Historisch Archief 1877-1940
'Na 1H4
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
'9
«en tenger negenjarig meisje heeft een dikke
<rverj«B voor liaar vader -meegebracht.
«Het is zoo koud, ais de ion ondergaat !
"Vader, trek alstublieft uw jas »an, anders kunt
<u zoo ligt kou vatten !"
Hij kust het kind, dat zijn bijzondere lieve
ling is. «Dank je wel, mijn kleine meid !"
Haar broertje, dat ongeveer een jaar jonger
is, heeft zich Meester gemaakt vau vaders leeren
-geldtasch en van den blikken trommel met de
gele en blauwe tramkaartjes. Nu speelt bij,
dat bij ook conducteur is. Op het jongste kind,
? een jongetje van even drie jaar, slaat de vader
bijna geen acht. Het kieine handje wordt
teliens weer te vergeefs .uitgestrekt, het kleine
iBondje fctamelt herhaaldelijk iets
onverstaan-baars, zonder antwoord te krijgen, en eindelijk
verliest het kind zijn geduld, stampt op den
sgrond, en zegt : «.Lieve Paatje houdt niet van
Peter !" Eu met die woorden loopt hij op een
drafje naar den overkant van de straat. Daar
staat zijn goede vriend Claimen, de stalknecht,
te fluiten. Hij zet den kleinen iongen op den
grooten, witten schimmel en Iaat hem een
?eindje rijden.
De conducteur en 'het kleine meisje zitten
hand in band op de bank en kijken zwijgend
naar den gloeienden avondhemel. De grootste
jongen speelt met de geMtasch en den blikken
trommel, -en feet kleintje juicht en schatert van
pleizier.
Acht van de tien minuten zijn voorbij. Het
Jcleine meisje staat op, neemt iiaar broertje zijn
speelgoed af, en geeft het weer aan haar vader
«Zie zoo, nu moet u den kraag van uw jas
flink hoog opzetten l Het is Oostenwind, zoo'n
scherpe Oostenwind !"
«Dank je, dank jf, Leentje-lief ! Ja, zoo is het
?warm 'en lekker. Maar nu moet ik gauw weg !
Dag, kinderen !"
, Lieve Paa*je heeft Peter weer niet goeden
dag gezegd!" roept het kleine ventje op den
schimmel, terwijl hij zijn armpjes uitstrekt. De
-conducteur, die reeds weder op zijn post is,
wuift hem toe met zijn pet. Het kind straalt
van pleizier, klapt in zijn handjes, maakt eeu
haastige beweging, en voordat de knecht
hem kan vasthouden, ligt hij op den grond.
J>e vader springt van de tram. . . In een oog
wenk is hij bij het ventje. Goddank ! Er is
nog niets gebeurd. De kleine Peter schreit
-alteen maar omdat de nieuwe blauwe kousen,
die Leeutje voor hem heeft gebreid, gescheurd
zijn. De tram wagen is niet meer te zien. De
ioetsier tem. zeker wel even gewacht hebben,
maar hij heeft niets gemerkt van wat er is
.gebeurd. De conducteur moet hard loopen om
nem weer in te halen, en hij loopt en rent,
totdat groote zweetdruppels hem op voorhoofd
«n wangen parelen. Eindelijk heeft hij den
wagen bereikt. Zijn knkëa trillen.
»Dat is te veel geweest." mompelt Lij eu
laat zich afgemat op de bank in den wagen
neervallen. Er is nog geen een passagier, dus
dat kan hij wel even doen. Maar slechts een
oogenblikje, want de tram zal langzamerhand
wel vol worden. De Oostenwind is koud, snij
dend koud, maar wat doet dat ertoe? rits
Dwers mott op zijn post zijn.
«Dat is te veel geweest, dat loopt niet goed
*f!" mompelt de uitgeputte man nog eens in
.zich zelf, terwijl een rilling hem door de leden
loopt.
Ja, hij had zich niet vergist. Het was
werkelijk te veel geweest voor den toch al niet
sterken man. 'Sinds twee weken ligt hij zwaar
ziek te bed, beurtelings verzorgd door zijn Leentje
?en een oude vrouw nit de buurt. Jreu lang
.zit het kleine ding met haar breiwerk voor zijn
bed en f-preekt hem troostend en opbeurend toe.
Van tijd tot tijd sluipt zij even naar de keuken
?om naar het eten te zien, want ook de zorg
voor de gezonden rust op de schouders van dit
tengere kind. En 'a avonds, als de broertjes
slapen, dan maakt zij voor zich zelf een bed
op twee stoelen, vlak bij vaders ledikant. De
.zieke ligt 's nachts tamelijk stil en rustig, maar
slapen kan hij niet. Dan denkt hij aan de toe
komst van zijn kinderen. Wat moet er van hen
worden, als hij niet weer beter wordt? Dan
zullen zij naar het weeshuis gebracht worden.
Weeskinderen ! Wat een vreeseliik denkbeeld. . .
Maar neen, hij zal immers beter worden, hij
moet beter worden, nu hij zoo goed wordt verzorgd.
Maar niet alleen met de toekomst houden
zijn gedachten hem bezig zij dwalen ook af
naar het verkden. W»t is hij gelukkig geweest
met zijn jonge vrouw ! Al hadden zij te wor
stelen met taÜooze zorgen en moeilijkheden, hun
liefde was altijd dezelfde gebleven in voorspoed
zoowel als in tegenspoed. Dat de dood hen zou
kunnen scheiden, en een van hen beiden zou
kunnen wegnemen, dat was nooit in hun
gedachten opgekomen.
En toen, plotseling, onverwacht was het
vreeselijke, het ongelooflijke gebeurd. De ge
boorte van den kleinen Peter kostte zijn moeder
het leven, en dat heeft Frits Ewers het arme
kind nooit recht kunnen vergeven; en kleine
Peter heeft heel goed gevoeld, dat zijn vader
voor hem niet dezelfde liefde koestert als voor
de twee anderen. En nu hij daar ziek en hulpe
loos terneer ligt, verwijt Frits Evers zich bitter
zijn liefdeloosheid tegenover zijn jonaste kind,
dat toch zoo'n groote behoefte aan liefde heeft.
En als hij daar uren achtereen slapeloos en
onrustig ligt uitgestrekt, is het hem, alsof hij
telkens en telkens weer het zachte, bedroefde
stemmetje hoort zeggen : «Lieve Paatje houdt
Biet van Peter \"
De ziekte van Frits Ewers duurde lang. Na
een korte periode van vooruitgang stortte hij
weer iu, en de dokter keek bedenkelijk. De oude
vrouw, die zelf een ziek kleinkind had op te
passen kwam slechts zelden. Maar zij wist, dat
de zieke goed verzorgd werd. Leentje was een
handig en verstandig klein ding, waarop men
zich gerust kon verlaten. Alleen het laatste
drankje, dat de dokter had voorgeschreven, mocht
zij vader niet ingeven.
Frits Ewers mccht er eiken avond niet meer
dan een paar droppels van hebben, en die kwam
de oude vrouw hem geven. Morphine !
«Wie daarvan te veel krijgt, wordt nooit meer
wakker," had de dokter gezegd, eu daarom was
Leentje bang voor dat griezelige drankje en
beefde van top tot teen als vader het innam.
In een stormachtigen voorjaarsnacht gebeurde
het. Leentje had reeds twee nachten geen oog
toegedaan, en nu bad de slaap haar overmand.
De zieke, die uren lang pijnlijk en koortsachtig
had liggen woelen, lag nu doodstil en keek bij
het zwakke licht van het kleine nachtlampje
naar het bleeke, afgematte gezichtje van zijn
lieveling. Zijn oogen stonden vol tranen. De
hoop op genezing had hij geheel opgegeven.
«Als het toch maar gauw gedaan was !" fluis
terde hij zacht. //Dit is geen leven meer !"
K Verlangend dwaalde zijn blik af naar het
gevaarlijke mediciji.fleschje, dat op de groote
latafel stond. Een paar droppels, en alles is
uit. Hij tracht zich op te richten, hij laat
zich voorzichtig uit zijn bed glijden, ?
slechts een paar schreden zoover zullen zijn
krachten toch wel reiken? Neen, het gaat
niet, het is onmogelijk, zijn knieën knikken,
niet dan mtt de grootste inspanning slaagt hij
erin, weer in bed te komen.... Een diepe,
diepe zucht ontsnapt zijn pijnlijke borst, en het
zachte kermen en steunen begint weer....
Daar komen kleine voe'jes aantrippelen uit
de andere kamer: Heeft lieve Paatje zoo'n pijn ?
Kleine Peter zal Paatje af kussen." En het
kleine ventje staat op zijn teenen voor het ledi
kant. Met bevende armen trekt Frits Ewers het
kind naar zich toe, een paar brandende tra
nen vallen op het blonde hoofdje. Een
oogenblik is alles stil. De zieke heeft voor «en
korten tijd zijn pijnen vergeten. Maar het duurt
niet lang, of zij komen weer met vernieuwde
hevigheid terug.
«Lieve Paatje moet zoet zijn drankje inne
men," zegt het kind, «Peter zal Leentje wakker
maken."
«Neen, neen, kleine Peter, Leentje moet
slapen. Haal jij vaders drankje maar eens. Maar
zachtjes, boor, heel zachtjes ! Leentje mag
niet wakker worden, Leentje zou ook ziek
?worden ais zij van nacht Biet slaapt!"
Kleine Peter knikt: «Ja, heel zachtjes.
Waar is Paatjes drankje?"
Een oogenbhk zwijgt Frits Ewers, een
oogetiblik vol zwaren strijd. Dan -kijkt hij naar
de latafel, waarop het flesohje met
motphinedroppels staat.
Peter volgt den blik van eiju vader.
«O, Peter ziet liet al! Heelemaal boven
in het hoekje.... Zal Peter op een stoel
klimmen ?"
De vader krikt toestemmend.
«Ja, maar zachtjes, hoor, heel zachtjes, en
als ik genoeg heb, moet je het fleschje weer op
dezelfde plaats neer zetten. Kan -kleine Peter
dat?"
Het kind heeft al een stoel naar de latafel
gesleept. O ja dat kan Peter wel," zegt hij
vol vertrouwen.
«Mijd lieve Leentje, vergeef het mij,"
fluistert de zieke, terwijl hij de bevende handen
vouwt, maar ik kan het niet langer uithouden,"
Met een kloppend hart volgt hij de bewegingen
van het kind. Zoo, nu heeft het kleine h«ndje
de flesch gegrepen, nog een minuut en...
Daar struikelt het kind over een voetenbankje,
kletterend valt de flesch op den grond, zij is
gebroken, en de kostbare medicijn vloeit weg.
De kleine Peter staat een oogenblik doodstil
van schrik.
Frits Ewers zit overeind in zijn bed, met
wijd geopende oogen en een vertrokken gezicht;
hij ziet doodsbleek. Het kind wordt angstig,
als het naar zijn vader kijkt. Hij durft bijna
niet ademhalen. Maar eindelijk overwint bij zijn
vrees, hij gaat naar zijn vader toe, en slaat
den arm om zijn hal?.
Kleine Peter zal het nooit weer doen !" Dan
klimt hij op het bed en streelt met zijn kleine,
zachte handjes het gezicht van den zieke.
«Lieve Paatje moet gaan slapen."
En het zachte streelen en de vriendelijke
woorden uit den kindermond hebben een
kalmeerende uitwerking op den vermoeiden zieken
man. Hij slaapt werkelijk in, zoo rustig en
vast, als hij sinds weken niet heeft gedaan.
Als de kleine Peter ziet, dat vader slaapt, kust
hij hem zacht op de oogleden, legt zijn hoofdje
dicht bij vaders gezicht neer en slaapt ook in. ?
Den volgenden morgen vroeg, toen de jonge
dokter, die belang stelde in de kleine familie,
de kamer binnentrad, voud hij allen slapend.
Hij ontstelde, toen hij den kleinen Peter in het
bed van den zieke zag liggen, en haalde hem
snel eruit. Maar er scheelde het kind niets.
Leentje sliep rustig door, terwijl de kleine
Peter, die dadelijk wakker was geworden, den
dokter vertelde, wat er 's nachts was gebeurd.
//Vader zal nu wel gauw beter worden,"
zeide de dokter, toen hij den zieke de pols had
gevoeld. «Hij krijgt geen draakje meer, maar
van avond moet je weer zijn gezicht streelen,
totdat hij in slaap valt. Dat doet hem meer
goed dan bittere drankjes en druppels."
Op dat oogenblik sloeg Frits Ewers de
oogen op.
«Mijn kleine Peter," zeide hij zacht, en zijn
oogen vulden zich met tranen. «Ik geloof, dat
ik nu beter zei worden."
De dokter knikte. //Je bent gered. Goddank
dat je weer kunt slapen."
//Dokter," begon Frits Evers aarzelend, //ik
moet u nog wat zeggen, en u een verzoek doen."
Terwijl bij dat zeide, rustten zijn oogen op
de scherven die op den grond lagen.
«Ik weet alles, beste .'riend, kleine Peter
heeft het mij verteld. Ik weet ook wat je wilt
vragen."
Hij stond op en zocht voorzichtig de scherven
bij elkaar.
Dat mijn kleine meisje het niet bemerkt,"
fluisterde de zieke.
De kleine Peter was dichter bij gekomen, om
den dokter te helpen.
,/Laat mij dat maar alleen doen, kleine man.
Eu omdat je altijd zoet bent, zullen wij niet
aan Leentje verteller, dat je het fleschje hebt
gebroken. Zie zoo, nu is alles weg, zij zal er
niets van merken. En morgen, als ik terugkom,
breng ik geen drankje, mee, maar een flesch
wijn. Daar zullen wij dan allen samen van
driLken."
HnninimumniiiniinmnninmiiiinmmumnmmniiiiiiiiinniHmi»
ALLEELEI.
Een DuitsÉkeizer in Palestina.
Keizer Frederik II van Hohenstaufen, de
kleinzoon, van Barbarossa, had tot tweemalen
toe het eerst bij zijne kroning te Aken in
1215 en daarna bij zijne zalving te Rome in
1220 de gelofte afgelegd, een kruistocht te
zullen doen naar het Heilige land. Herhaalde
malen was hij aan d;e gelofte herinnerd, docb
de tijdgenoot van graaf Wülem II en de latere
bestrijder van den Tchinges-chan had andere
belangen en andere begeerten dan een tocht
naar Palestina. In Siciliëopgevoed, waar de
Mohamedaansche zeden en leerstellingen ge
deeltelijk in vruchtbare aarde waren gevallen,
was hij een vorst van groot verstand en
uitgebreide kennis allerminst een
ketterjagtr en werd hij zelfs door zijn tijdgenooten
beschuldigd van veel verdraagzamer te zijn je
gens afvallige bisschoppen, joodsche rabijnen en
Arabiesche priesters, dan voor Albigensen en voor
Mahomedaansche afvalligen, welke Manes, den
Persischen dwaalleeraar, aanhingen. Trouwens,
de Europeesche politiek trok te veel van zijn
aandacht, dan dat hij zich ongestoord kon wijden
aan een van die internationale expedities naar
bet Heilige Land, die reeds tot vier malen toe
waren mislukt, en wier resultaten heel weinig
beloofden. Voor den Duitschen keizer was er
een Italiaanscbe kwestie, en Frederik II die
intusschen was getrouwd met Jolanthe, de
dochter van Johannes van Urienne, koning van
Jerusalem in }iart.iJ) m in/iileluuii^_?vond inden
or.stuimigen Paus Gregorius IX een tegenstander
zijner waardig.
Six en de Rembrandttentoonstelling.
REMIÏRANDT : »Niet op mijn receptie, burgemeester! Dat was niet denkbaar, ik heb u en de uwen toch
de onsterfelijkheid bezorgd.''
Burgemeester Six : »Aan mij heeft het niet gelegen, maar mijn familie meende, dat als u mij wenschte te
zien, u hier behoorde te komen."
REMBRANDT: »En een keizer en koningen hebben mij die eer bewezen!''
Burgemeester Six: »Ja, dat is iets anders. Majesteiten hebben geen Amerikaansch regentenbloed in
de aderen."
imiHuiiiuiimiimnin
Maar de Keizer had nu eenmaal een gelofte
afgelegd en de Paus liet hem geen rust. Zoo
besloot Frederik dan eindelijk in 1227 de naar
avonturen hakende ridders in Apulic bijeen te
roepen, docb eer de eigelijke kruistocht zou
aanvangen, waren reeds de strijdkrachten door
ziekte zoo zeer geslonken, dat de onderneming
moest worden opgegeven, tot groote ergernis
van het hoofd der kerk, die den Keizer in den
ban deed.
Het toeval kwam nu den Keizer ter hulpe,
want reeds een paar maanden later ontving bij
een uitnoodiging voor een bezoek aan Palestina:
de gebieder over Egypte, Kamel, leefde in
doodelyke vijandschap met zijn broeder en
Frederik II, de mohamedaansch voelende
christen werd door den niet fanatieken Is
lamiet ter hulpe geroepen. Hoe ongunstig in
die dagen de politieke omstandigheden voor
Frederik II ook waren, toch besloot hij naar
het Heilige Land te trekken, en zoo geviel het,
dat de heerscher over Egypte een Duitsch
keizer de sleutels zou aanbieden van Jerusalem.
Vergezeld van slechts een duizend krijgs
knechten trok de keizer in den zomer van
1228 naar Jaffa de overige ridders volgden
op een afstand, want het wereldlijk hoofd van
het groote Duitsche rijk was een ge
xcomuniceerde, met wien men geen bete broods en geen
druppel water mocht deelen.
Te Jaffa werd lang onderhandeld met den
sultan van Cairo, die eindigde met aan den
Keizer at' te staar, Jerusalem, de landstreek
gelegen tusschen Bethlehem en Jaffa, de haven
van Sidon en Nazareth, alsmede alle steden
tusschen deze plaats en Ptolemais (of Akka)
gelegen. De Muselmannen behielden te Jerusa
lem de moskee van Omar, die evenwel niet
voor de Christenen gesloten werd.
De Mabomedaansche bevolking verliet onder
droef gekrijt de muren van de heilige stad, en
wat r.och Godfried van Bouillon noch Philippus
Augustus door het zwaard hadden kunnen ver
krijger, was nu Frederik II in handen gevallen.
In Maart 1229 trad de keizer Jerusalem
binnen, waar hij zijn intrek nam in het huis
van den kadi, dicht bij de moskee. Dien zelfden
avond werd, ondanks het verbod des sultans,
van een der minaretten het teeken gegeven
voor het gebed der geloovigen. De kadi wilde
den schuldige onder handen nemen, doch de
Keizer voorkwam dit. Niemand mag zijn gods
dienst verzaken", merkte hij op, en den vol
genden dag een Christen priester ontwarende,
die met het evangelie de moskee wilde binnen.
gaan, riep hij dezen verontwaardigd toe zich
te verwijderen.
De patriarch van Jerusalem, de tempeliers en
de Johanieter ridders hadden den Keizer
aanvaikelijk als hun heer en beschermer erkend,
doch de Paus liet zich niet vermurwen, en toen
bekend werd, hoe een Christenvorst een verdrag
van tien jaren had gesloten met een
Mobamedaansch heerscher, werd dit als een werk
van den duivel gebrandmerkt; de Keizer heette
nu in waarheid een werktuig van den antichrist.
Op Zondag, den 15 Maarf, legde de pauselijke
legaat het interdict op de kerken van
Jerusaiem, waar geen priester in tegenwoordigheid
des Keizers een mis dorst te celebreeren, en zoo
deed de plechtige kroning denken aan een
lijkdienst. De kleinzoon van Barbarossa besteeg
alleen de trappen van het omlloersde altaar en
zette te midden van de weinige getrouwen
zich zelven de kroon op het hcofd, waarna hij
den grootmeester der Duitsche orde etrst in
het Latijn en daarna in het Duitsch het mani
fest aan alle Christenen der wereld deed voor
lezen, om hun mede <o deelen, hoe Jerusalem
aan de Christenen was teruggegeven, een ver
overing zonder geweld, een vreedzame
oplosIIIIIIIIIIIHIIMflK
sing der kwestie van bijna twee eeuwen
welke echter door de Kerk werd afgewezen.
Frederik II, onder den indruk van deze
macabre kroning, wilde nu den Paus een be
wijs van penitentie geven door in een boetkleed
te voet raar de heilige Jordaan <e trekken,
doch de Egyptische Rijksbestierder toonde hem
een brief, waarin de tempeliers en Johanieters
den vorst der Saraceener. aanboden den keizer
pelgrim te vatten en uit te leveren. Onmiddellijk
besloot deze nu naar Europa terug te keeren;
en de Heilige Stad verlatende, kon hij met
Jeremia aanheffen: Hoe zit die stad zoo eenzaam,
die vol volk e was? Zij is als een weduwe ge
worden, zij, die groot was onder de Herdefen."
Op zijn terugtocht omstreeks half vasten,
vond hy overal de kerken onder interdict en
het volk, waaraan gedurende de heilige week
het avondmaal en allerlei kerkelijke plechtig
heden werden onthouden, begon aanvankelijk
te morren en daarna opgestookt door mon
nikken een vijandige houding aan te nemen,
waarop de keizer eenige Dominicaners en
Franciscaners liet geeselen, tot groote verontwaar
diging van den Paus, die tegen het groote
Beest'' op nieuw een banvloek uitsprak en
een feodale revolutie in Duitschland trachtte
uit te lokken.
Zoo verliet de Duifsche Keizer het Heilige
Land, dat nauwelijks tien jaar onder de vleu
gelen van het Christendom b'eef, om daarna
weder voor goed een wingewest van het
Mohemedaansche rijk te worden.
Bekroning.
Niet slechts op de Tentoonstelling van
Vrouwenarbeid te 's Gravenhage, maar ook op
de dezer dagen afgeloopen Tentoonstelling van
Kracht- en Arbeids-machines, te München,
wekten de door de Singer Maatschappij ten
toongestelde echte of origineele
Singernaaimachines de algeheele belangstelling van het
publiek. Niet alleen evenwel dit laatste was
spoedig overtuigd van de uitmuntende eigen
schappen dezer machine?, maar ook de Jury
te München verleende slechts aan de Singer
Maatschappij eer.e medaille benevens diploma,
met vermelding: »Voor voortreffelijke
en in vele opzichten voorbeeldige naai
en borduurmachines, zoor de meest teêrp.
alsook de meest grove soorten van werk der
verschillende takken van nijverheid."
Daar er op de Münchener tentoonstelling
in het geheel slechts ne soort van medaille
te behalen was, ligt de waarde dezer onder
scheiding juist in die vermelding. Immers
van alle tentoongestelde naaimachines werden
slechts de echte Singer-machines «voorbeeldig''
genoemd.
Deze overwinning is des te opmerkelijker,
omdat ze door de Singer Maatschappij in
Duitschland zelf over de duitsche naaimachines
behaald werd.
Op de Tentoonstelling van Vrouwenarbeid
te 's Gravenhage waren, zooals men weet, geene
prijzen te behalen. Wel echter ontving de
Singer Maatschappij van de presidente, mevr.
Goekoop, namens het bestuur, eene verklaring,
waarin de inzending van genoemde Maat
schappij een sieraad der Tentoonstelling
genoemd wordt.
eene herinnering aan de Kroningsfeesten ta
schenken, en vijf gepensioneerde officieren zul
len dat edel pogen schragen als leden eener
commissie van toezicht en beheer.
De loterij bestaat uit honderdduizend loten
en belooft 742 uitsluitend hooge prijzen, als
mede n premie, te zkmen bedragend e/ 650000.
't Is waarlijk om van te watertanden !
Ofschoon de koninklijke vergunning schijnt
te ontbreken, zijn de loten geregeld en ge
nummerd, de loting zal plaats hebben ten over
staan van een notaris en de prijzen worden
zonder eenige korting uitbetaald in geld. daarjs
na de trekking. (De prospectus vermeldt hét
met dikke, vette lettere).
Maar dat is nog niet eens alles: Luister
slechts.
Eén percent der opbrengst wordt bestemd
voor liefdadige doeleinden 'i' ten behoeve
van de weduwen en weezen van Indische
militairen, % ten behoeve van de betrekkingen
der Nederlandsche militairen, en M voor de
behoeftigen en gebrekkigen, zonder eenig
onderscheid der kerkelyke gezindheid.
Liberaler kan het toch waarlijk niet.
Nederland zal dus onder meer een instelling
rijk worden met een kapitaal van vijfduizend
gulden voor alle Nederlandsche behoeftigen
en gebrekkigen ; en dat fonds de prospectus
vermeldt het wel en uitdrukkelijk zal wor
den beheerd door de vyf zooeven genoemde
gepensioneerde officieren, vormende eene com
missie «benoemd door de houders van loten"
die nog niet verkocht zyn !
De Nederlandsche staatsloterij zal deze
concurrentie duchtig voelen, want de Neder
landsche geldloterij heeft de prijzen der heele
loten gesteld op ?10. Met tien gulden kan
men dus een honderd duizend gulden winnen !
En dan die liefdadigheid'.
Een enkele nuchtere vraag doet zich daarbij
voor:
Als er zijn 100.000 loten tegen ? 10 per lot,
is de geheele ontvangst n millioen gulden.
Aan prijzen wordt besteed / iJcO.nuO, aan
liefdadige doeleinden / 10.000 te samen alzoo
/6GO.OOO terwijl er dan overschiet f 34O.OOO
nog ongerekend de gekweekte rente der lang
voor de trekking betaalde loten. Wie zal nu
met die kleine drie en een halve ton gouds
gelukkig worden gemaakt?
iiiiiiiitiiiMiiim
3n
! «Ter herinnering aan de
Kroningsfeesten''.
; De Nederlandsdie Gddloterij, L. C. J. van
! Overeem", hoopt aan het Nederlandsche volk
1 WelEd. Hooggclj. Ilccr
j Prof. Dr. Jan ten Brinlc.
! Van waar die pompeuze verontwaardiging,
die enorme verbolgenheid ? Och arme '. ik
stipuleerde slechts wat mr. v. Hall van u
; getuigde.
? Hoog zie ik op tegen uw veertig jaren
letterdienst. Niet ieder wordt zoo oud. Ik
hoop het van mezelf ook nog bij te wonen.
; Ik zou obscuur, lafhartig mij achter initialen
i verbergen ? Nu speldt u ons wat op de mouw
' (de naam staat nog al eens voluit).
! Een van beiden: u leest als getrouw lezer
j zoo vluchtig, dat u zelfs de namen ontgaan,
| of u insinueert. Dit laatste is toch zeker be
neden u !
' Wees niet boos professor, objectiviteit is
: zeer moeielijk. Dit merkt men ook hier!
Mijn taak is nu eenmaal het goede en het
kwade te vermelden. Als men alleenlijk goeds
van u getuigt, ik zal het gaarne verkonden,
en dan in niet minder sprekende woorden.
Geloof mij,
Uw dienstwillige
', G. V A X II U L / E X.