De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 6 november pagina 3

6 november 1898 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1115 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. uitvoering der armenwet in Friesland" terecht op, dat het juist dit is en het bezit van eenig vee, wat den veldarbeider b.v. in Overijssel zoo gunstig van dien in Friesland onderscheidt. Het gebruik toch van eenig land beperkt de armoede en dus ook de armenzorg. Ook mag men het van veel belang achten, dat in Friesland pogingen worden aangewend om eene betere opleiding van jonge handwerkslieden te verkrijgen. Alleen te Leeuwarden is eene ambachtsschoo'l. Daarom heeft men den blik gevestigd op Drenthe, waar de »Vereeniging ter bevorde ring y/h Ambachtsonderwijs" zoogoed werkt. De vereeniging »Door Arbeid tot Verbering" heeft reeds veel gedaan. Zij werd zelfs door het Landbouwcomitéeen model genoemd voor dergelijke vereenigingen in andere provinciën. Van harte hopen wij, dat aan die roepstem gehoor moge ge geven worden. Waarschijnlijk zullen dan de sociale toestanden iets gunstiger worden. Want een gevolg zal zijn, dat de trek van de plattelandsbevolking naar de steden vermindert, misschien zelfs het omgekeerde plaats grijpt, en tevens, dat eene weder welvarende plattelandsbevolking de nering doenden in de steden begunstigt. S n eek. Mr. M. C. NIJLAND. Mnziefc in de Hoofdstad. Een groot man heeft gedurende eenige dagen van de afgeloopen week in ons midden ver toefd. Een groot man, met een beminnelijk karakter en een ryk ontwikkeld gemoeds leven, hetwelk zich op velerlei kunstgebied uit. Maar het was ook een belangrijke, een gewich tige dag voor ons Concertgebouw-orehest; een dag die medetelt, een dag die roemryk in ons kunstleven zal zyn aangeschreven staan, den Zondag van 29 October; want toen nam de grootste der thans levende componisten EICHAED STEAUSS den dirigeotenstaf op, om ons voortreffelijk orchest, eenigszins versterkt, tot een der schoonste daden aan te voeren, waarop het zich ooit zal kunnen beroemen; n.l. tot het reproduceeren van de moeilijkste, van de meest gecompliceerde partituur, welke tot dusverre het licht zag. Ik bedoel de Tondichtung »Also sprach Zarathustra. Doch niet in de moeilijkheid, of in het vernuft zit de groote toovermacht, die van deze partituur uitstraalt. Het is veeleer de genialiteit, waar mede de componist zyn stof opgevat en weer gegeven heeft, die ons onder den indruk brengt van iets grootsch. Niet zoozeer de middelen, die hy' heeft aangewend, doch veeleer de vorm en de gedachten waartoe die middelen zy'n dienstbaar gemaakt, oefenen op den ontvankelyken toe hoorder dien magischen invloed uit, dien men slechts bij een geniaal kunstenaar ondergaat. Het is niet de bedoeling geweest van Strauss om Metzsche'g werk Also sprach Zarathustra" getrouw muzikaal weer te geven. Ware dit het geval geweest, dan had de componist de woorden van den auteur moeten bybehouden en dus den draraatischen vorm ot dien der cantate moeten kiezen. Strauss heeft slechts weer willen geven zijne eigene gewaarwordingen; de gevoelens die hy beeft ondervonden, bij het lezen van het werk van Nietzsche. De indruk, door de koene en phantastische figuur op zyn ziel gemaakt, heeft hem opgewekt tot het uiten zijner gedachten op zjjne wijze, in zyne taal, in zy'n vorm, d. i. dien der Tondichtung" voor groot orchest. Het ia waar, Strauss heeft enkele grepen gedaan uit het werk van Nietzsche en die hier en daar in de partituur aangeduid. Strekt dit den toehoorder tot verduidelijking, zooveel te beter; zoo niet, dan kan hij die toelichting ontberen. Velen wenschen echter eene toelichting. Zoo heeft Alexander Ritter by Tod und Verklarung" een vers ge schreven, na het hooren van het werk. Dit vers wordt steeds op het programma afge drukt en maakt op den oningewyden hoorder den indruk als te zyn de aanleiding tot de compositie, in plaats van omgekeerd. Zoo heeft Wagner, by zy'ne beroemde uitvoering van Beethoven's Negende" te Dresden een programma ontworpen, aan Goethe ontleend, waarvan de woorden, zooals hij zegt: wenn sie auch keines weges mit Beethoven's Werke in einem unmittelbaren Zusammenhange stehen, dennoch die ihr zu Grunde liegenden höheren menschlichen Seelenstimmungen so erhaben ausdrücken, dass man im schlimmsten Falle des Unvermögens eines weiteren Verstandnisses, sich wohl mit der Festhaltung dieser Stimmungen begnügen dürfte, um wenigstens nicht ganzlich ohne Ergriffenheit von der Anhörung des Musikwerkes scheiden zu mussen"!). Wil men zich nu volkomen rekenschap geven van den indruk, dien men by' het aanhooren van Strauss' Tondichtung ontvangt, dan zal men zich meer moeten verdiepen in den muzikalen gedachtengang van den componist, dan in het werk van Nietzsche. Overigens ben ik het geheel eens met Arthur Hahn, die in der Musikführer" zegt dat ein moderner Komponist ebensogut seine Anregungen empfangen könnte aus dem gleichfalls dichterische und philosophische Gedanken in sich vereinigenden Goethe'schen Faust, von dem brigens auch mancher Zugin die Strauss'sche Tonschöpfung mit hineinspielt". Keeren wij nu tot het werk zelf terug. De instrumentatie vordert, behalve het sterk bezette strykquintet, 4 fluiten, 3 hobo's en eng. hoorn, 3 clarinetten en bas-clarinet, 3 fagotten n contrafagot, 6 hoorns, 4 trompetten, 2 bazuinen, 2 tuba's, orgel, 2 harpen, pauken, groote trom, bekken, triangel, klokkenspel en een klok gestemd op groot E. Wat nu de componist met dat materiaal heeft verricht 1) Richard Wagner's gesammelte Schriften und Dichtungen. Theil II. iiimmiiiiimiiiiiiMiiiiilmiiiimiiiuiimiuuiMiiiiiimiiuiimniiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii grenst aan het on geloofelyke. Klankeffecten van wonderbaar ongehoorde uitwerking heeft hy er mede bereikt. Zoo grootach en overweldigend als b. v. by de eerste groote fermate is wel nog nooit een C-dur accoord geschreven. Met dezelfde virtuositeit in de behandeling der instrumenten zyn echter ook de nuances van teederen aard weergegeven; zoo behoef ik slechts te herinneren aan de wals, waar de solo-viool en twee hobo's, met de andere stry'kinstrumenten tot achtergrond, een verrukkelyk beeld van poëtische bekoorlijkheid te voorschijn tooveren. Zoo is de eenvoudige melodie in As van de alt-violen in tertsen een juweel van conceptie en uitvoering. Zeer bewerkenswaard is dan nog de hartstochtelyke passage in c kleine 3, met den opstijgenden decimesprong; de thans reeds beroemd geworden fuga in de lage violoncellen en contrabassen, onmiddellijk gevolgd door den vurigen dans in 4/4 rhythme. Voorts de duizelingwekkende verwerking der thema's, kort voor den wals-aanhef. Doch waar blijf ik Alleen zij nog vermeld, dat, zelfs in het grootste forte, nooit de klank brutaal wordt; steeds verkeert men onder den indruk van het majestueuse. Niet oninteressant is het ook voor den lezer te weten, dat het atrykquintet, gewoonlijk slechts op vijf lijnen genoteerd, by Strauss, door split sing der verschillende strykinstrumenten, tot achttien zelfstandige stemmen aangroeit. Zeer opvallend is ook het gebruik en de afwisseling, dikwijls zeer onverwacht, der toonaarden C «n B. De uitvoering was geheel het werk waardig. Het orchest volgde den genialen componist, die niet minder een geniaal leider bleek te zyn, op zijne minste wenken; maar ook aan geen enkele der ontzettende technische moeilijk heden bleef het iets schuldig, zoodat het vol komen verklaarbaar is, dat de componist in opgetogenheid verkeerde over de vertolking van zijn werk. Onder leiding van den gelukkig weer her stelden heer Mengelberg, werd nog uitgevoerd de D-dur symhonie van Mozart, zoo kuisch en fijn en tegelijk zoo gracieus als men moeily'k elders te hooren zal krijgen; voorts nog Tod und Verklarung" eveneens op grandioze wy'ze. inHMiiimmiiiMMimiiiiiMiiMiMimiiiiiiiiMiiMiiiiiiiiiMHmiiimimiMiimiiiimimiiiiii immuun Den Vrijdagavond te voren werden nog door het Klein-koor a Cappella" onder myne leiding, in intiemen kring uitgevoerd, de beide zestienstemmige koren van Strauss, waarover vroeger door my' in dit blad werd geschreven. De Jacob-Hymne had de componist nog nimmer gehoord; het andere nummer der Abend", den avond te voren in Aken. Het zal voor de dames en heeren van het koor steeds eene streelende herinnering blyven, dat de com ponist zich herhaaldelijk met den grootsten lof heeft uitgelaten over hetgeen het koor heeft gepraesteerd en, niet minder, dat hy na afloop der auditie nog eenige oogenblikken op onge dwongen wy'ze persoonlyk met hen heeft ver keerd. En thans is Strauss naar Berlijn vertrokken, waar hy den vroeger door Weingartner bezette post van Hofkapelmeester aan de opera heeft aanvaard. Hy' zal zeker de beste herinnerin gen medegenomen hebben aan Amsterdam. alwaar men zijne werken misschien beter waar deert en begrijpt dan ergens elders, doch ook wij Amsterdammers hebben de banden van geestelijke verwantschap met den genialen en beminnelijken kunstenaar nauwer toegehaald. Maandag 31 Oct. had ik voor het eerst ge legenheid de Italiaansche opera te bezoeken. Ik hoorde er Manon Lescaut van Puccini. De samenstelling van dit gezelschap is dit jaar uitstekend. Voor alles verdient het orchest den grootsten lof. Alle eer hiervan aan den talentvollen leider Emmanuel Natale. Het beteekent niet weinig een ad hoc samengesteld orchest, binnen een paar weken tijds, tot zulk een goed geschoold corps te vormen. Doch ook het solo-personeel biedt dit jaar veel voortreffelyks. Vooral het spel staat by deze Zuidlanders op eene groote hoogte. Zon dert men uit het zingen in bet publiek, waaraan men zich eenigszins moet gewennen, dan volgt men met welbehagen elk gebaar, elke handeling. Geen zweem van styfheid en gedwongenheid; alles is even los en tengevolge daarvan komt men zeer onder den indruk van natuurlykheid, Signora Adami zong de titelrol. Haar stem is omvangrijk, doch niet sterk; in UIIIIUUIUIIIUUIIIUIIIIIIIIIIUUIIIIIIIIIUIIIIIlllllLIIIIMIUIIIintffll VOO B DAME£. Het schoone lerai, (Slot.) En dan, en dan !... Toen ik, nu een paar dagen geleden, een zonsondergang bijwoonde, zoo schoon als ik hem nog maar zelden beleefd heb; zóó gloedrijk, dat zelfs kleine kinderen hun spel staakten en opzagen naar den hemel vol kleur en glans, terwijl mij de oogen vochtig werden en mijn hart neiging voelde tot aan bidden ; toen kwamen er gedachten en gevoe lens over mij die een poëem zouden vormen, indien ik ze zóó kon uitzingen als ze weerklonken in mijne ziel. Toen was het mij als ging onze eeuw onder, niet in het bloedige rood van wreede zelfzucht, voerende tot onmenschelijke afpersing van de kleinen door de machtigen en grooten, tot broedermoord uit rassenhaat en sluwe bere kening ; maar in het zachte purper der waarachtige menschenmin, in het schitterende blauw der trouwe beloften en het teedere groen der zoete hope; als schreef zij met vlammenschrift op de rustig drijvende wolken de belofte, den heiligen eed, dat hare opvolgster alles tot daden zou maken, wat bij haar verscheiden een tot inkeer komende menschheid droomde en dacht. En ik voelde het, diep in mijne ziel, als onbe twistbare waarheid, dat de twintigste eeuw schoon zal zijn, schoon en grootsch en edel; en ik voelde het als eene wet, waaraan te gehoorzamen zoet geluk is, dat wij allen, wie wij ook zijn mogen, met al ons voelen en denken en doen, mogen, moeten en kunnen medehelpen om van die eeuw te maken de eeuw der ver vulling, der verlossing, der redding; de eeuw waarin de geheele menschheid zal ontwaken als uit een bangen droom in duisteren nacht, tot blij leven in den vollen zonneschijn. En neergezeten op den bergrand die afloopt in het stille dal, opziende tot de steeds wis selende, steeds glorievoller wordende heerlijkheid vóór mij, droomde ik droomen die dwaas schijnen, maar het niet zijn. Ik vroeg mij af, waarom er zoo weinigen oog en hart hebben voor der gelijk schoon, en of er in ons openbare leven wel genoeg gedaan wordt om bij de menschen datgene te ontwikkelen wat, als eene opheffende kracht, zou tegenwerken den lust naar laag genot, naar ruwe scherts en bedwelmenden alkohol. Ik vroeg mij af, waarom in onze eeuw van licht, de huisjes der armen en minvermo genden moeten gelijken op duistere klooster cellen en grafkelders ; waarom onze daken stug en spits ten hemel stevenen, geen plekje open latend van waar men den blik vrijelijk kan doen rondwaren naar alle hemelstreken. Ik vroeg mij af waarom wij, kinderen van den nieuwen tijd, in onzen huizen- en stedenbouw nog de traditiën huldigen der middeleeuwen, waarin de natuur werd miskend, waarin de zon werd gesloten buiten de huizen en de straten, opdat niet, met haar licht, het licht der wetenschap en der vrije gedachte intree deden in de hoofden en harten der menschen En ik droomde van huizen en huisjes, die door bunnen bouw de menschen die er in wonen zouden dwingen tot vrij en blij rondblikken naar het groen daarbuiten en den vrijen hemel en de wijde wereld. Ik zag huisjes, niet met een leelijk vierkant gat hier en daar, maar met in iedere kamer n groot drievoudig venster, voor plompheid behoed door opgaande boogvorming. Eén breed venster in het midden, met openslaande ramen om lucht, vél lucht toe te laten in het vertrek; en aan beide zijden smalle schuiframer», die, desverkiezende, geopend kunnen worden zonder dat de bloemenversiering telkens behoeft te wor den weggenomen. Voor die schuiframen dacht ik mij, in sierlijke golvingen, de draperie die aan geen venster ontbreken mag: want een venster zonder draperiëu is als een oog zonder oogleden, star en koud. Licht en lucht moet er wezen, maar draperiën mogen er niet ontbreken; daarom moet er plaats en gelegenheid wezen voor alles.... En ik vroeg mij af of de menschen, kijkende door die heldere groote ramen, over de bloemen heen die vroolijk voor de ruiten bloeien, naar het groen in hun eigen tuintje en dat van den overbuurman, aan de andere zijde van de nieuwe breede straat, niet een weinig verfijnd en veredeld zouden worden door al dat licht en al die lucht, door de sierlijke vormen van blad en bloem en de lachende kleuren der laat sten? Of ze, verliefd wordende op vorm en kleur, niet tot elkander zouden zeggen dat een mooie gravure aan den wand beter is dan eenige glazen bier en sterke drank in de maag; en dat het liefelijker is, met een boek in de hand te zitten op de bank in het kleine tuintje, dan met een glas aan de lippen in de smerige kroeg.... En ik zeide tot mij zelf: in de volgende eeuw, de eeuw der edelmoedige daden, zullen de arbeiders wonen in huisjes met breede vensters en bloeiende tuintjes, en zij zullen met de oogen vol naïve verwondering zien dat het leveu schoon is. En ik droomde van daken, die niet langer ongenaakbaar waren voor de bewoners der huizen. Ik zag op ieder dak een klein plekje, een uit kijk, waarheen de bewoners des huizes kunnen opklimmen na den heeten zomerdag, om hoog boven het straatgewoel, den stillen hemel te zien en frissche lucht in te ademen; waarheen het heele gezin gaat om een schoonen zons ondergang te zien, als naar een schouwspel dat nog dagen lang de gedachten bezig houdt en de gesprekken vervult. Waarheen de vader zijn kinderen lokt om hen te wijzen op heerlijkheden van den sterrenhemel en hen vertelt wat hij gezeten op de bank in zijn tuintje, las van de werelden die de oneindige ruimte bevolken.... En ik vroeg mij af, of de menschen niet beter, niet edeler worden zouden, indien de frissche lucht kon stroomen door hun longen, indien d<; scheidende zon kon stralen in bun harten, indien de starrenhemel kon spreken tot hunne ziel? En ik zeide tot mijzelf: in de volgende eeuw, de eeuw der edelmoedige daden, zal op het dak der eenvoudigste werkmanswoning een plekje zijn, waarheen hij gaan kan om frisch te ademen, en om reine indrukken op te vangen met de oogen des lichaams en der ziel. En nog meer zal hij hebben, droomde ik. Ontspringt het water daarom juichend en klate rend uit de diepte der bergen, dat de werkman er zijn .vermoeide leden niet in dompelen zal ? Liggen daarvoor de wouden uit den oertijd, in steenkool herschapen, opgestapeld in de voorraadsschuren der aarde, dat de werkman zich niet zal koesteren in den gloed dien zij vermo gen te verspreiden ?. .. De twintigste eeuw zal ook dat den werkman brengen: water eu gas in zijne woning, en een badvertrekje waar hij zijn stijfgewerkt lichaam kan lenig maken met een lauw bad, of zich in de vroege ure tot den arbeid sterkt door eene onderdompeling in koud water. En nog meer, nog meer! Brengt het volk daarvoor zijne millioenen schatting op, dat er geen scholen zullen oprijzen aan alle oorden en in alle stadswijken, scholen waar een aantal mannen en vrouwen zich geheel kunnen wijden aan een beperkt aantal leerlingen ? En zullen die scholen gebouwd worden opdat het naakte en hongerende kind van den proletariër ze niet bezoeke ? En zal het kind dat ze bezoekt niet leeren dat er in de wereld in ons en om ons oneindige schatten van schoonheid, geluk en genot liggen opgehoopt, schatten, bestemd voor iedereen; zal het kind het kind van alle standen er niet leeren dat het leven schoon kon zijn voor iedereen, indien, indien er vrede ware op aarde; vrede tusschen de mogend heden, ja, maar ook vrede in de harten; indien de menschen in elkander dat welbehagen zochten dat den hoogmoed knot en den haat afstompt, dat vergeven en vergeten wil, dat de broederhand wil toereiken en aannemen, dat, bedroefd zijnde en vol berouw over het oude, een nieuw leven wil bouwen op de nieuwe grondslagen van Recht en Liefde .... Zóó dacht en droomde ik, terwijl boven mij het purper verschoot en het goud versmolt, en de wonderteedere glanzen van blauw en groen wegbleekten tot witachtig grauw en geel. Maar het werd niet duister, noch aan den hemel, noch in mijne ziel. Want aan den donkeren Oostdijken hemel doorboorden reeds de sterren de duisternis, en in mijne ziel lichtte het van hoop en ver trouwen. En ik zeide tot mij zelf: ik zal spreken tot alle mijne zusteren, tot haar zeggende: Voed u zelven op, om uw zelfs en om der menschheid-wille. Wees goed, wees groot, wees innerlijk schoon. En indien wij allen, zoo weinigen wij ook zijn, brandpunten worden van helder deuken, rechtvaardig willen, schoon voelen en warm liefhebben, zullen de van ons uitgaanda stralen dan niet wellicht hen bereiken die zitten op de gestoelten der heerschers, en wetten maken voor het volk ; of hen, die huizen bouwen voor de menschen, en hen die op duizenderlei wijze tot hen spreken ? En zullen zij niet misschien, hun licht ontstekend aan het onze, begrijpen dat de zon moet schijnen óók in de huizen der armen, dat ook het volk moet worden opge heven tot schoon genot en waar geluk, en zullen zij niet misschien hun wetten maken hun woorden spreken, hun huizen bouwen met het oog op die noodzakelijkheid ? Intusschen, om niets te verliezen, noch tijd, noch gelegenheid noch kansen, laten wij dadelijk beginnen, ieder met ons zelf. Hoe nederig onze werkkring, hoe gering onze kracht moge zijn, in onze macht staat het een leven te leiden van goedheid en schoonheid. Stralen spreidend als de zon op hare middaghoogte; en gelijk zij, kalm en vredig ter kimme dalende, nog schooner, ja schooner dan ooit in haren ondergang. Aywaille, September .... NELLIE. Tentoonstelling m Vrouwenarbeid. Van de Verslagen der congressen gehouden bij gelegenheid van de nationale tentoonstelling van arouivenarbeid is het eerste verschenen. Het behandelt het congres voor «Vakopleiding voor vrouwen", van 11?14 Juli gehouden. Wanneer men uittelt dat er in die drie dagen 230 bladzijden afgepraat zijn, en een evenredigheid opzet met den duur der Ten toonstelling als derde element, komt men tot een respectabel cy'fer. Het verwondert dan ook niemand dat de uitgever, de heer W. Versluyg, die bij het begin der Tentoonstelling niet durfde benaderen hoeveel er gedrukt zou moeten worden, nu op 125 vel rekent. Schijn baar een ware rystenbrijberg, en de oude comici, met hun grappen over de breedspra kigheid van vrouwenparlementen, zijn op het punt, gelijk te krijgen. Gelukkig spreekt dit eerste verslag het ver moeden triomfantelyk tegen. Het bevat inder daad veel beiangrijks. Onder het dozijn redevoe ringen zyn eenige monographieën, wier stelsters en stellers zich door haar werk terstond als vraagbaak over het onderwerp gelegitimeerd heb ben; mej. Johanna ter Meulen behandelde de vrouw als opzichteres over arbeiderswoningen, mej. Sparnaaij als toezichtster op fabrieken en werkplaatsen, mej. Truda Mertens als tand heelkundige, mevr. Weusman als doofstom menleerares, mevr. van der Laan als lid van Tesselschade, de heer J. de Vries als winkeljuf -i frouw, de heer Ivens als photografe. de heer Eelting als byenteelster, mej. de Leeuw als tuinbouwster. Misschien nam de rede van mej. Mossel, als uitsluitend bestemd voor eene speciale afdeeling van protestanten, wat veel ruimte in; evenals die van mej. Mary Fleischmann, die eenvoudig reclame maakte voor de levensverzekering. Daarentegen waren drie hoogstbelangrijke bijdragen die van Mr. Kerdijk over Arbeidsinspectie, die van mej. Verkouteren over De vrouw en de Handel, en zeer in 't bijzonder die van Dr. Catharina van Tussenbroek over Het tekort van levens energie bij onze jonge vrouwen en meisjes. Deze laatste bijdrage, die aan duizenden en tienduizenden ten goede komt, te belangrijker omdat zij het heden en de toekomst van de vrouw in de meest intelligente klasse onzer maatsehappy behandelt, zouden wij wel tot een boek van dezelfde schrijfster uitgebreid willen zien; zij is voldoende om dit deel van het verslag tot een belangrijk boekje te maken. Wanneer ieder der volgende deelen n even belangrijke bijdrage bevat, is men aan het bestellen en doorlezen der 125 vel niet bekocht. Albine Pecha. De arme Albine Pecha, die te Weenen als offer van de pestbacillen gevallen is, had een paar malen de kans gehad op een zeer fortuinlyke toekomst. Zij was de dochter van een spoorwegbeambte te Budweis, en moest evenals haar zusters de wereld in om haar brood te verdienen. Zij was de mooiste. Twee jaar geleden kwam zij als kamermeisje in het Hotel du Nord te Weenen, waar een zeer rijke weduwnaar op haar verliefde en haar voorstelde te trouwen. Albine vond hem te oud; hy had reeds volwassen kinderen. Zij wees hem af en daar hij het haar las tig maakte, gaf zij haar betrekking op en werd kamermeisje in een der eerste hotels te Karlsbad. Hier logeerde een schatrijk Ier, die haar voorstelde, hem als verpleegster naar Ierland te vergezellen. Zy nam het aan, het contract werd opgemaakt en zy' ging mee naar Belfast. Daar gekomen, bleek het haar dat zy eigenlijk niet de behoorlyke kennis had, die tot verpleging van haren zieke noodig was ; zij kwam overeen, dat zij in een hospitaal een cursus zou doormaken en met dat doel vertrok zij naar Weenen, waar zij op 25 Juni van dit jaar aankwam. De hoofdverpleegster van het Rudolphinum, waar zy' zich eerst aanmeldde, wees haar af omdat zij te jong was; zy wendde zich nu tot het Algemeen Ziekenhuis en vond er een plaats als hulpverpleegster. Op l November zou zij het hospitaal verlaten om naar Ierland terug te keeren. Als hulpverpleegster werd zy met het meisje Hochegger met de verpleging van den zieken laboratoriumknecht Baritsch belast; men weet met welken afloop. miiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiuiiiiiitiniiiiiim Wintermode. Thermophoren. Reclame. Boekversiering. Vrouwen bond. Bij den Grand Prix d'Automne, op 9 October te Longchamps, scheen de eenvoud en gemak kelijkheid der mode, die de laatste jaren by'na verwondering gewekt heeft, plaats gemaakt te hebben voor een wedyver in excentriciteiten. Men zag er de wonderlijkste vertooningen in coupe, vorm en garnituur. Eenige dames had den den rok van de taille tot de knieën zoo strak getrokken, dat dit gedeelte der gestalte geheel gemouleerd werd, terwy'l daar beneden de eigenlyke rok, met een overvloed van garneersels en volants begon. Nog wel zoo dwaas was het, wanneer op een rok van dien vorm een tunique gedragen werd, van achteren slechts eenige centimeters lang en naar voren zich verlengend tot beneden de knie. De modekleuren zijn ook dit jaar opzichtig, helder blauw, korenblauw, bleu de roy, heftig rood, violet, ook eenige lichtere kleuren blauw, turquoise malade, pervenche, bleek gry'sblauw en grijs. Tegenover al die kleuren staat het zeer veelvuldig gebruik van zwart en wit; de halve tinten, de goudbruine en feuillemortes, de beiges en mastics, de havana's en bronzen, de tabacs en terra-cotta's hebben voorloopig weer uitgediend. Daarentegen is zeer in gunst de combinatie blauwe en mauve; men kan heel goed een marineblauwe japon met een lilas hoed dragen, of mauve opslagen op een korenblauwe japon. Een zeer opgemerkt costuum bestond uit drieërlei stof, van drieërlei tinten mauve. Een patroon van groote bloemen en takken was uitgeknipt uit mauve laken en geappliceerd op een transparant van lilas zijden mousseline, sen weinig lichter dan het laken, Hieronder werd een rok van blauwachtig lilas taf gedra gen ; het geheel maakte een feeërieken indruk; er was een toque bij van souple wit vilt met camelias en cameliabladen. sischen gezant te Parijs, eene kostbare reclame om de aandacht te vestigen op haren roman Valérie. Het boek was zonder haar naam uit gekomen; zy reed nu naar de voornaamste modewinkels en vroeg er om een toilet a la Valérie. Men wist niet wat zij bedoelde; zij verklaarde nu dat in den boeienden roman Valérie het toilet dat zij bedoelde beschreven was en dat zy' er de dames om haar heen over had hooren spreken. Zij bestelde in ieder der winkels het bewuste toilet, en daar het werkelijk iets byzonders en elegants was, maakten de leveranciers het heel mooi, en rieden het aan hare klanten aan, met den naam van den roman. Wat van Pary's kwam werd in dien ty'd overal, in Duitschland, Enge land, Rusland, nagevolgd en de roman Valérie, die trouwens niet slecht was, vond een bui tengewone verspreiding. * » * Een aardig idee voor Kerst- of St.-Nicolaasgeschenken is, iemand een zijner lievelingsschry'vers aan te bieden, in een fraaien, eigen gemaakten band,| met miniatuur-portretten, illustraties of wat ook versierd. Bijna iedere kunst, die men beoefent, kan voor het illustreeren of inbinden van een boek gebruikt t worden, branden, houtsnijden, schilderen, tee' kenen, borduren, knippen, metaalwerk; het ! inbinden zelf is een kunstindustrieel vak, i dat meer een liefhebberskunst kon zijn, dan het hier te lande nog is. Men behoeft niet, als in het Evangelie van Karel den Groote, iedere bladzyde tot een schilderwerk, iedere hoofdletter tot een miniatuur te maken, en den band met goud, email, zilver en edelge steenten te overdekken; een exemplaar van een dichter, met zorg en geest versierd, is een aardig souvenir, dat gemakkelijk bewaard wordt en lang zijn waarde houdt. * * * Van 2 tot 6 October heeft de derde algemeene vergadering van den Bond van Duitsche Vrouwenvereenigingen te Hamburg plaats gehad. E?e. ifiiiiiiiimitiiiiiiiiiiiluiiiiiiiiiiiiiiiiliituiniiutiiiiiiiiiiiiiiiïiiiiiuiHMtM * * * Sedert eenige jaren zyn stoven in gebruik gebracht, die langs chemischen weg verwarmd, heel lang hun warmte behielden en dan spoe dig weer in denzelfden toestand konden ge bracht worden. Dit procédéberust op de eigenschap, dat eene oplossing, al kristalliseerend, warmte afgeeft, en dat kristallen, al smeltend, warmte binden; hetzelfde gebeurt met y's en water. Men laat dus kristallen (azijnzure natron, aluin, etc.) door warmte smelten, en zoolang tot ze weer gekristalli seerd zijn, geven ze warmte af. Deze eigenschap is door de Deutsche Patent Gesellschaft te Berlijn niet enkel op stoven toegepast, maar op allerlei toestellen, onder den titel thermophor vereenigd. Schotels, koffiekannen, trekpotten, bouilloires, kastrollen, komforen van verschillende grootte worden vervaardigd, die 2 tot 6 uur lang hun warmte houden, wanneer ze vóór het gebruik vijf minuten in kokend water gelegen hebben. In eenige gevallen is dit zeer nuttig; er is bv. een cylinder by, waarin men een flesch melk voor zuigelingen kan warm houden; er zyn koffiekannen met 5 liter inhoud; er zijn water reservoirs voor dokters; er is zelfs van toe passing heel in 't klein: warme compressen van caoutchouc, die men in kokend water legt, met een flanel omwikkelt, en dan ge durende verscheidene uren niet behoeft te verwisselen. *** Om kostbare boekwerken aan den man te brengen, dient tegenwoordig de kostbare col portage en reclame. Reeds eene eeuw geleden bezigde eene eerzuchtige en talentvolle Russin, Juliane von Krüdner, de vrouw van den Rusmiilm MUI IIIH niniit l u n umi De Nationale Vrouwenraad. Het beroep door Mevrouw Pekelharing in haar schrijven gedaan op de medewerking van de plaatselijke comités der vereeniging Natio nale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid" geeft den leden van het plaatselijk Comitéte Almelo aanleiding tot de mededeeling, dat zy met belangstelling en appreciatie hebben kennis genomen van hetgeen de vereeniging bedoelde en van wat zij tot stand bracht; dat zij echter vreezen, dat het door die vereeniging gesteld doel zal worden voorbijgestreefd door de oprich ting van een' nationalen Vrouwenraad, die uit den aard der zaak gevaar kan opleveren voor eenzydigheid in tegenovergestelde richting als de thans heerschende, die door de vrouwen n door de vooruitstrevende MANNEN ??terecht ver oordeeld wordt; dat zy de overtuiging zyn toe gedaan, dat met de maatschappely'ke eenheid als doel voor oogen, aansluiting by den man de kans op vervulling van hare wenschen tot verbetering van haren rechtstoestand en van hare maatschappelijke positie bespoedigen zal en in afscheiding van den man gevaar schuilt voor overdrijving en eenzydigheid, die de sym pathie zou kunnen verzwakken, waarvan toongevende mannen blyken gaven, dat zy met vertrouwen de behandeling te gemoet zien van wetsontwerpen rakende de positie der vrouw, en dat zij niet wenschen mede te gaan in eene richting, die schijnbaar afbreuk doet aan het recht, dat de vrouw door hare daden, doende is zich te veroveren en waarvan de erkenning van regeeringswege reeds eenige malen is gebleken; het recht n.l. op aandeel in den maatschappelyken arbeid, in overeenstemming met haren aanleg, het recht dien aanleg te mogen ontwikkelen tot individuëele kracht, die direct hare omgeving, indirect de gemeenschap ten goede moet komen. Namens het Comité, M. VAK BONEVAL FAUKE, DE MBNTHON BAKB, Presidente, J. WILMES, Secretares.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl