De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 18 december pagina 8

18 december 1898 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

8 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1121 De yerlaten (Puck.) FBAÜKKIJK : «'t Is afschuwelijk ! Een maand of wat geleden zwoer hij mij eeuwige trouw en nu loopt hij met Germania !'' Het Gullen Vlies. (Lust. Blütter.) Zóó heeft Félix Faure vroeger het en zóó is het hem onlangs vel in ontvangst genomen, overhandigd. Al te oüderwetsclie Zondagsrust. (Punch.) Politieagent Punch : »Zeg eens ouwe pruik, jij >had al lang moeten hebben uitgediend.' Tweeërlei opatting. (Piek me up.) «Hum! Zoo'n regen is toch ergens goed voor; wat !n mooie voetjes en enkels, hum!" (Een oogenblik later) : «Allemachtig ! 't is mijn dochter. HéLucy, wat trousseer je je verbazend, doe je rokken naar beneden ; je blameert me ! je Door den heer J. M. N. Kapteyn te Leiden is verzameld en uitgegeven eene bloemlezing van Fransche litteratuur, »De Corneille a Zola." De heer Kapteyn heeft geoordeeld, dat wat eenmaal goed is, niet veroudert; waar goed gekozen is, zou hij wel dwaas doen, die anders wilde kiezen. De bloemlezing bevat dan ook: van Corneille den Cld, van Molière den Avare, van Mad. de Sévignéeen paar brieven, van Kossuet de bekende lijkrede, van La Fontaine eenige fabels beginnend met La Cigale et la fourmi, van Boileau de negende satire, van Racine Andromaque, nists daartusschen. Van de achttiende eeuw Lesage, Voltaire, Rousseau; van de negentiende Chateaubriand, de Lamartine, Victor Hugo, de Vigny, en Alfred de Musset's Nuit de Mai. Voor het kie zen van dit alles was niet veel lectuur noodig. Van de modernen volgen dan een stukje van Taine, een klein fragment uit Daudet's Vromont jeune et llisler aïnéen een uit Zola's La Debacle. Ook in dit laatste gedeelte heeft de verzamelaar het zich niet moeielijk gemaakt; de keus van Taine en Daudet was zeker zeer goed, maar in plaats van het fragment van La Debacle waren allicht grooter stylisten, George Sand, de Balzac, Flaubert, Dumas fils te vermelden geweest, of wanneer men Zola wilde hebben, een fragment uit diens fraaier geschreven werken Germinal, La faute de l'abbéMouret, L'oeuvre, Le réae. Het maakt inderdaad een wonderlijken indruk aan den geheelen rijkdom van vorm en gedachte der laatste halve eeuw slechts 28 van de 553 bladzijden der bloemlezing gewijd te zien. Boekverkooping. De firma J. L. Beyers te Utrecht kondigt de veiling aan van het tweede gedeelte der collectie boeken, handschriften en platen, na gelaten door Mr. W. J. Rooyaards van den Ham. De catalogus van dit gedeelte bevat alles, wat die boekerij rijk is aan werken op het gebied der aardrijkskunde en der geschie denis met alle vakken, die als hulpwetenschap pen daarvan beschouwd worden: genealogie, heraldiek en numismatiek. Weer heel wat zeldzaams en kostbaars is voor de liefhebbers daarin te vinden. Na een rubriek van algemeene woordenboeken en verzamelwerken volgt een 100-tal reisbeschrijvingen, meerendeels in oorspronkelijke en zeldzame drukken. Over de geschiedenis van ons land van de vroegste ty'den tot heden treffen wij er niet alleen de meest belangrijke werken in aan, maar ook vele handschriften en eenige zeldzame historie platen. Vooral de collectie zeldzame IGe eeuwsche geschriften zal menig liefhebber ver langend doen uitzien naar het oogenblik, waarop de hamerslag ze aan den hoogstbiedende als eigendom zal toewyzen. Kehoorende tot de geschiedenis van de N. en Z. Neder landen volgt daarop de rubriek topographie, die, gerangschikt naar de plaatsnamen, het voornaamste biedt wat over onze steden in geschrifte en in plaat is verschenen, alsmede vele geschreven stukken. Geen der provinciën is daarbij zoo rijk ver tegenwoordigd als stad en lande van Utrecht. Dan volgen verscheidene boeken, handschriften en kaarten, betrekking hebbende op Neerlands waterstaat. Ook over buitenlandsche geschie denis komen er verscheidene groote standaard werken in voor Maar niet het minst inte ressant is de rubriek genealogie en heraldiek, met een groot getal keurig uitgevoerde 17e en 18e eeuwsche wapenboeken, vele documenten en geschriften betreffende het Huis van Oranje, waaronder oude plaatwerken over plechtige intochten en feesten. Verder een uitgebreide verzameling afbeeldingen van kasteelen, in gravure en teekening, en eenige belangrijke alba amicorum. Eene afdeeling geïllustreerde werken over kleederdrachten en de titels van een 50-tal grootere en zeldzame werken over munt- en penningkunde besluiten dezen cata logus, die alleszins de aandacht van boeken liefhebbers en verzamelaars waard is. De firma W. J. Thieme & Cie., te Zutphen heeft het prospectus verzonden van een «Schoolkaart van Insulinde," door R. Schuiling, schrijver van «Nederland tusschen de Tropen", «Nederlands Koloniën", enz. in twaalf' bladen. Grootte der kaart 200 bij 250 cM. Prijs in losse bladen ? 13.50, opgeplakt met rollen ? 22.50, opgeplakt met rollen en gevernist ? 24.50. De «Nederlandsehe Almanak voor 1809" is weer verschenen bij den Uitgever Tjeenk Willink te Haarlem. Met zijn veelzijdigen in houd blijkt hij hoe langer hoe meer onmisbaar voor hen, die op de hoogte wenschen te zijn van de voortdurend wisselende functionarissen van staat en provincie, van koloniën en consultaatwezen, van rechtswezen en onderwijs. En al die mededeelingen worden onderbroken en gemengd met een overzicht der voornaamste gebeurtenissen des jaars ? ditmaal het inhul digingsjaar met vele gravures en met de portretten van bekende Nederlanders, die zijn heen gegaan, o. a. A. C. Werthoim, II. Muller Sz., D. Franken, mevr. Kusken Iluet en do professoren Hoekstra, Suringar en Prins. De laatste 10 jaargangen kan men rog machtig worden voor een enkelen rijksdaalder. CORRESPONDENTIE. I1]. T. Uw manuscript ligt Singel 'Jöonder bovengenoemde initialen te uwer beschikking. Vaudevillist en politicus. Het zal aan het groote publiek niet onver schillig zijn te weten, hoe Kniest Klam, de bekende vaudevillist, over politiek denkt, en welke ervaringen hij op dit gebied heeft op gedaan. Een bezoek, dat hij onlangs aan de Kamer bracht, was voor hem een gawonschte aanleiding het volgende er over te vertellen : «Terwijl ik die menschen bekeek en naar hen luisterde, dacht ik: Hoe gelukkig, dat ik nooit van politiek heb gehouden, want dan zou ik, evenals Ilenri Monnier van spiriazie zeide. mij er op geworpen hebben, en ik kan haar toch niet uitstaan. Ik heb in mijn leven veel domheden begaan, maar ik kan mij er op beroemen, dat hot mij nooit, is ingevallen, deel te nemen aan het politieke leven. Ik heb geen oogenblik geweifeld tusschen het vaudevülisme en het parlementarisme, en ik durf' wel zeggen, dat ik de meest eervolle loopbaan heb gekozen. Er is in mijn leven een oogonblik geweest, dat ik volksvertegenwoordiger had kunnen worden, ik had het tenminste kunnen be proeven ; na den oorlog had een invloedrijk comitéaan de Itappd een lijst van candidaten gezonden, waarop alle redacteuren van dit blad stonden. Ook ik was er bij, maar men had tusschen haakjes achter mijn naam gezet: hij zal zijn waren naam noemen. De leden van het comitédachten namelijk, dat mijn naam een pseudoniem was. Dat was niet zeer vleiend voor een man, die er van overtuigd was, wat hij trouwens nog is, dat geheel Europa de oogen op hem had gericht. Ik haalde mijn naam door en werd geen volksvertegenwoor diger. Ik ben ook eens bijna parlements-verslag gever geworden. Lieve hemel, wat heb ik al niet geprobeerd in mijn leven ! Op zekeren dag, toen de »Rappel" voor de tweede maal verboden was, en zooals ik dacht, nu ook voor goed, ging ik naar Floquet, die toen redacteur van de »Képublique franriise" was, en vroeg hem, of hij mij niet aan zijn courant kon gebruiken. «Misschien", antwoordde hij, »denkt u, dat u parlementsverslagen zoudt kunnen leveren V" «Ik weet niet, ik heb het nooit geprobeerd." «Goed, gaat u dan eenige keeren naar de Kamer en brengt u mij als proef eenige be richtjes ; ik kan ze misschien niet plaatsen, maar ik kan er toch aan zien, of u voor ver slaggever geschikt bent." Ik ging naar de kamer, en bracht Floquet 's avonds een kort verslag; hij las het en zeide met een bedenkelijk gezicht: »Hm ! U schijnt niet goed op de hoogte te zijn van de economie." »Noen, ik heb mij nooit ermee bezig ge houden," bekende ik, «alles, wat ik er van weet, heb ik in het vaudevilletheater geleerd." «Probeer het nog maar eens!' Den volgenden dag kwam ik met een tweede verslag bij Floquet, Hij keek nog bedenke lijker dan de eerste keer en zeide : »U weet zeker ook niet veel van de buitenlandsche politiek." «Helaas niet !" «En u bent zelfs in de geographie niet thuis!" »Ik moet bekennen", antwoordde ik, terwijl ik gebruik maakte van een oude grap van Roqueplan, »wat de geographie betreft, daar geloof ik niet recht aan". «Ik vrees toch", zeide Floquet, «dat u geen roeping hebt voor verslaggever". «Dat vrees ik ook". »Ik zal zien, of ik wat anders voor u kan vinden ; kom over eenige dagen nog eens terug''. Toen ik kort daarna terug kwam. was Floquet niet meer hoofdredacteur. Hoofdredacteurs volgen elkander bijna even snel op als de presidenten van de republiek. Toen Floquet mij naar de Kamer stuurde, had hij mij aanbevolen, vooral met groote par tijdigheid te werk te gaan, daar dit het aan trekkelijke van de verslagen was. *U moet altijd bedenken", zeide hij, «dat in onze oogen geen tegenstander talent heeft, en dat daaren tegen al onze vrienden welsprekend en be gaafd zijn." Dit scheen mij niet moeilijk toe, daar de mala ftdes de eerste deugd van den vaude villist is. Auguste Lireux heeft immers gezegd : »De partijdigheid is dat, wat den mensen van het dier onderscheidt; na het paard is zij de schoonste verovering van het menschelijk geslacht." Ik -kende in dien tijd een jongen man, door wien ik mij in die kunst had kunnen laten onderwijzen, want hij was buitengewoon be gaafd op dat punt; hij maakte verslagen voor twee couranten, die lijnrecht tegenover el kander stonden, wat hem een een groote han digheid heeft bezorgd. In het eeno blad hemelde hij een redenaar op, in het andere haalde hij hem naar beneden. Hij schreef b.v. in courant No. l: «Gisteren hield de heer X. een bewonderens-. waardige redevoering, zooals wij dat van hem gewoon zijn. Twee uren lang wist hij de Kamer door zijn woorden te boeien. Welk een welbespraaktheid ! Welke verhevene op vattingen ! Tot welk een partij men ook moge behooren, men moet het als een eer beschouwen, zulk een redenaar in het Fransche parlement te bezitten." In courant No. 2 schreef hij : «Gisteren waagde de heer X. het, de tribune te bestijgen. Ieder kent zijn praatjes, hij sprak eenige woorden, begeleid door het lachen en fluiten der toehoorders ; wij zullen onze lezers niet lastig vallen met den onzin, dien deze hansworst vertelde." Deze methode, beweerde hij, stelde zijn ge weten gerust, en gaf hem tegelijkertijd gele genheid, het publiek een gemiddeld overzicht te geven. Eens werd hij echter in een grappig avontuur gewikkeld. Een afgevaardigde, dien hij in blad No. 2 had uitgescholden, maar die hem slechts als medewerker aan blad No. l kende, kwam bij hem en zeide : »Kent u den liimmel, die de parlementsberichten voor de Y ... Journal schrijft V' »Neen, ik ... ik geloof het niet," stotterde de jonge man, die vuurrood werd. »llij is gisteren wel wat al te ver gegaan, en ik ben niet van plan, dat te laten ioopen. Ik zal hem waarschijnlijk twee mijner vrien den als getuigen sturen, zoudt gij een van hen willen zijn V" De toestand was bijzonder pijnlijk voor den jongen man, maar hij wist zich uit de verle genheid te redden, door te verklaren, dat men zulke uitdrukkingen moost verachten, en h^ voegde er bij : «Men kan ook nooit weten wat dat voor rucnsehen zijn: en iemand in uw positie mag niet met zulk een twijfelachtig individu duelleereri !" De ijsvereeniging sThialf,'" Ileerenveen, stelt ieder voor eor. wedstrijd in hot schoonrijden, overeenkomstig de bepalingen van den Ned. Schaatsenrijderhbond (op nader te bepalen datum) onder hoeren, dames, dames, en haeren naast elkaar en dames ei; heeren achter elkaar te houden. Indien het slechts voldoende vriezen wil, zullen de heeren Jhr. A. E. Karnaart te Vogelenzang, II, van Gorkiim te Zwolle, A. C. van Nieverva;irt te Dordrecht, I). W. Yerwty te Deventer en C. A. A. Dudok de Wit te Amsterdam, als jury optreden. mmilllllIIIIIHlmlIIIIII AII» den heer G Zeer veel genoegen deed het me, van u te vernemen, dat ik -nu tenminste in 't rechte spoor (ben) gekomen'', wijl ik groote bowonderinft toon \oor de generatie van 18SI). Maar waarde heer, dat vind ik nu wel erg prettig, rriüar ben ik er ooit uit geweest, althans wat dat betreft? Of u verdraait de zaakjes zoo'n beetje, óf u bent niet op de hoogte van uw onderwerp, een van beiden. Zoo maar klakkeloos neer-bewerend is critiekschrijven zeer gemakkelijk. In mijn eerste stuk naar aanleiding van »De Arbeid" (in de «Kunstwereld") was mijn slot-zin: «Neen het kern-doel voor oogen houdend, zullen deze het-zóó-goed-meenenden hun kalmte moeten herwinnen, en uit de zoo glo rieuze generatie van 80 kiezende het uitstekende tot hun voorgang en afzwerende het kleinere gedeelte, wat daarin brutaal en vuil en onwaar en onecht was, zullen zij, hopen we werkelijk: inleiden, mogelijk maken «het schoon, vreugde in zichzelve, en een moraal, die daarvan het blijde aanhangsel is". Mijn inleiding tot de kronieken-reeks Nederlands*:he Literaire Kunst bevat, in sym bolen, de uitvoerige uitwerking der stelling. die ik nu terloops in mijn tweede kroniek weer even herhaalde, maar die u als een om draaien van mij blieft te citeeren, daad van onbevoegdheid-tot-critiek of van alle eerlijk heid en royaliteit vergetende nijd. Ziehier kleine citaten uit die «Inleiding" ten bewijze: (van de revolutie van 1880 sprekend) «De Revolutie, de hooge opstand" «Stormen van klank" «het hooge Verzet" (van het eigen iver~k dier generatie, naast het eerste revolutionair optreden,). «En ver daar-achter in de duisternis de stille won'dre bouw van het eigen paleis, dat verrijst als «?* flètte droom in den nacht" «iiz. enz. enz. Dan: «O, dat dit schoon, verworven na veel hooge strijd en wél diep-inn'ge liefde, die was een heil'ge overtuiging niet-te-breken, nietblijven mocht in ongeschondene volmaaktheid \" enz. enz. waarop ten slotte volgt «En dat nu een jongere, die ns gezien heeft naar de Grootcn van ons land, o! als. naar Goden, dit zeggen moet, dat het verval is aangebroken" enz. enz. En dit alles is nog maar hier en daar een zins-brokje. U ziet dns, dat ik heelemaal niet «gezwenkt" ben, maar, van-uit uw eigen stand punt beschouwd, altijd in het rechte spoor ben geweest. Zeer onnoozel is verder: «Zelfs Carel Scharten draagt een stukjeproza op aan van Deyssel, wat ik eerst als een persiflage aanzag, maar wat toch wel bleek heusch bedoeld te zijn." Maar, zei ik dan al niet op de wel wat vage bewering van Verburgh in zijn Inleiding tot »De Arbeid'' «allen - n slechts niet zijn tot de onbekendheid met het schoon» thans teruggezonken," in de Kunstwereld: «Van Deyssel bedoeld 1 Ja, 't is waar, hij is de eenige, zooal niet altijd-voor-uit-gaande, dan toch steeds de zich-zelf-gelijk blijvende"? Waar ik van Deyssel tot op den huidigen dag blijk zoo hoog te stellen, was dus een opdracht geenn** verwonderlijk, en die als een persiflage aanzien, een bewijs van niet op de hoogte te zijn. Volgt uw zinnetje: «hoewel het vreemd is, dat deze menschen,, die zoo fel tegen de decadenten optreden, op meer dan gewone wijze blijk geven zelf deca dent te zijn." Nu zitten u de woordspelingen wel in het bloed, maar het gaat niet aan, zoo-maar iemand eventjes het ergste te vertellen zonder een schijn van bewijs. Ik verwacht dus van u een uitvoerige on ? partijdige recht-door-zeeëuiteenzetting van een bewering, die zondej-dat waardeloos en miniem mag heeten, straatjongens-taktiek als :»je bent een mispunt" «nou, jij ook". Ten slotte, waarde heer, bereiken uw opper vlakkige praatjes hun summum van ondoor dachtheid in : «Carel Scharten, die nog niet lang geleden in de Gids een sonnet op Ilenri Borel dichtte, komt nu tot de verklaring, dat Borel een de cadent is". De belachelijke ik geef het gaarne toe klemtoon, die in mijn stuk door cursiveering op het woordje »j's" valt, heb ik het genoegen u mee te deelen, een drukfout te zijn. Di& ne kleine belachelijkheid uitsluitend te releveeren van een groot proza-stuk, geeft trouwensal weer het bewijs uwer groote venijnigheid en vitterij-wellust. Maar deze kleinigheid daar gelaten is het u nooit opgevallen, dat in middelmatige literatuur vorm en inhoud scheidbaar zijn ? Welnu, naar mijn idee is dat het geval met Borel. Ik bewonder den inhoud, ik zeg 't al in het eerste gedeelte mijner kroniek en indien u niet het leesvermogen mocht be zitten, uit critiek-zonder-namen-noemen iets op te maken, moest u liever gewacht hebben tot het vervolg verschenen was, waarin de stelling lang en breed wordt aangetoond (immers, de critiek verbl^de zich niet in jiiist-of-niet-juiste «zetten", maar trachte in tegendeel zooveel mogelijk te waardeeren) de rorm, wijl niet n met den inlioud, vind ik vrij-slecht. Mijn Sonnet uu beweert niet, dat het boek «Het Jongetje" zoo voortreffelijk is, maar be treft alleen de schoone ziel, die we achter de, dier ziele-schoonheid onwaardige, woorden weten. U wild," het hier doen voorkomen, of ik me aan een aller-idiootste inconsequentie had schuldig gemaakt, die eenvoudig in de verste verte niet bestaat. Veroorloof mij, deze vergissingen als oi^ctIdijlx is beschouwen, want zoo niet, dan gaven ze blijk van uw volkomen lilerair onvermogen. Maar ojizi'ttelijkti vergissingen van een icïl-wttenden die voor het onwetend jiubliek een ander auteur belachelijk maken en in een valscii licht plaatsen, u weet het misschien niet, maar dat, rneneei van Hulzen, zijn unfairhedcn, die geen hoogen dunk geven van des critiekschrijvers ccrlijkJtcid, onbecooroordccldhctd en Imrukter. Utrecht. 28 Nov. ISÏtS. CAIUCL S( HAKTEN. Voor den Oudstrijder. (Zie no. 1110 van 2 October). lïij den ondergtteekonde is ingekomen: Lit Amsterdam van een oud Meppelaar ? » P. & Zn > Uit Rotterdam » S. v. C. Tz. . . > » de L » Uit Hoogeveen » J. A .? UU Atjeh » N. X -. / 1; j. 50 De oadstrijder verzocht mij den edelen gevers zijn hartelijken dank te betuigen, in 't bijzonder den heer N. X. te Aijeh, hij zegt, het te roeien, dat deze denzelfden rok voor het Vaderland draagt, die hij voor 74 jaarheeft gedragen. Mep p e l, 10 Dec. 'DS. K. S

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl