Historisch Archief 1877-1940
No. 1121
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
DAMEjS.
Benige te&onwiflpn over liet yerscMl
oen man en de ?iw.
Het zij mij vergund eenige opmerkingen te
maken over de question brülante. Eet kan zijn,
dat zij niet nieuw zvjn, zij zijn echter origineel,
vormende het resultaat van my'ne ondervindin
gen op den weg door het leven. Een geregeld
bezoeker van armen- of gasthuizen, waar leden
van beide geslachten worden gehuisvest, zal
de opmerking maken, dat terwy'l de zieke
mannen bijna allen, doch niet allen, met de
handen over elkaar zitten, de vrouwen bezig
zijn zoolang zij slechts eenigzins kunnen; en
de zelfde opmerking kan de bezoeker maken
van kampongs op tentoonstellingen, waar de
vrouwen weven en borduren, terwyl de mannen
zitten te kijken met een gezicht, waarop de
grootste verveling staat te lezen. n de zelfde
opmerking hebben reeds de Romeinsche ge
schiedschrijvers gemaakt wat betrof onze voor
ouders ; als ds snannen niet jagen, zoo beweerden
zij, vechten, vergaderingen houden of
drinkgelagen, dan zitten zy versuft, aan de vrouwen
al het werk overlatende.
Om op onzen tijd terug tb komen, men
zegge toch niet: de man heelt niet geloefd iets
met zijne handen te doen, in een gesticht immers
zy'n er altyd wel een paar, die deze veront
schuldiging krachteloos maken ; zij toch
probeeren hout te snijden, te knoopen, hun
goed te verstellen, en wat de een probeert
kan de ander ook probeeren, de resultaten
behoeven zoo mooi niet te zy'n. Bovendien is
het een geheel verkeerd begrip door d
menschen algemeen gekoesterd, dat de vrouw
handiger is dan de man ; neen het tegendeel
is waar, want in alle beroepen, waarin hij de
vrouw heeft nagevolgd, heeft hy haar tevens
overtroffen, ik heb hier het oog op kleerma
kers, kappers en accoucheurs. Het is dus niet
ongeschiktheid van den man om iets met zyne
handen uit te voeren waarmede wij hier te
doen hebben, maar met het grootste verschil
tusschen man en vrouw, hetwelk hierin bestaat,
dat de vrouw niet leven kan zonder bezig
heid, de man wel. In onze tegenwoordige
maatschappij moet de onbemiddelde man wer
ken, of hij sterft, en de bewondering, waar
mede intelligente mannen spreken over schat
rijke jongelui, die. zeer vlijtig werken en de
talry'ke slachtoffers van de jeugdige overtui
ging : ik ben rijk" onderde sterke sekse bevesti
gen deze waarheid. De immense werkkracht der
vrouw, resultaat van de maatschappelijke geschie
denis van af het begin der tijden tot nu toe,
deze kracht zoekt naar voldoening. Te voren vond
zy die in huiselijke beslommeringen, heden
niet meer. Door de overbevolking op n tage
taamgepakt, heeft het burgergezin geen pïaats
meer voor de groote wasch, geen kelder voor
den inmaak, geec zolder meer voor de appelen
en peren die eiken dag moeten nagezien worden.
De vrouw is buiten haar vroegeren kring getre
den, zij is geëmancipeerd. Laat geen man zich
vleien met eene reactie, die zal niet komen,
zoolang onze maatschappij in den
tegenwoordigen vorm bestaat. Alleen dan, wanneer de
democratische geest zich zoo geheel meester
maakt van de Jagere standen, dat niemand
meer dienen wil, zal elke vrouw huissloof
moeten worden. Dan kunnen ook een aantal
musici den hongerdood sterven en vele
litterarische genootschappen ontbonden worden,
want weinig dames zullen nog moed en lust
hebben de openbare vermakelijkheden te
bezoeken, om van les nemen niet eens te
spreken. Dan eerst zal men de geëmancipeerde
vrouwen missen.
Over de vraag welke plaats der vrouw in de
maatschappij zal aangewezen worden is veel
geschreven en gesproken, vooral door medici;
maar behoort men hun het laatste woord te
laten in deze zaak? Zy zy'n de instrument
makers, die de oude viool beschouwen ; wende
men zich nu tot iemand, die de tonen van
het instrument heeft gehoord, geve men het
woord aan historici en literatoren. Want in
geschiedenis en letterkunde beide heett de
vrouw sinds eeuwen medegewerkt. In dezen
tijd heeft zy zich onderscheiden en den man
by'na altijd overtroffen in wat men gewoonlijk
een aangename, elegante stijl noemt, in het
opmerken en geestig beschrijven van détails
uit het dagelijksche leven en ook menigmaal
van de bewegingen der ziel, in de eerste plaats
natuurlyk van de vrouwenziel. Doch waarin de
vrouwelijke auteur ten allen tijde bij den
mannelyke heeft achtergestaan en nog staat,
ia de verbeeldingskracht. Zij heeft wel ver
beeldingskracht, maar een geringe in vergelijking
met die van den man, welke is groot, breed,
diep, verstrekkend, krachtig en vol gloed.
Door vrouwenpen werden nooit geschreven boeken
als: Majesteit van Couperus; Reizen naar
Lilliput, Brobdingag, Laputa enz. door Swift,
in welke werken wij eene geheele wereld
leeren kennen voortgekomen uit het brein van
n man. Of de vrouw daarom geen meesterstuk
ken kan leveren op literair gebied. \Yelzeker.
Fantasie is niet de eerste, nie* <le hoognoodige
eigenschap, die een schrijver ffloet bezitten. Wie
daaraan twy'felt, verge^jke eens Shakespeare's
Coriolanus met het. leven van Plutarchos van
dien veldheer en bestudeere met zorg de wer
ken van Taine. De bleekzucht harer fantasie
heeft aan de vrouwen ook veel meer geschaad in
de wetenschap dan in de letterkunde. Onder
haar geen wijsgeeren als Schopenhauer of Spen
cer, die eene wereldbeschouwing schiepen ;
geen Darwin, die eene geschiedenis schreef der
ontwikkeling van al het zichtbare ; geen
Bellamy, die eene maatschappij formeerde in het
jaar 2000. Geen vrouwelijke geest heeft de
gevonden geraamten van Plesiosauros en
Ichthyosauros met vleesch en haar omkleed, en zij
zou het ook nu nog niet kunnen doen, want
haar verbeeldingskracht is haar Achilleshiel.
De gereconstrueerde Ichthyosauros moge foutiei
zijn ; een volgend geslacht Aoge het Darwi
nisme begraven, het jaar 2000 moge onder
geheel andere omstandigheden ten einde spoe
den, dan die door Bellamy beschreven, dat
doet hier niets ter zake. Ik heb niet beweerd,
dat de mannelijke fantasie onfeilbaar is, neen
onfeilbaar is zij niet, maar machtig en subliem.
In het dagelijksche leven heeft de vrouw veel
voor, juist door dit haar gemis. Zelfs de gewone
man regelt zy'n gedrag met het oog op de
toekomst, doet hij dat niet, dan noemen wij
hem lichtzinnig, en zyne toekomst strekt zich
dan over tien, twintig jaar uit ; hij offert zy'n
eigen belang en dat van vrouw en kroost op
aan een toekomstig belang, eii slechts zelden,
zeer, zeer zelden beantwoordt het toekomende
aan onze voorstelling daarvan ; en intusschen zy'n
de jaren voorbij gegaan in leed en kommer.
Een grappig voorbeeld van mannelyke voor
zorgsmaatregelen vertoonde indertyd het doch
tertje van een zeker weduwnaar. Steeds gaf
die man haar veel te wijde en lange Weeren,
waarin het arme schaap er allerpotsierlijkst
uitzag; op den groei" maken, zoo moest het,
zeide de vader. In het derde jaar pasten de
kleeren, doch de stof \\as dan ook versleten,
kaal en vol vlekken. Op den groei" spookt
door het mannen-brein. Hoe anders bij de
vrouw: zij ziet niet verder dan haar neus lang
is en juist ook niet verder kan des menschen
hand naar voren grijpen, tenzij hij een genie is.
Als compensatie voor de matheid harer ver
beelding heeft de natuur der vrouw meer warmte
van godsdienstig sentiment gegeven dan aan
den man. Op het punt van het geloof heeft
zy' wel gloed van verbeelding. Denken wij slechts
aan Marie Corelli, de schrijfster van the Sorrows
of Satan, die haar eigen dogmatisch christen
dom gemaakt heeft en bovenal aan de bekende
Madame Blavatsky, de stichtster der theosofische
godsdienst, een uitgewerkt en beredeneerd
stelsel. Het meest heeft in dit opzicht de
Roomsch Katholieke kerk gepresteerd in haar
schoone en lange rij van vrouwelijke heiligen
waaronder zy'n, die de theologie harer kerk
hebben verrijkt. Protestantsche vrouwelijke god
geleerden zy'n er niet geweest. De Pro
testantsche kerk heeft de vrouw minder geëerd
dan het Roomsch-Katholicisme, dan het Boed
dhisme, dan de Helleensche godendienst,
dan het Rome der oudheid; het kent geen
priesteressen, geen abdissen, geen geleerde
nonnen. Wy hadden d..- steek niet van noode,
ons toegebracht door de I.n veny'n gedoopte
pen van het eminente hoofd der Calvinisten
hier te lande, wij wisten het reeds lang: het
Protestantisme meent het te kunnen stellen
zonder onze intellectueele kracht. Hoe komt
het, dat de vrouwelijke fantasie zoo tam is ?
Ik kan daar slechts een klein redentje voor
geven. In hare jeugd wordt het meisje al zeer
vroeg met het dagelijksche leven in aanraking
gebracht, vroeger dan de jongen; haar wordt
breikous of haakpen in de handen gegeven,
haar speelgoed zijn ook dikwijls huishoudelijke
instrumenten in het klein, of daarom haar
fantasie zich niet buiten het reëele leven kan
verheffen? Het is een zwak redentje, ook al
rekent men mede de erfelijke belasting van
geslacht op geslacht. Eén ding is zeker, laat
zy' niet op dit punt wedijveren met den man,
en ook als het rad der literaire smaak weer
omgedraaid is en wij weer beschrijvingen gaan
lezen van tooverpaleizen, ridders en dergelijke,
laat zij dan het voorbeeld volgen van Mme la
Fayette, die in den ty'd van Un voyage au
pays du tendre", een meesterstuk leverde in
haar nog gelezen psychologischen roman: La
Princesse de Clèves.
Of de vrouw door de traagheid harer fantasie
belemmerd wordt als componiste uit te blinken,
weet ik niet, ik kan dat niet beoordeelen. Wel
zijn er daardoor minder vrouwelijke wiskun
digen geweest dan men anders kon verwach
ten ; immers voor de studie der wiskunde be
staan voor haar weinig maatschappelijke strui
kelblokken. Want ziet, dit is de grootste
hinderpaal voor de ontwikkeling van het genie
der vrouw: haar vrouw-zy'n. Rosa Bonheur
heeft dit ingezien: zy' heeft ziet in.
mannenkleeren gestoken en is de grootste dierenschil
der van haar ty'd geworden. Nu beweer ik
niet, dat elke schilderes, die zich als man uit
dost, een Rosa Bonheur zal worden, doch wel,
dat ware deze schilderes als vrouw gekleed
door het leven gegaan, zy' nimmer hare gave
tot algeheele ontwikkeling zou gebracht
hebben. Men stelle zich toch eens voor, hoe
zeer bijvoorbeeld een schilderes van
stadsgegezichten achterstaat bij een schilder van
dat zelfde genre. Kan zij des morgens vroeg,
in de Kalverstraat gaan zitten en last hebben
van dronken nachtpitjes? kan zij op een schuit
gaan zitten onder een brug en gekwetst worden
door steenen haar door straatjongens toege
worpen? Kan zy' op klaarlichten dag iu de
bocht van de Heerengracht een schets maken?
Kan zij op een brug in een rijtuig een halven
dag doorbrengen om er misschien door het ge
peupel uit te worden gehaald ? Al deze dingen
doen de schilders toch.
Nogthans met het penseel heeft de vrouw
veel grootsch gewrocht. Behalve Rosa Bonheur,
staan mevrouw Ronner?Knip, mevrouw Mesdag
en kortgeleden nog Thérèse Schwartze en
mevrouw Bilders van Bosse aan de spits der
schildertros. Als beeldhouwer of bouwmeester
heeft de vrouw nog niet geschitterd.
En. nu spreke de geschiedenis. Zij zijn al
gemeen bekend de groote namen van eene
koningin EHsabeth, de beide Catharina's van
Rusland, Isabella van Spanje en keizerin Maria
Theresa. Veel minder bekend in Nederland,
doch even geniaal is Margaretba van Dene
marken geweest, die in 1397 de drie Scan
dinavische rijken vereenigde. ! zal men zeggen,
wat beteekenen nu die paar namen1, er zijn zeker
nog veel meer slechte vorstinnen op te noemen.
En daarin zou men zich nu juist wol eens
kunnen vergissen. Er zijn maar een paar
regeerende vorstinnen geweest, die haar land
niet tot heil waren, zooals Maria Stuart, de
geleerde Cbristina van Zweden en Anna van
Rusland. Terwijl soms nobele vorsten tot ongeluk
waren van hun volk, is het een feit, dat rijken
met groote schreden voorwaarts zijn gegaan
onder vorstinnen, die niets bijzonders waren,
zooals Anna van Engeland en Elisabeth van
Rusland. De baas spelen kent eene vrouw
bijzonder goed. Hoe hebben al deze vorstinnen
het gezag bemind, hoe stevig bobben zij het
vast gehouden. Verder zij herinnerd aan vrou.
wen, die niet op een troon gezeten, toch den
stroom der eeuwen hebben geleid. De Satanische
Catharina de Medicis, de bewerkster van den
bloednacht, die Frankrijk heeft gered en voor
het lot van het verbrokkelde Duitschland en
het verdeelde Italiëheeft behoed. De Maagd
van Orleans, die Frankrijk uit de klauwen
gerukt heeft van den buitenlandschen vijand,
de heilige Catharina di Sienna, die den paus
van uit Avignon naar Rome voerde en den
Heiligen Yader daartoe bracht door de machi
van haar woord allén en de merkwaardige
Heilige Tereeia, die een dam op heeft geworpen
tegen de Heivorming, een der belangwekkendste
personen der wereld, wier orders nu na drie
eeuwen nog worden opgevolgd en wier
autobiographie nog gelezen wordt. Niet licht te over
schatten is de invloed dezer vrouwelijke heili
gen op de maatschappij gedurende eeuwen en
hoe vaak wordt hy' doodgezwegen, zoozeer ze!fs
dat meestal geen melding wordt gemaakt van
de rol, die Catharina di Sienna heelt gespeeld
bij het eindigen van des Pausen ballingschap.
Deze schets is uit den aard der zaak niet
volledig, slechts wat de Engelschen suggestive
noemen. Over alle personen die ik heb ge
noemd, kan elk ontwikkeld mensch boeken
[ezen naar hartelust, wel niet alleen in het
Nederlandsen geschreven, maar dan toch in
n der drie wereldtalen en die leest een be
schaafd Nederlander immers alle drie.
Zeer aangenaam zou het mij zy'n zoo dit
artikeltje een kundigen man of eene kundige
vrouw opwekte tot de studie van de levens
geschiedenissen dezer groote vrouwen, eene
studie, die geleid moest worden door deze ge
dachte : zoo en zoo waren de omstandigheden,
waarin deze vrouwen leefden; zoo en zoo han
delden zij, een groot man in gelijke omstan
digheden geplaatst, hoe heeft die gehandeld,
of zoo ulks nooit voorgekomen is, hoe zou hij
dan gehandeld hebben. Zulk eene studie zou
de kennis van ons innerlijk wezen niet weinig
verder brengen, maar tot zulk eene studie is
behalve veel kunde veel verbeeldingskracht
noodig en bekendheid met het vrouwelyk ge
moed, zij behoort dus eigenlijk geschreven te
worden door een man en eene vrouw te zamen.
Koningin Victoria's vermogen.
Koningin Victoria gaat door voor een der
rijkste vrouwen der wereld; toch is terwijl
men van andere rijke vrouwen, barones
BurdettCoutts, de Rothschilds, de Amerikaanschen,
ongeveer precies weet wat zy' bezitten, slechts
aan heel weinigen het cijfer van haar vermo
gen bekend. Deze weinige personen nog mogen
het niet vertellen, en het testament der konin
gin valt niet onder de jurisdictie der beamb
ten van Somerset-House, dus ook van dien
kant kan niets uitlekken. Toch kan men, in
den loop der jaren narekenend, er ongeveer
iets van weten, en het parlementslid T. P.
o'Connor heeft in het jongste nummer van zijn
maandschrift M. A. P. beproefd zulk eene
berekening te maken.
De koningin heeft als inkomen van den
staat 385,000 pond 'sjaars (434 mill. gulden),
aldus verdeeld: (50,000 pond particuliere
cassette; 172,500 huishoudgeld ; li!l,2GO dienst
boden, salarissen en pensioenen ; 13,200 voor
geschenken, aalmoezen en bijzondere diensten;
rest 8040 pond ter beschikking. By baar
huwelijk ontving de koningin van hare moeder,
de hertogin van Kent, nog eene rente van
8000 pond 'sjaars, en de prins-gemaal ontving
eene civiele lijst van 30,000 pond.
Ook de prinsen ontvangen bij hun meerder
jarigheid civiele lijsten, de prinsessen bij haar
huwelyk eene rente van 4000 pond 'sjaars.
Aan deze allen behoeft de koningin niets af
te staan; ook vloeit b.v. het schitterend
inkomen, dat de regeerende soeverein als
apanage der kroon uit het hertogdom Lancaster
trekt, rechtstreeks in de particuliere cassette:
de koningin kan het uitgeven of sparen. Het
hertogdom, met zijn weiden, bosschen, jachten
in dertien graafschappen, levert met ieder
jaar meer op: in 18(>5 was het inkomen daaruit
2(i,000 pond, dit jaar meer dan 50,000 pond;
de koningin trekt dit inkomen nu al zestig j aar.
Tot de meerderjarigheid van den prins van
Wales trok de koningin ook uit het hertogdom
Cornwall een dergely'k indomen; in den beginne
was dat niet vesl, in 1824 maar '22,000 pd.sterling
bruto; maar dank zy de zorg van den prins
gemaal bedroeg het, toen de prins van Wales het
in handen kreeg, al 50,000 pond 'sjaars; in 1872
was het al 70,000 pond,en men neemt aan, dat het
tegenwoordig ieder jaar met 3000 pond toeneemt.
Maar op veel romantischer manier dan door
die oude erfenissen heeft koningin Victoria
het grootste deel van haar vermogen verkregen.
In 1852 overleed een gierige oude heer, John
Camden Neild genaamd; hij had als een arm
man geleefd om aan de koningin zijn spaar
penningen na te laten, 500,000 pond (l) mil
lioen gulden). De koningin aanvaardde het
testament, gaf aan Neilds familieleden ieder
1000 pond, en belegde het kapitaal, dat
onaangeroerd bleef en nu wel een millioen
pond zal bedragen. Nog een half millioen
pond erfde zij van den prins-gemaal, die een
voorbeeldig huishouder en boekhouder was.
In haar betrekkelijk armen ty'd kocht de
koningin reeds het kasteel Osborne, later het
landgoed Balmoral, waar zij een paleis liet
bouwen. Deze beide eigendommen zijn lang
zamerhand vergroot en afgerond, en nu kolos
sale bezittingen. Osborne moet nu wel vijfmaal
zooveel waard zijn als ten tyde van den aan
koop. Een tweede buitenkansje was bet voor
de koningin, dat zij eens op raad van lord
Cross een buiten kocht voor 78,000 pond, dat
nu 170,000 pond waard is. Volgens het
sDoomsday-book" brengen de landeryen der
koningin ongeveer 25,000 pond 'sjaars op;
de opbrengst zou veel hooger zijn, als er niet
zooveel moeras en woud in Schotland bij was.
Voorts heeft zij drie prachtige bosschen, Bal
moral, Ballockdine en Aberdeldie. Het kasteel
Claremont, dat baar levenslang ter bewoning
was afgestaan, kocht zij tegen taxatie den
staat af. In net buitenland bezit zij ook grond
en huizen te Coburg, en te Baden-Baden een
prachtige villa, die haar door een prinses
Hohenlone werd gelegateerd.
Aan preciosa, goud, zilver, juweelen, bezit
Victoria fabelachtige schatten. Veel van het
servies te Windsor en ook van de
Kroonjuweelen is staatseigendom, maar tocb is er wel
voor een balf millioen pond haar persoonlijk
eigendom. %ij heeft indertijd kanten
gecollectionneerd, maar bezit ook kostbaar porselein,
bronzen, bibelots, schilderijen, beeldhouwwerk
in massa, het eene wat te duur gekocht, het
andere reusachtig in waarde gestegen.
De laatste twintig zy'n jaar steeds de uit
gaven minder geworden, en de spaarpenningen
toegenomen ; zelfs de groote kosten der
jubiiaeumsjaren, ondanks de groote gastvrijheid, de
geschenken en stichtingen, zijn allicht van de
inkomsten kunnen besteed worden. De ko
ningin is een uitstekende vrouw van zaken,
en weet de zuinigheid hand aan hand te
doen gaan met voordeelige uitgaven en passend
vertoon. De hofleveranciers moeten precies op
hun tellen passen, maar worden ook tegen
denzelfden prys betaald als door een parti
culier. De koningin weet dat men »geld onder
de menschen brengen'' moet; zij doet het
intuaschen zoo, dat zy voor de toekomst van
haarzelve of hare kinderen niet bezorgd be
hoeft te zy'n.
Op vijftig my'len ten noordwesten van de
uiterste Hebriden ligt een groep van vier
eilanden, Sint-Kilda, Doon, Borrera en Soa,
waarvan de drie laatstgenoemde niets dan barre
rotsen zijn, terwijl het eerste, Sint-Kilda, een
aardige baai heeft en tusschen de rotsen een
strookje bouwland. Op Sint-Kilda wonen dan
ook zeventig menschen. De baai is in zoo
verre een haven, dat gedurende drie maanden
van het jaar de heftige stormwind, die
voortdurend om het eiland blaast, het bin
nenvaren uiterst moeielyk en gevaarlijk maakt,
en. de negen andere maanden absoluut onmo
gelijk. Behalve in den zomer dan leven de
bewoners van Sint-Kilda geheel afgescheiden van
het overige deel der wereld; en zelfs in den
zomer zijn de stoombooten die kunnen
binnenloopen heel schaarsch. Engeland, hun
beheerscheres en moeder, heeft hen om zoo te zeggen
opgegeven. Ambtenaren zendt het niet; belas
tingen heft het niet; een zoo gelukkig en
rustig leven als deze menschen leiden tusschen
de branding en den rotsmuur is nergens bekend.
De regeeringsyorm is tamelijk republikeinsch;
toch hebben zij eene koningin. Zij kiezen
daartoe het mooiste jonge meisje, en dat be
houdt den titel tot zij trouwt; dan wordt er
een andere gekozen. Het bestuur van het
eiland heeft in dien vorm plaats, dat lederen
morgen ouden en jongen in de dorpsstraat
samen komen, een half uurtje over de
dorpszaken beraadslagen, het werk verdeelen, en de
onafgedane zaken tot den volgenden dag uit
stellen. Het voornaamste werk is de jacht op
zeevogels; deze wordt gezamenlijk ondernomen;
's avonds wordt de buit verdeeld. Geld kennen
zij niet; zij rekenen alleen bij zoo en zooveel
vogels".
Terwijl de mannen op jacht zijn, bebouwen
de vrouwen den grond, zorgen voor bet vee en
maken strikken voor de zeevogels. Ieder jaar
wordt een lading meisjes naar het eiland Bor
rera gebracht, om daar eenige weken te blijven,
in eene grot, en er de zeden en gewoonten der
stormvogels te bestudeeren. Wordt een der
meisjes ziek, dan legt men een vuur aan en
de mannen komen ter hulp. Vele werken die
elders door vrouwen worden waargenomen, klee
deren maken, naaiwerk, worden daar door de
mannen verricht, terwijl de vrouwen den land
bouw drijven.
Dit gaat reeds eeuwen lang zoo. De taal is
het oude gaëlic dialect, in al zijn zuiverheid
bewaard. De kleederen zijn van oud snit, met
schelle kleuren; de versierselen van ouden
vorm. Ook jacht, vischvangst, landbouw gaan
op de meest ouderwetscbe manier.
's Zomers komen er wel eens vreemdelingen
en ze worden niet met steenen gegooid; toch
ziet men ze niet gaarne komen. Er heerscht
op het eiland gewoonlijk de volmaaktste ge
zondheid; alleen in den zomer, den tijd der
vreemdelingen komt er een soort influenza
voor, waar zij reeds maanden vooruit bang
voor zijn, en die zij
vreemdelingenverkoudheid" noemen.
iitiiiiiiiitiiiiiiiiiimiiuimuimiiiiimmiittiuiitiimiitiiiiiimttH
Het gelïffig eilanil,
Veel van wat de vrouwen vragen, gelijk werk
met den man, en zelfs eene vrouw tot
beheerscheres, maar ook veel wat de socialistische
j vrouwen vragen, vindt men p een eiland, dat
niet zoover afligt als Vrijland".
Jonge, meisjes.
Het klassieke baltoilet voor jonge meisjes
is de tullen japon even boven den grond,
bestaande uit een zijden of stoffen onderjapon
en daarover twee of drie tulle rokken; het
corsage gedrapeerd van gekruiste strepen stof
of linten. Dit was eenvoudig, smaakvol, luchtig,
en stond bij het jonge teint uitmuntend.
Jammer genoeg past dat bij de tegenwoor
dige mode der strakke heupen in 't geheel
niet. Men moet dus kiezen: of van de tulle
afzien, of haar anders opmaken.
Hecht men aan de tulle, dan neemt men een
nauwsluitende tuniek, van satijn, met wat tulle
er in biais of op andere wijs glad overheen
gelegd, en maakt daar van onderen een tulle
volant aan, zoo breed en luchtig en
bouffeerend als men maar wil. In plaats van tulle
kan men daar ook evengoed crêpe de chine
of olienne nemen; deze zelfde stof, of ook
de tulle, kan men nemen om mouwen te ma
ken, en choux rondom het décolletéof een
grooten strik van gedrapeerde lichte stof op
bet corsage.
Hecht men niet aan de tulle, dan zijn er
tal van lichte, doorschijnende, luchtige stoflen,
geborduurd en gebrocheerd gaas, zijde crépon,
nagemaakt crêpe de Chine ; dit alles opzettelijk
heel slap, afhangend, ongeapprêteerd.
Wil men wat stevigers, dan is er eene
nieuwe stof, door Wortb ingevoerd, het
veloursmousseline, een heel dunne soort fluweel,
soupler dan velours miroir, en met een
zilverachtigen glans ; japonnen hiervan maakt men
met wit saty'n op.
Ook soupel satijn is in de mode, en óolienne,
en men gebruikt voor baltoilet zelfs eene stol
die eigenlijk tot de lingerie behoort, eene soorl
balf zijden batist, van 70 a 80 ctm. breed,
die gewasschen kan worden en tocb fijn en
glanzig is.
Een mooie combinatie is, tusschen de zwarl
of wit kanten japon en het zijden transparant
een dunne gazen of tullen rok, met zilveren
strepen doorweven te plaatsen. Het al te
blinkende van het zilver wordt getemperd
door den overrok; en de nauwelijks geziene
tinteling van het zilver doet het gaas nog
lichter, losser, doorschijnender schy'nen.
Het décolletéwordt rond, vierkant, puntig.
en coeur genomen, juist aooals men wil. Zelfs
ziet men van achter rond, van voren vierkant
of puntig. Zoo ook met de berthes; ze vallen
laag op den arm en verdwijnen van voren, 01
vallen laag naar het centuur en verminderen
op zijde, of zijn geheel rond, juist zooals men
wil. De kunstbloemen als versiering van
baltoiletten zy'n weer volop mode; geheele slingers
van klimplanten, of ook van rozen en violen
en allerlei bloemen in onnatuurlijke grootte
vallen langs de japonnen. Ook de bloemranden
en relief om de korte japon, als in 1830
komen terug, tegelyk met de smalle rander
van fijn bont, sabel, bison, hermelyn, van veel
lateren tijd. E?e.
itiiiimiimiiiiiimiiimuiHmtiimtiutimniiititiiininiiiiitinniiiiiiiHit
ofnazzonbrn.
VogetoooriL
«?Barbaarsch is de tooi die een vogel het
leven kost!" staat er op Jiet ontwerp-ailiche te
lezen, van den Bond ter bestrijding van den
Vogelmoord.
MoordV Het woord alleen doet ons
huiveren.
Tal van onschuldige vogeltjes, tal van kleine
beschermers van den landbouw, verdelgers van
ongedierte, vermoord om het gehemelte
van smulpapen te streelen'; of tot tooi te
dienen op dameshoeden, die zonder dien tooi,
even gracieus en modieus zouden kunnen
wordeii opgemaakt!
Toen ik verleden jaar in een winkel kwam,
om te spreken over het opmaken van een hoed,
zette de modiste achtereenvolgens drie groote
doozen op de toonbank, allen gevuld met
vogelijkjes.
Het was een mooie kleurschakeering, die fijne
subtiele donzen veertjes! Maar de gedachte, dat
er om die schakeering te verkrijgen, tal van
levende, nuttige schepseltjes op wreede wijze
om het leven waren gebracht, deed me veront
waardigd vragen:
»Hoe kunt u zoo'n aaiital inslaan?"
»0ch, de dames hebben ze graag!" was het
antwoord.
»De dames hebben ze graag!" Ik schaamde
me over mijn eigen sekse!
Wanneer zal eens een ernstig begin worden
gemaakt met het afschaffen van die gruwelmode?
Van de modisten is in dezen geen medewer
king te verwachten. De strijd om het bestaan
noodzaakt haar de grillen der mode te volgen,
al zijn die ook nog zoo afschuwelijk wreed.
Onlangs verscheen een brochure, getiteld:
»Het Vogelvraagstuk" geschreven door
Philornithes.
Daaruit zij hier het volgende medegedeeld:
«Met geraffineerde sluwheid,, door middel van
netten, strikken en vallen, werden zij gevangen,
doodgeslagen en, volgens afschuwelijk gebruik,
bij honderdduizende gegeten als lekkernij.
In de maand Juni van het vorige jaar, wer
den er in n hotel te Londen, gedurende de
jubileumfeesten, zeventig duizend leeuwerikken
en vijf en veertig duizend kwatels gegeten.
(Ieder weet, hoe weinig genot het eten van
zulk een vogeltje geeft. Niets dan vel en karkas!}
/,ln New-York droeg onlangs een dame een
mantel die aan acht duizend koiibri's het leven
heeft gekost!"
Afschuwelijk, zal men zeggen !
Maar als acht duizend dames ieder n vogel
op den hoed hebben, wordt hetzelfde aantal
vermoord!
De meezen, onze nuttigste boschbewoners,
worden rusteloos vervolgd, ter wille van hun
fraaie vederen. Koekoeken, spechten, roodborstjes,
goudvinken, ziet of hoort men bijna niet meer.
Hunne lijkjes of vederen kan men vinden
op de hoeden der dames, waarop zij dan het
volgend jaar weer andere niet minder nuttige
vogeltjes laten zetten !
l)e schade aan den landbouw toegebracht door
het uitroeien der vogels, bedraagt in Frankrijk
jaarlijks niet minder dan zes millioen gulden.
In October '96 werden er in de stad Brescia
ver over de 400,000 vogels, en in Genua op
een enkelen dag GOO pond zwaluwen openlijk op
de markt ten verkoop aangeboden.
De arme dieren waren, op hun najaarsreis
naar Zuidelijke streken, door vogelvangers arg
listig bemachtigd.
Ia Piemont worden geheele goederenwagons
van de treinen met zwaluwen en kwartels ge
vuld ; bij hoopen vaa verscheiden meters hoog
worden zij op de markt ten verkoop aangeboden.
In een Japansche courant kwam onlangs de
mededeeling voor, dat een koopman 100,000
Japanscne vogelhuiden had verzonden.
Up de Fransche» ea Belgische badplaatsen,
werden in den vorigen zomer, door de badgasten
als tijdverdrijf niet minder dan 128,000 zeevogels
geschoten."
Zou men niet meenen dat dit laatste bericht
afkomstig was uit een streek door wilden
bewoond?
Om Kaap Bod zijn de zeezwaluwen geheel
uitgemoord; iu Marokko de papegaaien; terwijl
in Engeland de prachtige ijsvogels geheel ver
dwenen zijn!
Een reiziger verhaalt hoe hij zag; dat een
Arabisch meisje zes honderd vogels m n uur
om het leven bracht.
De vogels die, slechts iu den broedtijd zoo
mooi, zachtgekleurde veertjes dragen, worden
gedood, terwijl zij den jongen voedsel willen
brengen, zoodat deze allen van honger omkomen.
Hun hartverscheurend geschreeuw weergalmt
soms uren lang, tot de dood hen doet ver
stommen.
In Italiëworden de nachtegalen, roodstaartjes,
sijsjes, zwaluwen bij het pond verkocht.
Een tijdperk zonder zwaluwen staat gelijk
met teugellooze vrijheid van allerlei gevleugeld
en kruipend ongedierte!
Een bekend Indisch ornitholoog deelde onlangs
mede hoe de ludische zeearend, de ,,-bahak" die
zich uitsluitend voedt met giftige slangen, om
zijn vederen schromelijk wordt vervolgd.
In de omstreken van Batavia, zijn de voor
twintig jaren nog zoo talrijk aanwezig zijnde
»perkoetoet duifje" uiterst zeldzaam geworden.
De schitterend gekleurde vogels van de
Molukken en Nieuw Guinea zullen weldra niet
meer aanwezig zija.
De Times bevatte niet lang geleden het be
richt, dat uit Borneo, in de laatste jaren voor
ongeveer 21000 pond sterling aau vogelhuiden
waren verzonden.
De buiden alleen; dus blijkbaar voor niets
anders dan om tot tooi van hoeden te dienen,
waren die diertjes bestemd!
In een der laatste nummers van de
Agriniltural News wordt de ontzettende mededeeling
gedaan dat in 1896 te Londen dus in de
beschaafde wereld een bezending van 1700000
stuks Indische vogelhuiden is aangekomen.
Tal van opgaven zouden nog kunnen worden
nedergeschreven, maar m. i. zijn de genoemde
feiten reeds sprekend genoeg.
Wie, die het hart op de rechte plaats heeft, zal
nog langer willen medewerken, om de hierboven
genoemde toestanden te laten voortduren ? Geen
vogeltjes meer op de hoeden, hoe verlokkelijk
de schitterende kleuren u ook in de oogen
blinken.
Wanneer de modisten met de door haar
ingekochte vogellijkjes blijven zitten, dan zullen
zij zich het volgend jaar voor schade trachten
te bewaren, door ze niet meer in te koppen.
Ook de aiffretles zijn niet zooals men ons
zoo gaarne tracht wijs te maken verkregen
zonder smart.
Men beweert, dat die vederen langs
kunstmatigen weg worden verkregen; en ook, dat
de aigrettes zijn samengevoegd van kleine uit
gevallen vederen van kleinere vogelsoorten.
Er bestaan geen kunstmatige vogelveeren;
zoowel de eene als de andere bewering is
onwaar!
En nu, wie wil zich aansluiten bij den Bond
tot bestrijding van den Vogelmoord" om daar
door openlijk te getuigen tegen die wreedheid?
De minimum contributie is /"0.50. Men
vervoege zich bij het secretariaat, Wülemsparkweg
175 Amsterdam. VUSTA.