Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1120
de gebrekkige regeling hunner bezoldiging
de stemming drukken en den geest ver
tragen. Waar de officieren, aan het depar
tement verbonden, op dit stuk in zeer
voordeelige conditie verkeeren, daar missen de
burgerambtenwen schier elke vastigheid.
Hun materieel bestaan is wankel en staat
op losse schroeven. Feitelijk zijn zij over
geleverd aan het »bon plaisir" van hunne
chefs. Deze rechtlopze stelling zet de deur
open voor oogendienarij en protectie, en
verschaft geen waarborg voor gelijkmatige,
uniforme beoo_rdeeling, welke tot grondslag
voor bevordering of traktementsverhooging
dienen moet. In 't bij/onder de lagere
ambtenaren ondervinden de nadeelen van
deze al te groote macht der chefs, aan wier
wisselende inzichten zij met handen en
?voeten gebonden zijn.
't Ia waar, er z\jn enkele chefs, die zich
het vuur uit de sloffen loopen, om hun
ondergeschikten een traktementsverhooging
te bezorgen, maar wij kennen er ook, die
steeds passief blijven en, wat erger is,_ in
het ijveren voor ondergeschikten altijd iets
>communs" zien.
Het heeft ons steeds toegeschenen dat
men aan het departement van oorlog te
weinig voeling heeft met het reëele solda
tenleven.
Tvu-gchen het leger en het departement
bestaat wel een fameus ontwikkelde papieren
band, maar van innig contact tusschen
»Oorlog'' en den troep moet men blijkbaar
Biet veel hebben. Er is gemeenschap, ja,
maar door een koud en ongevoelig medium,
geduldig als het papier, dat zich met
*officieele" waarheden volschrijven en op
stapelen laat.
Wie geen vreemdeling is in de «histoire
intime" van ons oorlogsdepartement, kan
heel wat over totale onbekendheid met
moderne legerzaken verhalen. Wij erken
nen de groote moeilijkheid, waar men met
een gemengd personeel te doen heeft, steeds
eenheid te brengen tusschen de eischen
van den administratieyen droost en de
leger belangen, maar er is nog immers een
middenweg niet waar 'l Wij keuren het
af, dat de belangen van den troep hun
vertegenwoordigers vinden in «ambte
lijke" hoofdofficieren. Daar is een tijd ge
weest dat officieren als luitenant
aan»oorlog" kwamen ter voldoening aan den eisch,
dat het leger er zijn representanten hebben
moet, en dat die luitenants daar een rustig
leventje leidden en er hun kleine gelijk
vormige plichtjes vervulden tot zij aan de
beurt waren voor... hoofdofficier!
Het militair element moet met groote
zorg worden uitgekozen en gestadig wisselen.
Jonge, frissche krachten, versch uit den
troep behooren de plaats in te nemen van
hen, die eenigen tijd op de ambtelijke kruk
hebben doorgebracht. De officieren, hoofden
van afdeelingen, moeten periodiek
geremplaceerd worden door even intelligente,
kundige, karaktervaste en handige mannen
als hun voorgangers waren. Verhuizing
van de eene bureaukruk naar de andere
zij daarbij, zonder uitzondering, te vermij
den, opdat de infectie-kiemen van de sleur
geen gelegenheid hebben zich vast te zetten
m het orgaan, welks ongestoorde, krachtige
en suggestieve functie de gemeenschap in
zoo hooge mate behoeft.
LIJMEN MINOK.
De Middelburc/sche Courant vermeldt het
ook door ons opgenomen schrijven van den
heer Betz over den dwang, der bemanning
onzer oorlogsbodems, aangedaan om de gods
dienstoefeningen bij te wonen ; en het adres
van de Synode der Ned. Herv. Kerk aan
den Minister van Oorlog, om ook de minder
jarige soldaten te verplichten ter kerk te
gaan, tenzij hun ouders of voogden andera
willen. Onze opmerkingen hierover, zie
het no. van 27 Nov., onder het opschrift
Reactionaire maatregelen, «begroet zij (de
Midd. Ct.) met ingenomenheid, omdat de
redacteur van het zg. »groene" Weekblad
in een ander orgaan wel eens tegen ons
(Midd. Ct.) te velde trok. Zijn verandering
van opinie is ons welgevallig."
Nu, wij gunnen de Midd. Cl. gaarne een
gelukkig oogenblik, maar wij weten waarlijk
niet van opinie ten opzichte van
antivlericaliwne veranderd te zijn. Wij hebben
ons steeds betoond voorstanders van ge
wetensvrijheid, gewetensvrijheid voor ons zelf
en ook voor onze tegenstanders. Daarom
Eleitten wij sedert jaren voor het recht der
ijzondere school, alsmede voor volledige
scheiding van kerk en staat; een toepassing
van het groote beginsel van gewetensvrijheid,
welke wij tot dusver bij een aantal liberalen
wel eer>s geminacht zagen. Een gewetens
vrijheid, ook als zij nu niet precies in
hunne kraam te pas komt.
Hoe dit zij, heeft de Midd. Ct. in dit op
zicht een schrede voorwaarts gedaan, en is
zij ons standpunt genaderd, dan hebben
wij op onze beurt ons te verheugen, en
werd het Xeeuwsch orgaan ons
nognvelgevalliger" dan het, buiten zijn anti-clericale
buien, ons steeds geweest is.
Zeker zijn wij het over den kerkdwang
voor militairen geheel met de Midd. Ct. eens.
>Oflze aandacht, zoo schrijft zij, had het
bericht omtrent het houden van godsdienst
oefeningen aan boord van onze oorlogs
schepen ook getrokken. Doch wij hebben
nog gewacht of eene tegenspraak of eene
andere uitleg van de bedoeling dier zon
derlinge beschikking ons zou bereiken.
Nu die niet zijn verschenen, en het bericht
dus waarheid bevat, hopen wij eveneens dat
den minister van marine eens gevraagd zal
?worden wat wel de aanleiding is voor die
eigenaardige tyrannie, welke toch eigenlijk
niet in onzen tijd en vooral niet in ons
land thuis behoort."
Toch zouden wij hier nog een opmerking
aan willen toevoegen. Hoe komt het,
vragen wij, dat de liberale pers in den lande
deze berichten niet heeft gecommentari
eerd ? Is dat soms wijl ze maar over matrozen
en soldaten handelen, of is zelfs het
beginsel van gewetensvrijheid in discrediet
geraakt? Een twintig jaar geleden zou men
over de invoering van kerkdwang bij leger
bevel iets hebben gehoord!
Een droevig jubilaeum.
Keizer FRANZ JOSEPH
bij zijn troonsbestijging (1848).
Trübe Vergangeiiheit, trübe Gegcnwart, und
vielleiclit nueh trübere Zukimt't, das ist
die Si^iuitur dieses Jubiliiums.
(Fra,ikf. Zeiluay).
Het pirtret, dat wij hierboven afdruk
ken, is dat van Keizer Franz Joseph bij
de aanvaarding zijner regeering, vijftig
jaren geleden.
Onder zeer moeielijke omstandigheden
werd de achttienjarige aartshertog tot den
troon geroepen. Keizer Ferdinand, die
zich niet langer kon vastklampen aan
het absolutisme van Metteruich en diens
school, had afstand gedaan van de regee
ring; zijn broeder, aartshertog Franz Karl,
de naaste erfgenaam van de keizerlijke
waardigheid, weigerde die te aanvaarden,
en droeg den last over aan zijn zoon
Franz Joseph. Was in Oostenrijk de orde
eenigermate hersteld, in Hongarije was
de revolutie nog in vollen gang en in
Lombardije was de oproerige beweging
wel ten deele onderdrukt, maar de gisting
toch zoo groot gebleven, dat elk oogen
blik eene nieuwe uitbarsting en een oorlog
met Sardiniëte verwachten was. Doch
in de Habsbnrgsche monarchie bleef het
leger getrouw aan de regeering- Daarbij
verleende zzar Nikolaas krachtige hulp
tot onderdrukking der revolutie in Hon
garije ; in Lombardije bleven de Oosten
rijkers overwinnaars, en zoo scheen na
betrekkelijk korten tijd hot prestige, al
thans de macht der regeering, hersteld.
Óók buiten de grenzen, want de voor
Pruisen zoo vernederende conferentie te
Oimütz had het overwicht van Oostenrijk,
in de zaken van den Duitschen Boud,
geheel hersteld.
In het eerste tiental jaren der regeering
van dea jongen vorst was de reactie
oppermachtig. In 1351. werd de in 18-19
noode toegestane constitutie weder inge
trokken. In 1855 werd het, Concordaat
gesloten, dat aau d'! geestelijkheid eene
bijna onbeperkte macht in school en kerk
verzekerde. Ilampen en tegenspoeden
waren noodig om de keizerlijke regeering
vau dezen weg terug te brengen. In het
jaar 1859 brak de Italiaansche oorlog uit,
dien Sardiniëmet de hulp van Frankrijk
voerde. Oostenrijk werd bij Magenta en
bij Solferino geslagen, moest Lombardije
prijs geven, en kon zich niet langer ver
zetten tegen het tot stand komen van het
koninkrijk Italië. In 1SGU volgde de
oorlog met Pruisen, die voor goed een
einde maakte aan Oo«tenrijk's
overheerschende positie in Duitsohland en tevens
het verlies van Venetiëtengevolge had.
Keizer Franz Jnscph heeft met die
beide harde lessen zijn voordeel gedaan.
Na den oorlog van 1S59 werd, onder
leiding van Von Schinerling en de
Duitschliberalen, in Oostenrijk het, constitutioneel
regime wedtr ingevoerd; na dien vun 1SO(j
werden den Hongaren hunne rechten en
vrijheden terug gegeven en kwam liet
compromis tot stand, dat ruim dertig jaren j
lang de grondslag is geweest voor de be
trekkingen tusschen de Cis-Leithaanselie |
en de Trans Leithaansche helft van de J
monarchie. Dat compromis is echter tevens j
de bron geworden van emdelooxe mooie- l
lijkheden, van tallooze coi (lieten. Het |
nationaliteiten bcgirs*!, v.-aarvan lu-t door i
het compn mis bezegelde dualisme eene !
eerste erkenning was geweest, dei d zich i
meer en meer gelden. Telkens opnieuw
werd men herinnerd aan het venijnige,
maar niet onjuiste woon) van den
Franschen diplomaat: Oostenrijk is geen staat,
het is slechts een gfographisch begrip. In
plaats van het dualisme eischte men het
federalisme. De Czechen begeerden eeue
zelfstandigheid, minstens even groot als
die der Hongaren; de Polen en de
Slovenen bleven rnet hunne aanspraken niet
achter. In het noorden van het Rijk ont
stond een verbitterde strijd tusschen de
Duitsche en de Slavische elementen der
bevolking, die nog steeds aanhoudt en
bijna elk ministerie tot onmacht doemt.
In Hongarije wisten zich de Magyaren
de hegemonie te verzekeren, en dienten
gevolge geeft in de laatste vijf-en-twintig
jaren dit deel der monarchie, ook voor de
betrekkingen met het buitenland, dikwijls
den doorslag. Dit bieek vooral op liet
congres te Berlijn, waar Oostenrijk-Hon
garije, zonder aan den strijd in het Oosten
te hebben deelgenomen, belangrijke
voordeelen verkreeg. Die voordeelen hadden
echter ook hunne schaduwzijde, daar zij
aanleiding gaven tot een vaak zeer scherp
antagonisme tusschen Oosu
nrijk-Hongarije en Rusland op het Balkan-schiereiland.
In het jaar 1879 kwam het bondge
nootschap met Duitschland tot stand, en
een paar jaren later werd dit, door de
toetreding van Italië, uitgebreid tot de
triple alliantie, die voor den politieken
toestand van geheel Europa zulk een
hoogst belangrijke factor is geweest. Het
is duidelijk, dat het aan keizer Franz
Joseph geen geringe zelfopoffering moet
hebben gekost, aldus de hand te reiken
aan vroegere vijanden, die door de fortuin
zooveel beter waren gediend dan hij. Een
verbond der harten is deze alliantie nooit
geweest, al is dit in officieele redevoerin
gen en toasten honderden malen beweerd.
De tegenstanders en die zijn binnen
en buiten het gebied der bondgenooten
te vinden verkondigen luide genoeg
het naderend einde dezer verhouding. En
zelfs de voorstanders erkennen, dat het
een bedenkelijk teeken is, wanneer men
elkander zooals steeds meer gebeurt
telkens opnieuw voorrekent, wie nu eigen
lijk bij dit bondgenootschap het grootste be
lang heeft of er het meest van profiteert.
Persoonlijk is keizer Franz Joseph bijna
geen enkele ramp bespaard gebleven. Op
tragische wijze verloor hij zijn broeder,
keizer Maximiliaan, zijn zoon, den
talentvollen kroonprins Budolph, nu onlangs
zijne echtgeuoote. Maar dit zou alleen
een menschelijk meijMyden verklaren, niet
de algemeene sympatie en hoogachting
welke den grijpen monarch ook ver buiten
de grenzen van Oostenrijk-Hongarije wordt
toegedragen. Keizer Franz Joseph is vijftig
jaren lang voor zijn volk een toonbeeld
geweest van ijver en plichtsbetrachting;
hij heeft ongetwijfeld menigmaal onver
standige raadslieden gehad, maar steeds
met de beste en eerlijkste bedoelingen ge
handeld. Op zijn eenmaal gegeven woord
kon men ten allen tijde staat maken, al
kostte het geven en het houden daarvan
hem de grootste zelfverloochening. Con
servatief en clericaal door aanleg en op
voeding, heeft hij toch, wanneer hij be
greep, dat het belang van zijne onder
danen en zijn plicht het hem voorschreven,
ook met vrijzinnige regeeringen eerlijk
samengewerkt en daarmede groote dingen
tot stand gebracht.
Men zou hem, na zooveel inspanning
en zooveel beproevingen, van heeler harte
een rustigen en gelukkigen levensavond
willen toewenschen. Maar de teekenen
des tijds zijn niet gunstig en zelfs de
herdenking vau de diensten, door hem
gedurende eene halve eeuw aan zijn land
bewezen, heeft in den. scherpen partijstrijd
nauwelijks een oogenblik van verademing
gebracht.
Sociak aanqïlzqtiilltbïii.
</ <j
Armenwet en Armenzorg.
M de J',.
Mug ik ever; de aandacht vrage.i van u;re
lezers voor tw:io feiten dio ik vermeid vind
in uw blad van heden eu wel iri een stuk,
getiteld: «Concentratie van onderzoek bij armen
zorg."
1. Een gezin wondt zich o.n onderstand tot
de kerk, waarvan m.'in en vrouw Hdma.it y.ijn.
De wijkdiaken: *bev:il het gezin op do eerst
volgende vergadering ten zeerste aan en werd
»in staat gesteld, hun een wekdijksche onder
steuning toa te zegden, vuiler roonvit'irde
tereawel, d/tt mun eit rrvitw ztuh ten *iH>edit/*l?,
i>ter verkrijging run meerdere !m!]i moesten
sicendcn tut het biiry-jiijk /iruibinlimr". (Ik
onderstreep).
sDeze raad werd opgevolgd."
»0ok nu weer viel het onderzoek gunstig uit."
Ik neem dus aan dat het I!. A. hier hulp
heeft verleend, maar dit is toch in lijiirochten
strijd mot Art. L>1 der Wet tot Ketting van
het Armbestuur, immers, geun bnrgf-rajii bestuur
maij onderstand vtrleenen aan armen dun zich,
voor zooveel mogelijk, te hebben verzekerd
dat zij dien niet van kerkelijke ot' lim-gflrlvjke,
instellingen van weldadigheid kunnen erlan
gen, en dan slechts bij volstrekte onvermij
delijkheid.'-'
-. Het tweeds geval is dut van oan gezin,
dat van niet n/irder dan zcreit verschillende
zijden ondersteuning geniet en wel buren <um,
sub. « van het, B. A. ? 1.50 per week, en in
de tireede ]>l<ui/.<, sub b van de lurk ? 0.75
per week en een paar brooden,
J lier is de overtreding van Art. L'l door
het li. A. nog duidelijker geconstateerd.
Intiisschen, het is mij bokend dat er etsno
Wetsinterprotalie bestaat, die dergelijke over
tredingen ver-ooHjkt, j:i, weet uit te leggen
dat 't eigenlijk in 't geheel geen overtredingen.
zijn. Hoewel mij als niet-juist die
redeneï-niig nooit heel duidelijk is geweekt,
kom ik er h.inst toe om mij te verheugen dat
het f!. A. te Amsterdam zu schijnt te hebben
aanvaard en zoodoende de ergerlijkste hard
heden van Art. '_!üweet ai'testompen.
Maar, M. de U. en dit is de aanleiding
tot mijn schrijven wat moet men deuken
van kerkelijke instellingen van weldadigheid,
aan wie de ondersteuning der armen is over
gelaten ; van kerkelijke instellingen die zich
krampachtig aan dat art. 20 vastklampen; die
een ieder wie maar even naar dit heilig huisje
durft kijken, verketteren als wure hij een vijand
van kerk en godsdienst.
Wat moet men zoo vraag ik van zulke
instellingen denken, indien men verneemt dat
zij ah coorwiianle voor hunne hulp («ie geval
No. f) durven tfl slc'den de aanvrage otu
meerdere hulp bij het fi. A.
Wat moet men van zulke instellingen denker,
indien zij een aalmoes van vijf-en-zeventig
centen plus twee brood en per week durven
beschouwen als nndtrxti uiting voor een weduwe,
zonder werk met vijf kinderen (ziegevnl Xo. 2),
dat is dns op zijn hoogst t me en n halce
cent per dag en per hoofd (met inbegrip der
twee brooden.)
Wie is het. die in deze beide gevallen
erkent, dat de S aats- (in casu burgerlijke
gemeente) armenzorg de hoot'zaak is V Vvio
spot hier met art 20 en maakt dit wetsartikel
belachelijk en oimiogelijk in de oogen van.
ieder denkend wezen ?
Ik wensch h'er niet in beoordceling te
treden van de denkbeelden in htt aangehaalde
artikel ontwikkeld, omdat ik 't niet geheel
met de schrijfster eens ben, maar zrj heeft
een goed werk gedaan door deze twee feiten
te noemen en voor de juistheid er van met
hare ondsrteekening borg te blije^n.
Zou 't niet op den weg uwer Redactie lig
gen, eene enquête te openen ter verzame
ling van hfit grootst mogeiyke aantal van
soortgelijke feitan ? Mij dunkt, waar rede
neeringen reeds lang niet meer baten, moet
zulk eene collectie van feiten toch stellig bres
schieten in de stelling der voorstanders van
art 20. . -t,
Ik geloof dat ge er e'ïn goed werk mede
zoudt do^n. Ik erken echter dat er ne
moeilijkheid aan verbonden is, nl. deze : de
namen der gesinnen mogen niet genoemd
worden, men kan nooit weten, en zij mogen
er nooit eenig nadeel door lijden ; als waar
borg voor de juistheid der feiten zal dus de
naam van de beric'ntgeefater (jen berichtgever)
moeten dienen en velen zien daar tegen op.
Maar u habt wel voor gvooter moeilijkheden
gestaan en zo overwonnen, dit zxl u das hier
ook wel gelukken.
Hoogachtend,
L' u> Diu. Du.
WESTKROUEN VAN MEETEKEN.
Amsterdam, 7 Nov. '!)rf.
Zeer begrijpelijk, dat de geachte inzender
getroffen werd door de raededaöling in ons
blad van 27 j. 1. aangaande de samenwer
king van hef Burg. Arm best. en de kerk
en de particuliere weldadiglieidsgenoolsch.
waar art. 20 vun da armenwet, dit het
B. A. ten duidelijkste verbiedt.
Op zijn vraag echter, of' het niet op onzen
weg zou liggen, een enq'iête te openen, ter
verzameling van het grootst mogelijk aantal
van soortgelijke fViten, meerien wij een ont
kennend antwoord te moeten geven. Immers
de voorstanders van art 20 en 21 der Armen
wet, waarbij de armenzorg in hoofd
zaak aan de kerken en particulieren wordt
overgelaten en der gemeente alleen een
armenzorg als politie maatregel wordt toe
gestaan, die zich geheel te onthouden heeft
bij den gering.sten steun, die door den
noodlijdenden van andere zijde wordt ge
noten weten wel, dat dit, standpunt in
de praktijk niet te handhaven is. Zij zelf'
geloovcn reeds lang niet meer, dat het
houdbaar znu zijn.
Opmerkelijk is het dan ook. dat het
bestuur van Liffdndigl/eid naar Vermogen,
hetwelk zich verlet heeft teeen het richten
van. een verzoek aan de Tweede Kamer,
ten eitxle het tot sfand komen eener nieuwe
armenwet te bevorderen, waarbij art. 20
moet worden herzien, nog pas verleden jaar
ten duidelijkste heeft bewezen, hoo volstrekt
onmogelijk het is, door bijzondere instel
lingen v<in weldadigheid het gebrekkige
werk der kerkelijke instellingen behoorlijk
aan te vullen.
In het verslag van het genootschap over
1897 lezen wij toch:
l Ir!, is i.'i-ii inaalaclmpprlijk belang, ind; de tiuv=tc
(<M",vij'li>!U', lm 1 tien mfi'-trn ernst l'1 <lirm-ti. zu'nvi-]
iloor pcrsuoiilïjkr ini'ilc'\\crkiii!J. als dom1 gi'hlelijkrn
steun. K;i :tl is ihvHiiu' ten aanzien van lul trrsU:
wcllic'll niilllü'.'viijk, missriiicll ook OMLir1.* '?ilsr.ilt, ,:',, o
n//'// 'oc/t. ui'/'nri/iT<l trtn'tli'ti tUi! t ib't' i/''id.r
v<'rifa[ct/ilXf Z'jlll'r /!'/!/ l.:-!(!lt /lij/iftlflij'. til l^'1. /,'.!*/? tf. 1} (!|>
v.elke wij/e du dm-] bereikt wui-dt, laieit \\ ij voor
liet, ungenblik in hel mid.ien ; wil men jtrmenzmx
vau overheidswege, ni' de jmrtieuüere Jie!'d:idi_;"!leid
subsidieereu, eu in kei lautsSe. ;j;ev;vl \\eer tr.ulevwlie'.de.u
liisselii'ii kerkelijke ai'iueiu iri;1 eu die van aitdevo
lielnuieu, (nis is dit hierbij vrij onverseiiil' ig,
;/?//.? ma:T rnl//.!,1/!/]^ st:'u.:t, /,;//', v,/r/('!-t/4 iVürdL'n
traar dit //?, v/-/ /v."'
Kil natuurlijk, wolk denkend ' mensch,
met, armeii/.org bykend, kan anders spreken?
Want de toestand ouder de vigeerende
arlikelen 20 t>ii 21 is all'-rijseiijkht. Luister
maar naar hetgeen de/.elf'du rapporteur in
hetzelfde veislug liet volgen.
;/ ;/, :ii/trl''/i //»<! / //.v/ ? r- r/,'Vr////'/y<v/ ro/ir ,.//','«//v //t
~.;n'nv/i !<> l,'i.(/ijt'i< n*' t/'-"(iri.li'ii . \ ee-' daarbij de telken jare
t'Tükeereade kle.iue uiueihjkhedeu, vau ledeu du;
bedanken \ior bun liduiaa! seb;ip omdat zekere, door
li, u o^ej.vveu :;v/,iiiiie!] uiet ^eboipen \v..ii\len. terwijl
ei' dikwijls ver! /ee;n mvbap i:el>ru!\l ni-iit \\o.\U-u
om audeieii Ie be!i Mideu, eu we, ?!' anderen xiek als
lid cip'.ce'>eU'le, daal'bij tevens duielijk \w>ïef n bepaald
i;v/in bulp vi'.ureu. die wij in deu ivvl belaas niet
ireven kennen. \\eer aieie,-, \\ brialixen t'innl.is t,n~e
t/-!.'/'/':/ f//'.v/;;,vv /:/'J 'r,/ ell de:'l u vi l'^IMuteil zóó Zekei;
ui( l tie kans d. M, u ij eenmaal \\eei- die denreu kniinen
(<;|.,u /..(ien. V\ ij U i'i ;il'.-n euM!'»m. 7,imhiU'-T wij
t'flsl»il vt!. r/;t r, ?;./?-,//,/,' /,/,</,-<///?,/ inoefen beslaan. 0113
\rauvn om belangrijk'1 nilbreidin^1 \an on/e inkomsten,
P/,'/.// t'f rt /! Ci.tJ'' /,-i/,//e a>';i u, -f r,.<jrltluï. uj i/.-tlu/i'ii
/.-'{in-ii inKnr //??:?/.>??;'. \Van1 .?',/.,,?,.,?/(, /,,./' ,/,?/??,./(?
(t f,j,'!n,>ir'>i f/vit/- />?/,/,,,/ wij ^reu niruxve ire/iuneu
(beba'\e voor lien.eb'n- \ oo '.^ehot eu werk) ili
brbaiKlelin^ kunnen nemen. '
!M MjnrldiiiYiui _"e»'io!eu bK'u'n onzer denivu is
een dei' vu.n'ua'ini -:e Mivzukeu dat dil deel \;m ons
\\ei'k Mverk . -"t--(--| ?,!''] n^'i 7,10 \\cinu- i'isiillaat liieft.
Ju drn re_yl ;.teil is bij de Lp'/!!inel[ die zich voor
\vel'A aaninr'de:]. / re>t« ;/? IJ<' ij!,i' */>->?,>/ il'.ufllj, leut
""'j ":''l /??/<?""?" '??'??'? /»?//'".?"
In lv,)7 -nei-d dooi: ons aan -i.>ó ire/iuueii
/ ::?.';!!.-,. li:^ ini-ek-eri-d. <ip Hl December baildeu
u ij ',Y.>\ 'cieuv!d ondelMeunde LT' ZMI Hen. die samen
/'i)l(i.,VI per wn-k onlv in:.'i n. llel _rnii:iiield ('ijler
\\ iJM aan, da! ia deu l'r^'d ou/.e iHJdi'a^,1 4ivkt, lol
dekkinu: \an lihiii'. Mier kninuij \\ ij /eideli iloeii
mei bel OOLT op onze Leldniuidelru.
In 1897 ontvingen wij aan legaten: samen ? 1500
of ? 16300 minder dau in 1896."
Welnu, dat de Armenzorg overgelaten kan
worden aan d-e kerkelijke en bijzondere
instellingen van weldadigheid, wie ge
looft dat meer?
Zal er ooit een voldoende armenzorg
komen, dan moet de gemeenschap het ont
brekende geld opbrengen, en wie denkt er
te onzent aan, dat dit ontbrekende geld door
de gemeenschap verschaft, anders dan in
zekere gevallen bij wijze van uitzondering,
gesteld zou kunnen worden in de handen
van kerkelijke of bijzondere instellingen?
Art. 20 en 21 te bestrijden het is,
dunkt ons, niet meer noodig; op geen enkele
wijs. Noodig alleen is en blijft drang op de
Regeering uit te oefenen, om den zoo lang
reeds verwaarloosden plicht te vervullen.
Intusschen heeft de minister Borgesius
in zijn memorie van antwoord op het ver
slag der afdeelingen voor hoofdstuk
Binnenlandsche Zaken der staatsbegrootrng verze
kerd, dat hij van de urgentie eener herziening
der armenwet overtuigd is en alleen de
voorbereiding van de woningwet hem ver
hinderd had, den arbeid te voltooien. Komt
Z. £xc. uu niet weder iets tegen, dat hem
in zijn studie belet, dan bestaat er voor
ons en de armen alle kans, indien
het ministerieel leven niet ontijdig wordt
afgesneden, nog eens een ontwerp nieuwe
armenwet uit zijn portefeuille te zien ver
schijnen. Daarom blijft het nuttig, mede
op te passen, dat de Minieter niet weder,
tegen zijn wil, een zijweg inslaat. En voor
hen, die vreesden, dat de woningwet en de
leerplicht reeds het geld zouden verslinden,
dat Pierson voor sociale hervormingen be
schikbaar houdt, is almede een gerust
stellend woord gesproken. Wij weten im
mers, dat bij de woningwet, «wanneer men
het maar verstandig aanlegt, men niet
betrekkelijk kleine uitgaven zeer veel kan
doen." Aangaande den leerplicht is de
premier, wat de financieele zijde betreft,
wellicht nog niet tot gelijke conclusie ge
komen, maar zoodra hij ook hieromtrent
een even opvroolij kende zekerheid zal heb
ben verschaft, kunnen de armen
heelemaal gerust zijn en wij natuurlijk ook.
uü/iii'! . <v;; rr/j jat*/ l^///.' l.i"'ii d- IL 1',/ailHci'lt'il
torslatl'l r/r, l i>, is i/i'/i n/S'-fiiiji. J)e v:;urz.iel\tigbelil
gebiedt ons \"onT Je \asie omb fsTeirniiig uiet meer
te besteden dan un/e \asle inkomsten bedfa^reo, hoe
gaarne \\ ij ook 'Aa! minder solide, zoiiileii willen zijn.
kooblii;;' dan ook onze c?,ilr:i,fl ,:s /,!,:! l>l,t,.<ir('k
V''r>n t't'('>'ren, knnniii wij aau de zoo noodi;j;e
uitbi'Miliiur MUI deze u i'ze \'au bulp uiii denken, liu
boe iiooilig hè; is oi.ze \a-1e illkom-ten Ie \ er.-tel'kru
bli'lkt uil !iet ieii, //-?/ ?'-;? 4 r, ;, <-p~~n'/ieu in: t
l\:rfel>ik<! tt/ii{i'i'>h-iu/ivv // ,'p /!, die At.i.i:\ voor rin-cr/eld?.
i, /U''i'/-s/< (?? filmt in au'ftm<'i'k'ii/it inct^ffn /.-omen, ter\\ijl
een iji'fxil ilii'l //,'/? ~ '2 1 (:r~h ?;;;'.'/, ilii' T//I /'?* tlniïe t
nnfl/ r*li'!iii/i/iiïi// !'f kr-'f/)l. iil f/'.:- (/'r/<>
^iH^lcilK/it/hi'.ii/ V: i'l,'<'i'i C'i . i'itn f/i'i'i i/t'f/1/' lut!]i Ie óc/wt'i'en,
En hoe stond bet, nu met den linancieelen
toestand van liet (icr.ootschap dat r.og niet
om ren wet, waaruit art. 20 wordt verwij
derd, wilde vragen :
,,l)e eonlr.belien bedroegen /'?.fi(l('/?. .">!*, ''/ v n<-/i
'er;ti!/ia,ig bij bet vooral'-aaude' jaa,- vuu /' LSQ^.iO ;
aan gillen onHin^eu «ij /' ^OINCi.OSI.'a zijnde
/' '.HTl.M 'j un,.'i!/'i- dau iu IS'.lii. l )e jaai'lijksi be
eil'eniai i'i' bei r. te aau vaste eonlribnürs j' 3ï.50,
aau milieu /' .'.'.V.' i .75 o[i.
IIIIIHIIUIlllHIHMlIltlllllllllllMlllllltlllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIINIIIIIIII
153
in de Hoofdstad,
Wanneer op de abonnementsconcerten m liet
concertgebouw een nieuw werk wordt uitgevoerd,
behoort dit voor ieder die belang stelt in de
moderne kunst een feit te zijn, dat niet onop
gemerkt, mag blijven.
Donderdag l dezer speelde de heer Mossel
eene compositie van onzen te Luik gevestigden
landgenoot Carl Smulders Rosch-IIasohana
(Pricre) voor violoncel-solo en orckest.
Dit werk wijkt in bijna alle opzichten af van
wat men gewoonlijk ontmoet op Let gebied der
instrumentale solo-litteratuur. Geen spoor vau
zoetigheid, of zoogenaamde dankbaarheid voor
het instrument. In zooverre is het stuk van
Smulders met vjeugde te begroeten; het kan
helpen bijdragen tof, liet weren van de z.g.
virtuozenmuzitk uit de concertzaal. Het staat
op geheel modern standpunt en is symphouiseh
gedacht; d. w. z. het orchest heeft geen onder
geschikte begeleidings-rol, doch is zelfstandig
en zelfs met, veel variëteit in het coloriet be
handeld. Bij het eerste aanhooreu echter vielen
mij twee dingen op, die aan de boven opge
somde gunstige eigenschappen afbreuk deden.
lu de eerste plaats miste ik die plastiek in
de thema's, die bij een eersterangs-kuiist.werk
dadelijk in het oog springt, en die daarvoor
ook onontbeerlijk is ; in de tweede plaats meende
ik dat de dimensies vau het geheel niet beant
woorden aan den forma Ion bouw van het stuk
in zijn onderdeden, zoodat de verlioiidii gen
niet geheel juist zijn. Er ontbreekt dientenge
volge juist, datgene aan, wat een btuk die
symmetrische klaarheid verschaft, die het ge
makkelijk overzichtbaar doet zijn en die toch,
op den duur slechts volkomen bevredigt. Zou
het daaraan te wijten zijn dat het publiek
slechts weinig onder den ind-uk kwam? Het
had echter den heer Mossel wel dankbaarder
mogen zijn voor de zorgen besteed aan. de
uitvoering van het, in ieder geval, zeer belang
rijk solostuk. Ue lieer Mossel bewees daarmede
opnieuw welk intelligent kunstenaar hij is; hoe
gemakkelijk toe!; ware het geweest slechts te
grijpen naar liet gewone virtuozenrepertoire,
waarmede de kunstenaar in den regel meer
applaus inoogst, dan met een stuk gelijk dat
vau Smulders. Ik hoop echter dat de lieer
Mossel het niet ter zijde gaat, leggen en bet
later nog eens op het programma plaatst.
De orchestwerken vau dien avond waren als
openingsnummer de dmie Leonore-ouverture
en als slotnummcr de vijfde symphouie van
Beethoven en aaartu?schen in Wagner's Tris
tam-voorspel en slo'serne.
Mejuffrouw Mane Ji-.ffé, uit Parijs, bleek het
overbodig te achten uaar nieuwe werken te
zoeken, toen zij Vieuxtemps' vijfde vioolcon
cert koos als hoofdnummer voor haar optreden
in het abonnement.'.concert van 8 dezer. Echter
waar zooveel schoous geboden werd, als mej.
Jafféte genieten gaf in de g-mol sonate van
Tartint, mag mtu euno keuze als ~vau boven
genoemd concert, misschien onverklaarbaar vin
den, maar toch door de vingers zien. Het was
ui. vooral in Tattiui's sonate dat de jeugdige
violiste blijk gaf vau een stijlgevoel, een diepte
van opvatting, een grootheid van toon en eau
edelen hartstocht, dat men haar ademloos vo'gde
in hare iijiutt: iuicuuiiu. En welk een instru
ment stond haar 'er zijde! De hooge tonen van
eene seiapbnusehe lichtheid en de diepte van
een volheid als die eener viola. Mejuffrouw
JaJIéheeft zich met n slag een plaats ver
overd ouder de eersten van haar instrument!
De heer Mengeliierg begeleidde haar in artini
even mooi op den vleugel als in Vieuxtemps'
concert met zijn orchest.
De ovt ngc nummers van liet concert waren
Senumaun's Maufred-ouverture, welke zicb van
alle orchestwerken van dezen componist, nog
wel het langste zal handhaven, dank zij hare
gunstigere figi'i.sci'.-ppen en de instrumentatie;
voorts Straujs «Don Juan" en Wasrner's
Lolicngrin-voor.-pel (3i.' acte), beide uitmuntend
in rijkdom vau ou-^cstklaiik.
Dat al de« werken prachtvol werden uitge
voerd bedoelt nauwelijks meer vermeld te
worden.