De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 6 november pagina 2

6 november 1898 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1H5 T. T .A. L. Door het verscheiden van den Opperrabb\jn T. Tal heeft Nederland een geestryken, vruchtbaren letterkundige, het Israëlitische kerkge nootschap een steunpilaar, een grootsche figuur,de theologische wetenschap van Jodendom en Christendom een factor verloren, die ten onzent den eersten, tevens krachtigen stoot gaf tot de zoozeer gewenschte opheldering der duisternis, waarin de onderlinge verhouding van deze twee godsdiensten tot dusverre gehuld was. Een geheel afgerond werk op eenig gebied van wetenschap heeft zijn veelzijdige geest niet voortgebracht. Het is zelfs waarschijnlijk, dat hij er nooit ernstig aan gedacht heeft, eene dusdanige schepping in het aanzijn te roepen. Want elk bizonder interessant letter kundig verschijnsel op eenig wetenschappelijk gebied onder de vele, die hem toegankelijk waren, trok de aandacht van dezen begaafden man zoodanig aan, dat het eenigen tyd zijne gelukkige scheppingskracht bezighield. Zoo kwam het, dat soms tegelijk eenige ver van elkander verwijderde takken van het denken zyn geest in beslag namen. Deze bezigheid evenwel beperkte zich niet tot beschouwingen, die in zelftevredenheid het oord hunner geboorte nimmer verlaten, maar zij werd voortgedreven door het verlangen, de nauwe grenzen der overpeinzingen te overschrijden en zich in de vrije ruimte der buitenwereld te bewegen. Onnoemelijk veel zyn in weekbladen, periodieke tijdschriften opstellen van zijne hand verschenen. De meeste ongeteekend, maar voor den ingewijde onmiddell\jk als zijn geestesproducten herken baar aan den hem eigenaardigen schrijftrant. Hun onderwerpen zijn ontleend aan oudheidkunde, taalkunde, geschiedenis, natuurlijk ten groote deele voor zoover deze takken op joodschen bodem hun oorsprong hebben of daarmede in eenige betrekking staan. Hun grondtrekken zyn scherpzinnigheid en helderheid, hun ken merk welsprekendheid. Deze eigenaardigheid verleent al zijn geestesproducten, zelfs wanneer deze een zuiver wetenschappelijke strekking hebben, een bellettristisch karakter. Hem, die alleen de schitterende geestesgaven van Tal heeft leeren kennen, maar de richting der school, waarin deze zyn opleiding ont vangen heeft, niet kent, bevreemt deze gees tesrichting niet. Een zielkundige verrassing biedt zy hem aan, die den aard dezer school nauwkeurig gadegeslagen heeft en daarenboven weet, hoe innig Tal als leerling gedurende een aanzienlijke reeks van jaren aan haar gehecht was en met welke liefde en welken ijver hy' getracht heeft, niet alleen haar leer vakken maar ook den geest, waarin zij onder wezen werden, in zich op te nemen. De eerste jaren zyner studie aan het Nederl. Isr. Semi narium vielen in een tyd, waarin deze kweek school voor godgeleerden eene reorganisatie onderging, die de vorming van den geestelijke als onvoldoende, gebrekkig beschouwde, zoo zy'ne theologische kundigheden niet gepaard gingen met de grondige kennis der klassieke wereldbeschouwing van de gry'ze oudheid en der Grieksche en Arabische wijsbegeerte. De bij voeging van deze nieuwe bestanddeelen van UtlllllllllllllllllliniltlltHllllllllllllllllllllllllllllllllItlIIlMlllllllllllllllUIII De dochter m fa rectectar, Kaar het Fransch VAN Mevr. E. C A R O. (Slot.) Op zekeren dag verraste juffrouw Hugonnet mij met de mededeeling: Ik wist wel, dat het verkeerd zou gaan: Pallut heeft Lucien in de gevangenis laten zetten ! Hoe komt dat ? vroeg ik werkelijk be droefd, want ik had genegenheid opgevat voor den jongen met zyn bruinen krullebol, zijn gezonde roode wangen en eerlyken oogopslag. Dat is zóó gegaan: De kruidenier van hierover beklaagde zich sinds eenigen tyd, dat de straatjongens uit zyn winkel stalen. Oppassen gaf geen steek, vygen, gedroogde appelen, zelfs blikjes met sardines verdwenen uit zyn uitstalling. Daarop heeft Pallut verklaard, dat hy' Lucien eens stukken kandy in zyn zak heeft zien weg moffelen, die toen is aangehouden en naar het bureau gebracht. Zoo maar, zonder verder bewijs ? Wat zal ik u zeggen De heele we reld kon getuigen dat Lucien bier altijd ergens onderwijs, bevorderlijk ter verruiming van den blik des godgeleerden en van diens diepere op vatting van gehalte en wezen der bronnen van zyn godsdienst, veronderstelde bg den leerling niet alleen meer dan gewonen aanleg en noeste vlijt, maar wees hem ook een bepaald afgebakenden weg, dien der streng wetenschappelijkheid, aan, dien ook de begaafdste niet verlaten mocht, om een uitstapje op een ander ge bied van den menschelyken geest te doen. Geheel natuurlijk, dat slechts weinigen dezen langen moeilyken weg tot het einde toe gegelukkig doorloopen. Tot deze weinigen be hoorde Tal. Zijne groote begaafdheden hebben hem by de vele keerpunten op de loopbaan zyner studie voor het uitglijden behoed. Hy heeft den grenspaal veilig en zeker bereikt. Het opmerkelijkste hierbij was> dat hy tijdens zy'ne loopbaan lust gevoelde en tyd vond zich met takken van de menschelyke kennis ver trouwd te maken, die met den inhoud zijner studie in hoegenaamd geen samenhang ston den. Wanneer zijn geest door de inspannende dialektika van den Talmud, door de afmattende beoefening van de droge vormen der taalkunde zich vermoeid gevoelde, dan trachtte Tal zich te laven en te verfrisschen aan de verkwikkende wateren der moderne literatuur van die natiën, die aan het hoofd der beschaving staan. Deze omstandigheid verklaart alleszins zijne liefde tot bellettristische bezigheid, maar heldert niet op, hoe z\j zoo machtig was, dat zy' den man, die zich gedurende zy'ne jongelingsjaren en een niet kleine tijdruimte van zijn mannelyken leeftyd hoofdzakelijk met scherp logische studiën bezighield en hierin het tot een aanzienlyke hoogte bracht, van de richting, die hem deze levenstaak aanwees, wegdrong en hem de hare deed inslaan. De hoedanigheden zijner ziel, de eigenschappen van zyn hart en gemoed, die niet minder schoon en weldoend, dan zy'ne geestesgaven schitterend en verrassend waren, beslisten hier, verschaften haar de heer schappij. Want hy' was by uitstek zachtaardig, welwillend, menschlievend, hy had eene opti mistische wereldbeschouwing en bezat een practischen trek; eigenschappen, die zyn blik telkens van de sfeer der afgetrokken denk beelden afwendden en op de frissche, krachtige uitingen der werkelijkheid richtten. Deze neiging was het, die in hem by' elke waarneming in de werkelijkheid, die zyn gevoelig gemoed trof, de behoefte wakker riep, om de ontvangene indrukken te vertolken. Hierin slaagde hy door de hem aangeboren welsprekendheid in den regel uitmuntend. In deze hoedanigheid zijner ziel lag niet alleen de oorsprong zyner letterkundige schep pingen, maar ook de bron, waaruit zy'ne geeste lijke werkzaamheid vloeide, die hem bij zijne geloofs- en stamgenooten een zoo hoogen graad van achting, liefde en eerbied deed verwerven, dat geen zyner ambtgenooten hem hierin den voorrang betwisten kon. Niet weinig droeg tot de vereering, waarin hy zich binnen zyn kerk genootschap verheugde, de waardeerende onder scheiding bij, hem onder geleerde kringen daar buiten ten deel gevallen. Het is een eigenaardige trek van den Nederlandschen Israëliet, dat hij, ook wanneer hy geheel en al op den bodem der traditie staat, niet onver schillig is omtrent den dunk, dien andere gezindten van de uitstekende mannen zyner geloofsbelijdenis hebben. Zelfgenoegzaamheid, geringschatting van het oordeel van anderen, in den regel aangetroffen bij belijders van het Jodendom in landen, waarin liefdeloosheid een scheidsmuur tusschen belijdenis en belijdenis opgetrokken heeft, is den Nederlandschen Israëliet, die zich met zyn medeburgers n gevoelt, een vreemd, onbegrijpelijk verschijnsel. Hy' koestert zich gaarne in de stralen, die de zon der onbevooroordeelde erkenning van ieders verdienste over zyn stamgenoot ver spreidt. Geen wonder derhalve dat Tal, door deze zon beschenen, by zijne gemeente, wier hart hij door zy'ne beminnelijke en be koorlijke gemoedseigenschappen gewonnen had, ook een voorwerp van vereering werd. Zijne geestelyke werkzaamheid moest noodzakelijk met het schoonste succes bekroond worden. By velen versterkte hy de gehechtheid aan het voorvaderlijke geloof, waaraan hij zelf met warme liefde en onwrikbare overtuiging hing, en ook niet weinigen onder hen, wier wereld beschouwing die des Jodendoms ten eenen male uitsloot, perste hij achting voor een geloof af, dat zulk een uitmuntend man omhelsde. in de buurt schuilde, links en rechts rondsloop, op den loer stond.... Het was verdacht. Gelooft u dat hij schuldig is? Men kan niet weten, snoeperijen .... de jongen kan voor de verleiding zijn bezweken. Ofschoon, ik heb altijd geloofd dat hij eerlijk was, en ik zou 't met eigen oogen moeten zien om.... Hij heeft zich verweerd als een leeuw en volgehouden dat hij onschuldig was. Wie zal 't bewijzen ? In elk geval is het hard, een kind te laten veroordeelen, zelfs al had hij een misstap begaan. En Esther? Esther is twee dagen ziek geweest van verdriet. Om haar te troosten neemt haar moeder haar van avond mee naar het balmasquéin de Oude Eik". Uw weet, 't is vastenavond. Naar 't bal, zóó jong ? 't Is niet de eerste keer. Haar vader heeft als politiebeambte vry'en toegang en weet het wel altijd zóó te draaien, dat zijn vrouw en dochter ook worden toegelaten.... Wacht, als u hen soms wilt zien, ik hoor hen juist naar beneden komen om me haar costumes te laten kijken. Louise was als herderin gekleed; een rose lustren rokje gedrapeerd met witte tarlatan met rose pompons; Esther als marketenster met een wollen rokje met blauw gestikten rand, een blauw lijfje met roode opnaaisels en plastrons, een kruiszeel met een vaatje er aan, een wit schootje voor en een rond hoedje met driekleurige pluim op het hoofd. Ik schrok van haar bleekheid. 't Was veel beter als je naar bed ging, raadde ik haar. Je ziet er ziek uit. Een nog veel grootere verdienste verwierf hy zich, doordien hy' ook de waarde en beteekenis der bronnen van dit geloof in de oogen zijner landgenooten verhief door een gewaardeerden maar niet genoeg te waardeeren letterkundigen strijd. Dezen aanvaardde en eindigde hy schitterend met een geleerde van veel gezag, die getracht had, dan Talmud, het reuzenwerk, waaraan groote mannen van vele geslachten gearbeid hadden, in een slecht daglicht te stellen. De Talmud, rijk aan bestanddeelen, die een helder licht werpen op het eigenaardige karakter der beeldspraak, wendingen en beschouwingen in de evangeliën van hoofdzakelijk joodschen oorsprong, was van oudsher het mikpunt van onwetende fanatici. De bedoelde geleerde echter bezigde by zy'ne heftige aanvallen geheel andere wapenen dan die, welke tot dusverre gehanteerd werden. In de verbeelding, dat hy het meesterschap in de genoemde letterkunde bezat, begon hy' zyn vernielenden aanval met de vaste overtui ging, dat dit streven hem gelukken moest, daar hy niet de stem der verblinde hartstochten sprak, maar het vonnis der kalme, waarheid zoekende wetenschap verkondigde. Reeds de persoonlijkheid van den strengen rechter moest dit vonnis veel gezag verschaffen. De wijze, waarop hy' dit motiveerde, was alleszins ge schikt, om den oningewijde van de juistheid zyner bewering te overtuigen. Veel opzien baarde toen het opstel, waarin de gevierde man zijne denkbeelden ontwikkelde en het had den schijn, alsof het laatste uur geslagen had van een werk, dat de joden naast den bybel als dierbaarst kleinood vereerden, de jodenvyanden als een verwerpelijk product van by'geloof en menschenhaat verafschuwden. Hadden zich de verwachtingen, door den schryver omtrent zijne ouderneming gekoesterd, verwezenlijkt, de [schade, die de theologische wetenschap daardoor geleden zoude hebben, ware onberekenbaar groot ; om van andere nadeelen te zwijgen, die een overwinning der on waarheid na zich slepen moest. Doch dit onheil werd door Tal afgewend. Tegenover de grondige kennis van den Talmud, die hy gedurende zijnen studietyd zich eigen gemaakt had, in verband met zy'ne scherpzin nigheid, helderheid en welsprekendheid, die in dezen wetenschappelyken strijd in al haar schoonheid te voorschijn kwam, was, om geen scherpere uitdrukking te bezigen, de opper vlakkigheid van den tegenstander machteloos, Zy bezweek onder de mokerslagen van den geoefenden kampvechter. De indruk, dien deze overwinning van Tal niet alleen op de open bare opinie maar ook op de geleerde wereld gemaakt heeft, was in den waren zin des woords grootsch en hare gevolgen waren heil zaam. Dit resultaat heeft den nu diep betreur den rabbijn in de schatting niet alleen van zyne stamgenooten, maar ook in die van ieder, die dezen st^'d met eenige zaakkennis volgen kon, een verdiende beroemdheid verschaft en in de geschiedenis der Nederlandscbe theologie een blijvenden naam verzekerd. J. H. DÜNNEB. miiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiii ...... iiiiiniiii .......... ininiii ........ iiiiuiiiiii Sociaw wiiiitiiiiiiiiimtiiiiimiiiiiiuiiiiiiiniutiMiiiiMii Wat er al zoo gedaan wordt tot leniging der sociale uooden in Friesland. Het was zeker hard voor de plattelands gemeenten in Friesland, dat de Tweede Kamer indertijd het wetsontwerp betref fende de opcenten op de landerijen van buitenwonende eigenaren verwierp. Hunne bezittingen worden in waarde verhoogd door het aanleggen en verbeteren van wegen en vaarten, en de gemeenten (in Holland de waterschappen) moeten de lasten dragen. Vandaar hooge hoofdelijke omslagen. Nu zijn er echter sommigen, die niet de hoofdoorzaak van den hoogen belas tingdruk zoeken in die uithuizigheid van velen uit de gemeenten, waar hunne lan derijen liggen, omdat door enkelen, hoewel elders woonachtig, veel ten behoeve hunner MIHHIIIIIIIIMIIIIIIIilllllllllllllimillllllllMllllllimillllllllllilllllll Ik ben niet ziek, 'k heb verdriet, ant woordde zij kortaf. Over Lucien? Als hij gestolen heeft is het toch niet meer dan recht, dat hij gestraft wordt. Hij heeft niet gestolen, riep zij woedend. Wie 't gezegd heeft, liegt! Wat weet jij ervan? Je waart er toch niet bij? Niemand was er bij, niemand heeft het kunnen zien. Hij is onschuldig naar de ge vangenis gebracht. Haar oogen vonkelden en haar lippen trilden krampachtig, alsof zij met geweld haar snik ken bedwong. En jij ? ... ga jij naar het bal, terwijl hij in de gevangenis zit? Waarom niet ? ... Het zou hem genoegen doen als hij wist dat ik pleizier heb, dat ik dans... Wat hij akelig zou vinden is te weten, dat ik verdriet heb ... Daarom wil ik ook niet meer huilen: maar ik zal hem wreken. Jij? ... Hoe wil je dat aanleggen ? Dat weet ik nog niet... 'k Zal wel iets vinden. ? Je weet toch wel, dat onze-lieve-Heer verbiedt om wraak te nemen? Dat 's zonde. Waarom laat onze-lieve-Heer dan wel onrechtvaardigheid toe ? Ik probeerde vruchteloos haar aan het verstand te brengen, dat niemand zijn straf ontgaat.en dat de goddelijke gerechtigheid altijd zal zegevieren. Stuursch hoorde zij mij aan, zwijgend en koppig. Mijn woorden drongen niet tot haar hart door. * * Op zekeren dag vond ik juffrouw Hugonnet huurders wordt gedaan. En men vergete niet, dat hun inkomsten toch ook zeker getiërceerd zijn. Zou het ook kunnen zijn, dat de huurder zich minder dan vroeger aan het land laat gelegen liggen, omdat bij een huur voor vijf jaren en bij de slecht geregelde contractueele verhouding tusschen eigenaar en huurder, de huurder van vandaag zijn opvolger van morgen de vruchten van zijn inspanning niet gunt en zoo allicht tot roofbouw komt? Men spreekt er zelfs van, dat eene wet op vergoeding voor landverbetering zou moeten worden ge maakt. Het wil ons echter voorkomen, dat men dan te veel van den voor sommigen almachtigen Staat vergt. Zeer zeker, de voortdurende hulp van den Staat, zoowel financieel als moreel, zal in den door ons geschetsten toestand verbetering kunnen brengen en de energie van vele gemeentebesturen in Friesland weder opwekken. Nu reeds hebben de nieuwe bepalingen tot regeling van de financieele verhouding tusschen Rijk en gemeenten goed gewerkt. Maar, waar het voornamelijk op aan komt, dat is individueele krachtsinspan ning. En deze, zoo noodig, weder op te wekken of te verhoogen, is het doel der vereeniging »Door Arbeid tot Verbetering", te Leeuwarden gevestigd. Op 10 Juli 1894 kwamen aldaar eenige heeren samen om te trachten eene ver eeniging te stichten ter bestrijding der sociale nooden in Friesland in 't algemeen en der werkeloosheid in 't bijzonder. Er was sympathie voor de zaak, en een half jaar later was de oprichting der vereeni ging een voldongen feit. Eerst een rijsje, was zij op 't eind van 1895 reeds een boom geworden, want zij kon toen bogen op 2700 leden in 30 afdeelingen, en nu telt zij er meer dan 3000. Een bewijs, dat velen reeds lang met het idee omgeloopen hadden, dat naar eene verbetering der oeconomische ver houdingen met kracht moest gestreefd worden. Maar de leiding ontbrak, en toen deze er was, brak ook de sympathie zich ruim baan. Want hierop kan o. i. niet krachtig genoeg gedrukt worden, dat hard werken allén geen verbetering brengt ; ook oordeelkundig moet het zijn. Het is zoo aardig gezegd in het tijdschrift: »For hüs en hiem" van T. E. Halbertsma, in een stukje getiteld: In gearkomste yn »De Swan" : Ek bidoelt de Foriening mei it wird »arbeid" net alline arbeidsje mei de hannen, né, ek arbeidsje mei de holle, tinke, op middels tgaen om forbettering te krijen. De boeren moatte theory neist de praktyk sette. Wat is nu door de vereeniging sedert hare oprichting tot stand gebracht? De eerste daad van 't hoofdbestuur was een onderzoek in te stellen naar den aard en den omvang der werkeloosheid in Friesland en de middelen op te sporen om deze te beperken. Aan de afdeelingen werden daartoe vragen ter beantwoording opgezonden en een werkelijk belangrijk «Overzicht" kon opgesteld worden. Het is zeker niet allen bekend, dat het gebrek aan werk gedeeltelijk aan den koppel-arbeid wordt toegeschreven. Het «Overzicht" geeft daar geen definitie van. De «koppel" ia eene vereeniging van soms 40 meestal jonge, zoowel mannelijke als vrouwelijke arbeiders, welke in den druksten tijd van boer tot boer trekt, onder leiding van den koppelbaas, die met de boeren contracteert, het volk uit betaalt, en meestal ook eene winkelnering uitoefent. Het werkvolk wordt dan ze delijk gedwongen zijne drink- en eetwaren bij hem te koopen. Een fatale toestand ! De koppel ontheft dus den boer van het houden van vaste arbeiders en werkt daardoor werkeloosheid en eenzijdige vor ming van den arbeider in de hand. Geluk kig echter wordt de koppelarbeid hoe langer hoe meer afgeschaft, doch vooral in het Bildt nog op vele boerenplaatsen gebruikt. Om de werkeloosheid op 't platteland tegen te gaan, wordt eene regeling aan bevolen als in Engeland met zijne Allotment-Act (aandeelen-wet) en Small-Holdings-Act (kleine-hoeven-wet). Eerstge noemde wet regelt de uitgifte in huur voor 35 jaren van kleine stukken land van een pondemaat (36% are) ongeveer aan geheel overstuur. 't Is heelemaal mis, boven, riep zij, zoodra ze mij zag. Er is aan het politiebureau ge merkt, dat er dossiers zijn verdwenen. Pallut wordt verdacht ze te hebben weggenomen. Met welk doel? Om ze aan de betrokken personen te verkoopen, natuurlijk. Wanneer het dossier weg is, bestaat er geen bewijsgrond meer. In elk geval, de commissaris is op het oogenblik bezig met huiszoeking te doen. . . en de meisjes zijn alleen ! . . . moeder sinds twee dagen in het gasthuis .... vader uit voor dienst ! Ik zal even oploopen. De arme kinderen zullen doodelijk verschrikt zijn. De kamerdeur stond open. Pallut was juist teruggekomen en woonde met bleek, ontsteld gelaat het onderzoek bij. Achter in het vertrek, stijf tegen het raam gedrukt, stond Esther naast haar zuster, zóó afgetrokken, dat zij mijn tegenwoordigheid niet bemerkte. Reeds waren de meubelen onderzocht, laden en kasten leeggehaald, de dunne matrassen en kussens losgetornd ; de vloer, de muren, de zolder beklopt, maar zonder resultaat. Er is niets .... hoegenoemd niets, verze kerde Pallut telkens met toonlooze stem, terwyl zijn lichaam zenuwachtig schokte. De agenten ontmoedigd, staakten het onder zoek, de bevelen van hun chef afwachtend, die onvoldaan en besluiteloos scheen. U vindt toch niets ! . . . . herhaalde Pallut op iets vaster toon, omdat . . . omdat er niets is. Op dat oogenblik zag ik Esther een stap vooruit doen. Zij zag lijkwit en haar oogen arbeiders. In bepaald aangewezen gevallen kan de overheid grond koopen, huren of onteigenen. Zij heeft de bevoegdheid om dien droog te leggen en te verdeelen in zooveel perceelen als noodig wordt geacht. En de Small-Holdings-Act machtigt de graafschapsraden om kleine hoeven te huren of te koopen en ze of te verhuren op langen termijn of te verkoopen aan veldarbeiders, natuurlijk onder waarborg voor vervreemding. Dan heeft het hoofdbestuur getracht te bevorderen, dat door greidboeren bij voor keur grasmaaiers uit Friesland worden gebruikt. Hij, die geen vreemdeling in 't Noorden is, weet, hoe groot de scharen zijn, die uit Oost-Friesland in den hooitijd de grenzen overtrekken. Gelukkig is er reeds eene kentering gekomen, en velen van hen gaan onverrichter zake weder heen. Het is hier de plaats om 't «woningvraagstuk" te bespreken. Een onderzoek naar den toestand der arbeiderswoningen ten platten lande van Friesland heeft veel aan 't licht gebracht, wat anders worden moet. Waar toch meermalen eene huursom van f 80 per jaar gevraagd wordt, moet de woning hiermede in evenredigheid zijn. Dit is echter lang niet altijd het geval. Men mag zeker eischen, dat eene goede arbeiderswoning bevat: l, ruime kamer met licht en lucht, desnoods met eenige slaapplaatsen; 2. bergplaats of achterhuis met privaat; 3. zolder en kelder, en 4. flinken regenwaterbak. Nu is in enkele gemeenten, hetzij door coöperatie of op initiatief van particulieren, voor goede woningen gezorgd. Maar in andere zal slechts verbetering komen door eene strenge toepassing harer verordenin gen. Het politie-toezicht in de gemeenten ten opzichte van de woningen der inge zetenen toch, is drieledig. Er kunnen maatregelen genomen worden: 1. ter be vordering van den welstand; 2. ter voor koming van ongelukken, en 3. in 't be lang der volksgezondheid. Maar vele gemeentebesturen zijn zich sub 3 hunne macht niet genoeg bewust. Ook de ontginning van woeste gronden in Friesland wordt aangegrepen om, zoo mogelijk, duurzaam werk te verschaffen. Werd voor eenige jaren in West-Stelling werf een proef genomen, welke goed uitviel, sedert dien tijd hebben enkele Hollanders (waarom ook niet meer Friezen ?) in Opsterland en andere gemeenten dat voorbeeld gevolgd. Een bekend, weldoend Amsterdam mer gaf, zooals bekend is, ?45,000 om het ontginningswerk bij Jubbega te beginnen. Dertien arbeiderswoningen volgens bovenfenoemd type, ieder met l H.A. wei- en ouwland, zullen door evenzoovele ge zinnen voor eene huursom van f 42 kunnen bewoond worden. Een groot ge deelte van de milde schenking zal echter zeker in den vorm van specie in den grond verdwijnen, want het is te voorzien, dat de aarde weigeren zal vruchten voort te brengen als zij niet voortdurend goed gemest wordt. > Maar daarom kan ieder arbeider zich twee koeien en eenige var kens op gemakkelijke voorwaarden aan schaffen. Hoofdzaak moet voorloopig blijven: de arbeidersgezinnen werk te doen verrichten, dat voor hen zelf voordeelig is. Het is een gelukkig verschijnsel, dat hoe langer zoo meer getracht wordt den arbeider ook een stukje land ter ontgin ning te geven, opdat hij wat groenten verbouwen kan. Want, de heer Edo Bergsma wees er in zijne brochure »De 40 cents per regel. Damast-Zijde 65 cent tot f 14.65 per Meter alsmede zwarte, witte en gekleurde Henneberg-ZiJde van 35 et. tot f 141.65 per Meter effen, gestreept, geruit, gewerkt, damast enz. (ca. 240 versch. qual. en '2000 versch. kleuren, dessins enz.). Franoo en vrij van invoer rechten In buis. Stalen ommegaand. Dubbel briefporto naar Zwitserland. G. Henneberg's Zijde-Pabriekeu (k. & k. Hoflever.), Zürich. HnilllHIIIIHimillHlllllllilllllilllllllHllllllllllll»""""'""""'"»"""" stonden hol, hetgeen haar het voorkomen gaf, alsof zij eensklaps verscheidene jaren ouder was geworden. Met stijven bijna automatischen tred liep zij de kamer door en wierp den commissaris in het voorbijgaan een langen blik toe. Wat hij in dien blik las, weet ik niet, maar ik bespeurde een oogenblikkelyke ver andering in zijn gelaat; de uitdrukking van bezorgdheid week voor levendige oplettendheid en met gespannen aandacht volgde hij alle bewegingen van Esther die postvatte bij den schoorsteenmantel, waarop zij met een krachtige beweging haar vlakke hand liet vallen. 't Is vergeefsche moeite, schei maar uit, spotte Pallut, wien de zonderlinge houding zijner dochter was ontgaan. Ik zeg 't je toch! Inspecteer den schoorsteenmantel til het blad op! beval de commissaris. ID een ommezien waren de ontelbare dingen waar het houten dekblad schier onder ver dween, op den grond gezet, kopjes, schelpen, kluwtjes, verbleekte photografiën, pomadepotjes, een verzameling leelijke, vieze, waardelooze prullen, en in een uitgeholde gleuf onder het blad, dat zonder de minste inspanning werd opgelicht, vertoonden zich de gezochte dossiers. Pallut was op een stoel neergezegen, ver nietigd, badend in zyn zweet. Ongelukkig kind !.... Wat heb je ge daan ? riep ik, zoodra de schuldige tusschen twee agenten was weggeleid. Geen spier van haar gelaat, waarop een harde, onverzoenlijke uitdrukking zetelde, ver trok, 't Eenige wat zij antwoordde was: Lucien was onschuldig I En tóch hebben zij hem naar de gevangenis gebracht!

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl