Historisch Archief 1877-1940
No. 1122
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
DAMEjS.
Kerstavond.
De Heer heeft gegeven, de Heer heeft
genomen"...
Neen, dat kon zy niet meer zeggen, nu...
niet meer...
Ik en mijn huis zullen den Heer dienen",
dit was alty'd haar leuze geweest, in die
richting had zy haar kinderen opgevoed,
allen;... allen ? ...
Op dertigjarigen leeftyd, weduwe, moeder van
zeven kinderen, had zij gezworen de hand
uitgestrekt op 't koude verstijfde voorhoofd van
den geliefden, vromen man: Wij zuilen den
Heer dienen, ik, en je kinderen, onze kinderen."
Veel stormen waren sinds dien aan haar
voorbijgetrokken, al had het aan aardsche
goederen nooit ontbroken. Zy had volhard in
gebed en strenge plichtsbetrachting, een voor
beeld der kinderen, een moeder der armen.
Dagelijks had zij 's morgens haar stille ure"
genomen als haar geheele huis nog sliep, en
dan, in innig denken met Ggd vereenigd, had
zij voor Zy'n aanschijn haar^g gezegeld, haar
opwellingen gesust, haar plichten onder 't oog
gezien, en telkens op nieuw de dagtaak aan
vaardende gesproken: Heer, hier ben ik! "Veel
inspanning had het haar gekost om met geduld en
zachtheid de opbruisende jonge gemoederen
om haar heen in onderlinge harmonie te
houden; veel zelfbeheersching als de kleinen,
grooter wordend, ieder met eigen karakter en
eigen ideën tegen haar zienswijze streden. Met
dagelijks hernieuwde liefde had zij al haar
kinderen omgeven, gezorgd voor hun zieleleven,
voor hun gezondheid, voor hun wetenschappe
lijke ontwikkeling. Nuttige menschen voor de
maatschappij had zij van hen willen maken.
Toen haar man stierf was de oudste zoon
de nu pas gepromoveerde advocaat tien jaar:
het evenbeeld des vaders, de trots der moeder;
n dochter getrouwd, een tweede zoon die
voor dokter studeerde,dan volgden drie meisjes
de vreugde van 't huis en eindelijk de Ben
jamin Anton. De jonge advocaat had zich
geheel gewijd aan de belangen der armen,
de student dokter droomde ook van een
toekomst, opgeofferd aan den lijdenden
evenmensch, en in de geringste achterbuurten van
Amsterdam, was mevrouw van Lijsten en haar
engelachtige dochters steeds gewacht en steeds
gezegend. Om tot een betrekkelijk resultaat
te komen had de moeder n wijk van de
stad genomen, had daar voor zich met haar
jongste dochter twintig gezinnen uitgezocht,
en aan haar twee oudere meisjes ook
elk tien armen, ter bijzondere verpleging
gegeven: Systematisch werkende," zei ze
dikwijls, kunnen wy' wellicht een resultaat,
een blijvend resultaat verkrijgen." Tusschen
de armenbezoeken in, werden in huis klecren
voor de noodlijdenden gemaakt, versterkende
middelen gekookt, en alleen de avonden werden
besteed aan eigen ontwikkeling of ontspanning.
Het geluk voor zoover het op deze wereld
mogelyk is, scheen dan ook zyn ze iel in 't
hui» van de Van Lijstens opgeslagen te hebben.
Edele, vrome, menschlievende kinderen had
deze moeder wat kon zy meer wenschen?
Op een dag was Aaton bij haar gekomen
achttien jaar oud nu en als de jongste van
't gezin, het meest gekoesterd, het meest
geliefkoosd:
Moeder" had hij gezegd, ik moet de
wereld in, ik wil het leven leeren kennen, ik
houd het zoo niet uit, ik kan niet saai als
Adolf, een brave Hendrik zijn en alleen luiste
ren naar 't gejammer van arme menschen;
ik kan niet zoo als Karel met ziekte en snij
kamer me ophouden en half versuffen in de
studie van honderde kwalen, ik kan niet..."
Ik zal je tot niets dwingen, jongen, dat
weet je, zeg maar welke carrière je volgen
wilt, zelfs al wensen je officier te worden ...
ik zal je niet tegenstreven ..."
Wat ik worden wil, weet ik nog niet,
maar ik wil vóór alles leven ... genieten ... als
wij niet genieten van 't geld, wie zal 't dan
doen? En als ik het niet doe terwijl ik jong
ben..."
Wat bedoel je jongen? Je kunt toch
uitgaan, je vrienden zien, zwemmen, fietsen,
muziek hooren, lezen ... wat wil je nog meer?"
Ik zou willen... ik weet 't niet precies,
moeder, ik geloof reizen... Ja, diit zal het
wel zyn, ik houd 't hier niet uit..."
Mevrouw van Lysten zag haar zoon aan:
welke uitdrukking van onrust, van smartelijk
zoeken, bijna van wanhoop lag er op zijn gelaat.
Na een oogenblik zwijgen sprak zij:
Goed, kind, ik zal je een reis betalen;
denk er maar eens over waar je heen wilt
gaan en met wien, bereken de onkosten en
spreek er my dan na acht dagen nog eens over."
'?Dank u moeder."
Dit onderhoud was ruim een jaar geleden
gevoerd; acht dagen later was Anton van
Lijsten met een collegevriend op reis gegaan;
hy mocht zes weken weg blijven, had duizend
gulden meegekregen, het program had geluid:
Brosse), Parys, Berlijn, Hamburg. Vóór dat
hy ging, was er druk in 't huisgezin over zyn
plan gesproken, elk der broers en zusters wist
nieuwe elementen voor zijn genoegen" onder
weg aan te brengen; zy gunden het pleizier"
den Benjamin, van harte, en geen van de
kinderen dacht er aan voor zichzelf iets der
gelijks te verlangen. Gezamenlijk brachten de
broers en zusters hem naar 't station, en 't was
een hartelijk wuivend afscheidnemen vol toe
spelingen op de terugkomst, vol
pleizierwenschen; hy verliet allen die hem lief
hadden en zou met dezelfde liefde weer terug
gewacht worden.
Doch het ging anders dan men verwacht had:
na vijf dagen kwam de reisgezel alleen uit
Brussel terug, met de tyding dat Anton den
derden dag van hun verblijf in die stad, terwijl
de vriend een museum was gaan zien dat hem
niet interesseerde uit hun hotel verdwenen
was, zyn goed meenemende en zonder brief
achtergelaten te hebben. Eerst dacht hij aan
een grap, en wachtte dien avond en den
volgenden halven dag; toen ging hij overal
zoeken, waarschuwde de politie, wachtte vier
en twintig uur, en... nu was hy hier ... om
de familie op de hoogte te brengen.
Mevrouw van Lijsten was verslagen, zij dankte
den jongen man en zeide maatregelen te zullen
nemen, echter overtuigd te zyn dat haar zoon
spoedig tyding zou zenden of zelf komen...
de hoop leefde nog in haar dat oneenigheid
tusschen de jonge reizigers, haar zoon overge
haald had, alleen verder te gaan.
Acht angstige dagen verliepen, bij elke post
wachtte men tyding, by' elke buitenlandsche
trein zy'n terugkomst. Toen besloot zij toch
in overleg met haar kinderen, de politie te
verzoeken hem op te sporen, zij wilde hem
niet dwingen om terug te komen, alleen maar
weten waar hg was: haar moederangst was
onbeschrijfelijk.
Eindelyk! Daar kwam het politiebericht,
juist veertien dagen na zyn vertrek van huis
de heer Anton van Lijsten was ingeschreven
in vier hotels: n te Brussel twee te Parys
en n in Nice; daarna werd zyn spoor
verloren, doch er kon verder gezocht worden,
indien de familie het wenschte. Neen, men zou
wachten nu, men wist ten minste dat hij voor
drie dagen geleden nog leefde. Met haar
dochters durfde zy bijna niet over het geval
te spreken; zij zocht by haar oudsten jongen
steun en raad. .. Erg schrijfachtig was Anton
nooit geweest," meende Adolf, en dat hij liever
naar 't Zuiden ging, in dit seizoen, dan naar
Duitschland" vulde Karel aan, was ook nog
al begrypelyk." Wat zij dachten alle drie
sprak niemand uit.
In dit brave, vrome, weldoende huisgezin,
was het afdwalen van den jongsten aller
lieveling zoo iets ongeloofelyks, dat al het
geluk verdwenen scheen.
De Heer heeft gegeven..." Neen zij kon
niet... de moeder!
Na vyf bange weken kwam er een brief van
Anton uit Monaco aan Adolf:
Ik hoop niet, beste jongen, dat de oude
vrouw over mij tobt. Men is toch maar eens
jong, en ik zwelg in geluk; wy zyn mannen
en begrijpen elkaar; ik ben gezond en spring.
levendig; het leven is heerly k: je mist veel."
O, dat moederhartl De brief moest haar
meegedeeld worden, anders dacht zij nog erger
misschien.
Als hy maar niet door slechte middelen
aan geld tracht te komen," zeide de moeder,
liever stuur ik hem nog wat en schrijf hem
een lief briefje er by, dan komt hij misschien
terug."
Beter zal 't zijn, moeder, dat ik hein
schrijf, uw onrust vertel, en hem meedeel dat
hij geld krijgen kan, als hij 'twenscht."
Zoo geschiedde het. Eerst kwamen brieven
dat hy geen geld, volstrekt geen geld nooduj had;
daarop een reeks van brandbrieven om steeds
meer en meer.... totdat de maat vol was;
Mevrouw van Lijsten kon niet meer geven
zonder haar kinderen en de armen te kort te
doen; er moest een eind aan komen, en zij
nam een onherroepelijk besluit: ook. al onteert
hij zich! . . . ook al zou hij zich . . ."
Zij kon 't niet uitspreken.
Zoo verliepen weken, maanden. . . Een
rouwfloers lag over deze, féer.s zoo gelukkige
familie; en ginds op verren afstand, dacht
een jongmensch niet meer aan al die harten,
die hij verwondde, om zijn eigen hartstochten
bot te vieren, om zich zelf genotvolle
oogenblikken te bezorgen . . . hy wilde er niet meer
aan denken: als hij maar pleizier had, wat
raakte hem verder de familie, ja de heele
wereld!
De winter maakt plaats voor de lente, de
zomer voor den herfst: van Anton geen Ie ven
steeken meer, nu al sinds tien maanden.
Opnieuw werd het winter, opnieuw waren
de boomen bladerloos, de straten vuil en kil,
de armen zonder licht en vuur. Men sprak
bij van Lijsten zijn naam niet meer uit.
Sinds eenige dagen begon langzaam, nattig de
sneeuw te vallen: half December. Druk
hadden zij het, de meisjes met de
kerstmisbedeeling der armen; vijf en twintig gezinnen
moesten verblijd worden, zou mama nu weer
eens glimlachen als zij al die gelukkige ge
zichtjes zou zien ?
Voor 't eerst zou ook in de tuinkamer, op
24 December, een kerstboom voor de bedeelde
kinderen geplaatst worden, en een kribje met
het kind Jezus, Maria, Jozef en engelen
moest er natuurlijk bij, alles verlicht door een
paar honderd kaarsjes. Men behoefde toch
niet altijd om Anton te treuren, hij leefde
immers en maakte 't goed, anders zou hij wol
schrijven.
Het was den 24sten December, 's avonds.. .
Een heerlijk feest was het geweest; die jonge
elegante meisjes met eenige vriendinnen tus
schen al die stralende kindergezichtjes onder
't geflikker der kaarsen.
Nu waren de kinderen weg, de jonge dames
aan 't muziekmaken in den salon, en mevrouw
van Lijsten zat alleen in de tuinkamer, bij de
laag afbrandende lichtjes, bij de naïave voor
stelling van 't mysterie van Bethlehem. Zij
had niet gehoord dat er heel zacht gesche.d
was, dat er voetstappen naderden ; zij knielde
bij 't kribje:
O God! Moeder!...
Twee armen omsloten haar . . .
Mijn kind ... Anton !
Zij snikte tegen hem aan, uit de verte klon
ken meisjesstemmen: Gloria in excelsis. . , et
in terra pax I
Hij was terug . . . hij '. . .
De Heer heeft terug gegeven; zij en haar
huis allen, allen . .. diendon Hem.
CATIIABIX.V ALBKIMUXGK TFH.I.V.
Kerstmis :98.
Engelsen tafelenen,
Met den practischen zin, die den Engelschen
eigen is, hebben zij ingezien, dat deftigheid en
losheid te meer genoegen opleveren, naarmate
men ze volkomener gescheiden houdt. De losheid
vult den morgen, met het diner begint de
deftigheid. Bij iedere eenigszins weelderige
familie kleedt mijnheer zich in den rok en
mevrouw komt gedecolleteerd aan tafel.
De morgenmaaltijden zijn niet deftig, maar
rijkelijk en voedzaam. De gong klinkt; zonder
zich al te veel te haasten komen allen 's mor
gens uit hun kamer naar de eetzaal, en vinden
er het copieus ontbijt gereed. Gebakken visch,
gebakken ham en eieren, niertjes, brood, boter
en toast staan op tafel; het buffet is voorzien
van koud vleesch, koude ham, overgeschoten
wild.
De vrouw des huizes zit voor het theeblad;
overigens is er veel vrijheid, de een bedient
zich van de tafel, de ander van het buffet.
Men leest zijn kranten, ontbijt, staat op wan
neer men wil. De bedienden, men heeft er
in Engeland veel meer dan in andere landen.
loopen heen en weer al naar ze noodig zijn, maar
het heeft niets van een geregelden plechtigen
maaltijd.
De lunch is om half' twee of'twee uur. Waar
kinderen zijn, beginnen deze om half twee, de
ouderen pas om twee uur, en dikwijls later.
Dit ligt aan het Londensche weer, dat 's mor
gens mooier is dan 's middags; men doet dus
zyn boodschappen, wandeltochtjes, rytoertjes
vóór den lunch, en verlaat zich allicht, wanneer
het weer redely'k is.
De lur.ch is ook zonder deftigheid, maar
ook weer zeer substantieel. Men kan op den
lunch gerust binnenloopen, en de dames
zonder den hoed aftezetten, soms zonder de
handschoenen uittetrekken, een stukje
meeeten. Vooral de kinderen moeten aan den lunch
flink eten, want hij is hun hoofdmaaltijd; op
den tijd van het diner, 's avonds, krijgen zij
in een ordelijk huishouden alleen wat lichts, een
glas melk en een boterham.
De heer des huizes is gewoonlijk niet aan
den lunch; mylady sny'dt dus de warme stuk
ken gebraad voor, en doet dat met veel kunst.
Men snijdt in Engeland, anders dan in
Frankrijk, het vleesch heel dun, en dat van
een stuk van twaalf, vyftien pond. Wie het
niet kan, laat het door den bediende op het
buffet snijden, of zelfs in de keuken. In dit
laatste geval komt het niet op een open schotel,
maar onder de bekende zilveren deksels binnen.
In het voorsrdjden van een schapenbout is
de Fransche en Engeische gewoonte geheel
verschillend. In Frankrijk heeft men daarvoor
een zilveren handvat en sny'dt hem als 't ware
horizontaal; in Engeland opent men hem in
't midden tot op het been, en sny'dt van daar
naar beide kanten. Zoo ook met wild; in
Engeland legt men er, bijna zonder het wild
op den schotel te bewegen, netjes de vleugels
en boutjes naast, het schy'nt gemakkelijk en
is een heele oefening en kunst,
Bij den lunch staat ook alles tegelijk op tafel
en op het buffet, koud en warm. De bedien
den komen zacht aan de gasten zeggen: ge
braden rundvleesch, cold lamb with mint sauce,
kip, p;ité; men kiest zachtjes; de bediende
komt op een bord het gevraagde brengen, een
tweede komt met bijbehoorende aardappelen
en groente, een derde met bordeaux, sherry,
cognac, brandy and-soda of whisky.
Het trcit vreemdelingen, dat er massa's vor
ken, lepels en messen op tafel liggen, maar
geen enkel bord; dit komt eerst met eten erop.
Als het vleesch gediend is, zetten de bedien
den onder ieders bereik ^ijn karaf met wijn.
een stapeltje borden, wat brood, toast, beschuit,
en vertrekken. Wie dan verder wat noodig
heeft, bedient zich, en staat zelfs op om van
het buffet wat te nemen. Eerst met het tweede
gerecht, de puddings, -- - altoos twee verschil
lende, komen de bedienden weer -binnen.
Zij plaatsen die voor de vrouw des huizes;
deze dient ze, zij geven de gevulde borden
aan de gaston. Dan volgen kaas, boter, be
schuit, gevulde koekjes, maar niet zooveel
vruchten als in andere landen, en geen koffie.
j Dit is niet erg jammer, want de koffie in
Engeland is zelden uitmuntend.
Tot zoover het eerste deel van den dag;
het tweede is heel wat anders. Om half acht
klinkt de bel of gong voor het aankleeden,
om acht uur voor het diner. Men vereenigt
zich in den salon; de butler komt vol majesteit
aankondigen, dat dinner is on the tablc".
Er is geen visite, enkel het huisgezin, maar
de bedienden staan toch in de eetzaal gereed, een
achter me.Toii*'~ ?toc', *j-?.i achter dien van
mijnheer, en beiden gaan ocrst zitten als de
stoel door den bediende behoorlijk achter hen
aangeschoven is.
Er zijn altijd bloemen op tafel, tegenwoordig
in lage jardinières, (en zelfs in zeer eenvou
dige gezinnen wordt als milieu een simpele
aspidistra of geranium uit de vensterbank
's middags op tafel gezet), en behalve het gas
of elec'risch licht ook candelabres met bougies
en gekleurde kapjfs. Alle gedruitch bij het
diner wordt vermeden; men hoort goeii &tap
op het dikke tapijt; onder het tafellaken ligt
een dik moltonnen tafelkleed ; de deuren blijven
open, met kamerschutten ervoor ; de messen en
vorken worden weggedragen in mandjes waarin
servetten of kleedjes liggen. De stilte is zoo
volkomen, dat het tegen elkaar stooten van
twee borden ieder do t opzien; vandaar ook
het buitengewoon geruischlooze eten, waarop
de Engelschen zich toeleggen.
Het me/iii is meestal lang; toch eet men
vlug, want zoodra een bord leeg is, vraagt de
bediende of hy u nog eens van den schotel
dienen zal en neemt and rs het bord weg,
met mes en vork. Daarenboven staat alles
voor de hand; ieder gast heeft zijn zoutvat;
olie- en azynstellcn, peper, mosterd, cayenne,
staan aan alle vier hoeken der tafel.
De hors d'oeuvre komen niet na de soep,
zooals in Frankrijk, of vóór de soep, zooals in
Zweden, maar na de zoetji-s''. Na de soep
komt dus eerst de visch. De bedienden geven
u liet bord gevuld, en laten u, als gij het aan
neemt, u zelf bedienen van suis, komkommers,
citroen, geroosterd brood enz. Niemand animeert
u of schijnt er op te letten als ge niet neemt.
Voor de visch heeft men een vischstel of twee
vorken. (Naar het schijnt, kent men dat in
Parijs nog niet; in Holland we1.) Heel dikwijls
dient men de visch in schelpen, in kleine
timbales, in zilveren pannetjes.
Bij het gebrald dient men aardappelen,
tweeërlei groenten en saus, als bij ons, maar
de groenten niet gestoofd, alleen gekookt.
Neemt men sla of' bieten, dan wordt een bord
in den vorm van een halve maan tegen uw
bord geschoven, want het zou niet aangaan,
op een warm bord koude sla te eten. Sla is
er niet, zooals in Frankrijk, een dagelijksch
toevoegsel.
Van de zoete entremots worden altoos twee
verschillende op twee borden u voorgehouden;
bij dat wat ge kiest, komt het zilveren blaadje
met wat r.oodig is, suiker, kaneel, room, saus.
En na deze zoetigheden komen de sarouries,
eigenlijk de hors d'oeuvre, die men op een
Fransch menu cMKqx's noemt, sneedjes ge
roosterd brood met anchovis, kaviaar, piltéde
foie gras, eieren, enz. Eindelijk by elkaar de
kaas, boter, selderie, radijs, blaadjes kropsla
om rauw te eten, en men nadert het dessert.
Alles wordt dan afgenomen, messen, vorken,
zoutvaten, alle glazen, de kruimpjes worden
geveegd ; nieuwe glazen komen met de dessert
bordjes, do vingerkommen, de kleine kanten
klee ijes die men doily noemt, de vruchten
mesjes en het dessertzilver.
Het dessert wordt opgezet, nog eens voor
het laatst komen de bedienden met de iiesschen
rond, en zetten ze dan voor den heer des
huizes neer, wiens taak het nu wordt, te
schei ken en tot drinken uittenoodigen. Na
wat dessert staat de vrouw des huizes met
de dames op, mijnheer staat ook op om haar
de deur uittelaten, en sluit die dan ; de heeren
blijven met de fiesschen en sigaren alleen.
Dit heele ceremonieel verschilt weinig of
men bij een hertog of bij een gezeten burger
familie eet; het verschilt zoo goed als in't geheel
niet of mijnheer en mevrouw alleen eten of dat
er dertig gasten zyn; alleen is het menu dan
wat langer. Ook komen er dan veel meer bloemen,
een vaas naast het bord van iedere dame, een
milieu van kostbare bloemen enbouts-de-table
in evenredigheid, ook strooisels van bloemen
en ranken over de taf l en ranken over de
candelabres. Bij zulke gelegenheden worden
ook de zilveren familiestukken en het historisch
porcelein voor den dag gehaald, maar het cere
monieel is eigenlijk iederen dag even statig.
llHillllllfiuliiiiltiiliilliiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiimHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Huwelijken in extremis. De Ameri
kaansche. Glazen huizen.
Vroiiwenvereeniginfi.
Ouderdomsversekering. Een fainiliedagboek.
Een paar jaar geleden verscheen in Neder
land en later afzonderlijk een interessante
novelle van Melati van Java, »In Extremis".
Zij behandelde het geval van het huwelyk
van een ambtenaar in Indië, die zyn
einde voelde naderen en met zijn groot pen
sioen, eerlijk verdiend, een arm meisje gelukkig
wilde maken. Een huwelijk »in extremis"
diende om het recht op haar over te dragen.
Deze vorm van weldadigheid op staatskosten
schy'nt in Engelsch-Indiëveel voor te komen.
Althass de regeering heeft er zich ongerust
over gemaakt en in The Forum schrijft major
S. N. Clark een artikel, waarin hy, onder
andere «zwakke punten in het pensioenstelsel"
ook dit vermeldt.
»De langlevendheid van soldatenweduwen
is spreekwoordelijk. Terwijl by voorbeeld de
pensioenlyst van overgeblevenen uit den oorlog
van 1812, die drie en tachtig jaar geleden
eindigde, in 1898 maar drie namen droeg,
vond men er niet minder dan 2407 weduwen
op. Zeven daarvan waren er nog in 1897
bijgekomen. Wanneer dat zoo doorgaat en
bekend wordt, bestaat de kans dat het trouwen
met een doodzieken of stervenden veteraan
een geregeld en wettelijk middel zal worden
voor krachtige arme vrouwen om zich levens
lang op staatskosten onderhoud te verzekeren."'
* *
In Tlic Lady-a Ecalm wordt weer eens de
Amerikaansche vrouw besproken, maar nu weer
eens van een anderen kant dan gewoonlyk.
Behalve haar kloek verstand, haar energie,
haar vlugheid van taal en welsprekendheid,
haar hoofd voor zaken, haar moed en waardig
heid, haar vorstely'k figuur en haar schoonheid,
die al zoo vaak behandeld zijn, heeft Miss
Edith Voung het nu ook eens over haar huis
houdelijkheid, waarop tot nog toe minder licht
gevallen was.
?>Een van de voornaamste eigenschappen der
Amerikaansche vrouw is haar huishoudtalent.
De onzekerheid omtrent dienstboden, want
in Amerika kan men voor geld alles kry'gen,
behalve eene goede meid, en allicht de
invloed van haar verstandige en hardwerkende
voorouders, hebben hieraan veel gedaan. Een
Amerikaansche, behalve een heel ry'ke Ame
rikaansche kan, als het noodig is, haar
huishouden doen zonder eenige hulp, en doet
dit zoo goed, dat men er niets van merkt of
er personeel is of niet. Zy zelf houdt haar
huis heider en mooi, maar niet !en koste van
haar eigen voorkomen, want zy' is altyd net
en mooi gekleed, wat zij ook doet. Haar huis
is zeer zeker er op ingericht, dat alle onnoodig
werk en geloop vermeden wordt; een van de
redenen is, dat niet, zooals in Engeland, de
koppigheid van dienstboden het invoeren van
verbeteringen tegenhoudt maar menige goede
Engeische huisvrouw zou zich verbazen dat
de dames die men op een whist-afternoon in
Amerika ontmoet, die iederen dag een club
avond hebben, of die in de hangmatten op
haar verandah's liggen alsof het heele leven
een lange vacantiedag was, nu en dan, en mis
schien voortdurend, het werk doen, waar zij
twee of meer meiden voor houden. Zij staan
vroeg op om haar uitgebreid ontby't van warm
brood en schoteltjes klaar te maken; zij weten
uren te vinden voor de poddings en koeken
en taarten, waar het Amerikaansche menu zoo
rijk aan is, en ook weer uren voor al de ge
noegens en plichten van het openbaar leven.
Toch zijn. er een paar dingen die de Ame
rikaansche, met al haar sluwheid, schoonheid
en talent, missen; zij kennen geen kunst en
hebben er geen gevoel voor, zij kennen geen
stemming en hebben geen innigheid ; zij mis
sen meestal juist dat, wat voor zoo velen in
Europa de grootste aantrekkelijkheid van het
huis maakt, de huiselijkheid.
* * *
In het Novembernuuimer van de Iiei:ne des
den,i' monden komt een artikel voor van den
fabrikant Henrivaux, over onze huizen. Hij
houdt het er voor, dat een volkomen evolutie in
de architectuur ophanden is. liet moderne huis
toch bevat allerlei dingen, waterleiding, ver
warmingtoestellen, ventilatoren, electriache
draden voor allerlei doeleinden, die de Mid
deneeuwen niet kenden, en toch bouwen wij
onze huizen precies als die der Middeneeuwen,
zelfs no* middeleeuwscher dan voor eenige
jaren. Dit zal veranderen en spoedig. Het
is toch pas sedert vier jaren dat het glas als
bouwmateriaal hier en daar is ingedrongen;
nu eerst beseft men zijn voordeelen boven
hout en ijzer, en weldra zal zijn decoratieve
waarde vereenigd met zijn bruikbaarheid den
doorslag geven. Voor schoorsteenmantels, trap
pen, binnenrnure.n kan het om zijn licht
heid en onkostbaarheid de steenen vervangen.
Toch was men nog niet tot het geheel glazen
huis gekomen, maar volgens Henrivaux is dat
maar een quaestie van heel weinig tijd. Een
soort van verglaasden steen, »ceramo-cristal"
moet den overgang vormen. Deze plaques zijn
vatbaar voor de meest verschillende versiering,
terwijl hun weerstandsvermogen, naar beweerd
wordt, dat van graniet overtreft, en de broos
heid van gewoon glas eraan ontnomen is. Op
de Parijsche tentoonstelling zal het Palais des
Lumières of Palais de l'é'lectricitévan dit glas
vervaardigd zijn; het zal dicht bij den Eiffel
toren staan en stralen van electrisch licht.
De ondervinding met dit huis opgedaan, zal
ons in staat stellen voldoende te oordeelen of
dit ceramo-cristal het materiaal voor het woon
huis der toekomst zal zijn. l
* * l
*
De iSchwiibische Frauenverein" heeft te
Stuttgart zijn 25-jarig jubileum gevierd, en
daarbij is verslag gegeven van wat deze
vereeniging reeds gepoogd en tot stand gebracht
heeft. In 1873 begon men met eene
ambachtsschool voor vrouwen, die nog bestaat en nu
nog als model voor dergelijke inrichtingen
geldt. Toen volgde een »Kindergarten" naar
Friibel's denkbeelden; eerst veel later eene
kookschool, die zich tot huishoudschool ont
wikkelde. Eene nieuwe uitbreiding daarvan
zyn de reizende kookleeraressen, die in een
aantal stadjes en dorpen van het
Wurtembergsche hoogland hare tydely'ke cursussen
gehouden hebben.
Twee jaar geleden stichtte de vereeniging
eene handelsschool voor meisjes, richtte een
bureau voor betrekkingzoekenden op en begon
een tijdschrift Fraueribemf. Ofschoon zy dus
in eigen kring zooveel deed, werd zy' toch ook
lid van den »Bund Deutscher Frauenvereine,"
van welke de meeste aan haar een voorbeeld
konden nemen. Presidente was vroeger Frl.
Franziska Ammermüller; thans Frau von
Weitzsacker.
* *
In Duitschland wordt overwogen de ver
plichting tot verzekering ook tot gouvernantes
en andere «Hausbeamtinnen" en particuliere
onderwijzeressen uit te strekken. Deze vrou
wen intusschen, van wie men een verstandiger
gedrag verwachten zou, verzetten zich tegen
den maatregel, uit vrees met dienstboden ge
lijk gesteld te worden.
* *
Buiten, waar men ty'd over heeft, is het aar
dig, een familiedagboek aan te leggen. Ieder
der huisgenooten moet op zyn beurt de blad
zijde vullen met de gebeurtenissen van den dag.
In groote gezinnen, die niet altoos bij elkander
bly'ven, vormt men op deze wy'ze een kroniek,
die later, na de scheiding, heel wat vroolyke
en droevige herinneringen kan opleveren.
E-e.
niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiniHiiiiiiiiiniiiyM
Bo ekbespr eking.
Onder Ons door JOH. VAX WOUDE.
Uitgave L. Veen.
Voor geabonneerden op de Hollandeche Lelie
is het aangenaam hier een keur te vinden van
artikelen die in haar geliefd blad verschenen
zijn; en voor niet geabonneerde jonge dames
zal dit boek een zeer welkom geschenk wezen.
Vooral de artikelen die op »flirten" betrekking
hebben zijn met veel menschenkennis overdacht.
Joh. van Woude heeft meer poëtisch lyrisch
talent dan redeneerkracht. Zoo is b.v. het
artikel over den »Werkkring der dochter" droog
en dof, daarentegen No. VI getiteld ^Heilige
Geest" by'zonder mooi, vol zang en poëzie,
het natuurschoon en de mystische aspiraties
geven zich daar de hand tot een zeer hoog
staand geheel. Ook het artikel XVII: «Kan
de gehuwde vrouw zich aan kunst blijven
wy'dcn" is uitmuntend. Het Xlde artikel;
Levensmoede is zwak ; zelfs al komt elke
melancholie uit gebrek aan gezondheid voort
wat volstrekt niet bewezen is, dan is het toch
maar niet zoo gemakkely'k om die gezondheid
te herstellen .... Hier en daar heeft men
meer van die oppervlakkigheden, zoo b.v. in
»Adel en Plebs": »Valt het U nooit eens op
straat in het oog, hoe dikwerf juist op het
gelaat van onberispelijk gekleede heeren een
stempel ligt van lage zinnelijkheid. De
gezicollen lippen, de liooge gelaatskleur, de uit
drukking der oogen verraden maar al te zeer
de onmatige en onwaardige levenswijze dezer
lieden". Nu, »de gezwollen lippen en hooge
gelaatskleur" kan by de braafste lieden aan
getroffen worden .... terwijl niet zelden bleeke
wangen en dunne lippen tot zeer lage naturen
behooren .... En verder (pag. 12) »Doch waar
bij een open groeve een warm woord gesproken
wordt, waar blo^nen kwistig het lykkleed
dekken, waar gesmoorde snikken worden ge
hoord en de couranten het afsterven niet
alleen vermelden, maar ook betreuren, d;bir
blijkt dat de doode den waarachtigen en eenigen
adel bezat, en niemand vraagt daar meer of
hy in een hut was geboren of in een paleis''.
Nu, men weet sinds lang dat het «gesmoorde
snikken" en de lof door couranten verkondigd
niets beteekent, en stellig niets bewy'st.
Het is voor mij een groote vreugde waar te
nemen hoe de Hollandsclie I^elie die ik circa,
12 jaar geleden met zooveel .liefde plantte,
steeds bloeiend is.
Tot een eenigzins verwant soort literatuur
behoort de roman: »Bloed en Vuur" van Paul
Meertens (Uitgave Slothouwer, Amersfoort,
2 deelen). De titel duidt aan dat de Leger
des Heils-spreuk als banier geheven wordt,
en de auteur is tastbaar iemand die zeer ver
trouwd is met den vloeienden romanstijl. Het
boek is boeiend en de zielestrijd der heldin
goed beschreven; jonge dames, vooral die
welke sympathie voor godsdienstige en sociale
vragen voelen, mogen het gerust lezen.
C.vnr. ALB. TIII.IM.
De Liefde in de Vrouwenqtiestie, door
ANNTA WK SAVOR.MN LOIIJIAX.
Wat leven wy' toch snel l Freule Lohman
spreekt hier over Marholm's sBuch der Frauen"
en 't is mij of ik iets lees over Dumas père . ..
en George Sand, zóó ouderwetsch schy'nt het
me toe, zeker omdat sinds dien een veel meer
uitgewerkt boek van Marholm, bijna over
dezelfde questie verscheen, en dat meer alge
meen de Yronicen behandelde, wat zij in die
aparte biographiën van bttitenmodel vrouwen
niet had kunnen doen.
De brochure van Freule de Savornin Lohnian
is mij zeer duister, l omdat zij met een gevoel
van moeheid (pag. 14) de vrouwenliteratuur
die over de Vrouwenbeweging handelt men
vraagt zich verbaasd af, waarom dan de schrijf
ster, met deze brochure dat soort letterkundig
werk komt vermeerderen »van zich schuift''.
2 omdat zij niet zegt waarom Vrouwen, die
zooals Annie Besant, Laura Marholm, (zelt'j
en vele anderen geen »Leeres Gefiiss" zijn,
toch, door haar rustloos zoeken, zich niet
gelukkig toonen, 3 omdat zij Hilda van
Suijlenburg geen waar boek noemt. (pag. 58) Men
vraagt zich : wat is waar op dat gebied ? Wat
Marholm zegt, wat Goekoop zegt ? . .. Moet
frl. Lohman dat uitmaken of mogen b.v. Nellie
van Kol, mevr. Wermeskerken en... ik...
ook een woordje meepraten ?
Ik ken vrouwen die getrouwd zyn met den
man dien zij liefhadden en toch ongelukkig
werden. Ik ken vrouwen die wél trouwden
maar niet met den man die zij liefhadden en
toch gelukkig werden. Ik ken vrouwen die
in 't geheel niet trouwden en toch ook ge
lukkig zyn.
Het menschzijn staat ook bij de vrouw
hooger dan het vrouwzy'n. Het is onmogelijk
dat n individu als scheidsrechter optrede en
zegge: »dat is geluk, dat is waarheid". Waarom
zou een vrouw zich niet gelukkig kunnen
noemen als van de 100 facetten van haar
wezen 90 gevuld zijn, terwijl de 10 overigen
die zy denkt allen te kunnen volmaken door
het bezit van den geliefden man, leeg bly'ven 'i
Als het geluk het vrouwengeluk iets
zóó eenvoudigs was, dan behoefde er waarlijk
niet zooveel over gepraat te worden.
CATHARINA ALBEBDIKGK TIII.IM.