Historisch Archief 1877-1940
6
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1115
De politie-apt van
(Judy.)
de wereld.
JOHN BULL : »Hm ! het schijnt, dat ik de handen vol zal krijgen J"
Een uienf e Paraflüs-Mstorie.
[»De slang nu was listiger dan 'alle
dieren des velds."]
(Simplicissimus.)
»Mjjn dierbare medeschepselen, ik stel u een eeuwigen vrede
voor... tot dat ik dit brokje heb verduwd."
De Fasiioda-imaestie.
(Punch.)
JOHN BULL: »Maak dat je weg komt !"
FRANSCH OEGELMAAIDK : »Eh ! Wat geef je mij als ik wegga ?"
JOHN BULL: »Ik zal je wat geven als je niet gaat!"
De Fasüofla-paestie.
(Moonsliine.)
FBANSCIIMAN : »'t Is mijn haan !"
ENGELSHMAN: »Ja, maar hij zit in mijn kooi !"
de noteering der aand. in de sociétéinterna
tionale d'enterprises et exploitation lectriques
vermeerderd worden. Woensdag, Donderdag
en Vrijdag, 9, 10 en 11 dezer is de inschrij
ving op 5500 aandeelen, elk groot fr. 500, in
genoemde mpij, opengesteld tegen den koers
van fr. 650 bij de heeren H. J. van Ogtrop
& Zoon te Amsterdam n te Schiedam, voorts
b\j bekende bankierskantoren te Brussel en te
Antwerpen. Ongetwijfeld belooft de
electriciteit ten behoeve van verlichting en
dryfkracht veel. Volgens het prospectus be
doelt de internationale maatschappij tot net
ondernemen en exploiteeren van electrische
werken, in navolging van de groote
gelijksoortige duitsche en fransche mp\jen alle han
delingen zoowel op commercieel, industrieel
als financieel gebied die betrekking hebben
op electrische verlichting, op het overbrengen
van electriciteit en op tramwegen zoowel in
Belgiëals elders; verder het oprichten en
exploiteeren ^van alle soorten van concessiën
van verlichting, krachtsoverbrenging en tram
wegen door middel van electriciteit. De mpij
bezit reeds alle aandeelen van de compagnie
centrale d'électricitéde Moscou met de con
cessiën voor verlichting en krachtsoverbrenging
van Rostow en Ekaterinenburg in Rusland.
In Belgiëde conoessiën voor verlichting van
Spa, Thuin, Seraing, Ixelles. Omtrent andere
concessies is z\j nog in onderhandeling. Korten
tijd geleden richtte zij in Nederland een mpij
op die als hare filiale is te beschouwen en die
haar in de gelegenheid stelt naar alle electri
sche werken, die zich daar zullen voordoen,
mede te dingen.
Aan deze berichten van het prospectus voe
gen de heeren H. J. van Ogtrop & Zoon voor
noemd nog toe, dat bedoelde hollandsche
»filiale" met de oorspronkelijke concessiona
rissen voor de gemeente Hilversum en Naarden
een overeenkomct heeft gesloten, waardoor die
concessiën rechtstreeks door haar zullen wor
den geëxploiteerd.
De amerikaansche sporen in gunstigen zin
gewyzigd of op een enkele uitzondering na,
onveranderd. De 4 pCts. algem. hyp. Atchison
verbeterde van 92)4 tot 94, pref. aand. Denver
& Kio Grande van 52 % tot 541A, eert. v.
aand. Louisville van 54 X tot 56%. De-lezers
en correspondenten Louisville-waarden op
advies der Groene kochten, hebben nog steeds
reden tot tevredenheid. Dividend-uitkeering
mag allengs meer verwacht worden. De magere
jaren schenen voorbij te zijn. Ook Missoivri
Kansas & Texas 1ste hyp. en dito 2de hyp.
avanceerden ongeveer 2 pCt.
Het ontvangen origineele verslag van de
Western New York & Pennsyhania met balans
en winstrekening over het boekjaar '97/8 maakt
een aangenamen en vertrouwen wekkenden
indruk. Deze wordt verhoogd door de verkla
ring van de public accountants John Heins & Co.
te Philadelphia, die de boekingen en reke
ningen over genoemd jaar hebben onderzocht
en aldus eindigen: We also found the said
books and accounts carefully and creditably
kept. Met zulk een getuigenis is het dubbel
aangenaam in het verslag te lezen, dat de
netto-ontvangsten met bijna 200 duizend dollars
zijn vermeerderd en dat het overschot, na
betaling der verschuldigde interest op de 1ste
hyp. oblig. en op de General Mortgage
goldbonds, ruim C4 duizend dollars grooter is dan
dat over het vorige jaar. Hierbij doe ik den
lezer opmerken dat sedert l April '97 op de
laatstgenoemde boavis 3 pet werd betaald.
Vóór dien datum ontvingen de houders slechts
2 pet. (Na 1901 hebben ze op 4 pot. aanspraak.)
Het buitengewoon levendige handelsverkeer
in '97, deed het goederenvervoer ruim 19 pet.
toenemen. De vrachtprijzen verminderden
echter. Om die reden, zegt de president, is
het verblijdend, dat niettegenstaande deze
nadeelige omstandigheid, de toeneming van het
vervoer het mogelijk heeft gemaakt het
nettoinkomen zoo beduidend te vernoegen.
Al kan ik dit resultaat nog niet zeer bemoedi
gend noemen voor de houders van eert. v. aand.
en van de non-voting aandeelen, waaraan na
1900 stemrecht is verbonden, toch is het van
beteekenis voor de eigenaren van de 1ste hyp.
oblig. en van de bovengenoemde General
Mortgage bonds.
De inhoud van het verslag der Kansas City
Suburban Belt is niet zoo gunstig voor het
afgeloopen jaar, wél in verwachtingen voor het
volgende, door gesloten overeenkomsten met
aansluitende lijnen van andere mpijen. Men
weet dat de lijnen der genoemde mpij een
spoorweg rondom de Kansas City vormen.
De president durft geregelde dividendbetaling
voor het vervolg verzekerd achten. Dat is
misschien wat kras; erkend moet evenwel wor
den dat de kansen gunstig zijn.
De St. Louis & Cairo heeft over het afge
loopen boekjaar % pet. dividend betaalbaar
gesteld.
* *
*
Mevr. D. te A. No. l zoudt ge kunnen
verwisselen tegen aand. Louisville; No. 2 nog
wat houden, zie voor dividendbetaling boven
staand bericht; No. 3 belooft langzame maar
zekere verbetering. De November-coupon
Boxtel-Wesel Ie hyp. ged. ia betaalbaar met
f 18.-.
A. H. T. te 's G. De shares zijn op den
tegenwoordigen koers bepaald speculatief te
achten. Wellicht is binnen korten tijd de
noteering wederom hooger dan uw aankoop
koers. Dan zou ik verwisselen; wil mij dau
weder eens schrijven. Die oblig. had men u
niet als beleggingsfonds mogen aanbevelen.
In verband met uw aankoopprijs raad ik u
voorloopig aan: houden.
Mevr. B. te A. Als ge uw raadgever om
solied papier gevraagd hebt, dan heeft hij u
misleid of hij was geheel onkundig. Kans op
eenige uitkeering bestaat zoo goed als niet,
en daarom ook weinig of niet op beduidende
koersverbetering. Om u te raden betreffende
den aankoop van andere stukken voor de op
brengst, zou ik moeten weten of u geldbelegging
of speculatie bedoelt.
H. J. E. G. E. te den Haag. Louisville en
Moeara-Enim.
P. J. te Johannesburg. Wil mij nader om
trent die surinaamsche zaak bericht doen.
Met genoegen zal ik de genoemde heeren,
gedurende hun verbluf hier, ontvangen.
*
Brieven voor deze rubriek aan mijn adres.
Amst, Alexanderkade 4, 3 Nov. '98.
D. STIGTEB.
Hilda van Suylenburg.
Over eenige dagen zal bij den uitgever
Laurens van Hulst te Kampen verschijnen
een open brief aan mevrouw Goekoop?van
Beek en Donk over »Hilda van Suylenburg".
NIEUWE UITGAVEN.
Stellet, door HELENE LAPIDOTH?SWABTH.
Amsterdam, P. N. van Kampen.
Hertestein, door SOPHUS BAUDITZ. Een roman
in twee deelen, uit het Deensch vertaald.
Leiden, A. H. Adriani.
Einde November verschijnt bij L. G. C.
Malmberg te Nijmegen : Modernen, door M. A. P. C.
POELHEKKE. Dit werk van ongeveer 280
bladzgden, groot octavo, zal bevatten studiën over
eenige der voornaamste figuren uit de letter
kundige wereld onzer dagen. De bekende
schrijver behandelt hier Paul Verlaine^Willem
Kloos, August Strindberg, Johannes Jörgensen
en Frederik van Eeden, dichters, iu wier wer
ken het denken en dichten van onzen tijd zich
zeer sterk uitspreekt.
St. Nicolaas, twaalf versjes met melodieën,
door Mej. KATH. LEOPOLD. Groningen, I.
Oppenheim.
Het Hof te 's Gravenhage. De Prinsen van
Oranje of het Stadhouderlijk Kwartier, door
AKNOLD ISING. 's Gravenhage, W. P. van
Stockum & Zoon.
Onze West. Reisschetsen door Dr. A. H.
PAKEAU. Geïllustreerd en met kaarten, 's Gra
venhage, W. P. van Stockum & Zoon.
Verslag Algemeene Vergadering 1898 der
Nederlandsche Vereeniging tot Afschaffing van
Sterken Drank.
Een Vergeten Hoofdstuk. Supplement op
»Een halve eeuw" (Premie van het Nieuws van
den Dag), met teekeningen van JAN DE WAERDT.
j Amsterdam, S. L. van Looy, 1898.
1 De kleine Mercuurcode. Uittreksel uit de
Mercuw-code. 2e editie. Amsteraam, J. H.
de Bussy.
Algemeene grondstellingen, door HERBEKT
SPENCER, vertaald door v. Tricht. Afl. 10.
Amsterdam, v. Looy.
Inhoud van Tijdschriften.
Wetenschappelijke Bladen. Elfde aflevering.
j November 1898: De maatschappelijke toestand
i van Nieuw-Zeeland ; E. Meissonnier; Korea;
; Natuurrecht en staatkunde; Egypte en Soedan;
j De Markgravin van Bayreuth ; Korte
medej deeling uit buitenlandsche tijdschriften.
i Bibliografische kroniek.
j Eigen Haard No. 45: Viva, door de
Meerulaer, III. Prigèn en Omstreken, door J.
| E. Jasper, ambtenaar B. B., met afbeeldingen
' naar phot. van H. Versnel en L. André. (Slot).
j Zwervers (bij de plaat). Op de
RembrandtTentoonstelling, door een Leek. De
Zwer, ver, naar de schilderij van Emile Friant.
,' De Wilhelmina-Linde te Utrecht, door J. K. B.,
i met afbeelding. Fusains, door Edw. B.
Koster. Afscheid, door A. H.
Verscheidenj heid. Feuilleton.
j iiiliniinilniniiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiHiininiiiiiiiliiii'linniiinniliitliM
Brieven w eeyüi-officier aan zjjn zoon.
Beste jongen. Eindelijk weer eens een brie/
van mij! Ja, de zomer met ons zomeruitstapje
is er tusschen gekomen; ik zal mijn zwijgen
echter nu maar zoo gauw mogelijk verbreken,
door je onmiddellijk te antwoorden op je brief,
waarvoor ik je nog wel dank zeg. Je spreekt
over het maandschrift: De Landsverdediger en
vraagt hoe ik daarover denk en of ik in het
laatst verschenen nummer de huidebetuiging
aan H. M. de Koningin heb gelezen ? Het is
een korte vraag, die echter niet zoo kort beant
woord kan worden.
Welnu, hoe ik er over denk? Slecht, mijn
jongen, ik houd niet van dat maandschrift en
weet je waarom niet? om de anonymiteit, zoo
wel van schrijvers als van redactie. Met, dat
er dikwijls de waarheid in gezegd wordt, of
gegeeseld, waar geeseling misschien noodig is, is
mijn grief, maar de manier waarop. Dat, ellen
dige anonyme geschrijf stuit mij zoo tegen de
borst, omdat zelfs al zegt het de waarheid, het
in zijn wezen zelf niet waar, niet rond, niet
loyaal is. </Ja maar," zegt men dan, ^dat gaat
nu eenmaal niet anders in het leger; anonymi
teit is het eenige middel, om de waarheid te
zeggen en tocli zijn positie te kunnen blijven
behouden als officier."
Mijn antwoord daarop is in de eerste plaats, dat
dit laatste niet waar is; met den vinger kan ik
hen aanwijzen, de officieren, die de waarheid
gezegd hebben, tegen wien ook, de
hooggeplaatsten niet uitgezonderd, maar het was waar
heid gepaard aan groote kunde, erkend door het
geheele leger; in de tweede plaats echter, stel,
dat het wél waar is, zeg dan de waarheid, zet
je handteekening er onder en lijdt er voor, of,
houdt stilletjes je mond, wees een Multatuli
dan, of blijf thuis en kom nooit met een
schijnvertooa van moed. Want is liet geen
schijnvertoon? Het doet denken aan een clubje
inenschen die geen van allen aan hun chef durven
zeggen, dit of dat bevalt ons niet, totdat er
een op staat en met veel drukte roept; //nu
maar, dan zal ik hem dat eens eventjes vertel
len," heengaat en.... 's avonds een anonym j
briefje bij hem in de bus laat gooien, waarin
met veel vertoon staal, dat niemand het durfde
zeggen, maar hij wel, liij, anonymus I Is zoo'n
man nu moediger dan de rest? Och kom,
schijnvertoon, anders niets! Begrijp je mij, beste
jongen? Nog eens, ik kom niet op, tegen wat,
de L. zegt, dit laat ik er geheel buiten, maar
wel tegen de wijze waarop, tegen die hinder
lijke pedanterie op een moed, die er niet is,
omdat niet een van die schrijvers zijn vizier
durft opslaan, maar stiekem, ondanks alle groote
dappere woorden, achter de schermen blijft.
Er komen toch zooveel anonyme stukjes voor
in de verschillende tijdschriften, zal je nu mis
schien zeggen, maar bedenk, jongenlief, dat dit
heel wat anders is, om de eenvoudige reden,
dat bij die andere tijdschriften, de verantwoor
delijke redactie bekend is, hetgeen niet het ge
val is met de L.
Wat uu betreft, die huidebetuiging, ja die las
ik ook; of ik die mooi vond? Och, wat zal ik
je daarvan zeggen. De stijl doet mij aan na
bootsing van Multatali denken en dat vind ik
altijd erg gek staan voor menschen, die zijn
moed niet hebben! Het zinnetje: v Wij hebben
de innige overtuiging, dat wij U niet beter
kunnen dienen, dan door U de waarheid mede
te deelen, de waarheid, de geheele waarheid en
niets dan de waarheid5 staat nu wel erg kranig,
maar er moest achter staan: //tenminste hetgeen
wij voor de waarheid houden." Het is, geloof
ik, in veie gevallen, nog maar zoo spoedig niet
uitgemaakt, of de L. nu wel de waarheid zegt;
ik kan nu wel eens overtuigd zijn, dat precies
liet omgekeerde de waarheid is. Onmiddellijk
daarop volgt: ,/Ons dienen zal U daardoor wel
licht minder sympathiek schijnen, dan dat van
anderen" .... enz., hetgeen ik nu op zijn minst
een erg twijfelachtige hulde vind. De L. nl. is
overtuigd, de waarheid te verkondigen op eer
lijke manier en moet dus, dunkt mij, H. M.
zeker zoo hoog stellen, dat geen twijfel kan
rijzen of die manier van dienen zal met de
meeste sympathie worden begroet. Nu staat er
platweg niets anders, dan de veronderstelling,
dat «-wellicht" H. M. nog niet zoo hoog staat,
maar nog zoo bedorven is door die anderen, dat
genoemde manier van dienen, waardoor de ge
heele waarheid wordt medegedeeld, waarschijn
lijk met niet zooveel sympathie zal ontvangen
worden. Als het zinnetje: ontvang ook onze
hulde".... enz. er niet stond, zou niemand
aan ^hulde" denken. Iets verder lezen wij r
//want eerlijk en onbaatzuchtig als Uw krijgs
macht in geldelijken zin is God lof zoa
oneerlijk eu zelfzuchtig is diezelfde krijgsmacht
zoodra het geldt promotie-belangen of zoodra
de rustige kalmte van het bureel-leven bedreigd
wordt met vreemdigheid. Moedig als Uw krijgs
macht zal zijn, wanneer er levensgevaar dreigt,
zoo laf is ze, waar het geldt op te komen tegen
sleur, leugen, bedrog, tegen rapporten aan Uwe
Majesteit, die valsch zijn. Het geringste bedrag
voor uitgegeven levensmiddelen, dat niet ge
vonden of niet kloppend gemaakt kan worden,
doet een papierbranding onstaan en kan blijde
toekomsten vernietigen; maar meeboemelen met
oefeningen, waarvan de meestee minstens hon
derden guldens en waarvan vele duizenden
guldens kosten, is geoorloofd en opent carrière.
Geen artikel in ons wetboek van eer verzet
zich tegen meeboemelen of valsche verklaringen
en de toekomst van vrouw en kinderen eischen
tamheid."
Dit alles wordt gezegd met een air van moed,
dat de redactie aanneemt en schenkt aan de
medewerkers; met een gezicht, alsof zij zeggen
wil: ^Kijk nu toch eens aan, dat durven wij
nu allemaal zeggen !" Maar intusschen, blijven
die officieren-medewerkers even hard meedoen
aan al die zoo sterk veroordeelde zaken, waar
van zij anderen beschuldigen ; let op mijn woor
den, niet op mijn daden, is het bij hen l
Denken zij soms niet aan promotie-belangen?
Zijn zij soms niet oneerlijk en zelfzuchtig, zoo
dra de rustige kalmte van hun bureel-leven
bedreigd wordt met vreemdigheid? Kom, kom,
als zij daartoe den moed hadden, zou hun den
moed tot het bekend maken van hun naam
niet ontbreken! Zou je denken, mijn jongen,
dat die officieren-mede werkers wel openlijk zul
len opkomen tegen sleur, leugen, bedrog en
valsche rapporten, als zij er zelf voor staan?
Geen kwestie van hoor, want alweer, dan zou
den zij hun naam nu ook wel beiend maken .'
Zou je denken, dat zij soms niet meeboemelen
met die genoemde oefeningen ? Immers natuurlijk!
Zijn zij zelf, om het eigen woord te gebruiken,
niet tam, ontzettend tam? nu ja, achter dat
neergeslagen vizier, dat weten wij nu wel, maar
overigens tam hoor! En dat noemt men eenige
zinnen verder nog eerlijk" \ enfin, ik begrijp
dan zeker niet goed, wat eerlijk is.
Zie je, mijn jongen, dit alles vind ik zoo
treurig; het is niet alleen geeu eerlijke manier
van strijden, maar het is dom tevens; zóó be
strijdt men die slechtheden, die ik natuurlijk
geheel voor rekening van de L. laat, niet met
vrucnt; woorden alleen helpen niet, daden worden
gevraagd, ja geëischt, indien men de toestanden
zoo slecht vindt! Lijdt er dan voor en betoon
waren moed, zou ik hun willen toeroepen; nu
is het platweg larie!
Ziehier mijn jongen, mijn oordeel over het
maandschrift en ik hoop, dat je mij goed zult
begrijpen ec het met mij eens zult zijn. Strijden
voor waarheid is mooi, mits, je naam eronder!
Na een hartelijken handdruk
je zoo liefhebbende Vader
DANAR.
's Gravenhage, 24 October 1898.
Wij zijn het met deze opvoedkundige les van
onzen medewerker aan* zijn zoon, niet eens.
Hier is geen sprake van een anonymus in
den gewonen zin; maar van de Redactie van
een reeds jaren lang bestaand en in Militaire
kringen geacht Tijdschrift.
Dat zulk een i/redactie" met vrucht de methode
van Multatuli zou kunnen volgen, is o. i. nog
al betwistbaar.
Deed Danar niet beter met eens te onder
zoeken en in het licht te stellen, waarom juist
op Militair terrein, volgens het oordeel van
zoovele militairen zelve, een anoniem Tijdschrift
onmisbaar is? RED.
iiiiiMiliiiMiiHiiiuiiiiimiminiiiiiiniiiiiiniiiiiiiiniiiiiiiiiiiiniiiimiiiiH
De oude heer Lalrouille.
Voor een dag of wat de place des
Batignolles overstekend, ontmoette ik den ouden
heer Latrouille.
Ge kent hem immers ! 't Is dat leuke kleine,
oude heertje, zoo droog als een stokvisch, die
altijd op een dikken stok geleund met het
hoofd loopt te schudden en wiens zalvend goe
dige blauwe oogen zoo grappig afsteken bij
zijn krijgshaftigen, langen snorrebaard.
Die knevel is thans wit, helaas! Maar hij
doet daardoor nog te sprekender de veelkleu
rige roset uitkomen, die uit het knoopsgat
ontluikt, waarop hij bijna neerhangt.
Welke orde vertegenwoordigt die roset?
Geen sterveling heeft het ooit geweten.
De palmen der Akademie ? De Nicham
Ifthihar ? Het militaire eermetaal ? De land
bouwkundige bekroning? Het legioen van eer?
Mysterie l
De wandelaar die den ouden heer Latrouille
tegenkomt, ontroert van de kleurenschittering
in dat knoopsgat en houdt hem beurtelings
voor een emeritus professor, een gepensionneerd
kapitein, een oud politieke banneling, een uit
vinder of een ex-lid van de ComédieFrangaise.
Want er is van dat alles iets in het uiterlijk
van den ouden heer Latrouille.
In werkelijkheid is hij maar een eerzaam
chemisier, die fortuin heeft gemaakt in een
winkel in de passage Verdeau.
Maar wat doet dat er ook toe ?
Voor een dag of wat ontmoette ik dus den
ouden heer Latrouille gezeten op een bank op
de place des Batignolles.
Maar, groote Goden, hoe zag hij er uit!
Zijn roset was verbleekt, zijn voorhoofd pein
zend gerimpeld, zijn lange, krijgshaftige snor
hing erbarmelijk neer.
Ik naderde met een betuiging van deelne
ming op de lippen,een groot ongeluk vermoedend.
Wat scheelt er aan, mijnheer Latrouille?
O ! Praat mij er niet van, zei het oude
heertje. En na een zucht:
U kent me ! u weet, dat onder myn grijze
haren het hart van een volbloed Parij zenaar
klopt en dat ik, wat er ook in al de jaren,
die ik heb beleefd, is voorgevallen, steeds on
wrikbaar in mijn overtuigingen ben gebleven l
Welnu ! ik moet op mijn ouden dag nog be
leven, dat ik mijn ideeën, myn overtuigingen
moet verzaken.
Ik was verplet.
Verklaar u nader, smeekte ik, ontboezem
de smarten van uw edelmoedig hart, dat on der
de grijze haren klopt, die ik gewoon ben te
respecteeren.