfche
Schetsen, die eene niet geringe wetenschappe
lijke waarde bezitten en een zeer blijvend
deel zijner letterkundige nalatenschap zullen
uitmaken. Daarbij komt nog zijn hoofdwerk :
Het Binnenhof te 's- Gravenhage in plaat en
schrift (1879 1880), terecht een standaardwerk
genoemd wegens het geduldig, trouw en vol
komen nauwkeurig hisiorisch onderzoek.
Ik overdrijf niets. In zijn werkzaam leven
heeft zijn arbeid altijd het kenmerk der dege
lijkheid gedragen. Het mag nu na zijn dood
wel eens wat luider gezejd worden, dan bij
zijn leven placht te geschieden. Ising was be
scheiden, tot schuw wordens toe. Eene zekere
neiging tot stilzwijgendheid, een lichte tint
van melancholie, scheen hem te onderscheiden
in zijn omgang met geestverwanten. Maar
oogenblikken van groote opgewektheid volgden.
Ik heb zijne oogen zien fonkelen en zijna
forsche stem hooren vibreeren, als hij de schoon
heid der oud-Ilollandsche kunst met geestdrift
verdedigde en verkondigde.
Dr. JAN TEN BIUNK.
Boet en Tütóclirift.
Elseviers Maandschrift.
Men kan een gevoelig dichter wezen en toch
erg dilettanterig proza schrijven. Dit blijkt
nu weer uit het schetsj.; Ein gouden pen"
van Helene Lapidoth Swarlh.
O. o! een getrouwde vrouw, die in haar
babbeluartjes aan schrijverij wil doen om wat
extra's te verdienen voor haar drie kinderkens,
terwijl manlicf het niet graag hebben wil, en
dan begint, o, heilige aandrifc niet den titel,
let wel met den titel, precies in 't midden van
een blad, in 't midden de titel als
gecalligrafeerde letters, en dat gebeardd half twee,
terwijl een zonnestraal speelde op het ver
slijtend kleed, en met een gouden pen, nog
wel in een gouden pennehouder. O! en ze
deed bet la igzaam met vaste hand, hoewel
met bevende vingers. Jawel een vaste hand
met bevende vingers en gecalligrafeerde letters,
zoek het maar uit, terwijl het kleed nog wel
aan het verslijten was. En toen dwaalde haar
blik af naar het hemelsblauw van het vloeiboek.
Wat een gerammel. Kan het nog
dilettanteriger ?
Wie dichtergaven heeft als Helene Swarth
moet zich niet verbeuzelen. Ook proza schrijven
stelt eischen, heel hooge eischen zelfs, en men
mag er maar niet als een nuifig juffêr'J3 mee
knoeien.
Ver Verlangen" van A. W. Sanders van
Loo is een sentimentverklanking nog al hy
bridisch, met naïviteiten er in als musschen
die naar bed gaan, of heele brokken omschrij
ving in krantenstijl en dan weer de zinnen
neergeschreven in rein mooi gefluister van
ver-ver verlangen, het ontwaken van liefde.
Als frontispice is er een afbaelding van
koningia Wilhelmina, een niet te scherpe afdruk
naar de fotografie van Kam 'ke. DJ heer Praesens
(zeker om aan te duiden dat hij er bij tegen
woordig was) schreef er een indruk b'j over
de Huldiging. Na al wat de
dagbladmenSchen ervan verteld hebben moeten er sterke
zinnen staan om indruk te maken. Mij is dit
zelf ook wedervaren. Een sierpluimpje voor
de journalistiek mag hier wel worden geplant.
't Is waar, ze plukken de litteratuur, gebruiken
hauidijjes de modewoorden en schromen niet
de nieuwste vondsten van anderen tot gemeen
goed te makan, maar de schrijvers kunnen
niet anders dan daarvoor dankbaar zijn. Zóó
brengen ze de litteratuur nader tot het pu
bliek en in menig opstel of verslag spran
kelt toch ook wel litteraire aanlog.
Van W. J. Oosterhotl' is er eon beschrijving
van Oud-Indische meubelen, die nu te Haarlem
in 't Museum van Kunstnijverheid zijn bijeen
gebracht. Het zijn meubelen, vo'.gens over
levering gemaakt door iulanders in heeren
diensten. Van ebben- en ijzerhout vervaardigd,
heefc de stiji veel ve.want-c'iap met ons
oudNederlandsch. Ze werden als ouderlijke
erfstukken bewaard in de kampings te Batavia.
Een tiental goede afbeeldingen zy'n by' het
zeer lezenswaardig artikel.
De heer A. S H. Booms geeft een
beschryving van het Hassan Hoessinfeest te Padang.
Batiek wordt behandeld door Mej. C. v. d.
Hart. Zij constateert het verval van deze
kunstuiting tot gewoon hand- en handelsbedrijf.
P. A Haaxman beschrijit de schil Ier H. J.
van der Weele. De bijgevoegde afdrukken van
schilderstukken verklaren zeer goed van der
Weele's gaven. De heer Haaxtnau betracht
de handigheid door nu-en-dan den schildïr zelf
te laten spreken, zoodat we ook iets gewaar
worden van het kunstenaarstemperament en
wel eigenaardig is het dat juut ook hier de
schilder, evenals de letterkundige, meer liefde
toont voor een zorgvuldige studie, dan voor
zijn zoogenaamd afgewerkt schilderij. Van der
Weele ontboezemt zich toch als hij die koe
en zooveel andere koeien en paarden, niet zoo
zorgvuldig had geschilderd, nooit wat de andere
ziel gelieft te noemen, ia zijn schilderijen had
bereikt.
Max Rooses bespreekt Gerard David in zijn
rubriek van de Nat. Gallsry te Londen.
. Frits Lapidoth articuleert het wegblijven van
de ware dichters toen heel Nederland uiting
gaf in jubelklanken. Slechts rijmelaars- en
gelegenheidspoëzie werd er gegeven en de
jongeren schijnen zoo'n gemakkelijk instrument
niet machtig te kunnen worden. Tegenover
het bergstroomerig enthousiasme der overgroote
meerderheid, zegt de heer Lapidoth, heeft de
historicus ook te boekstaven dj koelheid van
da intellectueel-hoogstaanden. Dan somt hij
oorzaken op. Oüze jongere dichters zijn
fijqgevoelig en ze kunnen zich niet mengen order
de bulderende, huilende rijmelaarsmenigte.
Een vraag, dunkt mij, is hier ter plaats: heeft
onze koningin al eeijig blijk gegeven onze
poëzie, onze litteratuur te doorvoelen'? Wat
wil men da:i van de j ingeren, wanneer ze nog
niet begrepen warden ? De officiëele woord
rijmelarij, die men nog heft en hoig houd1',
moet dan ook maar voldoende zijn bij feeste
lijke gelegenheden. B;j ontbreken van bjter
iiimimiiiiiiiMiiiiiimn
IIIIIIIMHIIIIIIIirfMII
IIIIIIIMIIIIIIIII
De Nationale Vrouwenraad als uit
vloeisel van de Tentoonstelling
van Vrouwenarbeid.
Ifl eene brochure, door mevr. C. G.
PekelharingDoyer geschreven, wordt op welsprekende
wijze het denkbeeld van een »Nationalen
Vrouwenraad" verdedigd. Door de tentoon
stelling is de wensen naar aaneensluiting,
naar meer gelegenheid om elkaar te leeren
kennen, te leeren waardeeren, elkaar van dienst
te zy'n met in eigen, meer beperkten kring
opgedane ervaringen, het eerst uitvoerbaar
gebleken; Jhet is zaak nu op dezen grondslag
voort te bouwen.
De vooruitstrevende vrouwen hebben be
hoefte aan een band, die hen bijeenhoudt, aan
een gemeenschappelijk middelpunt waar zij
elkaar kunnen outmoeten, waar hun wegen,
hoe uiteenloopend ook, elkaar kruisen, van
waar zij, na elkaar over en weer hare erva
ringen te hebben medegedeeld en voor een
wijle samen te zy'n gegaan, nadat haar levens
een oogenblik in elkaar hebben gegrepen,
huiswaarts keeren, om, gesterkt en gesteund
door elkaar, krachtiger en vruchtbaarder te
kunnen werken op het terrein, dat haar is
aangewezen, hetzij zich dit bepaalt tot het
huisgezin in engere of wijdere beteekenis, of
wel daarbuiten, waar zij naar haar beste weten
en haar beste krachten ieder het hare doen
om verbetering te brengen, ten einde meer
geluk en meer liefde om zich heen te verspreiden.
Geen beter middelpunt kan gevonden worden
dan de te vormen Nationale Vrouwenraad, een
vaste, blijvende vorm, waarin het voorloopige,
voorbijgaande werk van de Nationale Tentoon
stelling van Vrouwenarbeid zich moet
consolideeren.
Een eerste stap is reeds gedaan door het
zenden van een afgevaardigde naar den Inter
national Council of Women, die reeds in drie
werelddeelen hare vertakkingen heeft. De
gedachte daaraan was aan de hand gedaan
door mevrouw de Douairière Klerck?van
Hogendorp, die er sterk op aandrong, dat
juist deze Vereeniging het initiatief daartoe
zou nemen, omdat daar juist de noodige ge
gevens werden verzameld, waarop de Nationale
Vrouwenraad verder zou kunnen voortbouwen.
Mej. M, G. Kramers uit Rotterdam ging als
afgevaardigde van 10 Nfderlandsche
vereenigirigen de voorloopige bijeenkomst te Londen
in 1897 bijwonen met de opdracht om na te
paan, in hoever het wenschelijk kon zijn in
Nederland, evenals in andere landen, een
Nationalen Itiad te vormen, op welke wijze
een zoodanige Raad in andere landen reeds
werkt, hoe diens verhouding moest zijn, zoo
wel tot den Internationalen ll-iad als tot de
aangesloten Vereenigingen, die te zamen de
Nationalen Raad zouden vormen, enz.
In een artikel in de s Vragen van den Dag"
en eene voordracht op de Nationale Tentoon
stelling van Vrouwenarbeid gaf mej. Kramers
verslag van hare ondervindingen, en formu
leerde eene motie, luidende: «liet is
wenscheIfjk, dat er een Nationale Vrouwenraad van
Nederland worde opgericht, die zich zal aan
sluiten aan den Internationalen Raad", waarvan
echter allpen het eerste lid werd in stemming
gebracht en aangenomen.
Mevr. l'ekelharing?Doy.;r intusschen acht
het tweede gedeelte der motie het voornaamste.
De vraag moet niet luiden : »Zal er in Ne
derland eene vereeniging worden opgericht,
zich noemende Nationale Vrouwenraad ? Zoo
ja, zal deze Raad zich dan aansluiten bij the
International Council of Women V De voor
stelling der zaak behoort te zijn als volgt:
Onze Araerikaansche zusters hebben behoefte
gevoeld aan aaneensluiting van alle vrouwen
van de wereld en hebben daarom een bond
gesloten, genaamd tlte International council
of Women. Voor de verwezenlijking daarvan
is het noodig, dat in alle landen National
Councils worden gevormd, die te zamen uit
maken den International Council. De vraag
is dus: zal Nederland deel uitmaken van den
Internationalen Vrouwenraad. Zoo ja, dan is
daartoe noodig de vorming van een Nationalen
Vrouwenraad in Nederland.
Alleen op deze wijze opgevat, had en heeft
het ook zin, dat de concept-statuten werden
ontleend aan de reglementen van Raden in
andere landen en dat zij reeds werden ver
spreid onmiddellijk na de lezing van Mej.
Kramers.
Dat men dit reeds gevoeld heeft, bly'kt ook
! daaruit, dat het «Algemeen Beginsel" eene
letterlijke vertaling is van den Preamble van
den Internationalen Raad en ook als principe
is gekozen voor den in Nederland te vormen
Vrouwenraad.
Zoo ligt er in het geheele raderwerk van
Internationale, Nationale en Plaatselijke Raden,
eene groote eenheid van gedachte, van uit
voering, van samenvoegen en concentreeren,
welke eenheid niet uit het oog mag worden
verloren bij de vraag, of, en zoo ja, in welken
geest men binnenkort in Nederland een Natio
nalen Vrouwenraad zal hebben, en evenzoo bij
de vraag, hoe deze zal moeten werken naar
boven (Internationale Raad), naar beneden
(Plaatselijke Raden) in eigen besloten kring
en naar buiten als hechte samenvoeging van
vrouwen, die allen eenzelfde doel nastreven
door den gulden regel te willen toepassen:
, Doe anderen, icat gij milt, dat zij u doen."
miiimmimmiiMiiiiimimiiiuimii
Mode. Verbeterde vroi/ivenklecdint]
JUuedernclt-aji en i:ade>'xc'i'<]>.
AincriIcuawche jieeresHes. De naaislertbodc.
De si>uarkookki$t. Jlcnus. ltccc}>t.
De moie is geheel berekend op lange slanke
vrouwen ; men moet geloovon (la L eenige daar
van op dit Oügenblik bij i;urronnière en Paquin
de grootste bestellingen doen. Bjhalvu de
tailleur-rokken met :i naad of zonder naad,
die op de persoon zelve gemouleerd worden
en haar als in een omgekeerd peperhuis hullen,
is er nu bijgekomen de }<i<[nctlc-!i:ibit, met
heel lange panden, die alleen een heel lange
vrouw goed staan.
Voor garnituren zullen deze winter veel
galons, zwart en gekleurd, gebruikt worden,
van zijden passement met chenille, de vorm
»r,oend Louis XV' is steeds in gunst, men
niaakt oplegsels van passement in den vorm
van dezt) strikken, of knipt ze uit van fluweel,
laken, zijde, en appliceert ze op de stof; van
krip of dunne zijde worden ze grooter genomsn
en gefronceerd. Als men er vele neemt, bv.
om den rand van een rok, langs oen tublier,
is het muoier ze onderling te verbinden dan
zo afzonderlijk te houden.
Paillettsn zij a nog steeds mode, maar liefst
zwarte of stalen, met gekleurde steenen ge
mengd; ook zal de bijeenvoeging van bont,
kant en pailletten dezen winter weer genade
vinden.
* *
*
Te Uerlijn heeft weer een tentoonstelling van
«verbeterde vroiiwenkleeding" plaatsgevonden,
en naar het schijnt vee! succes gehad. D d
wijzigingen zijn trouwens altoos dezelfde: in
plaats van verschillende stukken ondergoed de
»30tnbination" ; in plaats van corsage en rok
de «robe princosse", naar verkiezing met bolero ;
in plaats van rokken de wijde pantalon. Ken
motief tot aanbeveling ervan zal wel de bekend
making zijn, handig verspreid, dat oenigo
bekende elegante figuren, Dase, Sarah
Bernhardt, Agnes Sorma, geen curset dragon, leder
wil gaarne de gezondheid bevorderen, als het
de gratie niet benadeelt.
* *
*
Een curieus artikel over de «toekomstige
positie der vrouw" is in Tlie Arena- geplaatst
door miss Lizzie M. Holmes, liet is niet
bepaald een protest tegen het moederschap,
maar betoogt toch, dat «alleen in de lagere
graden der menschhaid do zorg voor hot
voortbestaan der soort het belangrijkste doe!
van het bestaan der vrouw vormt."
Miss Lizzie Holmes zegt:
»De mannelijke helft van ons ras voelt reeds
het vaderschap alleen als een incident in hun
leven: zij zouden het een beleedigir.g achten,
wanneer men hen verzocht het vaderschap als
bet doel en de kroon van hun bestaan te
beschouwen. Zij weten dat zij krachten en
bekwaamheden bezitten, die de wereld noodig
heeft en waardeert, en dat het vaderschap,
hoe gezegend ook soms niet het volledigste en
beste deel van hun taak vormt. Dit denkbeeld
is in alle opzichten even toepasselijk op de
vrouw als op den min. Waarom zouden al de
krachten en begaafdheden der vrouw naar het
vervullen van die ne levensfunctie gewend
worden ? Het is allicht streelend voor den
man, te bedenken, dat de vrouw haar geheele
bestaan aan hem en zijn kinderen wijdt. Maar
laat zij ook voor zich zelf leven, en in elk
geval nog niet voor kinderen die ze nog niet
heeft. Laat zij haar leven ten boorde vullen
met geluk, wetenschap, geestelijke en physieke
bedrijvigheid, hooge en krachtige emoties;
laat zij eerst eene volkomen vrouw zijn, zoo
noodig zal zij dan later allicht een goede
moeder worden. Maar voor het een en het
ander moet zij vooreerst vrij zijn!''
Voor de gevaren van die vrijheid is miss
Holmes niet geheel blind, maar het genees
middel is: nog meer vrijheid.
»De vrouw is nu niet tevreden. Zij is wellicht
minder beminnelijk dan vroeger. Zij heeft het
bekoorlijk zwakke en aanhankelijke verloren,
waarop de man in vrijen tijd gaarne lette;
maar zij heeft r.og niet het frissche en krach
tige gekregen, dat haar tot zijn metgezel maakt.
Maar dit zal komen : er zal een tijd komen,
wanneer de vrouw en de man, elkaar op
gelijken voet flink in de ong»n ziend, geen
van beide leunend op den ander, echte
kameraadschap zullen voelen. Dan zal de
liefde reiner, schoener zijn, dan de wereld ze
nog gekend heeft."
*Nu de verhouding tusscken de «zusternatiën"
Engeland en Amerika zoo bijzonder is, erkent
Engeland ook gaarne hoeveel bet aan de
Amerikaansche dames verschuldigd is. liet
smalen op »petroleumUulies" en
«kroegboudersdochters" houdt tijdelijk op. Er wordt met
glorie op gewezen dai drie Lngelschc her
toginnen, eene markiezin, drie gravinnen, vier
baronnessen, enz. Amerikaanschen van geboorte
zijn. De hertogin van Manchester, de eerste
van dez«. was eigenlijk een Spaansche, Consuelo
de Yznaga, en op Cuba geboren, maar van
eene familie uit New-Orleans, en zij zelve
was in Amerika opgevoed. Do vorige hertogin
van Marlborough heette miss l'rice, en de
tegenwoordige miss Vut.derbilt. Van de overige
»peeressos'' kan men noemen lady R'indolph
Churchili, die zooveel tot haar mans carrière
bijdroeg, (er is gezegd dat zij de oonige vrouw
v/as, din zijn gelijke was in >.the art of repartee''),
lady Hurcourt, rnrs Joseph Cliamberlain, en
eindelijk mrs Curzoii, tegenwoordig
vieekeizeriu; zij en haar man zullen weldra lady
en lord Suarsdale heetun. Haar vader, de heer
Lfiitor, verzekerde haar als bijdrage in de
huishouding lütyioo gulden 'sja.i>.
* *
*
Verschijnen is het eerste nummer van De
yiiaixtemb'jdi', orgaan van den Algemeeuen
Nederlandichen X iaistersbond; bureau der
redactie ISiHikenweg .'! te Aiisterdam. Het
doe! van het bhid is, blijkens liet voorwoord,
propaganda laakon, »Ie droomende naaisters
wakker sc'huildnu", niet in dien zin dat ze,
op haar stoel en stor;f ingedommel-i, een aan
sporing zoud -n noodig hebben, maar in dien
zin, dat za zullen b3.s;-tl';ii eoa laanschwuardig
bestaan te verdiener, en d:iania:ir zullen trachten.
O p het voorwoord volgt dan ook een oproep:
iXaai^ters, sluit u aan!" voorts artikelen *De
vruchten van onzen arbeid" (over een firma
in de lï-jerarutraat), .M >p,d gevat'.'' iKen
prettige dag", (naar de tentoonstelling v. V. A.),
vYakvereeiiigingen on godsdienstig standpunt''
(deze worden ontrewenscht goacht), »l)e Staat
als uitbuiter" (Militaire aanbestedingen) en
lArbeids-Inspektij", en een aantal kleinere
berichten.
De laatste pagina is eene arbeidsbeurs in
omgekeerden zin; er worden namelijk tal van
firma's genoemd, waar de naaisters niet moeton
heengaan. Inderdaad zijn d.- loonen en uren,
daar genoemd, buitensporig laag, maar het wil
ons voorkomen, dat de daarin bedoelde werksters
zyker ook héól geringe tulenteji bezitten. Wan
neer toch redelijke huisnaaisters, naar wij ver
nemen, voor / \:2~) per dag met vollen kost
nauwelijks te krijgen zijn, is het vreemd, dat
de ateliers voor / :J 50 in de week zonder kost,
zooals uit het blad blijkt, werksters te kust en
te keur kunnen vinden. DJ oplossing zal hierin
wel, zooals in bijna alle handwerksvakken,
milder in --uitbuiten" dan wel in de schaarschte
aan bekwame, ijverige en nette werksters liggen.
liet belangrijkste in dit nummer schijnt ons
dan ook het aanbol van een goeden gratis
knipcursus.
-K- *
Uit Tyrol wordt in Duitsche bladen over
do »spaarkookkist" geschreven, die, doorAdolf
Trientl uitgevonden, zich over geheel Tyrol
uitbreidt. Zij komt gehee! met de Deensche
of Noorscbe >-hooikist" overeen, met dit verschil
dat men er in Tyrol afval van wol voor
gebruikt. Huisvrouwen die ze gebruiken,
doen opmerken, dat er heel wat ervaring
noodig is om voor iedere spijs te weten of en
hoelang ze met nut in de kist kan staan.
Bijna alle spijzen moeten vóór het opdoen
nog even te vuur. Water was, na een ganschen
nacht in de kist, den volgenden morgen nog
zoo heet, dat men er de hand niet in kon
steken; rijst was nog maar lauw. Een stuk
rundvleesch van vier pond had zes uur noodig
om gnar te worden; kersen waren in twee
uren zacht; aardappelen in twee uur veel te
kruimig. Puddingen werden 's morgens om
11 uur eerst tien minuten te vuur gezet, dan
in de kist gesloten en kwamen er 's avonds om
7 uur gaar uit. Spijzen die heel lang moeten
kokon, worden 's avonds in de kist gedaan;
's morgens even eruit gehaald en te vuur gezet,
en dan opnieuw opgesloten tot etenstijd. Daar
het water minder verdampt, moet alles een
weinig minder vochtig gemaakt worden dan
bij gewoon koken.
* *
Men kan voor een klein diner de naam
kaartjes of menu's aardig op de volgende wijze
versieren. Men neemt breed moirólint in de
kleur van de tafdldecoratie of van het servies,
knipt het aan stukjes van 10 a 15 centimeter
lengte, hecht op het midden het kleine menu
of het naamkaartje, vouwt van boven en beneden
de beide punten van het lint om ea hecht op
die punten een klein ruikertje. een paar
rozeknopjes, vergeet-mij-nietjfls, viooltje:-, meteen
takje fijne varens. Ojk kan men alleen aan
n kant het lint o:nvouwen en het andere
eind toi franje uitrafelen.
* *
*
Giiteitn Jlianca. M«n laat in een kastrol
een stukje boter (als een noot) smelten, voegt
er een lepel mee! en langzamerhand een halven
liter melk bij ; al roerende laat men het dik
worden. Als het afgekoeld is, voegt men er
vijf' eierdooiers, l'25 gram gruyi-re en l ^5 gram
parmezaankaas bij, roert eindelijk het tot
schuim geklopte wit er door, en giet alles in
een geboterden vorm, waarin men het au
bainniarie laat gaar worden.
E -e.
n
\CllZ
t>
enten.
llllllltllllllllllllUtHIUNyi
Ann I'iiti'i' I 'itiiiiliiii 11.
Vergun me u mijn adhaesie te betuigen voor
de ridderlijke wijze waarop n mevrouw boekoop
bestrijdt, tl' juiitur, de manier waarup zij haar
pleidoji in de wereld bracht. M«t lijne hand
schoenen is die zaak door u behandel.!! Groot
was mijn verlangen, kennis te maken met
Jldda ran ^>i>/lenlnirg", te meer daar ik in
vele opzichten moderne begrippen b .'n toege
daan. Ho; verdienstelijk ook het streven van
mevrouw G. moge zij11, wat 't doel betreft, c.n
in 't algemeen de nitfoering, toch heeft haar
bosk me z-er teleurgesteld en onvoldaan heb
ik het ter zijde gelegd. Mijn hool'din-irnk was:
grooto overdrijving bij eenzijdige opvatting,
kortzichtige redenering, als ware de schrijfster
soms een jong, onervaren mei.-j1', het geheel
den indruk gevende van ceuigsinds te vechten
tegen windmolens!
Hoewel in romantische vorm, gelijkt het werk
op eene dissertatie, waarin ook, niet ttr zij Ie
stelling van alle andere beschouwingen, eene
these it tort et a iravers wordt verdedigd.
Mivrouw G. is er dan ook cinn laule op ge
promoveerd lot de voorvechtster der vrouwen
rechten. In hoever do roman als zoodanig aan
de eischen beantwoordt, waag ik niet niet te
beslissen, liet hoofdthema herhaaldelijk be
handeld, maakt eindelijk het eii'-'ct van een
aambeeld, waarop bij voortduring wurdt geha
merd Zonder schade voor het werk. zou 't
tot i-(M deel kunnen worden teruggebracht, niet
weglating van zooveel ruggespraak over hetzelfde
onderwerp.
Mevrouw G. stelt de vrouwelijke sex-3 voor,
als ware ieder individu een slachtdier van het
wetboek en van de heereu der schepping. We
staan toch niet bij voortduring onder den
dagelijkschen druk dier bezwaren !
liet grootste aantal vrouwen gaat het leven
door zonder eenige kennis van de wetsartikelen
in haar nadeel toegepast, en zonder er ooit
mede in aanraking te koinen. De wet schijnt
voor mevrouw G. het groote monster der maat
schappij. Geestelijk overwicht, zedelijke invloed
is voor haar van minder kracht, en toch wordt
hiermede dikwij's mser tot stand gebracht dao
door de toepassing van een wetsartikel.
Van het boek gaat een sterke wierook uit,
die bekoort en bedwelmt, achterlatende eene
zekere wijding van vermeend hooge roeping,
en 't gevoel van achteruitzetting der vrouw.
Jonge of oppervlakkige meisjes word';n er door
begoocheld, en rondtastemie in den blinde,
met de zweep vaa mevrouw G. achter zich,
zullen velen met den neus tegen d in muur
loopen.
Reeds in mijne jnigd, en die ligt verachter
me, heb ik ma verdiept in en bezig gehouden
met theorieën over vrouwen emancipatie. Tosn
had dit woord eene andere beteekenis, en er
was moer aanleiding om voor de verwezen
lijking er van te strijden. Sedert is in de
maatschappelijke opvatting veel veranderd,
waardoor de v;ouwen staan op een geheel
ander standpunt Vele vooroordeelen zijn op
geheven, en feitelijk is reeds gebaand een
breede weg die leidt tot m;er ontwikkeling
der vrouw, terwijl zij verschillende betrekkingen
kan waarnemen, vroeger uitsluite;.d voor den
man bestemd. Eenmaal de maa'schappelijke
strooming in die bedding verlegd, zomi in de
vrouwen daar langzamerhand meer van kunnen
gebruik maken, ten zij door baar eigen toedoen
bezwaren oprezen. Wie door deze evolutie
niet wordt medegevoerd zil ook door den stok
van mevrouw G. r.iet uit haar sferr worden
gerukt, ten minste niet op doeltrtft',-mie manier.
Niet iedere vrouw is in staat om iets te pres
teren, of e.:n initiatief te nemen. Met een blik
op de heeren der schepping voor wie hoege
naamd geon beletsel bestaat om zelfstandig
op te groeien, zien we d*t velen van hunne
voordeelen g-en gebruik maken, en duizenden
een beuzelachtig leven leiden, of een beroep
uitoefenen, waart ie geene ontwikkeling of s udie
vereïscht wordt, 't Gaat daarom i.iet aan van
elke vrouw te eischen dat haar luve-n nuttig
en belangrijk zij, terwijl toch het grootste deel
die- oubebtemdj neiging naar een levensdoel
eerst voelt opgelost ia de vereeniging met een
man en de daaruit voortvloeiende hooge waar
digheid van het moederschap. Groot is het
aantal vrouwen ciiu hierin vinden heilig en
blijvend geluk, war.t dit hangt voon amelijk
af' van eene individueele opvatting, waarvoor
een ander geene eischen bepalen kan:
Das Monschen \Yhlen ist sein Ilimmelreich."
Naar aanleiding van sommige beschouwingen
in het bock verdenk ik mevrouw (i. van
kind. rlooshsid. In uwe brochure heeft me zeer
getroffen bladzijde I-U:
,Ki:n enkele blik op de p'iysi'ch-1, pbyBiolo
gisch ; en p>y.lhiologiischo omstandigheden,'onder
welke de beide sex'jn leven, c.oet het mij een
voudig ondenkbaar ach en, dat de vrouw of
da wan ooit zouden zijn te knellen, te dwin
gen, ie perj.cn in hetzelfde keurslijf van
zedeleer, iim van zeden van moraal. Trouwens
de aa:ibevolene uniformiteit van zadY-leer zal
wel altijd blyven behooren tot die soort van
abstracte theorieën, dia van huis uit met de
praktijk des levens op een zeer sl-t-Uten voet
staan.'1
Ja, de verhouding van man tot vrouw in
lut maatschappelijke leven, en de plaats door
elk in te nemen is een niet op te lossen
(juaestie. Wij mogen vatbaar zijn voor velerlei
ontwikkeling met dezelfde hersens als de man,
onza aard, onze indrukken, onze neigingen en
de wij'.e van uiting vooral, dit alles is geheel
anders. We behooren als merschen tut eene
verschillende soort, dit kaïniet worden w
ggepraat. Niet boven, beneden of ras»t den
man moeten we staan, maar tegenover hem.
plaats latende voor onderlinge waarJeoring of
hoogschatting, naar 't gehalte van het individu.
Bij al den lof' over Jli/da van Siu/fi'idmn/
beeft de critiek ook op groote foutea gewezen
doch geene beoordeeling was zoo uitvoerig als
de uwe, tevens getuigende van zooveel waar
deering. Mogen de lezeressen vooral met uwe
opmerkingen haar voordeel doende, het werk
nog eens ter hand nemen, en zich rekenschap
geven, in hoever de inhoud haar ia de praktijk
des levens van dienst kan zijn.
Es\VEA.
1; Een man over l [il da ran Kuilenburg,
door Pater Familias bij Tjeenk Willink, Haarlem!