De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 6 november pagina 6

6 november 1898 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

6 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1115 De politie-apt van (Judy.) de wereld. JOHN BULL : »Hm ! het schijnt, dat ik de handen vol zal krijgen J" Een uienf e Paraflüs-Mstorie. [»De slang nu was listiger dan 'alle dieren des velds."] (Simplicissimus.) »Mjjn dierbare medeschepselen, ik stel u een eeuwigen vrede voor... tot dat ik dit brokje heb verduwd." De Fasiioda-imaestie. (Punch.) JOHN BULL: »Maak dat je weg komt !" FRANSCH OEGELMAAIDK : »Eh ! Wat geef je mij als ik wegga ?" JOHN BULL: »Ik zal je wat geven als je niet gaat!" De Fasüofla-paestie. (Moonsliine.) FBANSCIIMAN : »'t Is mijn haan !" ENGELSHMAN: »Ja, maar hij zit in mijn kooi !" de noteering der aand. in de sociétéinterna tionale d'enterprises et exploitation lectriques vermeerderd worden. Woensdag, Donderdag en Vrijdag, 9, 10 en 11 dezer is de inschrij ving op 5500 aandeelen, elk groot fr. 500, in genoemde mpij, opengesteld tegen den koers van fr. 650 bij de heeren H. J. van Ogtrop & Zoon te Amsterdam n te Schiedam, voorts b\j bekende bankierskantoren te Brussel en te Antwerpen. Ongetwijfeld belooft de electriciteit ten behoeve van verlichting en dryfkracht veel. Volgens het prospectus be doelt de internationale maatschappij tot net ondernemen en exploiteeren van electrische werken, in navolging van de groote gelijksoortige duitsche en fransche mp\jen alle han delingen zoowel op commercieel, industrieel als financieel gebied die betrekking hebben op electrische verlichting, op het overbrengen van electriciteit en op tramwegen zoowel in Belgiëals elders; verder het oprichten en exploiteeren ^van alle soorten van concessiën van verlichting, krachtsoverbrenging en tram wegen door middel van electriciteit. De mpij bezit reeds alle aandeelen van de compagnie centrale d'électricitéde Moscou met de con cessiën voor verlichting en krachtsoverbrenging van Rostow en Ekaterinenburg in Rusland. In Belgiëde conoessiën voor verlichting van Spa, Thuin, Seraing, Ixelles. Omtrent andere concessies is z\j nog in onderhandeling. Korten tijd geleden richtte zij in Nederland een mpij op die als hare filiale is te beschouwen en die haar in de gelegenheid stelt naar alle electri sche werken, die zich daar zullen voordoen, mede te dingen. Aan deze berichten van het prospectus voe gen de heeren H. J. van Ogtrop & Zoon voor noemd nog toe, dat bedoelde hollandsche »filiale" met de oorspronkelijke concessiona rissen voor de gemeente Hilversum en Naarden een overeenkomct heeft gesloten, waardoor die concessiën rechtstreeks door haar zullen wor den geëxploiteerd. De amerikaansche sporen in gunstigen zin gewyzigd of op een enkele uitzondering na, onveranderd. De 4 pCts. algem. hyp. Atchison verbeterde van 92)4 tot 94, pref. aand. Denver & Kio Grande van 52 % tot 541A, eert. v. aand. Louisville van 54 X tot 56%. De-lezers en correspondenten Louisville-waarden op advies der Groene kochten, hebben nog steeds reden tot tevredenheid. Dividend-uitkeering mag allengs meer verwacht worden. De magere jaren schenen voorbij te zijn. Ook Missoivri Kansas & Texas 1ste hyp. en dito 2de hyp. avanceerden ongeveer 2 pCt. Het ontvangen origineele verslag van de Western New York & Pennsyhania met balans en winstrekening over het boekjaar '97/8 maakt een aangenamen en vertrouwen wekkenden indruk. Deze wordt verhoogd door de verkla ring van de public accountants John Heins & Co. te Philadelphia, die de boekingen en reke ningen over genoemd jaar hebben onderzocht en aldus eindigen: We also found the said books and accounts carefully and creditably kept. Met zulk een getuigenis is het dubbel aangenaam in het verslag te lezen, dat de netto-ontvangsten met bijna 200 duizend dollars zijn vermeerderd en dat het overschot, na betaling der verschuldigde interest op de 1ste hyp. oblig. en op de General Mortgage goldbonds, ruim C4 duizend dollars grooter is dan dat over het vorige jaar. Hierbij doe ik den lezer opmerken dat sedert l April '97 op de laatstgenoemde boavis 3 pet werd betaald. Vóór dien datum ontvingen de houders slechts 2 pet. (Na 1901 hebben ze op 4 pot. aanspraak.) Het buitengewoon levendige handelsverkeer in '97, deed het goederenvervoer ruim 19 pet. toenemen. De vrachtprijzen verminderden echter. Om die reden, zegt de president, is het verblijdend, dat niettegenstaande deze nadeelige omstandigheid, de toeneming van het vervoer het mogelijk heeft gemaakt het nettoinkomen zoo beduidend te vernoegen. Al kan ik dit resultaat nog niet zeer bemoedi gend noemen voor de houders van eert. v. aand. en van de non-voting aandeelen, waaraan na 1900 stemrecht is verbonden, toch is het van beteekenis voor de eigenaren van de 1ste hyp. oblig. en van de bovengenoemde General Mortgage bonds. De inhoud van het verslag der Kansas City Suburban Belt is niet zoo gunstig voor het afgeloopen jaar, wél in verwachtingen voor het volgende, door gesloten overeenkomsten met aansluitende lijnen van andere mpijen. Men weet dat de lijnen der genoemde mpij een spoorweg rondom de Kansas City vormen. De president durft geregelde dividendbetaling voor het vervolg verzekerd achten. Dat is misschien wat kras; erkend moet evenwel wor den dat de kansen gunstig zijn. De St. Louis & Cairo heeft over het afge loopen boekjaar % pet. dividend betaalbaar gesteld. * * * Mevr. D. te A. No. l zoudt ge kunnen verwisselen tegen aand. Louisville; No. 2 nog wat houden, zie voor dividendbetaling boven staand bericht; No. 3 belooft langzame maar zekere verbetering. De November-coupon Boxtel-Wesel Ie hyp. ged. ia betaalbaar met f 18.-. A. H. T. te 's G. De shares zijn op den tegenwoordigen koers bepaald speculatief te achten. Wellicht is binnen korten tijd de noteering wederom hooger dan uw aankoop koers. Dan zou ik verwisselen; wil mij dau weder eens schrijven. Die oblig. had men u niet als beleggingsfonds mogen aanbevelen. In verband met uw aankoopprijs raad ik u voorloopig aan: houden. Mevr. B. te A. Als ge uw raadgever om solied papier gevraagd hebt, dan heeft hij u misleid of hij was geheel onkundig. Kans op eenige uitkeering bestaat zoo goed als niet, en daarom ook weinig of niet op beduidende koersverbetering. Om u te raden betreffende den aankoop van andere stukken voor de op brengst, zou ik moeten weten of u geldbelegging of speculatie bedoelt. H. J. E. G. E. te den Haag. Louisville en Moeara-Enim. P. J. te Johannesburg. Wil mij nader om trent die surinaamsche zaak bericht doen. Met genoegen zal ik de genoemde heeren, gedurende hun verbluf hier, ontvangen. * Brieven voor deze rubriek aan mijn adres. Amst, Alexanderkade 4, 3 Nov. '98. D. STIGTEB. Hilda van Suylenburg. Over eenige dagen zal bij den uitgever Laurens van Hulst te Kampen verschijnen een open brief aan mevrouw Goekoop?van Beek en Donk over »Hilda van Suylenburg". NIEUWE UITGAVEN. Stellet, door HELENE LAPIDOTH?SWABTH. Amsterdam, P. N. van Kampen. Hertestein, door SOPHUS BAUDITZ. Een roman in twee deelen, uit het Deensch vertaald. Leiden, A. H. Adriani. Einde November verschijnt bij L. G. C. Malmberg te Nijmegen : Modernen, door M. A. P. C. POELHEKKE. Dit werk van ongeveer 280 bladzgden, groot octavo, zal bevatten studiën over eenige der voornaamste figuren uit de letter kundige wereld onzer dagen. De bekende schrijver behandelt hier Paul Verlaine^Willem Kloos, August Strindberg, Johannes Jörgensen en Frederik van Eeden, dichters, iu wier wer ken het denken en dichten van onzen tijd zich zeer sterk uitspreekt. St. Nicolaas, twaalf versjes met melodieën, door Mej. KATH. LEOPOLD. Groningen, I. Oppenheim. Het Hof te 's Gravenhage. De Prinsen van Oranje of het Stadhouderlijk Kwartier, door AKNOLD ISING. 's Gravenhage, W. P. van Stockum & Zoon. Onze West. Reisschetsen door Dr. A. H. PAKEAU. Geïllustreerd en met kaarten, 's Gra venhage, W. P. van Stockum & Zoon. Verslag Algemeene Vergadering 1898 der Nederlandsche Vereeniging tot Afschaffing van Sterken Drank. Een Vergeten Hoofdstuk. Supplement op »Een halve eeuw" (Premie van het Nieuws van den Dag), met teekeningen van JAN DE WAERDT. j Amsterdam, S. L. van Looy, 1898. 1 De kleine Mercuurcode. Uittreksel uit de Mercuw-code. 2e editie. Amsteraam, J. H. de Bussy. Algemeene grondstellingen, door HERBEKT SPENCER, vertaald door v. Tricht. Afl. 10. Amsterdam, v. Looy. Inhoud van Tijdschriften. Wetenschappelijke Bladen. Elfde aflevering. j November 1898: De maatschappelijke toestand i van Nieuw-Zeeland ; E. Meissonnier; Korea; ; Natuurrecht en staatkunde; Egypte en Soedan; j De Markgravin van Bayreuth ; Korte medej deeling uit buitenlandsche tijdschriften. i Bibliografische kroniek. j Eigen Haard No. 45: Viva, door de Meerulaer, III. Prigèn en Omstreken, door J. | E. Jasper, ambtenaar B. B., met afbeeldingen ' naar phot. van H. Versnel en L. André. (Slot). j Zwervers (bij de plaat). Op de RembrandtTentoonstelling, door een Leek. De Zwer, ver, naar de schilderij van Emile Friant. ,' De Wilhelmina-Linde te Utrecht, door J. K. B., i met afbeelding. Fusains, door Edw. B. Koster. Afscheid, door A. H. Verscheidenj heid. Feuilleton. j iiiliniinilniniiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiHiininiiiiiiiliiii'linniiinniliitliM Brieven w eeyüi-officier aan zjjn zoon. Beste jongen. Eindelijk weer eens een brie/ van mij! Ja, de zomer met ons zomeruitstapje is er tusschen gekomen; ik zal mijn zwijgen echter nu maar zoo gauw mogelijk verbreken, door je onmiddellijk te antwoorden op je brief, waarvoor ik je nog wel dank zeg. Je spreekt over het maandschrift: De Landsverdediger en vraagt hoe ik daarover denk en of ik in het laatst verschenen nummer de huidebetuiging aan H. M. de Koningin heb gelezen ? Het is een korte vraag, die echter niet zoo kort beant woord kan worden. Welnu, hoe ik er over denk? Slecht, mijn jongen, ik houd niet van dat maandschrift en weet je waarom niet? om de anonymiteit, zoo wel van schrijvers als van redactie. Met, dat er dikwijls de waarheid in gezegd wordt, of gegeeseld, waar geeseling misschien noodig is, is mijn grief, maar de manier waarop. Dat, ellen dige anonyme geschrijf stuit mij zoo tegen de borst, omdat zelfs al zegt het de waarheid, het in zijn wezen zelf niet waar, niet rond, niet loyaal is. </Ja maar," zegt men dan, ^dat gaat nu eenmaal niet anders in het leger; anonymi teit is het eenige middel, om de waarheid te zeggen en tocli zijn positie te kunnen blijven behouden als officier." Mijn antwoord daarop is in de eerste plaats, dat dit laatste niet waar is; met den vinger kan ik hen aanwijzen, de officieren, die de waarheid gezegd hebben, tegen wien ook, de hooggeplaatsten niet uitgezonderd, maar het was waar heid gepaard aan groote kunde, erkend door het geheele leger; in de tweede plaats echter, stel, dat het wél waar is, zeg dan de waarheid, zet je handteekening er onder en lijdt er voor, of, houdt stilletjes je mond, wees een Multatuli dan, of blijf thuis en kom nooit met een schijnvertooa van moed. Want is liet geen schijnvertoon? Het doet denken aan een clubje inenschen die geen van allen aan hun chef durven zeggen, dit of dat bevalt ons niet, totdat er een op staat en met veel drukte roept; //nu maar, dan zal ik hem dat eens eventjes vertel len," heengaat en.... 's avonds een anonym j briefje bij hem in de bus laat gooien, waarin met veel vertoon staal, dat niemand het durfde zeggen, maar hij wel, liij, anonymus I Is zoo'n man nu moediger dan de rest? Och kom, schijnvertoon, anders niets! Begrijp je mij, beste jongen? Nog eens, ik kom niet op, tegen wat, de L. zegt, dit laat ik er geheel buiten, maar wel tegen de wijze waarop, tegen die hinder lijke pedanterie op een moed, die er niet is, omdat niet een van die schrijvers zijn vizier durft opslaan, maar stiekem, ondanks alle groote dappere woorden, achter de schermen blijft. Er komen toch zooveel anonyme stukjes voor in de verschillende tijdschriften, zal je nu mis schien zeggen, maar bedenk, jongenlief, dat dit heel wat anders is, om de eenvoudige reden, dat bij die andere tijdschriften, de verantwoor delijke redactie bekend is, hetgeen niet het ge val is met de L. Wat uu betreft, die huidebetuiging, ja die las ik ook; of ik die mooi vond? Och, wat zal ik je daarvan zeggen. De stijl doet mij aan na bootsing van Multatali denken en dat vind ik altijd erg gek staan voor menschen, die zijn moed niet hebben! Het zinnetje: v Wij hebben de innige overtuiging, dat wij U niet beter kunnen dienen, dan door U de waarheid mede te deelen, de waarheid, de geheele waarheid en niets dan de waarheid5 staat nu wel erg kranig, maar er moest achter staan: //tenminste hetgeen wij voor de waarheid houden." Het is, geloof ik, in veie gevallen, nog maar zoo spoedig niet uitgemaakt, of de L. nu wel de waarheid zegt; ik kan nu wel eens overtuigd zijn, dat precies liet omgekeerde de waarheid is. Onmiddellijk daarop volgt: ,/Ons dienen zal U daardoor wel licht minder sympathiek schijnen, dan dat van anderen" .... enz., hetgeen ik nu op zijn minst een erg twijfelachtige hulde vind. De L. nl. is overtuigd, de waarheid te verkondigen op eer lijke manier en moet dus, dunkt mij, H. M. zeker zoo hoog stellen, dat geen twijfel kan rijzen of die manier van dienen zal met de meeste sympathie worden begroet. Nu staat er platweg niets anders, dan de veronderstelling, dat «-wellicht" H. M. nog niet zoo hoog staat, maar nog zoo bedorven is door die anderen, dat genoemde manier van dienen, waardoor de ge heele waarheid wordt medegedeeld, waarschijn lijk met niet zooveel sympathie zal ontvangen worden. Als het zinnetje: ontvang ook onze hulde".... enz. er niet stond, zou niemand aan ^hulde" denken. Iets verder lezen wij r //want eerlijk en onbaatzuchtig als Uw krijgs macht in geldelijken zin is God lof zoa oneerlijk eu zelfzuchtig is diezelfde krijgsmacht zoodra het geldt promotie-belangen of zoodra de rustige kalmte van het bureel-leven bedreigd wordt met vreemdigheid. Moedig als Uw krijgs macht zal zijn, wanneer er levensgevaar dreigt, zoo laf is ze, waar het geldt op te komen tegen sleur, leugen, bedrog, tegen rapporten aan Uwe Majesteit, die valsch zijn. Het geringste bedrag voor uitgegeven levensmiddelen, dat niet ge vonden of niet kloppend gemaakt kan worden, doet een papierbranding onstaan en kan blijde toekomsten vernietigen; maar meeboemelen met oefeningen, waarvan de meestee minstens hon derden guldens en waarvan vele duizenden guldens kosten, is geoorloofd en opent carrière. Geen artikel in ons wetboek van eer verzet zich tegen meeboemelen of valsche verklaringen en de toekomst van vrouw en kinderen eischen tamheid." Dit alles wordt gezegd met een air van moed, dat de redactie aanneemt en schenkt aan de medewerkers; met een gezicht, alsof zij zeggen wil: ^Kijk nu toch eens aan, dat durven wij nu allemaal zeggen !" Maar intusschen, blijven die officieren-medewerkers even hard meedoen aan al die zoo sterk veroordeelde zaken, waar van zij anderen beschuldigen ; let op mijn woor den, niet op mijn daden, is het bij hen l Denken zij soms niet aan promotie-belangen? Zijn zij soms niet oneerlijk en zelfzuchtig, zoo dra de rustige kalmte van hun bureel-leven bedreigd wordt met vreemdigheid? Kom, kom, als zij daartoe den moed hadden, zou hun den moed tot het bekend maken van hun naam niet ontbreken! Zou je denken, mijn jongen, dat die officieren-mede werkers wel openlijk zul len opkomen tegen sleur, leugen, bedrog en valsche rapporten, als zij er zelf voor staan? Geen kwestie van hoor, want alweer, dan zou den zij hun naam nu ook wel beiend maken .' Zou je denken, dat zij soms niet meeboemelen met die genoemde oefeningen ? Immers natuurlijk! Zijn zij zelf, om het eigen woord te gebruiken, niet tam, ontzettend tam? nu ja, achter dat neergeslagen vizier, dat weten wij nu wel, maar overigens tam hoor! En dat noemt men eenige zinnen verder nog eerlijk" \ enfin, ik begrijp dan zeker niet goed, wat eerlijk is. Zie je, mijn jongen, dit alles vind ik zoo treurig; het is niet alleen geeu eerlijke manier van strijden, maar het is dom tevens; zóó be strijdt men die slechtheden, die ik natuurlijk geheel voor rekening van de L. laat, niet met vrucnt; woorden alleen helpen niet, daden worden gevraagd, ja geëischt, indien men de toestanden zoo slecht vindt! Lijdt er dan voor en betoon waren moed, zou ik hun willen toeroepen; nu is het platweg larie! Ziehier mijn jongen, mijn oordeel over het maandschrift en ik hoop, dat je mij goed zult begrijpen ec het met mij eens zult zijn. Strijden voor waarheid is mooi, mits, je naam eronder! Na een hartelijken handdruk je zoo liefhebbende Vader DANAR. 's Gravenhage, 24 October 1898. Wij zijn het met deze opvoedkundige les van onzen medewerker aan* zijn zoon, niet eens. Hier is geen sprake van een anonymus in den gewonen zin; maar van de Redactie van een reeds jaren lang bestaand en in Militaire kringen geacht Tijdschrift. Dat zulk een i/redactie" met vrucht de methode van Multatuli zou kunnen volgen, is o. i. nog al betwistbaar. Deed Danar niet beter met eens te onder zoeken en in het licht te stellen, waarom juist op Militair terrein, volgens het oordeel van zoovele militairen zelve, een anoniem Tijdschrift onmisbaar is? RED. iiiiiMiliiiMiiHiiiuiiiiimiminiiiiiiniiiiiiniiiiiiiiniiiiiiiiiiiiniiiimiiiiH De oude heer Lalrouille. Voor een dag of wat de place des Batignolles overstekend, ontmoette ik den ouden heer Latrouille. Ge kent hem immers ! 't Is dat leuke kleine, oude heertje, zoo droog als een stokvisch, die altijd op een dikken stok geleund met het hoofd loopt te schudden en wiens zalvend goe dige blauwe oogen zoo grappig afsteken bij zijn krijgshaftigen, langen snorrebaard. Die knevel is thans wit, helaas! Maar hij doet daardoor nog te sprekender de veelkleu rige roset uitkomen, die uit het knoopsgat ontluikt, waarop hij bijna neerhangt. Welke orde vertegenwoordigt die roset? Geen sterveling heeft het ooit geweten. De palmen der Akademie ? De Nicham Ifthihar ? Het militaire eermetaal ? De land bouwkundige bekroning? Het legioen van eer? Mysterie l De wandelaar die den ouden heer Latrouille tegenkomt, ontroert van de kleurenschittering in dat knoopsgat en houdt hem beurtelings voor een emeritus professor, een gepensionneerd kapitein, een oud politieke banneling, een uit vinder of een ex-lid van de ComédieFrangaise. Want er is van dat alles iets in het uiterlijk van den ouden heer Latrouille. In werkelijkheid is hij maar een eerzaam chemisier, die fortuin heeft gemaakt in een winkel in de passage Verdeau. Maar wat doet dat er ook toe ? Voor een dag of wat ontmoette ik dus den ouden heer Latrouille gezeten op een bank op de place des Batignolles. Maar, groote Goden, hoe zag hij er uit! Zijn roset was verbleekt, zijn voorhoofd pein zend gerimpeld, zijn lange, krijgshaftige snor hing erbarmelijk neer. Ik naderde met een betuiging van deelne ming op de lippen,een groot ongeluk vermoedend. Wat scheelt er aan, mijnheer Latrouille? O ! Praat mij er niet van, zei het oude heertje. En na een zucht: U kent me ! u weet, dat onder myn grijze haren het hart van een volbloed Parij zenaar klopt en dat ik, wat er ook in al de jaren, die ik heb beleefd, is voorgevallen, steeds on wrikbaar in mijn overtuigingen ben gebleven l Welnu ! ik moet op mijn ouden dag nog be leven, dat ik mijn ideeën, myn overtuigingen moet verzaken. Ik was verplet. Verklaar u nader, smeekte ik, ontboezem de smarten van uw edelmoedig hart, dat on der de grijze haren klopt, die ik gewoon ben te respecteeren.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl