Historisch Archief 1877-1940
No. 1115
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
uitvoering der armenwet in Friesland"
terecht op, dat het juist dit is en het
bezit van eenig vee, wat den veldarbeider
b.v. in Overijssel zoo gunstig van dien
in Friesland onderscheidt. Het gebruik
toch van eenig land beperkt de armoede
en dus ook de armenzorg.
Ook mag men het van veel belang
achten, dat in Friesland pogingen worden
aangewend om eene betere opleiding van
jonge handwerkslieden te verkrijgen. Alleen
te Leeuwarden is eene ambachtsschoo'l.
Daarom heeft men den blik gevestigd op
Drenthe, waar de »Vereeniging ter bevorde
ring y/h Ambachtsonderwijs" zoogoed werkt.
De vereeniging »Door Arbeid tot
Verbering" heeft reeds veel gedaan. Zij werd
zelfs door het Landbouwcomitéeen model
genoemd voor dergelijke vereenigingen in
andere provinciën. Van harte hopen wij,
dat aan die roepstem gehoor moge ge
geven worden. Waarschijnlijk zullen dan
de sociale toestanden iets gunstiger worden.
Want een gevolg zal zijn, dat de trek
van de plattelandsbevolking naar de steden
vermindert, misschien zelfs het omgekeerde
plaats grijpt, en tevens, dat eene weder
welvarende plattelandsbevolking de nering
doenden in de steden begunstigt.
S n eek. Mr. M. C. NIJLAND.
Mnziefc in de Hoofdstad.
Een groot man heeft gedurende eenige dagen
van de afgeloopen week in ons midden ver
toefd. Een groot man, met een beminnelijk
karakter en een ryk ontwikkeld gemoeds
leven, hetwelk zich op velerlei kunstgebied uit.
Maar het was ook een belangrijke, een gewich
tige dag voor ons Concertgebouw-orehest; een
dag die medetelt, een dag die roemryk in
ons kunstleven zal zyn aangeschreven staan,
den Zondag van 29 October; want toen nam
de grootste der thans levende componisten
EICHAED STEAUSS den dirigeotenstaf op, om
ons voortreffelijk orchest, eenigszins versterkt,
tot een der schoonste daden aan te voeren,
waarop het zich ooit zal kunnen beroemen; n.l.
tot het reproduceeren van de moeilijkste, van
de meest gecompliceerde partituur, welke tot
dusverre het licht zag. Ik bedoel de
Tondichtung »Also sprach Zarathustra. Doch niet
in de moeilijkheid, of in het vernuft zit de
groote toovermacht, die van deze partituur
uitstraalt. Het is veeleer de genialiteit, waar
mede de componist zyn stof opgevat en weer
gegeven heeft, die ons onder den indruk brengt
van iets grootsch. Niet zoozeer de middelen, die
hy' heeft aangewend, doch veeleer de vorm en de
gedachten waartoe die middelen zy'n dienstbaar
gemaakt, oefenen op den ontvankelyken toe
hoorder dien magischen invloed uit, dien men
slechts bij een geniaal kunstenaar ondergaat.
Het is niet de bedoeling geweest van Strauss
om Metzsche'g werk Also sprach Zarathustra"
getrouw muzikaal weer te geven. Ware dit
het geval geweest, dan had de componist de
woorden van den auteur moeten bybehouden
en dus den draraatischen vorm ot dien der
cantate moeten kiezen. Strauss heeft slechts
weer willen geven zijne eigene gewaarwordingen;
de gevoelens die hy beeft ondervonden, bij het
lezen van het werk van Nietzsche. De indruk,
door de koene en phantastische figuur op zyn
ziel gemaakt, heeft hem opgewekt tot het uiten
zijner gedachten op zjjne wijze, in zyne taal,
in zy'n vorm, d. i. dien der Tondichtung"
voor groot orchest. Het ia waar, Strauss heeft
enkele grepen gedaan uit het werk van Nietzsche
en die hier en daar in de partituur aangeduid.
Strekt dit den toehoorder tot verduidelijking,
zooveel te beter; zoo niet, dan kan hij
die toelichting ontberen. Velen wenschen
echter eene toelichting. Zoo heeft Alexander
Ritter by Tod und Verklarung" een vers ge
schreven, na het hooren van het werk. Dit
vers wordt steeds op het programma afge
drukt en maakt op den oningewyden hoorder
den indruk als te zyn de aanleiding tot de
compositie, in plaats van omgekeerd. Zoo
heeft Wagner, by zy'ne beroemde uitvoering
van Beethoven's Negende" te Dresden een
programma ontworpen, aan Goethe ontleend,
waarvan de woorden, zooals hij zegt: wenn
sie auch keines weges mit Beethoven's Werke
in einem unmittelbaren Zusammenhange stehen,
dennoch die ihr zu Grunde liegenden höheren
menschlichen Seelenstimmungen so erhaben
ausdrücken, dass man im schlimmsten Falle
des Unvermögens eines weiteren
Verstandnisses, sich wohl mit der Festhaltung dieser
Stimmungen begnügen dürfte, um wenigstens
nicht ganzlich ohne Ergriffenheit von der
Anhörung des Musikwerkes scheiden zu mussen"!).
Wil men zich nu volkomen rekenschap geven
van den indruk, dien men by' het aanhooren
van Strauss' Tondichtung ontvangt, dan zal
men zich meer moeten verdiepen in den
muzikalen gedachtengang van den componist, dan
in het werk van Nietzsche. Overigens ben ik
het geheel eens met Arthur Hahn, die in der
Musikführer" zegt dat ein moderner
Komponist ebensogut seine Anregungen empfangen
könnte aus dem gleichfalls dichterische und
philosophische Gedanken in sich vereinigenden
Goethe'schen Faust, von dem brigens auch
mancher Zugin die Strauss'sche Tonschöpfung
mit hineinspielt".
Keeren wij nu tot het werk zelf terug.
De instrumentatie vordert, behalve het sterk
bezette strykquintet, 4 fluiten, 3 hobo's en
eng. hoorn, 3 clarinetten en bas-clarinet, 3
fagotten n contrafagot, 6 hoorns, 4 trompetten,
2 bazuinen, 2 tuba's, orgel, 2 harpen, pauken,
groote trom, bekken, triangel, klokkenspel en
een klok gestemd op groot E. Wat nu de
componist met dat materiaal heeft verricht
1) Richard Wagner's gesammelte Schriften
und Dichtungen. Theil II.
iiimmiiiiimiiiiiiMiiiiilmiiiimiiiuiimiuuiMiiiiiimiiuiimniiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
grenst aan het on geloofelyke. Klankeffecten van
wonderbaar ongehoorde uitwerking heeft hy er
mede bereikt. Zoo grootach en overweldigend
als b. v. by de eerste groote fermate is wel nog
nooit een C-dur accoord geschreven. Met
dezelfde virtuositeit in de behandeling der
instrumenten zyn echter ook de nuances van
teederen aard weergegeven; zoo behoef ik
slechts te herinneren aan de wals, waar de
solo-viool en twee hobo's, met de andere
stry'kinstrumenten tot achtergrond, een verrukkelyk
beeld van poëtische bekoorlijkheid te voorschijn
tooveren. Zoo is de eenvoudige melodie in As
van de alt-violen in tertsen een juweel van
conceptie en uitvoering. Zeer bewerkenswaard
is dan nog de hartstochtelyke passage in c
kleine 3, met den opstijgenden decimesprong;
de thans reeds beroemd geworden fuga in de
lage violoncellen en contrabassen, onmiddellijk
gevolgd door den vurigen dans in 4/4 rhythme.
Voorts de duizelingwekkende verwerking der
thema's, kort voor den wals-aanhef.
Doch waar blijf ik Alleen zij nog vermeld,
dat, zelfs in het grootste forte, nooit de klank
brutaal wordt; steeds verkeert men onder den
indruk van het majestueuse.
Niet oninteressant is het ook voor den lezer
te weten, dat het atrykquintet, gewoonlijk slechts
op vijf lijnen genoteerd, by Strauss, door split
sing der verschillende strykinstrumenten, tot
achttien zelfstandige stemmen aangroeit. Zeer
opvallend is ook het gebruik en de afwisseling,
dikwijls zeer onverwacht, der toonaarden C «n B.
De uitvoering was geheel het werk waardig.
Het orchest volgde den genialen componist, die
niet minder een geniaal leider bleek te zyn,
op zijne minste wenken; maar ook aan geen
enkele der ontzettende technische moeilijk
heden bleef het iets schuldig, zoodat het vol
komen verklaarbaar is, dat de componist in
opgetogenheid verkeerde over de vertolking van
zijn werk.
Onder leiding van den gelukkig weer her
stelden heer Mengelberg, werd nog uitgevoerd
de D-dur symhonie van Mozart, zoo kuisch en
fijn en tegelijk zoo gracieus als men moeily'k
elders te hooren zal krijgen; voorts nog Tod
und Verklarung" eveneens op grandioze wy'ze.
inHMiiimmiiiMMimiiiiiMiiMiMimiiiiiiiiMiiMiiiiiiiiiMHmiiimimiMiimiiiimimiiiiii immuun
Den Vrijdagavond te voren werden nog door
het Klein-koor a Cappella" onder myne leiding,
in intiemen kring uitgevoerd, de beide
zestienstemmige koren van Strauss, waarover vroeger
door my' in dit blad werd geschreven. De
Jacob-Hymne had de componist nog nimmer
gehoord; het andere nummer der Abend",
den avond te voren in Aken. Het zal voor
de dames en heeren van het koor steeds eene
streelende herinnering blyven, dat de com
ponist zich herhaaldelijk met den grootsten
lof heeft uitgelaten over hetgeen het koor heeft
gepraesteerd en, niet minder, dat hy na afloop
der auditie nog eenige oogenblikken op onge
dwongen wy'ze persoonlyk met hen heeft ver
keerd.
En thans is Strauss naar Berlijn vertrokken,
waar hy den vroeger door Weingartner bezette
post van Hofkapelmeester aan de opera heeft
aanvaard. Hy' zal zeker de beste herinnerin
gen medegenomen hebben aan Amsterdam.
alwaar men zijne werken misschien beter waar
deert en begrijpt dan ergens elders, doch ook
wij Amsterdammers hebben de banden van
geestelijke verwantschap met den genialen en
beminnelijken kunstenaar nauwer toegehaald.
Maandag 31 Oct. had ik voor het eerst ge
legenheid de Italiaansche opera te bezoeken.
Ik hoorde er Manon Lescaut van Puccini. De
samenstelling van dit gezelschap is dit jaar
uitstekend. Voor alles verdient het orchest den
grootsten lof. Alle eer hiervan aan den
talentvollen leider Emmanuel Natale. Het beteekent
niet weinig een ad hoc samengesteld orchest,
binnen een paar weken tijds, tot zulk een goed
geschoold corps te vormen.
Doch ook het solo-personeel biedt dit jaar
veel voortreffelyks. Vooral het spel staat by deze
Zuidlanders op eene groote hoogte. Zon
dert men uit het zingen in bet publiek,
waaraan men zich eenigszins moet gewennen,
dan volgt men met welbehagen elk gebaar,
elke handeling. Geen zweem van styfheid en
gedwongenheid; alles is even los en tengevolge
daarvan komt men zeer onder den indruk van
natuurlykheid, Signora Adami zong de titelrol.
Haar stem is omvangrijk, doch niet sterk; in
UIIIIUUIUIIIUUIIIUIIIIIIIIIIUUIIIIIIIIIUIIIIIlllllLIIIIMIUIIIintffll
VOO B DAME£.
Het schoone lerai,
(Slot.)
En dan, en dan !... Toen ik, nu een paar
dagen geleden, een zonsondergang bijwoonde,
zoo schoon als ik hem nog maar zelden beleefd
heb; zóó gloedrijk, dat zelfs kleine kinderen
hun spel staakten en opzagen naar den hemel
vol kleur en glans, terwijl mij de oogen vochtig
werden en mijn hart neiging voelde tot aan
bidden ; toen kwamen er gedachten en gevoe
lens over mij die een poëem zouden vormen,
indien ik ze zóó kon uitzingen als ze weerklonken
in mijne ziel. Toen was het mij als ging onze
eeuw onder, niet in het bloedige rood van wreede
zelfzucht, voerende tot onmenschelijke afpersing
van de kleinen door de machtigen en grooten,
tot broedermoord uit rassenhaat en sluwe bere
kening ; maar in het zachte purper der
waarachtige menschenmin, in het schitterende
blauw der trouwe beloften en het teedere groen
der zoete hope; als schreef zij met
vlammenschrift op de rustig drijvende wolken de belofte,
den heiligen eed, dat hare opvolgster alles tot
daden zou maken, wat bij haar verscheiden een
tot inkeer komende menschheid droomde en dacht.
En ik voelde het, diep in mijne ziel, als onbe
twistbare waarheid, dat de twintigste eeuw
schoon zal zijn, schoon en grootsch en edel;
en ik voelde het als eene wet, waaraan te
gehoorzamen zoet geluk is, dat wij allen, wie
wij ook zijn mogen, met al ons voelen en denken
en doen, mogen, moeten en kunnen medehelpen
om van die eeuw te maken de eeuw der ver
vulling, der verlossing, der redding; de eeuw
waarin de geheele menschheid zal ontwaken
als uit een bangen droom in duisteren nacht,
tot blij leven in den vollen zonneschijn.
En neergezeten op den bergrand die afloopt
in het stille dal, opziende tot de steeds wis
selende, steeds glorievoller wordende heerlijkheid
vóór mij, droomde ik droomen die dwaas schijnen,
maar het niet zijn. Ik vroeg mij af, waarom
er zoo weinigen oog en hart hebben voor der
gelijk schoon, en of er in ons openbare leven
wel genoeg gedaan wordt om bij de menschen
datgene te ontwikkelen wat, als eene opheffende
kracht, zou tegenwerken den lust naar laag
genot, naar ruwe scherts en bedwelmenden
alkohol. Ik vroeg mij af, waarom in onze eeuw
van licht, de huisjes der armen en minvermo
genden moeten gelijken op duistere klooster
cellen en grafkelders ; waarom onze daken stug
en spits ten hemel stevenen, geen plekje open
latend van waar men den blik vrijelijk kan doen
rondwaren naar alle hemelstreken. Ik vroeg mij
af waarom wij, kinderen van den nieuwen tijd,
in onzen huizen- en stedenbouw nog de traditiën
huldigen der middeleeuwen, waarin de natuur
werd miskend, waarin de zon werd gesloten
buiten de huizen en de straten, opdat niet, met
haar licht, het licht der wetenschap en der vrije
gedachte intree deden in de hoofden en harten
der menschen En ik droomde van huizen en
huisjes, die door bunnen bouw de menschen
die er in wonen zouden dwingen tot vrij en
blij rondblikken naar het groen daarbuiten en
den vrijen hemel en de wijde wereld. Ik zag
huisjes, niet met een leelijk vierkant gat hier
en daar, maar met in iedere kamer n groot
drievoudig venster, voor plompheid behoed door
opgaande boogvorming. Eén breed venster in
het midden, met openslaande ramen om lucht,
vél lucht toe te laten in het vertrek; en aan
beide zijden smalle schuiframer», die,
desverkiezende, geopend kunnen worden zonder dat
de bloemenversiering telkens behoeft te wor
den weggenomen. Voor die schuiframen dacht
ik mij, in sierlijke golvingen, de draperie die
aan geen venster ontbreken mag: want een
venster zonder draperiëu is als een oog
zonder oogleden, star en koud. Licht en
lucht moet er wezen, maar draperiën mogen
er niet ontbreken; daarom moet er plaats en
gelegenheid wezen voor alles.... En ik vroeg
mij af of de menschen, kijkende door die heldere
groote ramen, over de bloemen heen die vroolijk
voor de ruiten bloeien, naar het groen in hun
eigen tuintje en dat van den overbuurman, aan
de andere zijde van de nieuwe breede straat,
niet een weinig verfijnd en veredeld zouden
worden door al dat licht en al die lucht, door
de sierlijke vormen van blad en bloem en de
lachende kleuren der laat sten? Of ze, verliefd
wordende op vorm en kleur, niet tot elkander
zouden zeggen dat een mooie gravure aan den
wand beter is dan eenige glazen bier en sterke
drank in de maag; en dat het liefelijker is, met
een boek in de hand te zitten op de bank in
het kleine tuintje, dan met een glas aan de
lippen in de smerige kroeg.... En ik zeide tot
mij zelf: in de volgende eeuw, de eeuw der
edelmoedige daden, zullen de arbeiders wonen
in huisjes met breede vensters en bloeiende
tuintjes, en zij zullen met de oogen vol naïve
verwondering zien dat het leveu schoon is.
En ik droomde van daken, die niet langer
ongenaakbaar waren voor de bewoners der huizen.
Ik zag op ieder dak een klein plekje, een uit
kijk, waarheen de bewoners des huizes kunnen
opklimmen na den heeten zomerdag, om hoog
boven het straatgewoel, den stillen hemel te
zien en frissche lucht in te ademen; waarheen
het heele gezin gaat om een schoonen zons
ondergang te zien, als naar een schouwspel dat
nog dagen lang de gedachten bezig houdt en
de gesprekken vervult. Waarheen de vader zijn
kinderen lokt om hen te wijzen op heerlijkheden
van den sterrenhemel en hen vertelt wat hij
gezeten op de bank in zijn tuintje, las van de
werelden die de oneindige ruimte bevolken....
En ik vroeg mij af, of de menschen niet beter,
niet edeler worden zouden, indien de frissche
lucht kon stroomen door hun longen, indien d<;
scheidende zon kon stralen in bun harten, indien
de starrenhemel kon spreken tot hunne ziel?
En ik zeide tot mijzelf: in de volgende eeuw,
de eeuw der edelmoedige daden, zal op het dak
der eenvoudigste werkmanswoning een plekje
zijn, waarheen hij gaan kan om frisch te ademen,
en om reine indrukken op te vangen met de
oogen des lichaams en der ziel.
En nog meer zal hij hebben, droomde ik.
Ontspringt het water daarom juichend en klate
rend uit de diepte der bergen, dat de werkman
er zijn .vermoeide leden niet in dompelen zal ?
Liggen daarvoor de wouden uit den oertijd, in
steenkool herschapen, opgestapeld in de
voorraadsschuren der aarde, dat de werkman zich
niet zal koesteren in den gloed dien zij vermo
gen te verspreiden ?. .. De twintigste eeuw zal
ook dat den werkman brengen: water eu gas
in zijne woning, en een badvertrekje waar hij
zijn stijfgewerkt lichaam kan lenig maken met
een lauw bad, of zich in de vroege ure tot den
arbeid sterkt door eene onderdompeling in koud
water.
En nog meer, nog meer! Brengt het volk
daarvoor zijne millioenen schatting op, dat er
geen scholen zullen oprijzen aan alle oorden en
in alle stadswijken, scholen waar een aantal
mannen en vrouwen zich geheel kunnen wijden
aan een beperkt aantal leerlingen ? En zullen
die scholen gebouwd worden opdat het naakte
en hongerende kind van den proletariër ze niet
bezoeke ? En zal het kind dat ze bezoekt niet
leeren dat er in de wereld in ons en om ons
oneindige schatten van schoonheid, geluk en
genot liggen opgehoopt, schatten, bestemd voor
iedereen; zal het kind het kind van alle
standen er niet leeren dat het leven schoon
kon zijn voor iedereen, indien, indien er
vrede ware op aarde; vrede tusschen de mogend
heden, ja, maar ook vrede in de harten; indien
de menschen in elkander dat welbehagen zochten
dat den hoogmoed knot en den haat afstompt,
dat vergeven en vergeten wil, dat de
broederhand wil toereiken en aannemen, dat, bedroefd
zijnde en vol berouw over het oude, een nieuw
leven wil bouwen op de nieuwe grondslagen
van Recht en Liefde ....
Zóó dacht en droomde ik, terwijl boven mij
het purper verschoot en het goud versmolt, en
de wonderteedere glanzen van blauw en groen
wegbleekten tot witachtig grauw en geel. Maar
het werd niet duister, noch aan den hemel, noch
in mijne ziel. Want aan den donkeren Oostdijken
hemel doorboorden reeds de sterren de duisternis,
en in mijne ziel lichtte het van hoop en ver
trouwen.
En ik zeide tot mij zelf: ik zal spreken tot
alle mijne zusteren, tot haar zeggende: Voed
u zelven op, om uw zelfs en om der
menschheid-wille. Wees goed, wees groot, wees innerlijk
schoon. En indien wij allen, zoo weinigen wij
ook zijn, brandpunten worden van helder deuken,
rechtvaardig willen, schoon voelen en warm
liefhebben, zullen de van ons uitgaanda
stralen dan niet wellicht hen bereiken die zitten
op de gestoelten der heerschers, en wetten maken
voor het volk ; of hen, die huizen bouwen voor
de menschen, en hen die op duizenderlei wijze
tot hen spreken ? En zullen zij niet misschien,
hun licht ontstekend aan het onze, begrijpen
dat de zon moet schijnen óók in de huizen der
armen, dat ook het volk moet worden opge
heven tot schoon genot en waar geluk, en
zullen zij niet misschien hun wetten maken
hun woorden spreken, hun huizen bouwen met
het oog op die noodzakelijkheid ?
Intusschen, om niets te verliezen, noch tijd,
noch gelegenheid noch kansen, laten wij
dadelijk beginnen, ieder met ons zelf. Hoe
nederig onze werkkring, hoe gering onze kracht
moge zijn, in onze macht staat het een leven
te leiden van goedheid en schoonheid. Stralen
spreidend als de zon op hare middaghoogte; en
gelijk zij, kalm en vredig ter kimme dalende, nog
schooner, ja schooner dan ooit in haren ondergang.
Aywaille, September .... NELLIE.
Tentoonstelling m Vrouwenarbeid.
Van de Verslagen der congressen gehouden
bij gelegenheid van de nationale tentoonstelling
van arouivenarbeid is het eerste verschenen.
Het behandelt het congres voor «Vakopleiding
voor vrouwen", van 11?14 Juli gehouden.
Wanneer men uittelt dat er in die drie
dagen 230 bladzijden afgepraat zijn, en een
evenredigheid opzet met den duur der Ten
toonstelling als derde element, komt men tot
een respectabel cy'fer. Het verwondert dan
ook niemand dat de uitgever, de heer W.
Versluyg, die bij het begin der Tentoonstelling
niet durfde benaderen hoeveel er gedrukt zou
moeten worden, nu op 125 vel rekent. Schijn
baar een ware rystenbrijberg, en de oude
comici, met hun grappen over de breedspra
kigheid van vrouwenparlementen, zijn op het
punt, gelijk te krijgen.
Gelukkig spreekt dit eerste verslag het ver
moeden triomfantelyk tegen. Het bevat inder
daad veel beiangrijks. Onder het dozijn redevoe
ringen zyn eenige monographieën, wier stelsters
en stellers zich door haar werk terstond als
vraagbaak over het onderwerp gelegitimeerd heb
ben; mej. Johanna ter Meulen behandelde de
vrouw als opzichteres over arbeiderswoningen,
mej. Sparnaaij als toezichtster op fabrieken en
werkplaatsen, mej. Truda Mertens als tand
heelkundige, mevr. Weusman als doofstom
menleerares, mevr. van der Laan als lid van
Tesselschade, de heer J. de Vries als winkeljuf -i
frouw, de heer Ivens als photografe. de heer
Eelting als byenteelster, mej. de Leeuw als
tuinbouwster. Misschien nam de rede van mej.
Mossel, als uitsluitend bestemd voor eene
speciale afdeeling van protestanten, wat veel
ruimte in; evenals die van mej. Mary
Fleischmann, die eenvoudig reclame maakte voor de
levensverzekering. Daarentegen waren drie
hoogstbelangrijke bijdragen die van Mr. Kerdijk
over Arbeidsinspectie, die van mej.
Verkouteren over De vrouw en de Handel, en zeer
in 't bijzonder die van Dr. Catharina van
Tussenbroek over Het tekort van levens
energie bij onze jonge vrouwen en meisjes.
Deze laatste bijdrage, die aan duizenden en
tienduizenden ten goede komt, te belangrijker
omdat zij het heden en de toekomst van de
vrouw in de meest intelligente klasse onzer
maatsehappy behandelt, zouden wij wel tot
een boek van dezelfde schrijfster uitgebreid
willen zien; zij is voldoende om dit deel van
het verslag tot een belangrijk boekje te maken.
Wanneer ieder der volgende deelen n even
belangrijke bijdrage bevat, is men aan het
bestellen en doorlezen der 125 vel niet bekocht.
Albine Pecha.
De arme Albine Pecha, die te Weenen als
offer van de pestbacillen gevallen is, had een
paar malen de kans gehad op een zeer
fortuinlyke toekomst. Zij was de dochter van
een spoorwegbeambte te Budweis, en moest
evenals haar zusters de wereld in om haar
brood te verdienen. Zij was de mooiste. Twee
jaar geleden kwam zij als kamermeisje in het
Hotel du Nord te Weenen, waar een zeer
rijke weduwnaar op haar verliefde en haar
voorstelde te trouwen. Albine vond hem te
oud; hy had reeds volwassen kinderen. Zij
wees hem af en daar hij het haar las
tig maakte, gaf zij haar betrekking op en
werd kamermeisje in een der eerste hotels te
Karlsbad. Hier logeerde een schatrijk Ier,
die haar voorstelde, hem als verpleegster naar
Ierland te vergezellen. Zy nam het aan, het
contract werd opgemaakt en zy' ging mee naar
Belfast. Daar gekomen, bleek het haar dat
zy eigenlijk niet de behoorlyke kennis had,
die tot verpleging van haren zieke noodig
was ; zij kwam overeen, dat zij in een hospitaal
een cursus zou doormaken en met dat doel
vertrok zij naar Weenen, waar zij op 25 Juni
van dit jaar aankwam.
De hoofdverpleegster van het Rudolphinum,
waar zy' zich eerst aanmeldde, wees haar af
omdat zij te jong was; zy wendde zich nu
tot het Algemeen Ziekenhuis en vond er een
plaats als hulpverpleegster. Op l November
zou zij het hospitaal verlaten om naar Ierland
terug te keeren. Als hulpverpleegster werd
zy met het meisje Hochegger met de verpleging
van den zieken laboratoriumknecht Baritsch
belast; men weet met welken afloop.
miiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiuiiiiiitiniiiiiim
Wintermode. Thermophoren.
Reclame. Boekversiering. Vrouwen
bond.
Bij den Grand Prix d'Automne, op 9 October
te Longchamps, scheen de eenvoud en gemak
kelijkheid der mode, die de laatste jaren by'na
verwondering gewekt heeft, plaats gemaakt te
hebben voor een wedyver in excentriciteiten.
Men zag er de wonderlijkste vertooningen in
coupe, vorm en garnituur. Eenige dames had
den den rok van de taille tot de knieën zoo
strak getrokken, dat dit gedeelte der gestalte
geheel gemouleerd werd, terwy'l daar beneden
de eigenlyke rok, met een overvloed van
garneersels en volants begon. Nog wel zoo dwaas
was het, wanneer op een rok van dien vorm
een tunique gedragen werd, van achteren slechts
eenige centimeters lang en naar voren zich
verlengend tot beneden de knie.
De modekleuren zijn ook dit jaar opzichtig,
helder blauw, korenblauw, bleu de roy, heftig
rood, violet, ook eenige lichtere kleuren blauw,
turquoise malade, pervenche, bleek gry'sblauw
en grijs. Tegenover al die kleuren staat het
zeer veelvuldig gebruik van zwart en wit; de
halve tinten, de goudbruine en feuillemortes,
de beiges en mastics, de havana's en bronzen,
de tabacs en terra-cotta's hebben voorloopig
weer uitgediend. Daarentegen is zeer in gunst
de combinatie blauwe en mauve; men kan
heel goed een marineblauwe japon met een
lilas hoed dragen, of mauve opslagen op een
korenblauwe japon.
Een zeer opgemerkt costuum bestond uit
drieërlei stof, van drieërlei tinten mauve. Een
patroon van groote bloemen en takken was
uitgeknipt uit mauve laken en geappliceerd
op een transparant van lilas zijden mousseline,
sen weinig lichter dan het laken, Hieronder
werd een rok van blauwachtig lilas taf gedra
gen ; het geheel maakte een feeërieken indruk;
er was een toque bij van souple wit vilt met
camelias en cameliabladen.
sischen gezant te Parijs, eene kostbare reclame
om de aandacht te vestigen op haren roman
Valérie. Het boek was zonder haar naam uit
gekomen; zy reed nu naar de voornaamste
modewinkels en vroeg er om een toilet a la
Valérie. Men wist niet wat zij bedoelde; zij
verklaarde nu dat in den boeienden roman
Valérie het toilet dat zij bedoelde beschreven
was en dat zy' er de dames om haar heen
over had hooren spreken. Zij bestelde in ieder
der winkels het bewuste toilet, en daar het
werkelijk iets byzonders en elegants was,
maakten de leveranciers het heel mooi, en
rieden het aan hare klanten aan, met den
naam van den roman. Wat van Pary's kwam
werd in dien ty'd overal, in Duitschland, Enge
land, Rusland, nagevolgd en de roman Valérie,
die trouwens niet slecht was, vond een bui
tengewone verspreiding.
* »
*
Een aardig idee voor Kerst- of
St.-Nicolaasgeschenken is, iemand een zijner
lievelingsschry'vers aan te bieden, in een fraaien, eigen
gemaakten band,| met miniatuur-portretten,
illustraties of wat ook versierd. Bijna iedere
kunst, die men beoefent, kan voor het
illustreeren of inbinden van een boek gebruikt
t worden, branden, houtsnijden, schilderen,
tee' kenen, borduren, knippen, metaalwerk; het
! inbinden zelf is een kunstindustrieel vak,
i dat meer een liefhebberskunst kon zijn, dan
het hier te lande nog is. Men behoeft niet,
als in het Evangelie van Karel den Groote,
iedere bladzyde tot een schilderwerk, iedere
hoofdletter tot een miniatuur te maken, en
den band met goud, email, zilver en edelge
steenten te overdekken; een exemplaar van
een dichter, met zorg en geest versierd, is een
aardig souvenir, dat gemakkelijk bewaard wordt
en lang zijn waarde houdt.
* *
*
Van 2 tot 6 October heeft de derde
algemeene vergadering van den Bond van Duitsche
Vrouwenvereenigingen te Hamburg plaats gehad.
E?e.
ifiiiiiiiimitiiiiiiiiiiiluiiiiiiiiiiiiiiiiliituiniiutiiiiiiiiiiiiiiiïiiiiiuiHMtM
* *
*
Sedert eenige jaren zyn stoven in gebruik
gebracht, die langs chemischen weg verwarmd,
heel lang hun warmte behielden en dan spoe
dig weer in denzelfden toestand konden ge
bracht worden. Dit procédéberust op de
eigenschap, dat eene oplossing, al
kristalliseerend, warmte afgeeft, en dat kristallen, al
smeltend, warmte binden; hetzelfde gebeurt
met y's en water. Men laat dus kristallen
(azijnzure natron, aluin, etc.) door warmte
smelten, en zoolang tot ze weer gekristalli
seerd zijn, geven ze warmte af.
Deze eigenschap is door de Deutsche Patent
Gesellschaft te Berlijn niet enkel op stoven
toegepast, maar op allerlei toestellen, onder
den titel thermophor vereenigd. Schotels,
koffiekannen, trekpotten, bouilloires, kastrollen,
komforen van verschillende grootte worden
vervaardigd, die 2 tot 6 uur lang hun warmte
houden, wanneer ze vóór het gebruik vijf
minuten in kokend water gelegen hebben. In
eenige gevallen is dit zeer nuttig; er is bv.
een cylinder by, waarin men een flesch melk
voor zuigelingen kan warm houden; er zyn
koffiekannen met 5 liter inhoud; er zijn water
reservoirs voor dokters; er is zelfs van toe
passing heel in 't klein: warme compressen
van caoutchouc, die men in kokend water
legt, met een flanel omwikkelt, en dan ge
durende verscheidene uren niet behoeft te
verwisselen.
***
Om kostbare boekwerken aan den man te
brengen, dient tegenwoordig de kostbare col
portage en reclame. Reeds eene eeuw geleden
bezigde eene eerzuchtige en talentvolle Russin,
Juliane von Krüdner, de vrouw van den
Rusmiilm MUI IIIH niniit l u n umi
De Nationale Vrouwenraad.
Het beroep door Mevrouw Pekelharing in
haar schrijven gedaan op de medewerking van
de plaatselijke comités der vereeniging Natio
nale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid" geeft
den leden van het plaatselijk Comitéte Almelo
aanleiding tot de mededeeling, dat zy met
belangstelling en appreciatie hebben kennis
genomen van hetgeen de vereeniging bedoelde
en van wat zij tot stand bracht; dat zij echter
vreezen, dat het door die vereeniging gesteld
doel zal worden voorbijgestreefd door de oprich
ting van een' nationalen Vrouwenraad, die uit
den aard der zaak gevaar kan opleveren voor
eenzydigheid in tegenovergestelde richting als de
thans heerschende, die door de vrouwen n
door de vooruitstrevende MANNEN ??terecht ver
oordeeld wordt; dat zy de overtuiging zyn toe
gedaan, dat met de maatschappely'ke eenheid
als doel voor oogen, aansluiting by den man
de kans op vervulling van hare wenschen tot
verbetering van haren rechtstoestand en van
hare maatschappelijke positie bespoedigen zal
en in afscheiding van den man gevaar schuilt
voor overdrijving en eenzydigheid, die de sym
pathie zou kunnen verzwakken, waarvan
toongevende mannen blyken gaven,
dat zy met vertrouwen de behandeling te
gemoet zien van wetsontwerpen rakende de
positie der vrouw, en dat zij niet wenschen
mede te gaan in eene richting, die schijnbaar
afbreuk doet aan het recht, dat de vrouw door
hare daden, doende is zich te veroveren en
waarvan de erkenning van regeeringswege reeds
eenige malen is gebleken; het recht n.l. op
aandeel in den maatschappelyken arbeid, in
overeenstemming met haren aanleg, het recht
dien aanleg te mogen ontwikkelen tot
individuëele kracht, die direct hare omgeving, indirect
de gemeenschap ten goede moet komen.
Namens het Comité,
M. VAK BONEVAL FAUKE, DE MBNTHON BAKB,
Presidente,
J. WILMES, Secretares.