De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1898 25 december pagina 5

25 december 1898 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1122 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. DAMEjS. Kerstavond. De Heer heeft gegeven, de Heer heeft genomen"... Neen, dat kon zy niet meer zeggen, nu... niet meer... Ik en mijn huis zullen den Heer dienen", dit was alty'd haar leuze geweest, in die richting had zy haar kinderen opgevoed, allen;... allen ? ... Op dertigjarigen leeftyd, weduwe, moeder van zeven kinderen, had zij gezworen de hand uitgestrekt op 't koude verstijfde voorhoofd van den geliefden, vromen man: Wij zuilen den Heer dienen, ik, en je kinderen, onze kinderen." Veel stormen waren sinds dien aan haar voorbijgetrokken, al had het aan aardsche goederen nooit ontbroken. Zy had volhard in gebed en strenge plichtsbetrachting, een voor beeld der kinderen, een moeder der armen. Dagelijks had zij 's morgens haar stille ure" genomen als haar geheele huis nog sliep, en dan, in innig denken met Ggd vereenigd, had zij voor Zy'n aanschijn haar^g gezegeld, haar opwellingen gesust, haar plichten onder 't oog gezien, en telkens op nieuw de dagtaak aan vaardende gesproken: Heer, hier ben ik! "Veel inspanning had het haar gekost om met geduld en zachtheid de opbruisende jonge gemoederen om haar heen in onderlinge harmonie te houden; veel zelfbeheersching als de kleinen, grooter wordend, ieder met eigen karakter en eigen ideën tegen haar zienswijze streden. Met dagelijks hernieuwde liefde had zij al haar kinderen omgeven, gezorgd voor hun zieleleven, voor hun gezondheid, voor hun wetenschappe lijke ontwikkeling. Nuttige menschen voor de maatschappij had zij van hen willen maken. Toen haar man stierf was de oudste zoon de nu pas gepromoveerde advocaat tien jaar: het evenbeeld des vaders, de trots der moeder; n dochter getrouwd, een tweede zoon die voor dokter studeerde,dan volgden drie meisjes de vreugde van 't huis en eindelijk de Ben jamin Anton. De jonge advocaat had zich geheel gewijd aan de belangen der armen, de student dokter droomde ook van een toekomst, opgeofferd aan den lijdenden evenmensch, en in de geringste achterbuurten van Amsterdam, was mevrouw van Lijsten en haar engelachtige dochters steeds gewacht en steeds gezegend. Om tot een betrekkelijk resultaat te komen had de moeder n wijk van de stad genomen, had daar voor zich met haar jongste dochter twintig gezinnen uitgezocht, en aan haar twee oudere meisjes ook elk tien armen, ter bijzondere verpleging gegeven: Systematisch werkende," zei ze dikwijls, kunnen wy' wellicht een resultaat, een blijvend resultaat verkrijgen." Tusschen de armenbezoeken in, werden in huis klecren voor de noodlijdenden gemaakt, versterkende middelen gekookt, en alleen de avonden werden besteed aan eigen ontwikkeling of ontspanning. Het geluk voor zoover het op deze wereld mogelyk is, scheen dan ook zyn ze iel in 't hui» van de Van Lijstens opgeslagen te hebben. Edele, vrome, menschlievende kinderen had deze moeder wat kon zy meer wenschen? Op een dag was Aaton bij haar gekomen achttien jaar oud nu en als de jongste van 't gezin, het meest gekoesterd, het meest geliefkoosd: Moeder" had hij gezegd, ik moet de wereld in, ik wil het leven leeren kennen, ik houd het zoo niet uit, ik kan niet saai als Adolf, een brave Hendrik zijn en alleen luiste ren naar 't gejammer van arme menschen; ik kan niet zoo als Karel met ziekte en snij kamer me ophouden en half versuffen in de studie van honderde kwalen, ik kan niet..." Ik zal je tot niets dwingen, jongen, dat weet je, zeg maar welke carrière je volgen wilt, zelfs al wensen je officier te worden ... ik zal je niet tegenstreven ..." Wat ik worden wil, weet ik nog niet, maar ik wil vóór alles leven ... genieten ... als wij niet genieten van 't geld, wie zal 't dan doen? En als ik het niet doe terwijl ik jong ben..." Wat bedoel je jongen? Je kunt toch uitgaan, je vrienden zien, zwemmen, fietsen, muziek hooren, lezen ... wat wil je nog meer?" Ik zou willen... ik weet 't niet precies, moeder, ik geloof reizen... Ja, diit zal het wel zyn, ik houd 't hier niet uit..." Mevrouw van Lysten zag haar zoon aan: welke uitdrukking van onrust, van smartelijk zoeken, bijna van wanhoop lag er op zijn gelaat. Na een oogenblik zwijgen sprak zij: Goed, kind, ik zal je een reis betalen; denk er maar eens over waar je heen wilt gaan en met wien, bereken de onkosten en spreek er my dan na acht dagen nog eens over." '?Dank u moeder." Dit onderhoud was ruim een jaar geleden gevoerd; acht dagen later was Anton van Lijsten met een collegevriend op reis gegaan; hy mocht zes weken weg blijven, had duizend gulden meegekregen, het program had geluid: Brosse), Parys, Berlijn, Hamburg. Vóór dat hy ging, was er druk in 't huisgezin over zyn plan gesproken, elk der broers en zusters wist nieuwe elementen voor zijn genoegen" onder weg aan te brengen; zy gunden het pleizier" den Benjamin, van harte, en geen van de kinderen dacht er aan voor zichzelf iets der gelijks te verlangen. Gezamenlijk brachten de broers en zusters hem naar 't station, en 't was een hartelijk wuivend afscheidnemen vol toe spelingen op de terugkomst, vol pleizierwenschen; hy verliet allen die hem lief hadden en zou met dezelfde liefde weer terug gewacht worden. Doch het ging anders dan men verwacht had: na vijf dagen kwam de reisgezel alleen uit Brussel terug, met de tyding dat Anton den derden dag van hun verblijf in die stad, terwijl de vriend een museum was gaan zien dat hem niet interesseerde uit hun hotel verdwenen was, zyn goed meenemende en zonder brief achtergelaten te hebben. Eerst dacht hij aan een grap, en wachtte dien avond en den volgenden halven dag; toen ging hij overal zoeken, waarschuwde de politie, wachtte vier en twintig uur, en... nu was hy hier ... om de familie op de hoogte te brengen. Mevrouw van Lijsten was verslagen, zij dankte den jongen man en zeide maatregelen te zullen nemen, echter overtuigd te zyn dat haar zoon spoedig tyding zou zenden of zelf komen... de hoop leefde nog in haar dat oneenigheid tusschen de jonge reizigers, haar zoon overge haald had, alleen verder te gaan. Acht angstige dagen verliepen, bij elke post wachtte men tyding, by' elke buitenlandsche trein zy'n terugkomst. Toen besloot zij toch in overleg met haar kinderen, de politie te verzoeken hem op te sporen, zij wilde hem niet dwingen om terug te komen, alleen maar weten waar hg was: haar moederangst was onbeschrijfelijk. Eindelyk! Daar kwam het politiebericht, juist veertien dagen na zyn vertrek van huis de heer Anton van Lijsten was ingeschreven in vier hotels: n te Brussel twee te Parys en n in Nice; daarna werd zyn spoor verloren, doch er kon verder gezocht worden, indien de familie het wenschte. Neen, men zou wachten nu, men wist ten minste dat hij voor drie dagen geleden nog leefde. Met haar dochters durfde zy bijna niet over het geval te spreken; zij zocht by haar oudsten jongen steun en raad. .. Erg schrijfachtig was Anton nooit geweest," meende Adolf, en dat hij liever naar 't Zuiden ging, in dit seizoen, dan naar Duitschland" vulde Karel aan, was ook nog al begrypelyk." Wat zij dachten alle drie sprak niemand uit. In dit brave, vrome, weldoende huisgezin, was het afdwalen van den jongsten aller lieveling zoo iets ongeloofelyks, dat al het geluk verdwenen scheen. De Heer heeft gegeven..." Neen zij kon niet... de moeder! Na vyf bange weken kwam er een brief van Anton uit Monaco aan Adolf: Ik hoop niet, beste jongen, dat de oude vrouw over mij tobt. Men is toch maar eens jong, en ik zwelg in geluk; wy zyn mannen en begrijpen elkaar; ik ben gezond en spring. levendig; het leven is heerly k: je mist veel." O, dat moederhartl De brief moest haar meegedeeld worden, anders dacht zij nog erger misschien. Als hy maar niet door slechte middelen aan geld tracht te komen," zeide de moeder, liever stuur ik hem nog wat en schrijf hem een lief briefje er by, dan komt hij misschien terug." Beter zal 't zijn, moeder, dat ik hein schrijf, uw onrust vertel, en hem meedeel dat hij geld krijgen kan, als hij 'twenscht." Zoo geschiedde het. Eerst kwamen brieven dat hy geen geld, volstrekt geen geld nooduj had; daarop een reeks van brandbrieven om steeds meer en meer.... totdat de maat vol was; Mevrouw van Lijsten kon niet meer geven zonder haar kinderen en de armen te kort te doen; er moest een eind aan komen, en zij nam een onherroepelijk besluit: ook. al onteert hij zich! . . . ook al zou hij zich . . ." Zij kon 't niet uitspreken. Zoo verliepen weken, maanden. . . Een rouwfloers lag over deze, féer.s zoo gelukkige familie; en ginds op verren afstand, dacht een jongmensch niet meer aan al die harten, die hij verwondde, om zijn eigen hartstochten bot te vieren, om zich zelf genotvolle oogenblikken te bezorgen . . . hy wilde er niet meer aan denken: als hij maar pleizier had, wat raakte hem verder de familie, ja de heele wereld! De winter maakt plaats voor de lente, de zomer voor den herfst: van Anton geen Ie ven steeken meer, nu al sinds tien maanden. Opnieuw werd het winter, opnieuw waren de boomen bladerloos, de straten vuil en kil, de armen zonder licht en vuur. Men sprak bij van Lijsten zijn naam niet meer uit. Sinds eenige dagen begon langzaam, nattig de sneeuw te vallen: half December. Druk hadden zij het, de meisjes met de kerstmisbedeeling der armen; vijf en twintig gezinnen moesten verblijd worden, zou mama nu weer eens glimlachen als zij al die gelukkige ge zichtjes zou zien ? Voor 't eerst zou ook in de tuinkamer, op 24 December, een kerstboom voor de bedeelde kinderen geplaatst worden, en een kribje met het kind Jezus, Maria, Jozef en engelen moest er natuurlijk bij, alles verlicht door een paar honderd kaarsjes. Men behoefde toch niet altijd om Anton te treuren, hij leefde immers en maakte 't goed, anders zou hij wol schrijven. Het was den 24sten December, 's avonds.. . Een heerlijk feest was het geweest; die jonge elegante meisjes met eenige vriendinnen tus schen al die stralende kindergezichtjes onder 't geflikker der kaarsen. Nu waren de kinderen weg, de jonge dames aan 't muziekmaken in den salon, en mevrouw van Lijsten zat alleen in de tuinkamer, bij de laag afbrandende lichtjes, bij de naïave voor stelling van 't mysterie van Bethlehem. Zij had niet gehoord dat er heel zacht gesche.d was, dat er voetstappen naderden ; zij knielde bij 't kribje: O God! Moeder!... Twee armen omsloten haar . . . Mijn kind ... Anton ! Zij snikte tegen hem aan, uit de verte klon ken meisjesstemmen: Gloria in excelsis. . , et in terra pax I Hij was terug . . . hij '. . . De Heer heeft terug gegeven; zij en haar huis allen, allen . .. diendon Hem. CATIIABIX.V ALBKIMUXGK TFH.I.V. Kerstmis :98. Engelsen tafelenen, Met den practischen zin, die den Engelschen eigen is, hebben zij ingezien, dat deftigheid en losheid te meer genoegen opleveren, naarmate men ze volkomener gescheiden houdt. De losheid vult den morgen, met het diner begint de deftigheid. Bij iedere eenigszins weelderige familie kleedt mijnheer zich in den rok en mevrouw komt gedecolleteerd aan tafel. De morgenmaaltijden zijn niet deftig, maar rijkelijk en voedzaam. De gong klinkt; zonder zich al te veel te haasten komen allen 's mor gens uit hun kamer naar de eetzaal, en vinden er het copieus ontbijt gereed. Gebakken visch, gebakken ham en eieren, niertjes, brood, boter en toast staan op tafel; het buffet is voorzien van koud vleesch, koude ham, overgeschoten wild. De vrouw des huizes zit voor het theeblad; overigens is er veel vrijheid, de een bedient zich van de tafel, de ander van het buffet. Men leest zijn kranten, ontbijt, staat op wan neer men wil. De bedienden, men heeft er in Engeland veel meer dan in andere landen. loopen heen en weer al naar ze noodig zijn, maar het heeft niets van een geregelden plechtigen maaltijd. De lunch is om half' twee of'twee uur. Waar kinderen zijn, beginnen deze om half twee, de ouderen pas om twee uur, en dikwijls later. Dit ligt aan het Londensche weer, dat 's mor gens mooier is dan 's middags; men doet dus zyn boodschappen, wandeltochtjes, rytoertjes vóór den lunch, en verlaat zich allicht, wanneer het weer redely'k is. De lur.ch is ook zonder deftigheid, maar ook weer zeer substantieel. Men kan op den lunch gerust binnenloopen, en de dames zonder den hoed aftezetten, soms zonder de handschoenen uittetrekken, een stukje meeeten. Vooral de kinderen moeten aan den lunch flink eten, want hij is hun hoofdmaaltijd; op den tijd van het diner, 's avonds, krijgen zij in een ordelijk huishouden alleen wat lichts, een glas melk en een boterham. De heer des huizes is gewoonlijk niet aan den lunch; mylady sny'dt dus de warme stuk ken gebraad voor, en doet dat met veel kunst. Men snijdt in Engeland, anders dan in Frankrijk, het vleesch heel dun, en dat van een stuk van twaalf, vyftien pond. Wie het niet kan, laat het door den bediende op het buffet snijden, of zelfs in de keuken. In dit laatste geval komt het niet op een open schotel, maar onder de bekende zilveren deksels binnen. In het voorsrdjden van een schapenbout is de Fransche en Engeische gewoonte geheel verschillend. In Frankrijk heeft men daarvoor een zilveren handvat en sny'dt hem als 't ware horizontaal; in Engeland opent men hem in 't midden tot op het been, en sny'dt van daar naar beide kanten. Zoo ook met wild; in Engeland legt men er, bijna zonder het wild op den schotel te bewegen, netjes de vleugels en boutjes naast, het schy'nt gemakkelijk en is een heele oefening en kunst, Bij den lunch staat ook alles tegelijk op tafel en op het buffet, koud en warm. De bedien den komen zacht aan de gasten zeggen: ge braden rundvleesch, cold lamb with mint sauce, kip, p;ité; men kiest zachtjes; de bediende komt op een bord het gevraagde brengen, een tweede komt met bijbehoorende aardappelen en groente, een derde met bordeaux, sherry, cognac, brandy and-soda of whisky. Het trcit vreemdelingen, dat er massa's vor ken, lepels en messen op tafel liggen, maar geen enkel bord; dit komt eerst met eten erop. Als het vleesch gediend is, zetten de bedien den onder ieders bereik ^ijn karaf met wijn. een stapeltje borden, wat brood, toast, beschuit, en vertrekken. Wie dan verder wat noodig heeft, bedient zich, en staat zelfs op om van het buffet wat te nemen. Eerst met het tweede gerecht, de puddings, -- - altoos twee verschil lende, komen de bedienden weer -binnen. Zij plaatsen die voor de vrouw des huizes; deze dient ze, zij geven de gevulde borden aan de gaston. Dan volgen kaas, boter, be schuit, gevulde koekjes, maar niet zooveel vruchten als in andere landen, en geen koffie. j Dit is niet erg jammer, want de koffie in Engeland is zelden uitmuntend. Tot zoover het eerste deel van den dag; het tweede is heel wat anders. Om half acht klinkt de bel of gong voor het aankleeden, om acht uur voor het diner. Men vereenigt zich in den salon; de butler komt vol majesteit aankondigen, dat dinner is on the tablc". Er is geen visite, enkel het huisgezin, maar de bedienden staan toch in de eetzaal gereed, een achter me.Toii*'~ ?toc', *j-?.i achter dien van mijnheer, en beiden gaan ocrst zitten als de stoel door den bediende behoorlijk achter hen aangeschoven is. Er zijn altijd bloemen op tafel, tegenwoordig in lage jardinières, (en zelfs in zeer eenvou dige gezinnen wordt als milieu een simpele aspidistra of geranium uit de vensterbank 's middags op tafel gezet), en behalve het gas of elec'risch licht ook candelabres met bougies en gekleurde kapjfs. Alle gedruitch bij het diner wordt vermeden; men hoort goeii &tap op het dikke tapijt; onder het tafellaken ligt een dik moltonnen tafelkleed ; de deuren blijven open, met kamerschutten ervoor ; de messen en vorken worden weggedragen in mandjes waarin servetten of kleedjes liggen. De stilte is zoo volkomen, dat het tegen elkaar stooten van twee borden ieder do t opzien; vandaar ook het buitengewoon geruischlooze eten, waarop de Engelschen zich toeleggen. Het me/iii is meestal lang; toch eet men vlug, want zoodra een bord leeg is, vraagt de bediende of hy u nog eens van den schotel dienen zal en neemt and rs het bord weg, met mes en vork. Daarenboven staat alles voor de hand; ieder gast heeft zijn zoutvat; olie- en azynstellcn, peper, mosterd, cayenne, staan aan alle vier hoeken der tafel. De hors d'oeuvre komen niet na de soep, zooals in Frankrijk, of vóór de soep, zooals in Zweden, maar na de zoetji-s''. Na de soep komt dus eerst de visch. De bedienden geven u liet bord gevuld, en laten u, als gij het aan neemt, u zelf bedienen van suis, komkommers, citroen, geroosterd brood enz. Niemand animeert u of schijnt er op te letten als ge niet neemt. Voor de visch heeft men een vischstel of twee vorken. (Naar het schijnt, kent men dat in Parijs nog niet; in Holland we1.) Heel dikwijls dient men de visch in schelpen, in kleine timbales, in zilveren pannetjes. Bij het gebrald dient men aardappelen, tweeërlei groenten en saus, als bij ons, maar de groenten niet gestoofd, alleen gekookt. Neemt men sla of' bieten, dan wordt een bord in den vorm van een halve maan tegen uw bord geschoven, want het zou niet aangaan, op een warm bord koude sla te eten. Sla is er niet, zooals in Frankrijk, een dagelijksch toevoegsel. Van de zoete entremots worden altoos twee verschillende op twee borden u voorgehouden; bij dat wat ge kiest, komt het zilveren blaadje met wat r.oodig is, suiker, kaneel, room, saus. En na deze zoetigheden komen de sarouries, eigenlijk de hors d'oeuvre, die men op een Fransch menu cMKqx's noemt, sneedjes ge roosterd brood met anchovis, kaviaar, piltéde foie gras, eieren, enz. Eindelijk by elkaar de kaas, boter, selderie, radijs, blaadjes kropsla om rauw te eten, en men nadert het dessert. Alles wordt dan afgenomen, messen, vorken, zoutvaten, alle glazen, de kruimpjes worden geveegd ; nieuwe glazen komen met de dessert bordjes, do vingerkommen, de kleine kanten klee ijes die men doily noemt, de vruchten mesjes en het dessertzilver. Het dessert wordt opgezet, nog eens voor het laatst komen de bedienden met de iiesschen rond, en zetten ze dan voor den heer des huizes neer, wiens taak het nu wordt, te schei ken en tot drinken uittenoodigen. Na wat dessert staat de vrouw des huizes met de dames op, mijnheer staat ook op om haar de deur uittelaten, en sluit die dan ; de heeren blijven met de fiesschen en sigaren alleen. Dit heele ceremonieel verschilt weinig of men bij een hertog of bij een gezeten burger familie eet; het verschilt zoo goed als in't geheel niet of mijnheer en mevrouw alleen eten of dat er dertig gasten zyn; alleen is het menu dan wat langer. Ook komen er dan veel meer bloemen, een vaas naast het bord van iedere dame, een milieu van kostbare bloemen enbouts-de-table in evenredigheid, ook strooisels van bloemen en ranken over de taf l en ranken over de candelabres. Bij zulke gelegenheden worden ook de zilveren familiestukken en het historisch porcelein voor den dag gehaald, maar het cere monieel is eigenlijk iederen dag even statig. llHillllllfiuliiiiltiiliilliiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiimHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Huwelijken in extremis. De Ameri kaansche. Glazen huizen. Vroiiwenvereeniginfi. Ouderdomsversekering. Een fainiliedagboek. Een paar jaar geleden verscheen in Neder land en later afzonderlijk een interessante novelle van Melati van Java, »In Extremis". Zij behandelde het geval van het huwelyk van een ambtenaar in Indië, die zyn einde voelde naderen en met zijn groot pen sioen, eerlijk verdiend, een arm meisje gelukkig wilde maken. Een huwelijk »in extremis" diende om het recht op haar over te dragen. Deze vorm van weldadigheid op staatskosten schy'nt in Engelsch-Indiëveel voor te komen. Althass de regeering heeft er zich ongerust over gemaakt en in The Forum schrijft major S. N. Clark een artikel, waarin hy, onder andere «zwakke punten in het pensioenstelsel" ook dit vermeldt. »De langlevendheid van soldatenweduwen is spreekwoordelijk. Terwijl by voorbeeld de pensioenlyst van overgeblevenen uit den oorlog van 1812, die drie en tachtig jaar geleden eindigde, in 1898 maar drie namen droeg, vond men er niet minder dan 2407 weduwen op. Zeven daarvan waren er nog in 1897 bijgekomen. Wanneer dat zoo doorgaat en bekend wordt, bestaat de kans dat het trouwen met een doodzieken of stervenden veteraan een geregeld en wettelijk middel zal worden voor krachtige arme vrouwen om zich levens lang op staatskosten onderhoud te verzekeren."' * * In Tlic Lady-a Ecalm wordt weer eens de Amerikaansche vrouw besproken, maar nu weer eens van een anderen kant dan gewoonlyk. Behalve haar kloek verstand, haar energie, haar vlugheid van taal en welsprekendheid, haar hoofd voor zaken, haar moed en waardig heid, haar vorstely'k figuur en haar schoonheid, die al zoo vaak behandeld zijn, heeft Miss Edith Voung het nu ook eens over haar huis houdelijkheid, waarop tot nog toe minder licht gevallen was. ?>Een van de voornaamste eigenschappen der Amerikaansche vrouw is haar huishoudtalent. De onzekerheid omtrent dienstboden, want in Amerika kan men voor geld alles kry'gen, behalve eene goede meid, en allicht de invloed van haar verstandige en hardwerkende voorouders, hebben hieraan veel gedaan. Een Amerikaansche, behalve een heel ry'ke Ame rikaansche kan, als het noodig is, haar huishouden doen zonder eenige hulp, en doet dit zoo goed, dat men er niets van merkt of er personeel is of niet. Zy zelf houdt haar huis heider en mooi, maar niet !en koste van haar eigen voorkomen, want zy' is altyd net en mooi gekleed, wat zij ook doet. Haar huis is zeer zeker er op ingericht, dat alle onnoodig werk en geloop vermeden wordt; een van de redenen is, dat niet, zooals in Engeland, de koppigheid van dienstboden het invoeren van verbeteringen tegenhoudt maar menige goede Engeische huisvrouw zou zich verbazen dat de dames die men op een whist-afternoon in Amerika ontmoet, die iederen dag een club avond hebben, of die in de hangmatten op haar verandah's liggen alsof het heele leven een lange vacantiedag was, nu en dan, en mis schien voortdurend, het werk doen, waar zij twee of meer meiden voor houden. Zij staan vroeg op om haar uitgebreid ontby't van warm brood en schoteltjes klaar te maken; zij weten uren te vinden voor de poddings en koeken en taarten, waar het Amerikaansche menu zoo rijk aan is, en ook weer uren voor al de ge noegens en plichten van het openbaar leven. Toch zijn. er een paar dingen die de Ame rikaansche, met al haar sluwheid, schoonheid en talent, missen; zij kennen geen kunst en hebben er geen gevoel voor, zij kennen geen stemming en hebben geen innigheid ; zij mis sen meestal juist dat, wat voor zoo velen in Europa de grootste aantrekkelijkheid van het huis maakt, de huiselijkheid. * * * In het Novembernuuimer van de Iiei:ne des den,i' monden komt een artikel voor van den fabrikant Henrivaux, over onze huizen. Hij houdt het er voor, dat een volkomen evolutie in de architectuur ophanden is. liet moderne huis toch bevat allerlei dingen, waterleiding, ver warmingtoestellen, ventilatoren, electriache draden voor allerlei doeleinden, die de Mid deneeuwen niet kenden, en toch bouwen wij onze huizen precies als die der Middeneeuwen, zelfs no* middeleeuwscher dan voor eenige jaren. Dit zal veranderen en spoedig. Het is toch pas sedert vier jaren dat het glas als bouwmateriaal hier en daar is ingedrongen; nu eerst beseft men zijn voordeelen boven hout en ijzer, en weldra zal zijn decoratieve waarde vereenigd met zijn bruikbaarheid den doorslag geven. Voor schoorsteenmantels, trap pen, binnenrnure.n kan het om zijn licht heid en onkostbaarheid de steenen vervangen. Toch was men nog niet tot het geheel glazen huis gekomen, maar volgens Henrivaux is dat maar een quaestie van heel weinig tijd. Een soort van verglaasden steen, »ceramo-cristal" moet den overgang vormen. Deze plaques zijn vatbaar voor de meest verschillende versiering, terwijl hun weerstandsvermogen, naar beweerd wordt, dat van graniet overtreft, en de broos heid van gewoon glas eraan ontnomen is. Op de Parijsche tentoonstelling zal het Palais des Lumières of Palais de l'é'lectricitévan dit glas vervaardigd zijn; het zal dicht bij den Eiffel toren staan en stralen van electrisch licht. De ondervinding met dit huis opgedaan, zal ons in staat stellen voldoende te oordeelen of dit ceramo-cristal het materiaal voor het woon huis der toekomst zal zijn. l * * l * De iSchwiibische Frauenverein" heeft te Stuttgart zijn 25-jarig jubileum gevierd, en daarbij is verslag gegeven van wat deze vereeniging reeds gepoogd en tot stand gebracht heeft. In 1873 begon men met eene ambachtsschool voor vrouwen, die nog bestaat en nu nog als model voor dergelijke inrichtingen geldt. Toen volgde een »Kindergarten" naar Friibel's denkbeelden; eerst veel later eene kookschool, die zich tot huishoudschool ont wikkelde. Eene nieuwe uitbreiding daarvan zyn de reizende kookleeraressen, die in een aantal stadjes en dorpen van het Wurtembergsche hoogland hare tydely'ke cursussen gehouden hebben. Twee jaar geleden stichtte de vereeniging eene handelsschool voor meisjes, richtte een bureau voor betrekkingzoekenden op en begon een tijdschrift Fraueribemf. Ofschoon zy dus in eigen kring zooveel deed, werd zy' toch ook lid van den »Bund Deutscher Frauenvereine," van welke de meeste aan haar een voorbeeld konden nemen. Presidente was vroeger Frl. Franziska Ammermüller; thans Frau von Weitzsacker. * * In Duitschland wordt overwogen de ver plichting tot verzekering ook tot gouvernantes en andere «Hausbeamtinnen" en particuliere onderwijzeressen uit te strekken. Deze vrou wen intusschen, van wie men een verstandiger gedrag verwachten zou, verzetten zich tegen den maatregel, uit vrees met dienstboden ge lijk gesteld te worden. * * Buiten, waar men ty'd over heeft, is het aar dig, een familiedagboek aan te leggen. Ieder der huisgenooten moet op zyn beurt de blad zijde vullen met de gebeurtenissen van den dag. In groote gezinnen, die niet altoos bij elkander bly'ven, vormt men op deze wy'ze een kroniek, die later, na de scheiding, heel wat vroolyke en droevige herinneringen kan opleveren. E-e. niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiniHiiiiiiiiiniiiyM Bo ekbespr eking. Onder Ons door JOH. VAX WOUDE. Uitgave L. Veen. Voor geabonneerden op de Hollandeche Lelie is het aangenaam hier een keur te vinden van artikelen die in haar geliefd blad verschenen zijn; en voor niet geabonneerde jonge dames zal dit boek een zeer welkom geschenk wezen. Vooral de artikelen die op »flirten" betrekking hebben zijn met veel menschenkennis overdacht. Joh. van Woude heeft meer poëtisch lyrisch talent dan redeneerkracht. Zoo is b.v. het artikel over den »Werkkring der dochter" droog en dof, daarentegen No. VI getiteld ^Heilige Geest" by'zonder mooi, vol zang en poëzie, het natuurschoon en de mystische aspiraties geven zich daar de hand tot een zeer hoog staand geheel. Ook het artikel XVII: «Kan de gehuwde vrouw zich aan kunst blijven wy'dcn" is uitmuntend. Het Xlde artikel; Levensmoede is zwak ; zelfs al komt elke melancholie uit gebrek aan gezondheid voort wat volstrekt niet bewezen is, dan is het toch maar niet zoo gemakkely'k om die gezondheid te herstellen .... Hier en daar heeft men meer van die oppervlakkigheden, zoo b.v. in »Adel en Plebs": »Valt het U nooit eens op straat in het oog, hoe dikwerf juist op het gelaat van onberispelijk gekleede heeren een stempel ligt van lage zinnelijkheid. De gezicollen lippen, de liooge gelaatskleur, de uit drukking der oogen verraden maar al te zeer de onmatige en onwaardige levenswijze dezer lieden". Nu, »de gezwollen lippen en hooge gelaatskleur" kan by de braafste lieden aan getroffen worden .... terwijl niet zelden bleeke wangen en dunne lippen tot zeer lage naturen behooren .... En verder (pag. 12) »Doch waar bij een open groeve een warm woord gesproken wordt, waar blo^nen kwistig het lykkleed dekken, waar gesmoorde snikken worden ge hoord en de couranten het afsterven niet alleen vermelden, maar ook betreuren, d;bir blijkt dat de doode den waarachtigen en eenigen adel bezat, en niemand vraagt daar meer of hy in een hut was geboren of in een paleis''. Nu, men weet sinds lang dat het «gesmoorde snikken" en de lof door couranten verkondigd niets beteekent, en stellig niets bewy'st. Het is voor mij een groote vreugde waar te nemen hoe de Hollandsclie I^elie die ik circa, 12 jaar geleden met zooveel .liefde plantte, steeds bloeiend is. Tot een eenigzins verwant soort literatuur behoort de roman: »Bloed en Vuur" van Paul Meertens (Uitgave Slothouwer, Amersfoort, 2 deelen). De titel duidt aan dat de Leger des Heils-spreuk als banier geheven wordt, en de auteur is tastbaar iemand die zeer ver trouwd is met den vloeienden romanstijl. Het boek is boeiend en de zielestrijd der heldin goed beschreven; jonge dames, vooral die welke sympathie voor godsdienstige en sociale vragen voelen, mogen het gerust lezen. C.vnr. ALB. TIII.IM. De Liefde in de Vrouwenqtiestie, door ANNTA WK SAVOR.MN LOIIJIAX. Wat leven wy' toch snel l Freule Lohman spreekt hier over Marholm's sBuch der Frauen" en 't is mij of ik iets lees over Dumas père . .. en George Sand, zóó ouderwetsch schy'nt het me toe, zeker omdat sinds dien een veel meer uitgewerkt boek van Marholm, bijna over dezelfde questie verscheen, en dat meer alge meen de Yronicen behandelde, wat zij in die aparte biographiën van bttitenmodel vrouwen niet had kunnen doen. De brochure van Freule de Savornin Lohnian is mij zeer duister, l omdat zij met een gevoel van moeheid (pag. 14) de vrouwenliteratuur die over de Vrouwenbeweging handelt men vraagt zich verbaasd af, waarom dan de schrijf ster, met deze brochure dat soort letterkundig werk komt vermeerderen »van zich schuift''. 2 omdat zij niet zegt waarom Vrouwen, die zooals Annie Besant, Laura Marholm, (zelt'j en vele anderen geen »Leeres Gefiiss" zijn, toch, door haar rustloos zoeken, zich niet gelukkig toonen, 3 omdat zij Hilda van Suijlenburg geen waar boek noemt. (pag. 58) Men vraagt zich : wat is waar op dat gebied ? Wat Marholm zegt, wat Goekoop zegt ? . .. Moet frl. Lohman dat uitmaken of mogen b.v. Nellie van Kol, mevr. Wermeskerken en... ik... ook een woordje meepraten ? Ik ken vrouwen die getrouwd zyn met den man dien zij liefhadden en toch ongelukkig werden. Ik ken vrouwen die wél trouwden maar niet met den man die zij liefhadden en toch gelukkig werden. Ik ken vrouwen die in 't geheel niet trouwden en toch ook ge lukkig zyn. Het menschzijn staat ook bij de vrouw hooger dan het vrouwzy'n. Het is onmogelijk dat n individu als scheidsrechter optrede en zegge: »dat is geluk, dat is waarheid". Waarom zou een vrouw zich niet gelukkig kunnen noemen als van de 100 facetten van haar wezen 90 gevuld zijn, terwijl de 10 overigen die zy denkt allen te kunnen volmaken door het bezit van den geliefden man, leeg bly'ven 'i Als het geluk het vrouwengeluk iets zóó eenvoudigs was, dan behoefde er waarlijk niet zooveel over gepraat te worden. CATHARINA ALBEBDIKGK TIII.IM.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl