Historisch Archief 1877-1940
6
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1120
iiinimiiiiiiiiliiiiiiMiiHiiiiiijiiiiiiiiiiiiniiiiitimmi
München, 2 Deo, 1898.
Geachte Redactie!
Kaar aanleiding van uwe mededeeling, dat
u mjjn stuk niet kan plaatsen, daar u de
eindeloosheid van het debat vreest, zoo kan
ik u hierin geluk geven, hoewel er van m\jn
kant geene verdere schrjjverjj te duchten is.
Ik meende echter niet te mogen zwy'gen,
teneinde den sehyn van my af te wenden, alsof
ik werkelyk verslagen was en ook omdat ik
den heer Levy in een opzicht gely'k moest
geven, nl. dat ik, onder invloed van mijne
speciale studiën, in Nietzsche
ietshineininterpretirte in socialen zin, wat er oorspronkelijk
niet in zijn zin bedoeld was. Dit heb ik dus
teruggenomen.
Verder moet ik beslist tegen de zoogenaamde
bestialiteit in Nietzsche's moraal opkomen. Ieder
mgner lezers, die Also sprach Zarathustra
gelezen heeft, en ik hoop dat er toch wel
enkelen zullen zjjn, zal met my protesteeren.
My n citaat uit Eugen Schmitts werk >Nietzsche
an der Grenzscheide zweier Weltalter" had
ten doel: 1°. aan te toonen de barbaarsche
partijdigheid om stokstyf op zyn eigen stand
punt staande, een philosoof, die van een geheel
ander standpunt uitgaat voor krankzinnig te
verklaren;
2°. den heer Levy te antwoorden op de
wijheid die ik my genomen heb om in twijfel
te trekken dat Nietzsche steeds meer heeft
afgedaan, daar bijna elke week nieuwe bro
chures en boeken verschijnen, die zich ten
deele verkwikkelijk onderscheiden van de
vroegere plebejisch heftige bestrijdingen, door
onpartijdigheid en ernst.
Ik heb overigens geenszins een pleidooi voor
N.'s stelsel willen houden, als rekenend my
daartoe onbevoegd, maar wel protest willen
aanteekenen tegen een dergelijken heftigen, op
applaus van de groote menigte berekenden,
aanval op een persoon en een stelsel, dat
naast Schopenhauer, v. Hartmann, Iliehl e. a.
volkomen recht heeft van bestaan en door
genialiteit en voortreffely ken kunstvorm uitmunt.
Over Nietzgche als kunstenaar, voornamelijk
in »Also sprach Zarathustra" zal ik niet uit
wijden. Dat is een kwestie van al of niet
ontvankelijkheid voor kunstindrukken.
Ik houd echter tegenover iedereen staande
dat Nietzsche een groote en merkwaardige
persoonlijkheid was, die niet met eenige groote
met overtuiging uitgegilde woorden in 't gek
kenhuis gestopt kan worden.
Het spijt mij alleen dat juist ik protest heb
moeten aanteekenen, en dat niet een meer
bevoegde zijn stem heeft doen hooren, gelijk
ik overtuigd ben dat hier in Duitschland direct
gebeurd zou zyn als iemand zich vermeten
had in een populair weekblad op dergelyken
onhebbelyken toon een groot man aan te vallen.
Hopend, geachte redactie, dat deze weinige
regelen geplaatst mogen worden, en belovend
verder my'n mond te zullen houden, wat er
ook van de andere zijde [kome, teeken ik my
hoogachtend,
T. B. ROORDA.
Aan de Redactie l
Ook mijnerzijds slechts dit, ten besluite.
Het «applaus van de groote menigte" is mij
volmaakt onverschillig, gelijk haar blaam het
zyn zou.
Het ondubbelzinnig verzet tegen
menschonteerende stellingen, ziet de heer Roorda voor
«groote woorden" aan.
Dat de taal dier stellingen kunstvorm heeft,
maakt ze niet beter, haar gevaar echter des
te grooter.
Een »groot" man is men nooit, tenzij men
een goed man is.
Op dit punt nog een getuigenis, zooeven
verschenen: »Ten slotte was niet de anarchie,
»maar de heerschappij der sterken en
mach»tigen, zy' het in den vorm eener aristocratie
>en heerschende kaste van hoogere menschen,
aof als tyrannis, als kracht, en
geweldheer«schappüvan een Cesare Borgia of Napoleon I
»het doel zijner gedachten" (Th. Ziegler. Die
geistigen und socialen Strömungen des
neunzehnten Jahrhundert. Berlin 1899, blz. 59(>).
Inderdaad, wél een groot man ! die als «doel
zy'ner gedachten" den bloedhond Caesar Borgia
predikt.
Geloof mij, hoogachtend
Amst., 8 Dec.'98. J. A. LEVY.
Aan den Hoog Gel. Heer Prof. C. L. Dake,
Amsterdam.
Hooggeleerde Heer!
Vele jonge kunstschilders zullen u wel dank
baar zyn, dat gy' eens de aandacht hebt ge
vestigd op het treurige bestaan dat sommigen
hunner leiden. Wat u hiervan zegt, is vol
komen waar.
Sta mij echter toe eenige bemerkingen te
maken op de middelen die u aangeeft om,
als het kon, hierin verbeteringen te brengen,
vooral no. 2 en 3 van uwe aanwijzingen komen
my voor dat weinige jongelui, vooral hun die
geen protectie hebben, weinig zullen te stade
komen.
Zou het b. v. geen aanbeveling verdienen
als »Arti" jonge kunstschilders die nog geen
naam hebben gemaakt en die geen ? 20 contri
butie kunnen betalen ook eens in de gelegen
heid stelde hun werk aan het publiek te
toonen.
Velen van hen moeten nu tegen wil en dank
lid worden willen ze kans hebben dat hun
werk door de jury by tentoonstellingen wordt
aangenomen. En die kans is toch al zeer
gering, dat weet u.
Wel koopt de Vereeniging tot Bevordering ?
der Beeldende kunsten eenige werken van
jonge kunstenaars aan, doch eerst moet men
weer lid van de vereeniging zyn, wat samen
met het lidmaatschap van Arti f 25.?bedraagt,
voorwaar geen gering bedrag, wat de meesten
natuurlijk niet missen of betalen kunnen.
Eenige veranderingen hierin te maken door
hen die de macht daartoe hebben, zou vele
jonge kunstenaars, wie nu de handen gebonden
zyn, aangenaam zijn en wie weet, welke genieën
er nog schuilen onder hen.
Het publiek koopt niet veel, maar de on
zinnig hooge prijzen die sommige jonge schil
ders vragen, schrikke niet weinigen af. Ze
moeten hierin een voorbeeld nemen aan hun
Engelsche collega's.
Een belangstellende
in het lot van jonge schilders.
Arme jonge kunstenaars.
Aan de Redactie van De Amsterdammer,
Amsterdam.
Mijnheer de edacleiir'.
Vergun mij een enkel woord mede te spreken
naar aanleiding van hetgeen prof. Dake heeft
medegedeeld over onze arme jonge kunste
naars," en de beschouwing naar aanleiding
daarvan door den heer Jos. Th. S. Cuijpers in
Architectura et Amicitia" te Amsterdam,
daarover gehouden. Terecht kwam men tot de
overtuiging, hoe diep ellendig de toestand
van vele jonge schilders in ons land is, zoodat
vele in het buitenland een onderkomen trachten
te vinden. Ten zeerste neem ik deel in hun
lot, te meer daar ik dat lot van zeer nabij
heb leeren kennen, ja zelfs, hoewel gelukkig
niet in het uiterste, heb doorleefd. Dat ik dien
ellendigen strijd om het bestaan eenigszins
beter heb kunnen doorworstelen dan vele andere
jonge schilders, is het gevolg van hetgeen de
heer Cuypers zoo juist heeft aangetoond, dat het
in het schilderen zoo hoogst moeilijk is te bepalen
waar het handwerk eindigt en de kunst begint
en het voor een schilder, vooral wanneer hy
ongefortuneerd, zonder protectie, of geen buiten
gewoon genie is, gewenscht is, te beginnen met
zich eigen te maken met de z.g. mindere werk
zaamheden zooals decoratie- en gewoon
huisschilderwerk.
Welnu ik heb dit alles, vanaf het minste,
doorloopen en daardoor juist, heb ik, en hebben
velen met my, ons eenigszins kunnen vrywaren
voor de grootste ontberingen, doch ook daardoor,
zijn w\j op die trap van ontwikkeling in de kunst
blijven staan, dat wij geen genieën of talenten
eerste rang zijn geworden, doordat in vele
gevallen de talenten welke in velen of enkelen
sluimerden, zich niet vry hebben kunnen ont
wikkelen aangezien een schilder, wil hij zich
zelf zijn, geheel vrij en onafhankelijk moet
zijn. Verder hierover uit te wijden na het
gesprokene door den heer Cuypers zou over
bodig zijn, en daarom wil ik nider tot my'n
doel komen, n.l. het verband tusschen den jongen
kunstenaar en de kunstnijverheid en de belang
stelling welke deze in ons land geniet.
Ik kan mij geheel met den heer Cuijpers
vereenigen wanneer by beweert dat de schilder,
zooals ik boven besprak, op zekere trap in de
kunstnijverheid blijft staan en daarvan de
kern vormt.
Doch hoe weinig belangstelling ondervindt
die kunstnijverheid, zelfs van Regeeringswege.
Als vrije Nederlander groot gebracht en mij
zelf gevormd hebbende in de hoofdstad des
Rijks, kan ik mij niet weerhouden, mijn hart
lucht te geven als ik zie en ondervind hoe
treurig het dikwijls daarmede is gesteld, hoe
somtijds de meest ondernemende mannen op
dit gebied worden tegengewerkt, genegeerd, ja
hoezelfs zelfe van Regeeringswege tegen hen
wordt geconcurreerd.
Ik ben een der vele artisten verbonden aan
de kunstinrichting van den heer Henri
Bogaerts te Bokstel. Hoewel van myn jeugd
af gewoon aan het Amsterdamsche groote stads
leven, kan ik mij hier zeer wel voegen naar
het buitenleven in Noord-Brabant, en leef hier
dan betrekkelyk ook tevreden en gelukkig.
Alhoewel ik volstrekt niet van dezelfde geloofs
overtuiging ben als de patioon en de overgroote
menigte hier in Brabant, is noch door hem,
noch door iemand anders, over dit punt eenig
verschil ia de goede verstandhouding ontstaan,
ofschoon ik zeer goed voor mijne overtuiging
durf uit te komen. Ja, in het donkere Zuiden,"
vindt men lichtpunten en is niet overal huma
niteit onbekend, dat ondervind ik dagelijks in
my'n beperkte omgeving.
Verdere beschouwing over de toestanden
in deze streken wil ik er buiten laten, daar
deze in de door my bedoelde zaak niets
afof toedoen, welke alleen de kunstinrichting
van den heer Bogaerts betreft waar nog
menige jonge schilder een goede toekomst had
kunnen vinden, want steeds werd het aantal
artisten aldaar vermeerderd. Evenwel, u is
zeker de inhoud bekend van het, door den
heer Bogaerts verzonden adres aan de Tweede
Kamer. Hoewel ik mij nu volstrekt niet met
alles wat de heer Bogaerts daarin beweert,
kan vereenigen, en er ook niet nader op in
wil gaan, of hy volgens de geschreven wetten,
recht heeft op hetgeen hy vraagt, toch heeft
m. i. de Minister hier eene zedelijke fout begaan,
of minstens genomen, eene zeer onpolitieke en
ondoordachte handelwijze gevolgd. Eene onder
neming als het portret van H.M. de Koningin, was
het begin van een serie grootsche werken op dit
gebied, ook voor het buitenland, zooals de heer
Bogaerts zelf met ons besprak, voor den aanvang
zy'ner onderneming, en die, wij beseften het hier
allen, alleen door hem met zijne bekende energie
uitvoerbaar zijn. Of hem die lust niet ontnomen
is door de weinig aanmoedigende daad van den
minister,die zijne alleszins grootsche onderneming
met een slag vermoordde of minstens onher
stelbaar verminkte, en hem eene belangrijke
l
Trademark
THEE - E.
Tralernark
J»|J t. KID SOU ESTK.O
W" AMSTJffiKUAM. «
Groot Beddenmagazjjn.
l
'-^ f s
Groote collectie Wiegen,
Kinderledekanten, Luiermanden,
Babytafeltjes, Babybascules, etc.
etc. Vraagt geïllustreerde catalogus.
i Kraepelien en Holiu's ]
SALMIAK-PASTILLES,
algemeen erkend als het fteste mid
del bij Hoest en Verkoudheid.
Het is een slymoplossend en ver
zachtend middel bij uitnemend
heid. Verkrijgbaar by de meeste
Apothekers en Drogisten. Prijs per
fleschje 20 Ct.
8^* Alleen echt in Q fleschjes,
voorzien van etiquet, waarop de
handteekening van
KRAEPELIEN & HOLM,
Zeist, Hofleveranciers.
Een nieuw werk van Manna van Wonde.
Verschenen:
VORMEN.
HANDBOEK VOOR DAMES
door JOHANNA VAN WOUDE.
Prijs ingenaaid ? 1.90; ia prachtband ? 2.50; gebonden in satijn ? 2.90;
in gewatteerden band ?3.50.
Een uitvoerig Prospectus met inhoudsopgave wordt gratis toegezonden
door de Uitgevers VAN HOLKEMA & WARENDOHF. te Amsterdam.
PHILIPPONA KETELAAR,
14 A I- V K K S T i£ A A T 166, AMSTER.WAM*
SPECIALE INRICHTING voor hot vervaardigen van volledige
Uitzetten en Luiermanden,
Op aanvraag worden prijsopgaven en modellen franco toegezonden.
Biljartballen
Ie qualiteit Ivoor, met garantie; alsmede Lakens,
Queuen, Pommeranzen en verdere
Biljart-Artikelen, En-gros by A. OVERES, 's-Hertogenbosch.
Koopt oude Ballen tegen hoogen prfls.
l
NEG
R ij wiel fa brie k.
A. 3JUC S T E! !=*. XD A. JUT.
i
@
l
li
l
l
l
DRI\RT HOLLANDIA" TAFELWA
Cacaofabriek Mexico".
Cacaofabrikanten,
KOOG a. d. ZAAN,
HOLLAND.
BOM's Humoristisehen
SCHEURKALENDER
voor het jaar 1899.
-= Prijs 35 Cents. ^
Alom voorhanden.
KINADRUPPELSvanDr. DE VRIJ,
Het krachtigst werkend middel tegen
Malaria (binnenkoortsen) algemeene
zwakte, bloedarmoede en bleekzucht.
Vraagt overal de Q verzegelde flacons
a ? 1.?, voorzien van nevensstaand
fabrieksmerk. Men lette daarop.
Bij overmaking van een postwissel a
? 1.15 volgt franco toezending door de
Cbemlsclie Fabriek
MAISON DE BX.ANGI
A. SCHRÖDER & C°. "
JLeïdschestratit 32?34 Amsterdam.
Telephooii 2483.
Specialiteit in Witte- en Tricotgoederen.
P r ij s o p g a v e n en M o u s t e r s M orden gaarne toegezonden.
'8-GRAVENHAGÉT- ROTTERDAM.
van H. NANKING, Den Haag.
^KEI-LEESBIBLIOTHEEK
^"?"
486
IN VIER TAL.EN.
AMSTERDAM siog*i 486
BIJ AUONXEMKNT :
4 boeken tweemaal per maand geruiïtf,
Prijs per kwartaal f 4. , p. halfjaar f 7*5Of />. jaar f 14.
MEN ONTVANGT FRANCO, MAAR ZENDT OOK TRANCO T£fJUG.
i>eze Zlibliotheftc i» gelietl nieut# en bevat da nieuwste en
e
vrtujt- de Catalogus f prijs 25 .C/ s. gratis
Gevestigd te Amsterdam, Damrak 74,
Goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 3 December 189."), JV>. 38.
Maatschappelijk Kapitaal ? 1,800,000.
Directeuren: Mr. c. L. SCOTT en Mr. PAUL L. MULDER.
Commissarissen: W. J. GEERTSEMA, Amsterdam; JOAN H. SCHMITZ, Amsterdam; "Dr. ,lB. VAX
GEUXS, Amsterdam; J. C. VAN GOEXS, 'sGrawnhage; Dr. S. J. HALBEBTSMA, Rotterdam; l'rof.
Dr. \V. KAPTEIJX, Utrecht; Mr. J. LUDEN, Amsterdam; Prof. Dr. J. A. C. OUDEMANS, Utrecht;
Jlir-F. VAX REENEN, Zeist en E. W. SCOTT, Amsterdam.
IPJ"" De Maatschappij verzekert pensioenen, uit te betalen zoo dikwijls en zoolang
de verzekerde door invaliditeit, onverschillig of deze voortspruit uit ziekte of on
geluk, buiten staat is zijne beroepsbezigheden te verrichten.