De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 20 november pagina 5

20 november 1898 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1117 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. op vraag zegt nu de molenaar, dat de doorluch tige vrager meent met den abt te spreken. De keizer weet niets meer te antwoorden en de abt verademt. Hooggeplaatste of machtige personages schynen in 't sprookje een zwak te hebben voor dergelijke strikvragen. Een boer heeft sedert drie jaar zijn pacht niet meer betaald, en toen de eigenaar op zekeren dag verschynt, zeker niet om hem zy'n vriendschap te betuigen, krijgt hy' van den boer z'n zoontje zulke pittige antwoorden, die zy'n nieuwsgierigheid zoozeer prikkelen en wier oplossing hem zooveel genoegen ver schaft, dat hy de achterstallen kwijtscheldt. Een prinses heeft nooit gelachen; en wie schranderheid genoeg bezit om ze tot lachen te brengen, zal haar tot vrouw krygen. De duivel zelf laat een ouden wever, die hem in bange oogenblikken eens zy'n ziel heeft verpand, een laatste kans om zich log te koopen. «Eerst", zegt zyn Zwarte Majesteit, wanneer het quart d'heure de Eabelais voor den armen hals zal slaan, »laat ik u driemaal raden hoe ik heet." En de wever weet van geluk te spreken, dat hij den bewusten naam Rumpelstüz by- Grimm zoo heel toevallig heeft gehoord. Weer een ander maal is 't een konings dochter, »met veel verstand en een rappe tong", die wel graag getrouwd was, maar in 't bootje niet zou treden dan met »eenen die haar zou vastpraten." Dan worden de fantazie de teugels op den rug geworpen, niet het minst reeds in 't ver zinnen van dergelyke proeven. Hy die de gelukkige bruigom zal zy'n in zeker sprookje, moet nl. de prinses komen halen «niet bij zon of niet by maan, niet bij dag of niet by nacht, niet naakt of niet gekleed, niet te voet of niet te paard !" Een ander moet haar kunnen doen zeggen; »Ge liegt er om!" Nu gaat het er op los! Een echte wedstryd, Münchhausen waardig, begint thans, waarin grootsprekers en leugenaars elkaar zoeken te overbluffen. Heeft de prinses een byzonder groot paard, het boertje dat naar haar hand dingt, heeft een wonder van een ruin: »Denk eens, hy' is zoo verschrikkelyk hoog, dat met permissie zy'n drek al gedroogd en beschimmeld is, eer hy den grond raakt." Toont de prinses een merkwaardige »koebeeat", het is niets tegen den os van den boer. «Die is zoo groot en zoo breed, dat twee muziekanten elkaar niet zouden hooren, als een van hen op den linker hoorn de trommel sloeg, en de ander op den rechter hoorn op de fluit speelde". De prinses is goed rolvast en deze leugens, hoewel reeds respectabel, laten haar koud. Alle goede dingen zy'n echter drie, en ons boertje bewaart het beste voor het laatst. Het kan heelemaal niet de by'en aan het hof bewonderen, want thuis heeft hy zelf een bij die eiken dag zoo zwaar is van den gegaarden honig, dat hy' ze 's avonds met zy'n wagen van het veld moet gaan halen. Maar nu is hem voor een paar dagen iets bijzonders ge beurd. De by' was namelijk op een boom ge vlogen en wou er niet meer afkomen. »Ten langen leste kroop ik zelf op den boom, maar tuimelde er af! En zie, nu viel ik zulken diepen put in den grond dat ik er niet meer uit kon. Ik zond nu gauw my'n beenen naar huis om een spa en zoo geraakte ik er uit. Maar, als ik er nu uit was, wat zie ik daar onder in den put liggen ? ... Een klein papierken! En weet ge wat er op stond ?... Er stond op, dat uw vader van een voddenraper voortkomt en uw moeder van...." Dezen keer wordt het de prinses te erg en spinnig roept zij uit: »Ge liegt er om l" En zoo won de boer met liegen de koningsdochter. Het volk heeft er alty'd genoegen aan ge nomen onzin en leugens te willen dichten. Er steekt ook een eer in, het laatst aan 't woord te blyven. De enorme kool waar onder een geheel regiment soldaten komt schuilen, vordert een nog reusachtiger ketel... om de kool te koken. Op de kermissen in Vlaanderen is een leugen wedstryd nog vaak een nommer van het feestprogramma. Leugenliederen en leugensprookjes genieten nog immer, in Holland 3) als in Vlaanderen, de gunst waarin zy reeds stonden in de middel eeuwen en welke veelmaals betuigd wordt in de litteratuur. De Finkenritter en Münch hausen zy'n er de merkwaardigste uitingen van. Telkens ook in menig ander thema dat zich draait om dezelfde spil is het een gering man, een arm boertje, de jongste zoon, een onnoozelaar, een »kwibus of een halve kwast", die den pry's weghaalt. In het sprookje is er steeds voor de «armen van geest" een goede fee, die hen onder haar bescherming neemt, het toeval. Krekel houdt toch zooveel van een borrelken, dat hem niets meer rest voor het «hutsepotteken" waarop zy'n Trijntje zoo gesteld is. Hij durft niet weer naar huis en geeft zich uit voor een waarzegger. Eerst lacht het geluk hem toe, doch weldra wordt hy door de twijfel zucht der edelvrouw in het nauw gedreven. Zy houdt hem namelyk twee op elkaar omgekeerde borden voor, en de alwetende waarzegger zal raden wat er tusschen die borden steekt, of anders.... De rampzalige Krekel zweet water en bloed en zakt wanhopig op een stoel neer, al zuchtende: «Och, arme Krekel, arme Krekel!" En hij wint de uitgeloofde belooning, want tusschen de borden had de kasteelvrouw inderdaad een dooden krekel gelegd! De weldaden dezer goede fee ondervinden mede de jongens die als eenig wereldsch goed bezitten, de een een haan, de ander een vlegel, de derde een kat. Alle drie komen ze zoo leukweg in een land waar noch dit voorwerp, noch deze dieren bekend zy'n, en geraken aldus tot ry'kdom: evenals hun voorganger op deze baan, Richard Whittington, wien zy'n geluk reeds door de luidende klokken was voorspeld geworden. Nog gunstiger betoont zich het toeval voor Jan die op een boom kruipt om uit te kijken naar zy'n verloren geitenbek. Juist onder dien boom komen er twee roovers voor hun vertrek uit het land den gestolen schat nog eens natellen. «Voor de kinderen die zy' achterlaten, zal die van hierboven wel zorgen." Maar onze gast be dankt voor het baantje en schreeuwt het uit, zoodat de dieven van schrik wegvluchten, al hun geld natuurlijk in den brand latende. Door deze bescherming, welke de volksfantazie aldus verleent aan de misdeelden van het lot, wordt voldaan aan den tweeden grooten eisch waaraan alle humor moet beant woorden. De humorist lacht ja met iedereen en met alle»; hy is een scepticus die zweeft hoog boven de personen en zaken welke hy ten tooneele voert; zy'n spot, beter zy'n goed humeur, ontziet niets noch niemand; doch terwy'l de tekortkomingen en tegenstellingen waaruit het komische voortvloeit, nooit aan zijn blik ontsnappen, bly'ft hy steeds goedig en medely'dend. Zy'n scherts is nooit hard, nooit by'tend. Ook zoo openbaart zich het volk in het sprookje, en deze uiting van den humor is, wegens haar spontane ontwikkeling, een vraagstuk dat ten zeerste de aandacht verdient in de studie van de aanvangen der litteratuur. Auo. GITTKË. ii) Dr. G. KALPF. Het lied in de middel eeuwen, p. 489. NIEUWE UITGAVEN. Haagsch Jaarboekje 1897, door A. J. SEBVAAS v. ROOYEN. 's Gravenhage, Mouton & Co. Paul Krugcr en zijn tijd, door F. REGINALD STATHAN. Amsterdam, L. J. Veen. De Candidatuur van Sommei, door DOCTOR JUBIS. Derde druk. Geïll. door BRAAKENSIEK. Amsterdam, S. L. v. Looy. Verslagen der Congressen. Nationale Ten toonstelling van Vrouwenarbeid. VIII. Maatschappelyk werk der vrouw in Indië, van 22?27 Aug. 1898, en X. Woning-Hygiène, Zieken- en Wijkverpleging op l en 2 Sept. 1898. Amsterdam, W. Versluys. Van Vlinder», Vogels en Bloemen, door E. HEIMANS en JAC. P. THIJSSB. 2e veel vermeer derde druk. Amsterdam, W. Versluys. In Sloot en Plas, door E. HEIMANS en JAC. P. THIJSSE. 2e uitgebreide druk. Amsterdam, W. Versluys. P. LOUWBBSE. Vier Koningen. 3de druk. Groningen, J. B. Wolters. PABVÜS. Fataliteit. Haarlem,DeErvenF.Bohn. Socialisme en Sociale Beweging, door WERNEK SOMBAET. Voor Nederland bewerkt door HELENE MEBCIEE Haarlem, H. D. Tjeenk Willink. Set Gouden Huis. Zuid-Afrikaansche roman van AUGUST NIEMAIW. Amsterdam?Pretoria, J. H. de Bussy WALT WHITMAN. Natuurleven, vertaald door MAUEITS WAGENVOOBT. Haarlem, De Erven F. Bohn. Berichten en Mededeelingen der Vereeniging van Leeraren aan inrichtingen van Middelbaar Onderwijs. Achtste reeks No. 8. Leeuwarden, Coöperatieve Handelsvereeniging. Naar aanleiding van De Ryckère's boek La femme en prison et devant la mort", en van Dr. Cox' biologische studie O oer de Aequivalentie van Man en Vrouw, door Dr. A. Aletrino. Amsterdam, F. van Rossen. Wie Overwint ? Een roman naar het Hoogduitsch van E VON WALD-ZEDTWITZ. (De laatste roman van dezen op zoo jeugdigen leeftijd overleden schryver). Amsterdam, Holl. Stoomdrukkerij en Uitgevers-Maatschappij. Elizabeth. Een roman in twee deelen, uit het Engelsch van SABAH GRAND, schryfster van «de Hemelsche Tweelingen." Zutphen, W. J. Thieme & Co. Slachtoffers van het Oude Vooroordeel, naar het Engelsch van GEOKGB PASTON, bewerkt door TITIA VAN DER TuiiK. Een roman over de Vrouwen-beweging. M<-ppel, H. ten Brink. Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen, onder redactie van TACO H. DE BEEB en Dr. E. LAURILLAED. Aflevering 16. 's Gravenhage, Haagsche Boekhandel- en Uitgevers-Maatschappy. L. VAN DEYSSEL. Vierde bundel Verzamelde Opstellen.Amst., Scheltema enHolkema'sBoekh. L'année Illustrée. Almanach pour 1899. Paris, F. Juvin, 10 rue Saint-Joseph. Psyche, door L. COUPERUS. Amsterdam, L- J. Veen. Noodlot, door L. COUPEBUS. Derde druk. Amsterdam, L. J. Veen. C. N. J. Du PLESSIS. Uit de Geschiedenis van de Zuid-A/rikaansche Republiek en van de Afrikaanders. Amsterdam, J. H. de Bussy. IIHIIIIIMHIIIIIIIIIIIHIIUIIIIIIIIIIMIIIItnillllllllHlllllinnilllMIlltlllllintllMlllltlMIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItlllllllllllllltllllllllMlinillllllllMMUtlllllllllMIUIIIlllllllllllllllllllllllllllltllllllHnill VOO H DAMEjg. ?i 7an in Berlijn. Het stadje Schilda, ons uit de sprookjesboeken bekend, en berucht door zyne dolle streken, heeft een mededinger gevonden in het W urtembergsche plaatsje Osterdingen. Ik las er een grappig be richtje van in de courant. Voor enkele weken namelyk, liet daar de machthebbende door de dorpsschei de 1600 inwoners kondschappen, dat 't aan alle ongehuwde wouwen, m 't vervolg by l mark boete verboden zou zy'n, na inge treden duisternis zich nog op de straat te laten zien eonder lantaarn. Zoo ziet men nu sedert eenige dagen aan alle hoeken en gaten van het plaatsje, opge wonden vrouwelijke gestalten, die yverig en vol vuur, wat hierbij ook op z'n plaats is, de lantaarn-kwestie" behandelen. 's Nachts echter haasten zy zich schuw door de straten, gely'k aan glimwormpjes, hun pad met een lantaarn verlichtend. De uitwerking van deze van philosophische wy'sheid getuigende wet is in zoover eene gunstige, als nu door deze geheel nieuwe manier van straatverlichting de duisternis op de straten verdwijnen moet ; de op stokken bevestigde lantaarns, waarin het gansene jaar door, behalve op Oudejaars avond, of de olie, of de pit, of ook wel de glazen ruiten mankeeren, zyn nu geheel over bodig geworden; voor de gemeente vloeit uit dezen vernuftigen maatregel by' gevolg een zeer beduidend economisch voordeel, in zoover ze niet meer voor de kapotgeslagen lantaarnglazen en de olie op Oudejaarsavond op behoeft te komen. De eigeniy'ke reden voor dezen verbazingwekkenden maatregel werd diplomatisch ver zwegen, doch alleen gaf de dorpswetgever te kennen dat bevordering der zedelijkheid" hem als einddoel" had voorgezweefd .... Maar, ik hoor mijne lezeressen vragen wat deze Osterdingsche straatverlichtingtoestanden met Berlijnsche vrouwenbelangen uit te staan hebben? Ja, een kroniekschrijver trekt zulke rare conclusies! alleen, als trait-d'union, zal mijne lezeres met me voelen hoe die hoogge roemde: bevordering der| zedelykheid" allen voorzweeft, dorpsburgervadertje of gewichtigrykshoofdstads- ambtspersoon, en ook hoe ver schillend hier de opvattingen zy'n, hoe hierbij de n aan bevorderde zedelykheid", maar de ander ook alleen aan zedelijke (d. w. z. fatsoenly'ke) bevordering" denkt, hoe allen hier hun lantaarntje willen doen schy'nen, en 't licht van 'n ander liefst onder de korenmaat ver stoppen. Dat zou dus toch een mooi motto geven voor de voortloopende historie der Berlijnsche en andere vrouwenbelangen, en het Oaterdingsche verhaaltje ware nog niet zoo'n kwade inleiding. Nu is er weer 't volgende aan de hand. Na al de schandalen die er in het laatste jaar waren voorgekomen bij het grijpen en gedwon gen onderzoeken van onschuldig verdachte vrouwspersonen, waarby de politie zich geducht geblameerd had, en tengevolge waarvan er eene heftige vrouwenbeweging op touw werd gezet, had het politiepresidium 't voornemen opgevat eindelijk aan den algemeen geuiten wensch te voldoen, en, a l'instar van Zweden, een vrou welijke arts in zy'n dienst te nemen, wie de taak zou worden opgelegd, by' vrouwelijke per sonen, die voor de eerste maal voor de zedelykheids-politie worden gebracht, het dwangonderzoek" uit te voeren. Hierbij kwam nu echter volgens 't recht de moeielijkheid voor, dat de vrouwely'ke doktoren, die nu in Duitschland werkzaam zyn, de promoveering tot arts van hier niet hebben. Van wege het zakelyk comitéder Berlynsche medicinale Beroepsvereeniging is, met verwy'zing daarop, by de artsenkamer voor Brandenburg-Berly'n het dringende voorstel inge diend om tegen de aanstelling van vrouwelyke artsen, als helpsters van den politiearts" krachtig op te komen. Het met moeite bij het politiepresidium gewonnene, scheen dus weer in gevaar van niet- verwezenlijking geraakt. Nu wordt echter in het vakblad Berl. Aerztekorr." een rekwest aan de kamer ge publiceerd, dat onzer leiding van Dr. med. Curt Freudenberg, door 27 doktoren uit Berlijn werd opgemaakt en dringend aan hunne vakgenooten ter onderteekening wordt aanbevolen, en dat protesteert tegen het voorstel van de Beroepsvereeniging. Zy' richten tot de Kamer het verzoek, de bezwaren tegen de aanstelling van een vrouwelijke politie-hulparts, niet te willen doen gelden. In de motiveering van dit tegen-protest staat verder, na eene verwijzing naar de voor stellen, die reeds tot het uit den weg ruimen der hedendaagsche misstanden by de voor 't eerst geschiedende onderzoekingen op het zedely'kheids-politiebureau gemaakt zijn, het volgende: Een dezer voorstellen had ten doel, het principe aan te bevelen, dat de onderzoeking der voor de eerste maal door de zedelijkheidspolitie gegrepen personen, door vrouwelijke artsen moest worden uitgevoerd. Zoo geloofde men den eerbied voor het gevoel van schaamte zooveel mogelijk recht te doen wedervaren en tegelyk in 't geval van een misgreep, de krenking van het eergevoel, die voor onschuldigen met het zedelykheids politie-onderzoek verbonden is, eenigermate te verzachten. Ook wanneer men van de onschuldig gegrepenen geheel afziet schijnt eene dergelijke overweging toch wel van pas, omdat ook die overige, voor 't eerst ter politie-onderzoek voorgebrachte vrouwen in geenen deele allen zonder onderscheid geprostitueerden zy'n, en omdat derhalve ook bij deze een sparen van het schaamtegevoel plicht is." Het rekwest sluit met den volzin: Tot dat we het tydpunt zullen hebben bereikt, waarin doctoressen met Duitsche promotie dit ambt op zich kunnen nemen, houden daarom de ondergeteekenden de aanstelling van in 't buitenland gepromoveerde vrouwelijke artsen tot het zedelykheids-politie-onderzoek, voor dringend aanbe velenswaardig en wenschelijk." Bravo I voor die flinke mannelyke collega's en voorvechters l Ik wil nog even cosmopolitischer worden en, met 't oog daarop dat deze wereld-kwestie ook vrouwen uit alle landen belang inboezemt, verhalen wat de Neue Freie l'resse bericht over het onderhoud, 't welk een vol uur duurde en dat Graaf Murawieff, de Russische minister van Buit. Zaken, voerde met de Presidente van de Vereeniging van Vrienden des Vredes," Bertha von Suttner, de bekende strijdster voor de groote nobele zaak. De minister verklaarde in den loop van 't gesprek, dat hij dringend hoopte en vertrouwde dat de door Rusland uitgesproken opwekking langzamer hand de wereld zou veroveren. Hy' verheelde zich echter in 't minst niet de zware moeilijk heden van 't werk. De bereiking van het doel was binnen korten tijd niet te verwachten of te hopen. Voorloopig ware een stilstand in de uitrustingen, zoowel als een terughouden der uitvindingen, de eerste etappe. Het ware niet te hopen, dat de staten in een volkomen ont wapening, of ook slechts in eene vermindering der bijdragen zouden toestemmen. Wanneer men echter kon komen tot een onderling be werkstelligde terughouding in den wedloop, zoo zou dit reeds een gunstig resultaat zijn. Overigens was, zelfs zonder naar de mogelijke gevolgen te vragen, reeds het feit dat de keizer het initiatief genomen heeft, als een gelukkig evenement te beschouwen. De minister uitte zich verder op sympathieke wijze over den werkkring der Vredebonden, en drukte zeer op de noodzakelijkheid der warme ondersteuning door de pers in het vraagstuk des Vredes. Over den vooruitgang der zaak sprak Murawieff met veel vertrouwen: hij zeide ook van de Fransche regeering de warme verzekeringen van de verstgaande tegemoetkoming te hebben ontvangen. Hoe ver of die tegemoetkoming zou reiken ? Tot oyer de Vogezen? C. v. O. Gestolen jufeelen. Meer dan vy'ftig detectives zijn er op uitge stuurd, de gestolen juweelen der hertogin van Sutherland op te sporen, maar het is zeer waarschijnlijk, dat zij op zijn hoogst hier of daar een fragment van de sieraden zullen vin den. Over 't algemeen vindt men zulke schat ten niet weer ; en men verbaast zich er over, hoe dames der groote wereld, evenals die der demi-monde er zoo verzot op kunnen zijn de juweelen, die ze toch alleen bij heel groote plechtigheden dragen kunnen, overal mee te sleepen. Twee jaar geleden werd aan barones Alphonse de Rothschild op dezelfde wy'ze haar taschje afhandig gemaakt, waarin zy, behalve hare juweelen, ook een heel museum van miniaturen en ornamenten bewaarde; het is nooit terecht gekomen. Zij was er mee gereisd van Weenen, waar haar dochter het taschje op haar schoot gezet had, tot Creil, tusschen Brussel en Parijs; toen moest ze even iets vragen aan haar kamenier die in den naasten coupétweede klasse zat; ze stapte uit, legde het tascbje op haar plaats in den wagon, en kwam na een paar minuten terug. Het taschje was verdwenen. Wat haar .het meest speet, was het verlies van een familieportretje in een lijstje met vijftig gelijke paar len gevat. En dit portretje is nu juist toe vallig by' het zoeken naar de Sutherland-j uweelen terecht gekomen. Men vond het bij een ver maarde demi-mondaine, die het van een bekend adelly'k sportsman gekregen had; door hoeveel handen het gegaan is eer het van de barones de Rothschild naar de schoone Gilberte de Vernon verhuisde, zal wel nooit bekend worden. De meeste beroemde juweelen zijn nu en dan gestolen. Er was een stel armbanden en collier, van bijna gelijke paarlen, die Napoleon uit het Oosten had meegebracht voor zijne zuster prinses Pauline. De prinses bracht eens een winter te Hyères door. Zij was zoowel van verliefde als van prachtlievende natuur, en op de wandeling een bseldschoonen jongen edelman ontmoetend, die zich prins de R. noemde, was zy' al spoedig met hem op den vertrouwelijksten voet. Toen hij eenige weken later verdwenen was, met het parelsnoer, de armbanden en verdere juweeien van prinses Borghese, bleek het dat de Apollo niemand anders was dan een bekend bandietenhoofd, Pierre Mouton, die opzettelyk met dit doel zijn bende in de Esterelbergen tijdelijk ver laten had. Toen in 1815 de koningin van Wurtemberg hare juweelen verloor, werd het onderzoek niet heel ernstig opgevat, naar men beweerde. De koningin reisde als gravin Astory, met een pas der Sainte-Aüiance, toch eischte een bekend Parijsch edelman, de markies de Membreuil, op de pleisterplaats der postkoets, van haar afgifte van al haar papieren en kostbaarheden. Hij gaf ze, naar hij beweerde, af aan den toenmaligen graaf van Artois, die later koning Karel X ia geworden. In welk stadium van het onderzoek de zaak gesmoord is, weet men niet, maar zij is geheimzinnig gebleven. Nog niet -lang geleden werd te Corfu in hare villa de brandkast van de keizerin van Oostenry'k geplunderd; er was een half mülioen aan kostbaarheden in, maar dit werd alles ter stond teruggevonden, en de keizerin was zoo bly'de toen haar het portret van kroonprins Rudolf weer in handen kwam, dat zij bevel gaf, terstond den dief los te laten, en naar de kapel ging om eene mis te lezen voor zijne bekeering en beterschap. Ook de beroemde »regent", een der Fransche »kroondiamanten", is gedurende de Revolutie gestolen, maar teruggevonden en door Napo leon gekocht, die hem aan Josephine gaf. Zelfs de Koh-i-noor, de reuzendiamant uit de Engelsche kroon, is een ty'd lang zoek ge weest, maar dit is geheim gehouden. Anna Deslions, een beruchte demi-mondaine onder het tweede Keizerrijk, kwam des avonds in haar hotel terug, nadat zij den dag met Napo leon had doorgebracht, die toen nog maar President was. Zij vond er een jong elegant Engelschman, die gedurende eenige dagen Napoleons opvolger werd. Daarna gaf hy haar eun diamant, zoo reusachtig, dat Anna Deslions, die verstand van juweelen had, er verward en verlegen van werd. Zy' kon zich niet voorstellen dat dit eerlijk spel was. Zij reed met den diamant naar het Elysée, en liet hem Napoleon kijken, die er evenzoo over dacht als zy, en haar aanried, den aanbidder zijn onschatbaren steen terug te geven, maar ook verder niets met hem te doen te hebben. Een maand later werd de jonge man in een herberg doodgestoken, en in zyn vestzak vond men den Koh-i-noor, den onvergelykelijken diamant, die sedert eeiiige maanden uit den Tower verdwenen was, en dien men met grooten ijver in 't geheim had gezocht. iiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiin iiiiiiiiniiiiiiii Conversatie. Lederwcrk. Dames (ds staatsbeantbten. Dissertaticn. ? e<:inanc<iicer<l. ('amclia's. »Dames, alstjeblieft niet meer dan zes tege lijk !", zoo begint een aardig stukje in een Duitsch blad over den modernen conversatietoon, liet is toch een feit, misschien in Duitschland bij de »Klatschbason" en »Kaffeetanteu" meer dan hier, maar toch hier ook al aardi0 doorgedrongen, dat het gesprek pas naar de * zin der gastvrouw is, wanneer alle menschen : tegelijk praten. Dan eerst is het «geanimeerd." i Wie op een afstand luistert of toevallig met nie mand om 't hardst aan ' t schetteren is, kan van de geanimeerde conversatie de brokstukken op vangen in dezen vorm: «Allerliefst, alleen ze gebruikt naar mijn zin wat veel het pedaal..." «Toen wij er waren, kon er niemand meer in; die Nachtwacht, ziet u..." »zij doet nu een kuur met Levico ...'" »Neen, ik heb weer een jaquet genomen..." «Hij heeft nu zijn eersten tand; we doen 's nachts geen oog dicht..." »Hij zegt van Hilda van Suylenburgh, dat..." »Maar mevrouw! en dat u !..." »Ik houd alleeen van de moder nen ..." Het beroemde »ik bak ze met boter" schijnt niet zooveel meer voor te komen; dat behoorde ook eigenlyk by muziek. Het opmerkelijkste hierbij is, dat eigenlyk niemand met pleizier luistert; deze oude kunst schy'nt verloren geraakt te zijn. Wie de gezich ten der niet sprekenden bestudeert, ziet dat ze of »une oreille en campagne" houden, om op te letten of haar van de andere gesprekken iets interesseert, óf het oogenblik afwachten, dat de spreekster eindelijk haar adem kwy't is, om dan op haar beurt in te vallen, zoolang doorredeneerend tot er een zwak oogenblik komt en men haar den draad weer afhandig maakt. Zoo is de toestand. Is er niets aan te ver anderen ? De Duitsche schrijfster stelt voor dat de gastvrouw een onderwerp op het tapy't brengt en ieder op haar beurt er haar meening over zegt, »met geest en gratie." Dit is natuurlyk onuitvoerbaar; het eenige wat aanbeveling zou verdienen, is individueele zelfbeheersching. Wanneer ieder bedacht: »zeg ik, hetgeen ik wil vertellen, ook uit ijdelheid, uit blufferij, uit boosaardigheid ? Laat my het dan liever vóór my houden," dan zou de conversatie redelyker en degelijker worden, en zeker minder luidruchtig. ?K- X # Van de beroemde firma in lederwerken Weidmann te Weenen zy'n de vindingen voor het winterseizoen aangekomen en by de firma Rimmel, Kalverstraat bij de Munt, te zien. Handschoendoozen, zakdoekdoozen, buvards, albums, visitieboekjes, portemonnaies, portretly'sten, in dit alles zyn nieuwe modellen. Het algemeen uiterlijk is dat van het oude mooie bindwerk, met de smalle gouden filets diep ingestempeld, au petit fer; maar in de ver siering zijn alle moderne genres vertegen woordigd. Er zy'n miniaturen op koper in geincrusteerd, schilderwerk in Rembrandtkleuren op aangebracht, figuren en relief, gestyleerde bloemen en bladen met gouden randjes afgezet, als email cloisonné; er zy'n ook combinaties van cyclamens, of viooltjes, of rozen, of tulpen, een deel geschilderd, een deel relief, op doozen, handspiegels, juweelkistjes, boekom slagen. Geheel byzonder is een groote buvard van geschilderd en verguld leer, met geschil derde cartouches en relief, gevat in kunstig beslag van gesmeed ijzer; deze vereeniging van het donkere glanzige leder, de blanke ivoorachtige medaillons, de krullynen en voluten van het ijzer, en het zijden binnenwerk is iets heel aparts. Tusschen het leder is meer moois tentoon gesteld; kleine vitrines van ivoorwit en goud, met paneelen van vernis-Martin, gevoerd met zijde, om bibelots in neer te zetten; groote gekleurde glazen gebakdoo/sen, met email gede coreerd, in den vorm der kleine bonboimières ; sèvres-vaasjes ; beeldjes van ivoor-porselein; portefeuilles en visitieboebjes van lichtgrijs gekorreld leder, met wapensctnldjes in kleuren ; de sgouderi koets" als kistje om flacons in te zetten; groote doozen met kleurige grootgebloemde pongee bekleed, die als vide-poche kunnen dienen, of waarin men zelfs hand schoenen, mof, voile, alles uit de hand kan leggen ; toilet-gamituren van vieil-argent en ebbenhout; beeldjes van verguld brons, ge sneden ivoor, alierlei voorwerpen in zyde, fluweel, pluche. Wie geld heeft en vriendinnen om wat aan te geven, kan daar zyn keus vinden. * * * In de Deutsche Hausfrauen-Zaitung deelde onlangs eene Amerikaansche dame, Mrs. Belva Lockwood, advokaat te Washington, mede, dat er in die stad onder de 20.000 hoogere en lagere ambtenaren van de regeeringsbureaux niet minder dan 0000 vrouwen zijn. Protectie doet daar veel, maar in elk geval moeten allen eerst een vry' moeilijk examen doen, om op de lijst te komen. En niet zooals in andere lan den Is men zeker van zijn betrekking; geregeld worden naar gelang der informatiën eenige beambten ontslagen, door elkaar 100 in de maand. De werktyd is van 9?4 uur, met een half uur lunchtyd; vacantie eene maand met behoud van tractement; salarissen van 40?150 dollars in de maand. Vroeger waren de sala rissen voor vrouwen minder dan voor mannen, sedert 1870 is bij congres-besluit bepaald, dat ZÜgelijk zullen staan; nog vindt men intusschen veel vrouwen in lagere betrekkingen dan waarop hare kundigheden haar recht zouden geven. * * * De dissertatiën, waarop men in het buiten land promoveert, kunnen ons soms vreemd schy'nen, en zouden allicht onvoldoende zy'n om hier een academischen graad mee te beha len. Zoo zijn te Heidelberg drie dames doctor geworden, Frl Walter op: »Malory's Einfluss auf Spenser's Fairy Queen" ; Miss Dinion op : »Nicolas Poussins Leben und Werke"; en Miss Marriage op »Ueber das Deutsche Volkslied". Het laatste onderwerp daarentegen is weer zoo ry'k, dat het voor een dissertatie by'na te groot schy'nt. * * * Een buitengewoon kettersch boek in zake sexueele moraal is Welt und Sittlichkeit van dr. Reinhold Günther. Het is een historische uiteenzetting van de verhouding tusschen man en vrouw, de eeuwen door, waarin de schryver zich moeite gegeven heeft om niets uit «valsche pruderie" onbesproken te laten. Ook over de toekomst heeft dr. Günther eene meening. »Er moet een ty'd komen", zegt hy, »al is die misschien nog ver verwijderd, waarin voor de sexueele verhoudingen geen andere wet zal gelden dan die welke de individuen zich zelf opleggen; dat zal de ware edele vrije liefde zijn, welke gedurende haar bestaan als hoogste wet voor man en vrouw geldt, zonder dat zij behoeven te vreezen, dat zij na het ophouden daarvan nog aan elkaar geketend moeten blij ven". En ten slotte: »de werkelijk geëmancipeerde vrouw zal zich niet prostitueeren, maar hoog stens een afwisseling in het gcslachteJyk ver keer vorderen, zonder daaruit materieel voor deel te trekken. En de fijngevoelige vrouwelijke natuur zal dan spoedig genoeg inzien, dat zy' bij al te veelvuldige wisseling in de voorwerpen harer liefde slechts verliest..." Of de «gbëmancipeerden" met dezen historischen voorvechter ingenomen zullen zy'n, is te betwyfelen. In het blad Neue Halmen zegt de verslaggeefster: «Men ziet, de man is heel modern. De ouderwetsche lieden, de »nog niet werkelijk geëmancipeerde vrouwen", wien nog zoo ieis als trouw, zelfbeheersching, gemeen schappelijke zorg en liefde voor e uit een verbond gesproten kinderen, vriendschap en innige kameraadschap voorzweeft, zullen uit de feiten die hy aanhaalt, misschien wapenen weten te smeden, maar dan voor den strijd om de vrijheid zooals zy die bedoelen". * * * Zyn de camelia's geheel uit de mode ? Men ziet ze niet veel meer; toch waren de witte en rose een heel mooie versiering, en ze zyn, mits niet onvoorzichtig behandeld, heel sterk. Ze worden hoog als boomen en bloeien rijk tot in hoogen ouderdom. Het nooiizakelykste is, ze niet plotseling uit droge warmte in vochtige koude te orengen; in een van beide temperaturen kunnen ze liet daarentegen heel iang uithouden, maar toch in warmte het minst. Voor deii bloei en gedu rende het bloeien heeft de caiueha licht noodig, maar weinig warmte; men giete met lauw water en spoiize de bladeren als er stof op ligt, met lauw water af, maar zorge de knoppen niet aan te raken eu de plant' niet om te keeren. Zoodra de plant is uitgebloeid inoet ze verpot worden. Hierbij moet uien de aarde niet al te los maken, maar zoo mogelijk toch nazien welke wortels gezond en wit zyn, welke door het vocht geleden hebben en bruin zien. Deze laatste snydt men met een scherp mts af en bestrooie uit snyvlak niet houtsiiool. De nieuwe potten neme uien maar weinig grooter dan de vurige. In den zomer zet men ze buiten, in de schaduw; met den herfst brer/gt men ze in een lichte koele serre met zooveel mogelyk gelykmatige warmte. E?e.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl