Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1H5
T. T .A. L.
Door het verscheiden van den Opperrabb\jn
T. Tal heeft Nederland een geestryken,
vruchtbaren letterkundige, het Israëlitische kerkge
nootschap een steunpilaar, een grootsche
figuur,de theologische wetenschap van Jodendom
en Christendom een factor verloren, die ten
onzent den eersten, tevens krachtigen stoot
gaf tot de zoozeer gewenschte opheldering der
duisternis, waarin de onderlinge verhouding
van deze twee godsdiensten tot dusverre
gehuld was.
Een geheel afgerond werk op eenig gebied
van wetenschap heeft zijn veelzijdige geest
niet voortgebracht. Het is zelfs waarschijnlijk,
dat hij er nooit ernstig aan gedacht heeft,
eene dusdanige schepping in het aanzijn te
roepen. Want elk bizonder interessant letter
kundig verschijnsel op eenig wetenschappelijk
gebied onder de vele, die hem toegankelijk
waren, trok de aandacht van dezen begaafden
man zoodanig aan, dat het eenigen tyd zijne
gelukkige scheppingskracht bezighield. Zoo
kwam het, dat soms tegelijk eenige ver van
elkander verwijderde takken van het denken
zyn geest in beslag namen. Deze bezigheid
evenwel beperkte zich niet tot beschouwingen,
die in zelftevredenheid het oord hunner geboorte
nimmer verlaten, maar zij werd voortgedreven
door het verlangen, de nauwe grenzen der
overpeinzingen te overschrijden en zich in de
vrije ruimte der buitenwereld te bewegen.
Onnoemelijk veel zyn in weekbladen, periodieke
tijdschriften opstellen van zijne hand verschenen.
De meeste ongeteekend, maar voor den ingewijde
onmiddell\jk als zijn geestesproducten herken
baar aan den hem eigenaardigen schrijftrant. Hun
onderwerpen zijn ontleend aan oudheidkunde,
taalkunde, geschiedenis, natuurlijk ten groote
deele voor zoover deze takken op joodschen
bodem hun oorsprong hebben of daarmede in
eenige betrekking staan. Hun grondtrekken
zyn scherpzinnigheid en helderheid, hun ken
merk welsprekendheid. Deze eigenaardigheid
verleent al zijn geestesproducten, zelfs wanneer
deze een zuiver wetenschappelijke strekking
hebben, een bellettristisch karakter.
Hem, die alleen de schitterende geestesgaven
van Tal heeft leeren kennen, maar de richting
der school, waarin deze zyn opleiding ont
vangen heeft, niet kent, bevreemt deze gees
tesrichting niet. Een zielkundige verrassing
biedt zy hem aan, die den aard dezer school
nauwkeurig gadegeslagen heeft en daarenboven
weet, hoe innig Tal als leerling gedurende
een aanzienlijke reeks van jaren aan haar
gehecht was en met welke liefde en welken
ijver hy' getracht heeft, niet alleen haar leer
vakken maar ook den geest, waarin zij onder
wezen werden, in zich op te nemen. De eerste
jaren zyner studie aan het Nederl. Isr. Semi
narium vielen in een tyd, waarin deze kweek
school voor godgeleerden eene reorganisatie
onderging, die de vorming van den geestelijke
als onvoldoende, gebrekkig beschouwde, zoo
zy'ne theologische kundigheden niet gepaard
gingen met de grondige kennis der klassieke
wereldbeschouwing van de gry'ze oudheid en der
Grieksche en Arabische wijsbegeerte. De bij
voeging van deze nieuwe bestanddeelen van
UtlllllllllllllllllliniltlltHllllllllllllllllllllllllllllllllItlIIlMlllllllllllllllUIII
De dochter m fa rectectar,
Kaar het Fransch
VAN
Mevr. E. C A R O.
(Slot.)
Op zekeren dag verraste juffrouw Hugonnet
mij met de mededeeling:
Ik wist wel, dat het verkeerd zou gaan:
Pallut heeft Lucien in de gevangenis laten
zetten !
Hoe komt dat ? vroeg ik werkelijk be
droefd, want ik had genegenheid opgevat voor
den jongen met zyn bruinen krullebol, zijn
gezonde roode wangen en eerlyken oogopslag.
Dat is zóó gegaan: De kruidenier van
hierover beklaagde zich sinds eenigen tyd, dat
de straatjongens uit zyn winkel stalen. Oppassen
gaf geen steek, vygen, gedroogde appelen, zelfs
blikjes met sardines verdwenen uit zyn uitstalling.
Daarop heeft Pallut verklaard, dat hy' Lucien
eens stukken kandy in zyn zak heeft zien weg
moffelen, die toen is aangehouden en naar het
bureau gebracht.
Zoo maar, zonder verder bewijs ?
Wat zal ik u zeggen De heele we
reld kon getuigen dat Lucien bier altijd ergens
onderwijs, bevorderlijk ter verruiming van den
blik des godgeleerden en van diens diepere op
vatting van gehalte en wezen der bronnen van
zyn godsdienst, veronderstelde bg den leerling
niet alleen meer dan gewonen aanleg en noeste
vlijt, maar wees hem ook een bepaald
afgebakenden weg, dien der streng
wetenschappelijkheid, aan, dien ook de begaafdste niet verlaten
mocht, om een uitstapje op een ander ge
bied van den menschelyken geest te doen.
Geheel natuurlijk, dat slechts weinigen dezen
langen moeilyken weg tot het einde toe
gegelukkig doorloopen. Tot deze weinigen be
hoorde Tal. Zijne groote begaafdheden hebben
hem by de vele keerpunten op de loopbaan
zyner studie voor het uitglijden behoed. Hy
heeft den grenspaal veilig en zeker bereikt.
Het opmerkelijkste hierbij was> dat hy tijdens
zy'ne loopbaan lust gevoelde en tyd vond zich
met takken van de menschelyke kennis ver
trouwd te maken, die met den inhoud zijner
studie in hoegenaamd geen samenhang ston
den. Wanneer zijn geest door de inspannende
dialektika van den Talmud, door de afmattende
beoefening van de droge vormen der taalkunde
zich vermoeid gevoelde, dan trachtte Tal zich te
laven en te verfrisschen aan de verkwikkende
wateren der moderne literatuur van die natiën,
die aan het hoofd der beschaving staan. Deze
omstandigheid verklaart alleszins zijne liefde
tot bellettristische bezigheid, maar heldert niet
op, hoe z\j zoo machtig was, dat zy' den man,
die zich gedurende zy'ne jongelingsjaren en
een niet kleine tijdruimte van zijn mannelyken
leeftyd hoofdzakelijk met scherp logische studiën
bezighield en hierin het tot een aanzienlyke
hoogte bracht, van de richting, die hem deze
levenstaak aanwees, wegdrong en hem de hare
deed inslaan. De hoedanigheden zijner ziel, de
eigenschappen van zyn hart en gemoed, die
niet minder schoon en weldoend, dan zy'ne
geestesgaven schitterend en verrassend waren,
beslisten hier, verschaften haar de heer
schappij. Want hy' was by uitstek zachtaardig,
welwillend, menschlievend, hy had eene opti
mistische wereldbeschouwing en bezat een
practischen trek; eigenschappen, die zyn blik
telkens van de sfeer der afgetrokken denk
beelden afwendden en op de frissche, krachtige
uitingen der werkelijkheid richtten. Deze neiging
was het, die in hem by' elke waarneming in de
werkelijkheid, die zyn gevoelig gemoed trof,
de behoefte wakker riep, om de ontvangene
indrukken te vertolken. Hierin slaagde hy
door de hem aangeboren welsprekendheid in
den regel uitmuntend.
In deze hoedanigheid zijner ziel lag niet
alleen de oorsprong zyner letterkundige schep
pingen, maar ook de bron, waaruit zy'ne geeste
lijke werkzaamheid vloeide, die hem bij zijne
geloofs- en stamgenooten een zoo hoogen graad
van achting, liefde en eerbied deed verwerven,
dat geen zyner ambtgenooten hem hierin den
voorrang betwisten kon. Niet weinig droeg tot
de vereering, waarin hy zich binnen zyn kerk
genootschap verheugde, de waardeerende onder
scheiding bij, hem onder geleerde kringen
daar buiten ten deel gevallen. Het is een
eigenaardige trek van den Nederlandschen
Israëliet, dat hij, ook wanneer hy geheel en
al op den bodem der traditie staat, niet onver
schillig is omtrent den dunk, dien andere
gezindten van de uitstekende mannen zyner
geloofsbelijdenis hebben. Zelfgenoegzaamheid,
geringschatting van het oordeel van anderen,
in den regel aangetroffen bij belijders van het
Jodendom in landen, waarin liefdeloosheid een
scheidsmuur tusschen belijdenis en belijdenis
opgetrokken heeft, is den Nederlandschen
Israëliet, die zich met zyn medeburgers n
gevoelt, een vreemd, onbegrijpelijk verschijnsel.
Hy' koestert zich gaarne in de stralen, die de
zon der onbevooroordeelde erkenning van
ieders verdienste over zyn stamgenoot ver
spreidt. Geen wonder derhalve dat Tal,
door deze zon beschenen, by zijne gemeente,
wier hart hij door zy'ne beminnelijke en be
koorlijke gemoedseigenschappen gewonnen had,
ook een voorwerp van vereering werd. Zijne
geestelyke werkzaamheid moest noodzakelijk
met het schoonste succes bekroond worden.
By velen versterkte hy de gehechtheid aan
het voorvaderlijke geloof, waaraan hij zelf met
warme liefde en onwrikbare overtuiging hing,
en ook niet weinigen onder hen, wier wereld
beschouwing die des Jodendoms ten eenen
male uitsloot, perste hij achting voor een geloof
af, dat zulk een uitmuntend man omhelsde.
in de buurt schuilde, links en rechts rondsloop,
op den loer stond.... Het was verdacht.
Gelooft u dat hij schuldig is?
Men kan niet weten, snoeperijen .... de
jongen kan voor de verleiding zijn bezweken.
Ofschoon, ik heb altijd geloofd dat hij eerlijk
was, en ik zou 't met eigen oogen moeten zien
om.... Hij heeft zich verweerd als een leeuw
en volgehouden dat hij onschuldig was. Wie
zal 't bewijzen ? In elk geval is het hard, een
kind te laten veroordeelen, zelfs al had hij een
misstap begaan.
En Esther?
Esther is twee dagen ziek geweest van
verdriet. Om haar te troosten neemt haar
moeder haar van avond mee naar het
balmasquéin de Oude Eik". Uw weet, 't is
vastenavond.
Naar 't bal, zóó jong ?
't Is niet de eerste keer. Haar vader
heeft als politiebeambte vry'en toegang en weet
het wel altijd zóó te draaien, dat zijn vrouw
en dochter ook worden toegelaten.... Wacht,
als u hen soms wilt zien, ik hoor hen juist
naar beneden komen om me haar costumes te
laten kijken.
Louise was als herderin gekleed; een rose
lustren rokje gedrapeerd met witte tarlatan
met rose pompons; Esther als marketenster
met een wollen rokje met blauw gestikten rand,
een blauw lijfje met roode opnaaisels en
plastrons, een kruiszeel met een vaatje er aan,
een wit schootje voor en een rond hoedje met
driekleurige pluim op het hoofd.
Ik schrok van haar bleekheid.
't Was veel beter als je naar bed ging,
raadde ik haar. Je ziet er ziek uit.
Een nog veel grootere verdienste verwierf
hy zich, doordien hy' ook de waarde en
beteekenis der bronnen van dit geloof in de oogen
zijner landgenooten verhief door een
gewaardeerden maar niet genoeg te waardeeren
letterkundigen strijd. Dezen aanvaardde en
eindigde hy schitterend met een geleerde van
veel gezag, die getracht had, dan Talmud, het
reuzenwerk, waaraan groote mannen van vele
geslachten gearbeid hadden, in een slecht
daglicht te stellen. De Talmud, rijk aan
bestanddeelen, die een helder licht werpen op
het eigenaardige karakter der beeldspraak,
wendingen en beschouwingen in de evangeliën
van hoofdzakelijk joodschen oorsprong, was
van oudsher het mikpunt van onwetende
fanatici. De bedoelde geleerde echter bezigde
by zy'ne heftige aanvallen geheel andere wapenen
dan die, welke tot dusverre gehanteerd werden.
In de verbeelding, dat hy het meesterschap
in de genoemde letterkunde bezat, begon hy'
zyn vernielenden aanval met de vaste overtui
ging, dat dit streven hem gelukken moest,
daar hy niet de stem der verblinde hartstochten
sprak, maar het vonnis der kalme, waarheid
zoekende wetenschap verkondigde. Reeds de
persoonlijkheid van den strengen rechter moest
dit vonnis veel gezag verschaffen. De wijze,
waarop hy' dit motiveerde, was alleszins ge
schikt, om den oningewijde van de juistheid
zyner bewering te overtuigen. Veel opzien
baarde toen het opstel, waarin de gevierde
man zijne denkbeelden ontwikkelde en het
had den schijn, alsof het laatste uur geslagen
had van een werk, dat de joden naast den
bybel als dierbaarst kleinood vereerden, de
jodenvyanden als een verwerpelijk product van
by'geloof en menschenhaat verafschuwden.
Hadden zich de verwachtingen, door den
schryver omtrent zijne ouderneming gekoesterd,
verwezenlijkt, de [schade, die de theologische
wetenschap daardoor geleden zoude hebben,
ware onberekenbaar groot ; om van andere
nadeelen te zwijgen, die een overwinning der on
waarheid na zich slepen moest.
Doch dit onheil werd door Tal afgewend.
Tegenover de grondige kennis van den Talmud,
die hy gedurende zijnen studietyd zich eigen
gemaakt had, in verband met zy'ne scherpzin
nigheid, helderheid en welsprekendheid, die
in dezen wetenschappelyken strijd in al haar
schoonheid te voorschijn kwam, was, om geen
scherpere uitdrukking te bezigen, de opper
vlakkigheid van den tegenstander machteloos,
Zy bezweek onder de mokerslagen van den
geoefenden kampvechter. De indruk, dien deze
overwinning van Tal niet alleen op de open
bare opinie maar ook op de geleerde wereld
gemaakt heeft, was in den waren zin des
woords grootsch en hare gevolgen waren heil
zaam. Dit resultaat heeft den nu diep betreur
den rabbijn in de schatting niet alleen van
zyne stamgenooten, maar ook in die van ieder,
die dezen st^'d met eenige zaakkennis volgen
kon, een verdiende beroemdheid verschaft en
in de geschiedenis der Nederlandscbe theologie
een blijvenden naam verzekerd.
J. H. DÜNNEB.
miiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiii ...... iiiiiniiii .......... ininiii ........ iiiiuiiiiii
Sociaw
wiiiitiiiiiiiiimtiiiiimiiiiiiuiiiiiiiniutiMiiiiMii
Wat er al zoo gedaan wordt
tot leniging der sociale
uooden in Friesland.
Het was zeker hard voor de plattelands
gemeenten in Friesland, dat de Tweede
Kamer indertijd het wetsontwerp betref
fende de opcenten op de landerijen van
buitenwonende eigenaren verwierp. Hunne
bezittingen worden in waarde verhoogd
door het aanleggen en verbeteren van
wegen en vaarten, en de gemeenten (in
Holland de waterschappen) moeten de
lasten dragen. Vandaar hooge hoofdelijke
omslagen.
Nu zijn er echter sommigen, die niet
de hoofdoorzaak van den hoogen belas
tingdruk zoeken in die uithuizigheid van
velen uit de gemeenten, waar hunne lan
derijen liggen, omdat door enkelen, hoewel
elders woonachtig, veel ten behoeve hunner
MIHHIIIIIIIIMIIIIIIIilllllllllllllimillllllllMllllllimillllllllllilllllll
Ik ben niet ziek, 'k heb verdriet, ant
woordde zij kortaf.
Over Lucien? Als hij gestolen heeft is
het toch niet meer dan recht, dat hij gestraft
wordt.
Hij heeft niet gestolen, riep zij woedend.
Wie 't gezegd heeft, liegt!
Wat weet jij ervan? Je waart er toch
niet bij?
Niemand was er bij, niemand heeft het
kunnen zien. Hij is onschuldig naar de ge
vangenis gebracht.
Haar oogen vonkelden en haar lippen trilden
krampachtig, alsof zij met geweld haar snik
ken bedwong.
En jij ? ... ga jij naar het bal, terwijl hij
in de gevangenis zit?
Waarom niet ? ... Het zou hem genoegen
doen als hij wist dat ik pleizier heb, dat ik
dans... Wat hij akelig zou vinden is te
weten, dat ik verdriet heb ... Daarom wil ik
ook niet meer huilen: maar ik zal hem wreken.
Jij? ... Hoe wil je dat aanleggen ?
Dat weet ik nog niet... 'k Zal wel iets
vinden.
? Je weet toch wel, dat onze-lieve-Heer
verbiedt om wraak te nemen? Dat 's zonde.
Waarom laat onze-lieve-Heer dan wel
onrechtvaardigheid toe ?
Ik probeerde vruchteloos haar aan het verstand
te brengen, dat niemand zijn straf ontgaat.en
dat de goddelijke gerechtigheid altijd zal
zegevieren. Stuursch hoorde zij mij aan,
zwijgend en koppig. Mijn woorden drongen
niet tot haar hart door.
* *
Op zekeren dag vond ik juffrouw Hugonnet
huurders wordt gedaan. En men vergete
niet, dat hun inkomsten toch ook zeker
getiërceerd zijn.
Zou het ook kunnen zijn, dat de huurder
zich minder dan vroeger aan het land
laat gelegen liggen, omdat bij een huur
voor vijf jaren en bij de slecht geregelde
contractueele verhouding tusschen eigenaar
en huurder, de huurder van vandaag zijn
opvolger van morgen de vruchten van
zijn inspanning niet gunt en zoo allicht
tot roofbouw komt? Men spreekt er zelfs
van, dat eene wet op vergoeding voor
landverbetering zou moeten worden ge
maakt. Het wil ons echter voorkomen, dat
men dan te veel van den voor sommigen
almachtigen Staat vergt.
Zeer zeker, de voortdurende hulp van
den Staat, zoowel financieel als moreel,
zal in den door ons geschetsten toestand
verbetering kunnen brengen en de energie
van vele gemeentebesturen in Friesland
weder opwekken. Nu reeds hebben de
nieuwe bepalingen tot regeling van de
financieele verhouding tusschen Rijk en
gemeenten goed gewerkt.
Maar, waar het voornamelijk op aan
komt, dat is individueele krachtsinspan
ning. En deze, zoo noodig, weder op te
wekken of te verhoogen, is het doel der
vereeniging »Door Arbeid tot Verbetering",
te Leeuwarden gevestigd.
Op 10 Juli 1894 kwamen aldaar eenige
heeren samen om te trachten eene ver
eeniging te stichten ter bestrijding der
sociale nooden in Friesland in 't algemeen
en der werkeloosheid in 't bijzonder. Er
was sympathie voor de zaak, en een half
jaar later was de oprichting der vereeni
ging een voldongen feit. Eerst een rijsje,
was zij op 't eind van 1895 reeds een
boom geworden, want zij kon toen bogen
op 2700 leden in 30 afdeelingen, en nu
telt zij er meer dan 3000.
Een bewijs, dat velen reeds lang met
het idee omgeloopen hadden, dat naar
eene verbetering der oeconomische ver
houdingen met kracht moest gestreefd
worden. Maar de leiding ontbrak, en toen
deze er was, brak ook de sympathie zich
ruim baan. Want hierop kan o. i. niet
krachtig genoeg gedrukt worden, dat hard
werken allén geen verbetering brengt ;
ook oordeelkundig moet het zijn. Het is
zoo aardig gezegd in het tijdschrift:
»For hüs en hiem" van T. E. Halbertsma,
in een stukje getiteld: In gearkomste yn
»De Swan" : Ek bidoelt de Foriening mei
it wird »arbeid" net alline arbeidsje mei
de hannen, né, ek arbeidsje mei de holle,
tinke, op middels tgaen om forbettering
te krijen. De boeren moatte theory neist
de praktyk sette.
Wat is nu door de vereeniging sedert
hare oprichting tot stand gebracht?
De eerste daad van 't hoofdbestuur was
een onderzoek in te stellen naar den aard
en den omvang der werkeloosheid in
Friesland en de middelen op te sporen
om deze te beperken. Aan de afdeelingen
werden daartoe vragen ter beantwoording
opgezonden en een werkelijk belangrijk
«Overzicht" kon opgesteld worden.
Het is zeker niet allen bekend, dat
het gebrek aan werk gedeeltelijk aan
den koppel-arbeid wordt toegeschreven.
Het «Overzicht" geeft daar geen definitie
van. De «koppel" ia eene vereeniging van
soms 40 meestal jonge, zoowel mannelijke
als vrouwelijke arbeiders, welke in den
druksten tijd van boer tot boer trekt,
onder leiding van den koppelbaas, die
met de boeren contracteert, het volk uit
betaalt, en meestal ook eene winkelnering
uitoefent. Het werkvolk wordt dan ze
delijk gedwongen zijne drink- en eetwaren
bij hem te koopen. Een fatale toestand !
De koppel ontheft dus den boer van
het houden van vaste arbeiders en werkt
daardoor werkeloosheid en eenzijdige vor
ming van den arbeider in de hand. Geluk
kig echter wordt de koppelarbeid hoe langer
hoe meer afgeschaft, doch vooral in het
Bildt nog op vele boerenplaatsen gebruikt.
Om de werkeloosheid op 't platteland
tegen te gaan, wordt eene regeling aan
bevolen als in Engeland met zijne
Allotment-Act (aandeelen-wet) en
Small-Holdings-Act (kleine-hoeven-wet). Eerstge
noemde wet regelt de uitgifte in huur voor
35 jaren van kleine stukken land van
een pondemaat (36% are) ongeveer aan
geheel overstuur.
't Is heelemaal mis, boven, riep zij, zoodra
ze mij zag. Er is aan het politiebureau ge
merkt, dat er dossiers zijn verdwenen. Pallut
wordt verdacht ze te hebben weggenomen.
Met welk doel?
Om ze aan de betrokken personen te
verkoopen, natuurlijk. Wanneer het dossier
weg is, bestaat er geen bewijsgrond meer. In
elk geval, de commissaris is op het oogenblik
bezig met huiszoeking te doen. . . en de meisjes
zijn alleen ! . . . moeder sinds twee dagen in
het gasthuis .... vader uit voor dienst !
Ik zal even oploopen. De arme kinderen
zullen doodelijk verschrikt zijn.
De kamerdeur stond open. Pallut was juist
teruggekomen en woonde met bleek, ontsteld
gelaat het onderzoek bij.
Achter in het vertrek, stijf tegen het raam
gedrukt, stond Esther naast haar zuster, zóó
afgetrokken, dat zij mijn tegenwoordigheid niet
bemerkte.
Reeds waren de meubelen onderzocht, laden
en kasten leeggehaald, de dunne matrassen en
kussens losgetornd ; de vloer, de muren, de
zolder beklopt, maar zonder resultaat.
Er is niets .... hoegenoemd niets, verze
kerde Pallut telkens met toonlooze stem, terwyl
zijn lichaam zenuwachtig schokte.
De agenten ontmoedigd, staakten het onder
zoek, de bevelen van hun chef afwachtend, die
onvoldaan en besluiteloos scheen.
U vindt toch niets ! . . . . herhaalde Pallut
op iets vaster toon, omdat . . . omdat er
niets is.
Op dat oogenblik zag ik Esther een stap
vooruit doen. Zij zag lijkwit en haar oogen
arbeiders. In bepaald aangewezen gevallen
kan de overheid grond koopen, huren of
onteigenen. Zij heeft de bevoegdheid om
dien droog te leggen en te verdeelen in
zooveel perceelen als noodig wordt geacht.
En de Small-Holdings-Act machtigt de
graafschapsraden om kleine hoeven te
huren of te koopen en ze of te verhuren
op langen termijn of te verkoopen aan
veldarbeiders, natuurlijk onder waarborg
voor vervreemding.
Dan heeft het hoofdbestuur getracht te
bevorderen, dat door greidboeren bij voor
keur grasmaaiers uit Friesland worden
gebruikt. Hij, die geen vreemdeling in 't
Noorden is, weet, hoe groot de scharen
zijn, die uit Oost-Friesland in den hooitijd
de grenzen overtrekken. Gelukkig is er
reeds eene kentering gekomen, en velen
van hen gaan onverrichter zake weder heen.
Het is hier de plaats om 't
«woningvraagstuk" te bespreken. Een onderzoek
naar den toestand der arbeiderswoningen
ten platten lande van Friesland heeft veel
aan 't licht gebracht, wat anders worden
moet. Waar toch meermalen eene huursom
van f 80 per jaar gevraagd wordt, moet
de woning hiermede in evenredigheid zijn.
Dit is echter lang niet altijd het geval.
Men mag zeker eischen, dat eene goede
arbeiderswoning bevat: l, ruime kamer
met licht en lucht, desnoods met eenige
slaapplaatsen; 2. bergplaats of achterhuis
met privaat; 3. zolder en kelder, en 4.
flinken regenwaterbak.
Nu is in enkele gemeenten, hetzij door
coöperatie of op initiatief van particulieren,
voor goede woningen gezorgd. Maar in
andere zal slechts verbetering komen door
eene strenge toepassing harer verordenin
gen. Het politie-toezicht in de gemeenten
ten opzichte van de woningen der inge
zetenen toch, is drieledig. Er kunnen
maatregelen genomen worden: 1. ter be
vordering van den welstand; 2. ter voor
koming van ongelukken, en 3. in 't be
lang der volksgezondheid. Maar vele
gemeentebesturen zijn zich sub 3 hunne
macht niet genoeg bewust.
Ook de ontginning van woeste gronden
in Friesland wordt aangegrepen om, zoo
mogelijk, duurzaam werk te verschaffen.
Werd voor eenige jaren in West-Stelling
werf een proef genomen, welke goed uitviel,
sedert dien tijd hebben enkele Hollanders
(waarom ook niet meer Friezen ?) in
Opsterland en andere gemeenten dat voorbeeld
gevolgd. Een bekend, weldoend Amsterdam
mer gaf, zooals bekend is, ?45,000 om het
ontginningswerk bij Jubbega te beginnen.
Dertien arbeiderswoningen volgens
bovenfenoemd type, ieder met l H.A. wei- en
ouwland, zullen door evenzoovele ge
zinnen voor eene huursom van f 42
kunnen bewoond worden. Een groot ge
deelte van de milde schenking zal echter
zeker in den vorm van specie in den grond
verdwijnen, want het is te voorzien, dat
de aarde weigeren zal vruchten voort te
brengen als zij niet voortdurend goed
gemest wordt. > Maar daarom kan ieder
arbeider zich twee koeien en eenige var
kens op gemakkelijke voorwaarden aan
schaffen. Hoofdzaak moet voorloopig
blijven: de arbeidersgezinnen werk te doen
verrichten, dat voor hen zelf voordeelig is.
Het is een gelukkig verschijnsel, dat
hoe langer zoo meer getracht wordt den
arbeider ook een stukje land ter ontgin
ning te geven, opdat hij wat groenten
verbouwen kan. Want, de heer Edo
Bergsma wees er in zijne brochure »De
40 cents per regel.
Damast-Zijde 65 cent
tot f 14.65 per Meter alsmede zwarte,
witte en gekleurde Henneberg-ZiJde
van 35 et. tot f 141.65 per Meter effen,
gestreept, geruit, gewerkt, damast enz. (ca. 240
versch. qual. en '2000 versch. kleuren, dessins
enz.). Franoo en vrij van invoer
rechten In buis. Stalen ommegaand.
Dubbel briefporto naar Zwitserland.
G. Henneberg's Zijde-Pabriekeu
(k. & k. Hoflever.), Zürich.
HnilllHIIIIHimillHlllllllilllllilllllllHllllllllllll»""""'""""'"»""""
stonden hol, hetgeen haar het voorkomen gaf,
alsof zij eensklaps verscheidene jaren ouder
was geworden. Met stijven bijna automatischen
tred liep zij de kamer door en wierp den
commissaris in het voorbijgaan een langen blik
toe. Wat hij in dien blik las, weet ik niet,
maar ik bespeurde een oogenblikkelyke ver
andering in zijn gelaat; de uitdrukking van
bezorgdheid week voor levendige oplettendheid
en met gespannen aandacht volgde hij alle
bewegingen van Esther die postvatte bij den
schoorsteenmantel, waarop zij met een krachtige
beweging haar vlakke hand liet vallen.
't Is vergeefsche moeite, schei maar uit,
spotte Pallut, wien de zonderlinge houding
zijner dochter was ontgaan. Ik zeg 't je toch!
Inspecteer den schoorsteenmantel til
het blad op! beval de commissaris.
ID een ommezien waren de ontelbare dingen
waar het houten dekblad schier onder ver
dween, op den grond gezet, kopjes, schelpen,
kluwtjes, verbleekte photografiën, pomadepotjes,
een verzameling leelijke, vieze, waardelooze
prullen, en in een uitgeholde gleuf onder het
blad, dat zonder de minste inspanning werd
opgelicht, vertoonden zich de gezochte dossiers.
Pallut was op een stoel neergezegen, ver
nietigd, badend in zyn zweet.
Ongelukkig kind !.... Wat heb je ge
daan ? riep ik, zoodra de schuldige tusschen
twee agenten was weggeleid.
Geen spier van haar gelaat, waarop een
harde, onverzoenlijke uitdrukking zetelde, ver
trok, 't Eenige wat zij antwoordde was:
Lucien was onschuldig I En tóch
hebben zij hem naar de gevangenis gebracht!