Historisch Archief 1877-1940
8
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1121
De yerlaten
(Puck.)
FBAÜKKIJK : «'t Is afschuwelijk ! Een maand of wat geleden zwoer hij mij
eeuwige trouw en nu loopt hij met Germania !''
Het Gullen Vlies.
(Lust. Blütter.)
Zóó heeft Félix Faure vroeger het en zóó is het hem onlangs
vel in ontvangst genomen, overhandigd.
Al te oüderwetsclie Zondagsrust.
(Punch.)
Politieagent Punch : »Zeg eens ouwe pruik, jij >had al lang moeten hebben uitgediend.'
Tweeërlei opatting.
(Piek me up.)
«Hum! Zoo'n regen is toch ergens goed voor; wat !n mooie voetjes en enkels, hum!"
(Een oogenblik later) : «Allemachtig ! 't is mijn dochter. HéLucy, wat trousseer je
je verbazend, doe je rokken naar beneden ; je blameert me !
je
Door den heer J. M. N. Kapteyn te Leiden
is verzameld en uitgegeven eene bloemlezing
van Fransche litteratuur, »De Corneille a Zola."
De heer Kapteyn heeft geoordeeld, dat wat
eenmaal goed is, niet veroudert; waar goed
gekozen is, zou hij wel dwaas doen, die anders
wilde kiezen. De bloemlezing bevat dan
ook: van Corneille den Cld, van Molière den
Avare, van Mad. de Sévignéeen paar brieven,
van Kossuet de bekende lijkrede, van La
Fontaine eenige fabels beginnend met La Cigale
et la fourmi, van Boileau de negende satire,
van Racine Andromaque, nists daartusschen.
Van de achttiende eeuw Lesage, Voltaire,
Rousseau; van de negentiende Chateaubriand,
de Lamartine, Victor Hugo, de Vigny, en Alfred
de Musset's Nuit de Mai. Voor het kie
zen van dit alles was niet veel lectuur
noodig. Van de modernen volgen dan een
stukje van Taine, een klein fragment uit
Daudet's Vromont jeune et llisler aïnéen een
uit Zola's La Debacle. Ook in dit laatste
gedeelte heeft de verzamelaar het zich niet
moeielijk gemaakt; de keus van Taine en
Daudet was zeker zeer goed, maar in plaats
van het fragment van La Debacle waren allicht
grooter stylisten, George Sand, de Balzac,
Flaubert, Dumas fils te vermelden geweest, of
wanneer men Zola wilde hebben, een fragment
uit diens fraaier geschreven werken Germinal,
La faute de l'abbéMouret, L'oeuvre, Le réae.
Het maakt inderdaad een wonderlijken indruk
aan den geheelen rijkdom van vorm en gedachte
der laatste halve eeuw slechts 28 van de 553
bladzijden der bloemlezing gewijd te zien.
Boekverkooping.
De firma J. L. Beyers te Utrecht kondigt
de veiling aan van het tweede gedeelte der
collectie boeken, handschriften en platen, na
gelaten door Mr. W. J. Rooyaards van den
Ham. De catalogus van dit gedeelte bevat
alles, wat die boekerij rijk is aan werken op
het gebied der aardrijkskunde en der geschie
denis met alle vakken, die als hulpwetenschap
pen daarvan beschouwd worden: genealogie,
heraldiek en numismatiek. Weer heel wat
zeldzaams en kostbaars is voor de liefhebbers
daarin te vinden. Na een rubriek van
algemeene woordenboeken en verzamelwerken volgt
een 100-tal reisbeschrijvingen, meerendeels in
oorspronkelijke en zeldzame drukken. Over
de geschiedenis van ons land van de vroegste
ty'den tot heden treffen wij er niet alleen de
meest belangrijke werken in aan, maar ook
vele handschriften en eenige zeldzame historie
platen. Vooral de collectie zeldzame IGe
eeuwsche geschriften zal menig liefhebber ver
langend doen uitzien naar het oogenblik,
waarop de hamerslag ze aan den
hoogstbiedende als eigendom zal toewyzen. Kehoorende
tot de geschiedenis van de N. en Z. Neder
landen volgt daarop de rubriek topographie,
die, gerangschikt naar de plaatsnamen, het
voornaamste biedt wat over onze steden in
geschrifte en in plaat is verschenen, alsmede
vele geschreven stukken.
Geen der provinciën is daarbij zoo rijk ver
tegenwoordigd als stad en lande van Utrecht.
Dan volgen verscheidene boeken, handschriften
en kaarten, betrekking hebbende op Neerlands
waterstaat. Ook over buitenlandsche geschie
denis komen er verscheidene groote standaard
werken in voor Maar niet het minst inte
ressant is de rubriek genealogie en heraldiek,
met een groot getal keurig uitgevoerde 17e en
18e eeuwsche wapenboeken, vele documenten
en geschriften betreffende het Huis van Oranje,
waaronder oude plaatwerken over plechtige
intochten en feesten. Verder een uitgebreide
verzameling afbeeldingen van kasteelen, in
gravure en teekening, en eenige belangrijke
alba amicorum. Eene afdeeling geïllustreerde
werken over kleederdrachten en de titels van
een 50-tal grootere en zeldzame werken over
munt- en penningkunde besluiten dezen cata
logus, die alleszins de aandacht van boeken
liefhebbers en verzamelaars waard is.
De firma W. J. Thieme & Cie., te Zutphen
heeft het prospectus verzonden van een
«Schoolkaart van Insulinde," door R. Schuiling,
schrijver van «Nederland tusschen de Tropen",
«Nederlands Koloniën", enz. in twaalf' bladen.
Grootte der kaart 200 bij 250 cM. Prijs in
losse bladen ? 13.50, opgeplakt met rollen
? 22.50, opgeplakt met rollen en gevernist
? 24.50.
De «Nederlandsehe Almanak voor 1809" is
weer verschenen bij den Uitgever Tjeenk
Willink te Haarlem. Met zijn veelzijdigen in
houd blijkt hij hoe langer hoe meer onmisbaar
voor hen, die op de hoogte wenschen te zijn
van de voortdurend wisselende functionarissen
van staat en provincie, van koloniën en
consultaatwezen, van rechtswezen en onderwijs.
En al die mededeelingen worden onderbroken
en gemengd met een overzicht der voornaamste
gebeurtenissen des jaars ? ditmaal het inhul
digingsjaar met vele gravures en met de
portretten van bekende Nederlanders, die zijn
heen gegaan, o. a. A. C. Werthoim, II. Muller
Sz., D. Franken, mevr. Kusken Iluet en do
professoren Hoekstra, Suringar en Prins. De
laatste 10 jaargangen kan men rog machtig
worden voor een enkelen rijksdaalder.
CORRESPONDENTIE.
I1]. T. Uw manuscript ligt Singel 'Jöonder
bovengenoemde initialen te uwer beschikking.
Vaudevillist en politicus.
Het zal aan het groote publiek niet onver
schillig zijn te weten, hoe Kniest Klam, de
bekende vaudevillist, over politiek denkt, en
welke ervaringen hij op dit gebied heeft op
gedaan. Een bezoek, dat hij onlangs aan de
Kamer bracht, was voor hem een gawonschte
aanleiding het volgende er over te vertellen :
«Terwijl ik die menschen bekeek en naar
hen luisterde, dacht ik: Hoe gelukkig, dat
ik nooit van politiek heb gehouden, want dan
zou ik, evenals Ilenri Monnier van spiriazie
zeide. mij er op geworpen hebben, en ik kan
haar toch niet uitstaan. Ik heb in mijn leven
veel domheden begaan, maar ik kan mij er
op beroemen, dat hot mij nooit, is ingevallen,
deel te nemen aan het politieke leven.
Ik heb geen oogenblik geweifeld tusschen
het vaudevülisme en het parlementarisme, en
ik durf' wel zeggen, dat ik de meest eervolle
loopbaan heb gekozen.
Er is in mijn leven een oogonblik geweest,
dat ik volksvertegenwoordiger had kunnen
worden, ik had het tenminste kunnen be
proeven ; na den oorlog had een invloedrijk
comitéaan de Itappd een lijst van candidaten
gezonden, waarop alle redacteuren van dit
blad stonden. Ook ik was er bij, maar men
had tusschen haakjes achter mijn naam gezet:
hij zal zijn waren naam noemen. De leden
van het comitédachten namelijk, dat mijn naam
een pseudoniem was. Dat was niet zeer vleiend
voor een man, die er van overtuigd was, wat
hij trouwens nog is, dat geheel Europa de
oogen op hem had gericht. Ik haalde mijn
naam door en werd geen volksvertegenwoor
diger.
Ik ben ook eens bijna parlements-verslag
gever geworden. Lieve hemel, wat heb ik al
niet geprobeerd in mijn leven ! Op zekeren
dag, toen de »Rappel" voor de tweede maal
verboden was, en zooals ik dacht, nu ook voor
goed, ging ik naar Floquet, die toen redacteur
van de »Képublique franriise" was, en vroeg
hem, of hij mij niet aan zijn courant kon
gebruiken.
«Misschien", antwoordde hij, »denkt u, dat
u parlementsverslagen zoudt kunnen leveren V"
«Ik weet niet, ik heb het nooit geprobeerd."
«Goed, gaat u dan eenige keeren naar de
Kamer en brengt u mij als proef eenige be
richtjes ; ik kan ze misschien niet plaatsen,
maar ik kan er toch aan zien, of u voor ver
slaggever geschikt bent."
Ik ging naar de kamer, en bracht Floquet
's avonds een kort verslag; hij las het en
zeide met een bedenkelijk gezicht: »Hm ! U
schijnt niet goed op de hoogte te zijn van de
economie."
»Noen, ik heb mij nooit ermee bezig ge
houden," bekende ik, «alles, wat ik er van
weet, heb ik in het vaudevilletheater geleerd."
«Probeer het nog maar eens!'
Den volgenden dag kwam ik met een tweede
verslag bij Floquet, Hij keek nog bedenke
lijker dan de eerste keer en zeide : »U weet
zeker ook niet veel van de buitenlandsche
politiek."
«Helaas niet !"
«En u bent zelfs in de geographie niet thuis!"
»Ik moet bekennen", antwoordde ik, terwijl
ik gebruik maakte van een oude grap van
Roqueplan, »wat de geographie betreft, daar
geloof ik niet recht aan".
«Ik vrees toch", zeide Floquet, «dat u geen
roeping hebt voor verslaggever".
«Dat vrees ik ook".
»Ik zal zien, of ik wat anders voor u kan
vinden ; kom over eenige dagen nog eens terug''.
Toen ik kort daarna terug kwam. was Floquet
niet meer hoofdredacteur. Hoofdredacteurs
volgen elkander bijna even snel op als de
presidenten van de republiek.
Toen Floquet mij naar de Kamer stuurde,
had hij mij aanbevolen, vooral met groote par
tijdigheid te werk te gaan, daar dit het aan
trekkelijke van de verslagen was. *U moet
altijd bedenken", zeide hij, «dat in onze oogen
geen tegenstander talent heeft, en dat daaren
tegen al onze vrienden welsprekend en be
gaafd zijn."
Dit scheen mij niet moeilijk toe, daar de
mala ftdes de eerste deugd van den vaude
villist is.
Auguste Lireux heeft immers gezegd : »De
partijdigheid is dat, wat den mensen van het
dier onderscheidt; na het paard is zij de
schoonste verovering van het menschelijk
geslacht."
Ik -kende in dien tijd een jongen man, door
wien ik mij in die kunst had kunnen laten
onderwijzen, want hij was buitengewoon be
gaafd op dat punt; hij maakte verslagen voor
twee couranten, die lijnrecht tegenover el
kander stonden, wat hem een een groote han
digheid heeft bezorgd.
In het eeno blad hemelde hij een redenaar
op, in het andere haalde hij hem naar beneden.
Hij schreef b.v. in courant No. l:
«Gisteren hield de heer X. een bewonderens-.
waardige redevoering, zooals wij dat van hem
gewoon zijn. Twee uren lang wist hij de
Kamer door zijn woorden te boeien. Welk
een welbespraaktheid ! Welke verhevene op
vattingen ! Tot welk een partij men ook moge
behooren, men moet het als een eer beschouwen,
zulk een redenaar in het Fransche parlement
te bezitten."
In courant No. 2 schreef hij :
«Gisteren waagde de heer X. het, de tribune
te bestijgen. Ieder kent zijn praatjes, hij sprak
eenige woorden, begeleid door het lachen en
fluiten der toehoorders ; wij zullen onze lezers
niet lastig vallen met den onzin, dien deze
hansworst vertelde."
Deze methode, beweerde hij, stelde zijn ge
weten gerust, en gaf hem tegelijkertijd gele
genheid, het publiek een gemiddeld overzicht
te geven. Eens werd hij echter in een grappig
avontuur gewikkeld. Een afgevaardigde, dien
hij in blad No. 2 had uitgescholden, maar die
hem slechts als medewerker aan blad No. l
kende, kwam bij hem en zeide :
»Kent u den liimmel, die de
parlementsberichten voor de Y ... Journal schrijft V'
»Neen, ik ... ik geloof het niet," stotterde
de jonge man, die vuurrood werd.
»llij is gisteren wel wat al te ver gegaan,
en ik ben niet van plan, dat te laten ioopen.
Ik zal hem waarschijnlijk twee mijner vrien
den als getuigen sturen, zoudt gij een van
hen willen zijn V"
De toestand was bijzonder pijnlijk voor den
jongen man, maar hij wist zich uit de verle
genheid te redden, door te verklaren, dat men
zulke uitdrukkingen moost verachten, en h^
voegde er bij : «Men kan ook nooit weten wat
dat voor rucnsehen zijn: en iemand in uw
positie mag niet met zulk een twijfelachtig
individu duelleereri !"
De ijsvereeniging sThialf,'" Ileerenveen, stelt
ieder voor eor. wedstrijd in hot schoonrijden,
overeenkomstig de bepalingen van den Ned.
Schaatsenrijderhbond (op nader te bepalen
datum) onder hoeren, dames, dames, en haeren
naast elkaar en dames ei; heeren achter elkaar
te houden. Indien het slechts voldoende vriezen
wil, zullen de heeren Jhr. A. E. Karnaart te
Vogelenzang, II, van Gorkiim te Zwolle, A. C.
van Nieverva;irt te Dordrecht, I). W. Yerwty
te Deventer en C. A. A. Dudok de Wit te
Amsterdam, als jury optreden.
mmilllllIIIIIHlmlIIIIII
AII» den heer G
Zeer veel genoegen deed het me, van u te
vernemen, dat ik -nu tenminste in 't rechte
spoor (ben) gekomen'', wijl ik groote
bowonderinft toon \oor de generatie van 18SI).
Maar waarde heer, dat vind ik nu wel erg
prettig, rriüar ben ik er ooit uit geweest, althans
wat dat betreft?
Of u verdraait de zaakjes zoo'n beetje, óf
u bent niet op de hoogte van uw onderwerp,
een van beiden.
Zoo maar klakkeloos neer-bewerend is
critiekschrijven zeer gemakkelijk.
In mijn eerste stuk naar aanleiding van
»De Arbeid" (in de «Kunstwereld") was mijn
slot-zin:
«Neen het kern-doel voor oogen houdend,
zullen deze het-zóó-goed-meenenden hun
kalmte moeten herwinnen, en uit de zoo glo
rieuze generatie van 80 kiezende het uitstekende
tot hun voorgang en afzwerende het kleinere
gedeelte, wat daarin brutaal en vuil en onwaar
en onecht was, zullen zij, hopen we werkelijk:
inleiden, mogelijk maken «het schoon, vreugde
in zichzelve, en een moraal, die daarvan het
blijde aanhangsel is".
Mijn inleiding tot de kronieken-reeks
Nederlands*:he Literaire Kunst bevat, in sym
bolen, de uitvoerige uitwerking der stelling.
die ik nu terloops in mijn tweede kroniek
weer even herhaalde, maar die u als een om
draaien van mij blieft te citeeren, daad van
onbevoegdheid-tot-critiek of van alle eerlijk
heid en royaliteit vergetende nijd.
Ziehier kleine citaten uit die «Inleiding"
ten bewijze: (van de revolutie van 1880 sprekend)
«De Revolutie, de hooge opstand"
«Stormen van klank"
«het hooge Verzet"
(van het eigen iver~k dier generatie, naast het
eerste revolutionair optreden,).
«En ver daar-achter in de duisternis de
stille won'dre bouw van het eigen paleis, dat
verrijst als «?* flètte droom in den nacht"
«iiz. enz. enz.
Dan:
«O, dat dit schoon, verworven na veel hooge
strijd en wél diep-inn'ge liefde, die was een
heil'ge overtuiging niet-te-breken, nietblijven
mocht in ongeschondene volmaaktheid \" enz. enz.
waarop ten slotte volgt
«En dat nu een jongere, die ns gezien
heeft naar de Grootcn van ons land, o! als.
naar Goden, dit zeggen moet, dat het verval
is aangebroken" enz. enz.
En dit alles is nog maar hier en daar een
zins-brokje. U ziet dns, dat ik heelemaal niet
«gezwenkt" ben, maar, van-uit uw eigen stand
punt beschouwd, altijd in het rechte spoor
ben geweest.
Zeer onnoozel is verder:
«Zelfs Carel Scharten draagt een
stukjeproza op aan van Deyssel, wat ik eerst als
een persiflage aanzag, maar wat toch wel bleek
heusch bedoeld te zijn."
Maar, zei ik dan al niet op de wel wat
vage bewering van Verburgh in zijn Inleiding
tot »De Arbeid'' «allen - n slechts niet
zijn tot de onbekendheid met het schoon»
thans teruggezonken," in de Kunstwereld:
«Van Deyssel bedoeld 1 Ja, 't is waar, hij
is de eenige, zooal niet altijd-voor-uit-gaande,
dan toch steeds de zich-zelf-gelijk blijvende"?
Waar ik van Deyssel tot op den huidigen
dag blijk zoo hoog te stellen, was dus een
opdracht geenn** verwonderlijk, en die als
een persiflage aanzien, een bewijs van niet op
de hoogte te zijn.
Volgt uw zinnetje:
«hoewel het vreemd is, dat deze menschen,,
die zoo fel tegen de decadenten optreden, op
meer dan gewone wijze blijk geven zelf deca
dent te zijn."
Nu zitten u de woordspelingen wel in het
bloed, maar het gaat niet aan, zoo-maar
iemand eventjes het ergste te vertellen zonder
een schijn van bewijs.
Ik verwacht dus van u een uitvoerige on ?
partijdige recht-door-zeeëuiteenzetting van een
bewering, die zondej-dat waardeloos en miniem
mag heeten, straatjongens-taktiek als :»je bent
een mispunt" «nou, jij ook".
Ten slotte, waarde heer, bereiken uw opper
vlakkige praatjes hun summum van ondoor
dachtheid in :
«Carel Scharten, die nog niet lang geleden
in de Gids een sonnet op Ilenri Borel dichtte,
komt nu tot de verklaring, dat Borel een de
cadent is".
De belachelijke ik geef het gaarne toe
klemtoon, die in mijn stuk door cursiveering
op het woordje »j's" valt, heb ik het genoegen
u mee te deelen, een drukfout te zijn. Di&
ne kleine belachelijkheid uitsluitend te
releveeren van een groot proza-stuk, geeft
trouwensal weer het bewijs uwer groote venijnigheid en
vitterij-wellust. Maar deze kleinigheid daar
gelaten is het u nooit opgevallen, dat in
middelmatige literatuur vorm en inhoud
scheidbaar zijn ? Welnu, naar mijn idee is dat het
geval met Borel. Ik bewonder den inhoud, ik
zeg 't al in het eerste gedeelte mijner kroniek
en indien u niet het leesvermogen mocht be
zitten, uit critiek-zonder-namen-noemen iets
op te maken, moest u liever gewacht hebben
tot het vervolg verschenen was, waarin de
stelling lang en breed wordt aangetoond
(immers, de critiek verbl^de zich niet in
jiiist-of-niet-juiste «zetten", maar trachte in
tegendeel zooveel mogelijk te waardeeren)
de rorm, wijl niet n met den inlioud, vind
ik vrij-slecht.
Mijn Sonnet uu beweert niet, dat het boek
«Het Jongetje" zoo voortreffelijk is, maar be
treft alleen de schoone ziel, die we achter de,
dier ziele-schoonheid onwaardige, woorden
weten.
U wild," het hier doen voorkomen, of ik
me aan een aller-idiootste inconsequentie had
schuldig gemaakt, die eenvoudig in de verste
verte niet bestaat.
Veroorloof mij, deze vergissingen als
oi^ctIdijlx is beschouwen, want zoo niet, dan gaven
ze blijk van uw volkomen lilerair onvermogen.
Maar ojizi'ttelijkti vergissingen van een
icïl-wttenden die voor het onwetend jiubliek
een ander auteur belachelijk maken en in een
valscii licht plaatsen, u weet het misschien
niet, maar dat, rneneei van Hulzen, zijn
unfairhedcn, die geen hoogen dunk geven van des
critiekschrijvers ccrlijkJtcid,
onbecooroordccldhctd en Imrukter.
Utrecht. 28 Nov. ISÏtS. CAIUCL S( HAKTEN.
Voor den Oudstrijder.
(Zie no. 1110 van 2 October).
lïij den ondergtteekonde is ingekomen:
Lit Amsterdam van een oud Meppelaar ?
» P. & Zn >
Uit Rotterdam » S. v. C. Tz. . . >
» de L »
Uit Hoogeveen » J. A .?
UU Atjeh » N. X -.
/ 1; j. 50
De oadstrijder verzocht mij den edelen
gevers zijn hartelijken dank te betuigen, in 't
bijzonder den heer N. X. te Aijeh, hij zegt,
het te roeien, dat deze denzelfden rok voor
het Vaderland draagt, die hij voor 74
jaarheeft gedragen.
Mep p e l, 10 Dec. 'DS. K. S