Historisch Archief 1877-1940
No. 1123
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
bestaan d*t de jonge krachten van bet
«azeJschap nagenoeg niets uitrichten, in ver
houding vaa hetgeen hy de kleinere gezel
schappen geeischt wordt. In antwoord daarop
varden enkele rollen van beteekeois vermeld,
die aan de jongeren werden toegewezen. Dit
bevestigt mijn opmerking, dat zoo iets slechts
büuitzondering voorkomt, zooals ook door
m\j beweerd werd. Indien ieder lid van het
uitgebreid personeel, waarover de Vereeniging
beschikt, op zon beurt daarvoor in aanmerking
moest komen, is daarmede reeds een aanzien
lijk tjjdsverloop gemoeid. Toch worden nog
ateeds nieuwe personen aangeworven.
Tevens worden, wat den heer Schulze be
treft, de namen van eenige stukken genoemd,
waarin hem een belangrijke partij was opge
dragen, o. a. de rol van den koetsier in de
Vrek en die van den kok in Langendyk's
Don Quixate, onlangs vertoond, die moeielyk
tot de hoogere komiek of de karakterrollen
kunnen gerekend worden. Wat er van de
opsomming overblijft, is een schrale oogst voor
het langdurig tjjdvak dat de heer Schulze aan
den Stadsschouwburg is verbonden geweest.
Bovendien vormt de ly'st van eenige nieuwe
stukken, door de Vereeuiging opgevoerd, een
geringe minderheid tegenover de bre.ede reeks
van oude en verouderde stukken, die jaarlijks
Of het répertoire terugkeeren.
De Raad van Beheer erkent ten slotte de
juistheid van n enkele opmerking, namelyk
dat de repetitiën meermalen in een lokaal
worden gehouden, dat daarvoor minder passend
is en eigenlyk als bergplaats voor de decors
dienst doet De Baad wenschte dat de een oi'
andere Maecenas hem nog eens in het genot
van een doelmatig gebouw zou stellen. Deze
wensch komt mij voor zeer ongepast te zyn,
voor een koninklijke vereeniging, die een
koninklijke subsidie ontvangt. Waarom wordt
de Stadsschouwburg, die blykbaar zoo gebrekkig
is ingericht en zoo wekig aan het doel be
antwoordt, telkens door de Vereeniging op
nieuw voor een hooge som gepacht ? In de
onmiddellijke nabijheid van het Leidsche
plein bevindt zich «maison Stroucken'', waar
meerdere ruime lokalen, sommigen van een
tooneel voorzien, aanwezig zyn, die in de mor
gen en namiddagurer, wanneer de repetitiën
gehouden warden, gewoonlijk beschikbaar zyn.
Een gunstiger gelegenheid woidt zelden ge
boden. Indien de Vereeniging, die thans meer
malen ten onrechte het p.nny-wvte
enpoundfooïish toepast, de aanzienlijke sommen, welke
dikwyls voor het monteeren van
buitenlandsche stukken van twyfelachtige waarde doel
loos worden uitgegeven, in de eerste plaats
besteedde om hare artisten een behoorlijk on
derkomen te verschafffen, zou zij verstandig
en tevens waardiger handelen.
Uw dienstw.
Mr. 3. E. BANCK.
A. C. Wertheim en de Kunst".
»Zoo zyn de menschen; ydel, zwak;
Ondankbaarheid wast op hun paden.
Hun roem de kiel, hun smaad het wrak;
Vereering, trouw, erkenning lak !
Zoo zyn de menschen, zoo hun daden".
Noch om het edele van den vorm, schoon de
derde regel geen pittigheid mist noch om
het ongemeere van de gedachte, maar omdat
mr. J. E. Banck door zijn artikelen over
A. C. Wertheim hnn waarheid weer eens heeft
bewezen, citeer ik deze regels van van Zeggelen.
A. C. Wertheim heeft 't is onweerspre
kelijk de thans levende Nederlandsche
gemeenschap in 't algemeen, de Amsterdamsche
in 't bizonder in beduidende mate aan zich
verplicht.
Naardien ik meen door te zwijgen, een
deel der ondankbaarheid te dragen, waaraan
mr. Banck zich schuldig maakt door zijn po
ging om onze herinnering aan Wertheim te
vergooren, wenschte ik gaarne een plaatsje tot
een hartig verziet.
»A. C. Wertheim en de Kunst", dat is geen
onderwerp om negen kolommen vol over te
schreven.
OUDEJAAR.
DCOIi
TRUIDA KOK.
(Een Hilcenitmsche schets).
Met groote, ongeduldige oogen keek Sijtje
Velthuizen naar Grootje, die voorzichtig de
vier kommetj(s met heete kollie vulde.
De twee knechts, oude Dries en Harm, pchoven
aan, grepen bijna tegelijk een boterham met
een snee roggebrood. Behagelijk slurpten ze
hun koffie op, aten smakkerig met groote slok
ken er tusschen, voor liet doorspoelen.
Langzaam kauwden de vijf koeien van de
plukken geurig hooi eu de knollen. Metgoedige,
domme oogen, l.alf wezenloos starmd naar de
lamp, die aan een haak boven de deeltafel ben
gelde. In krinkelende wolkjes ging baar warme
adem naar boven en gaf iets wazigs aan dat
hoekje van de deel.
//öij," verbrak Grootje 't gesmak en 't
kofflegepruttel scheur em es af."
Met sloit'erige pakjes ging ze naar 't kleine,
helbruine kastje, waarboven de landbouw
scheurkalender hing.
//Nou, Sij, wat stoat er ?"
Dreunerig las ze : Mijne tijden zijn in Uwe
hand."
Harder, Sij, dat, verstoat Grootje nijt l" viel
Dries in. Ze schreeuwde het nu bijna uit.
Haar jonge, schelle stem klonk wat vreemd in
die slaperige stilte van den vroegen morgen
tusschen die oude, smakkende menschen en die
kauwende koeien.
Zoo,... riaiikie, kijud."
't Is buiten nog maar pikkedonker," zei Harm
«.je kunt niet zoover voor je uitzien."
Ja, ja," antwoordde Grootje, als we nou
een week noa Nieuwjoar binntu, dau begin ie
onderdehand wel te mem-ken, da we opschieten
en den een-en-twintigsten kun je den omnibus
van Loosdrecht onderscheien. Moeders joardag,
weet ie wel, Sij ?"
Dan was 'k hier nojt."
Neen, in.ior dan zee ik, zie zoo, nou is 't
knappits zes, nou klee 'k men au ea goaj ik
naar Mietje . . ." ze zuchtte en dan : Kom, jon
gens, schuif de bakkies nog eres bij."
Ze was een klein vrouwtje met klare, bruine
Wertheim had koost lief als schoone uiting '
van sterk zieleleven. Hy was in i\jn
kunstsmaak wat conservatief en voelde zich tot
kunstenaars bizonder aangetrokken. Hiermee
is in groote trekken het onderwerp gelijnd.
Hoe, om 's hemels wil, heeft mr. Banck zyn
negen kolommen vol gekregen ? Door zyn
dronkemansbetoogtrant. Neeneeneen... ik be
doel niet... mr. Banck kan best teetotaller
zyn... ik bedoel, hy kan al pennende, zijn
roer niet recht houder, loopt elk oogenblik
naast zichzelf. Niet in tienen, in honderden
geef ik den lezer van dit stukje, die zyn op
stellen niet mocht gelezen hebben, te raden
welke beschouwingen in mr. Bancks »A C.
Wertheim en de Kunst" te berde komen. Zie
hier het lystje :
L Critiek op de middelenverdeeling en het
leerplan van de Tooneelschool,
II. Een onpartijdige teekening van het
beursbedry'f, zonder eenige neven bedoeling op
geestige wy'ze ingelascht.
III. Droevige gevolgen van dien handel met
loflied op den oude solieden tijd.
IV. Het verschillend karakter der handels
beweging in Rotterdam en Amsterdam, uitvoe
rig veiklaard en toegelicht met bewy'zen, waarin
26 stoombooten, het Merwedekanaal, de
Geldersche vallei, de oud-minister Tak op het
chapiter verschijnen.
V. Een keurig, gemoedelyk, met allerlei
kleine onbescheidenbeden en aardige histori
sche herinneringen gekruid, vier kolommen
lang betoog, dat ons nationaal tooneel en kunst
hopeloos onvereenigbare zaken z\jn.
VI. Oordeel over en voorspelling omtrent
de eerezaal in 't Ry'ks museum.
VII. Critiek op de fontein in 't
Wertheimpark, opgediend met anecdoterjus.
De toon, waarop al die hors-d'oeuvres wor
den opgedischt, is doorgaans zeer gemoedelijk.
Mr. Bauck is geen kwaje kerel, maar door een
bizondere oorzaak een beetje ontstemd op A.. C.
De zaak zit, dunkt tne, zoo. Wertheim imponeer
de in iederen kring. De Vtreeniging»Het
Nederlandsch Tooneel" heeft het Nederlandsch too
neel niet gebracht waar illusionisten het
wachtten. Mr. Banck nu, zijn ex-medebestuur
der, bedrieg ik mij niet, bij ervaring de kracht
van Wertheim's conservatisme in ake kunst
kennend en betreurend, wordt nu kitteloorig als
hy in de Gids de lofrede van Prof. Quack
leest en wordt zwanger van zijne artikelen.
Zijn woordenberg baart het volgende muisje:
»Wertheim was geen betrouwbaar leidsman op
artistiek gebied". Dit schrijft bij, maar hij
bedoelt want wat een mensch schrijft en
bedoelt kan soms zoo enorm verschillen, niet
waar 'l ? Wertheim was geen Nederlandsch
Tooneelbestuurder naar m'n hart. Nu is dit
een treurige zaak voor Mr. Banck, maar in
redelijkheid mag men daarbij vragen : waarom
dat Wertheim niet bij zijn leven gezegd V Dan
ware er nog iets aan te doen geweest ; gezwegen
er van dat het veel moediger zon gastaan
hebben. En waarom beviel Wertheim Mr. Banck
dan niet ? Ijdelheid dreef den man niet, by
meende eerlijk de tooneelkunst te dienen,
groote oft'ers van tijd en geld had hij voorde
Vereeniging over, zyn motieven waren dus
zuiver ook volgens mr. B. Wat mankeerde
er dan aan ? Hij had er geen verstand van
zegt mr. Banck en aan dit onverstand wijt hij,
zonder het direct te zeggen, voor een groot
deel den dood van zyn eigen tooneelülusiep.
Of het Nederlandsch Tooneel ten allen tijde
den smaad heeft verdiend, die haar nu zoo
rijkely'k te beurt valt, dunkt mij nog riet uitge
maakt. Maar behalve dit, wat wil mr. Banck ?
Is kunstbeoordeeling alleen een zaak van kun
stenaars ? Wiens oordeel over een tooneelavond
is afdoende ? Waarom was Wertheim, man in
elk geval van algemeene beschaving en groote
verstandelijke ontwikkeling, onbevoegd om
medebestuurder te zijn van het Nederlandsch
Tooneel ? Zyn smaak, zyn voorkeur voor zekere
kunstrichting (meer sluit zulk een bestuurder
schap niet in) beviel mr. Banck niet. We wisten
het niet. Het blijkt nu. Goed. Maar Wertheiuis
meening werd toch in elk geval door de meerder
heid in den Raad van Beheer gedeeld, meerder
heid, waartoe ook volgens mr. Banck toch zeker
nvèl bevoegden beheorder, die er niet zouden in
gebleven zijn, indien de Vereeniging geheel
tegen hun zin werd bestuurd. Waarom is juist
oogen eu hoog opgetrokken wenkbrauwen. De
lippen, wanneer ze niet sprak, stevig op elkaar
geklemd, gaven iets ferms aan 't heele gezicht.
Ze hield 't hoofd wat schuins, omdat ze met, 't
rechteroor nog eeu klein beetje hoorde. Haar
oude ritnpelhandeii waren nog ree eu vlug eu
al haar bewegingen bedrijvig eu rad, maar nu
zat ze stil eu leek ze ouder dan ze was.
,/Joa, joa, ik zeg maar de tijd vliegt," zei
Dries; verlejeu joar om dezen tijd, was Mietje
al hard ziek."
Of ze."
«Toen was 't ander weer, zoo snecuwig, woar';"
viel Harm in.
Knorrig keek Sijtje, van Dries, een ouden
man met grijze, waaiende haren om eeu rood,
verweerd gezicht, naar Harm, een reus, met een
zware stem, stoppelige, borstelige haren, wenk
brauwen en baard.
Ze mocht Harm liever. Dries gaf Grootje
altijd gelijk door dik en dun en Sijtje eu Grootje
hadden nel zoo af en toe een verj-chilletje, tot
arrcmoei (ruzie) kwum 't niet, maar toch...
Harm had minder aanmerkingen op haar dan
Dries. Sedert 't bcgiu van Januari was ze wees
en bij Grootje in huis. Ecu mooi boeriunetje
met, groote, staalblauwe oogen iu haar gezond,
bruin gezichtje, wat klein en tenger, te veel
een kird, voor zestien jaar, maar de vrije,
redderige manieren, haar £ nk optreden gaven haar
sorns ineeiis iets ouwelijks, hoorden eigenlijk.
niet bij dat ronde kmnerje, dat hooge voorhoofd
zonder rimpels.
//Ik goaj es tffentjes kijken, hoe't buiten is,"
stond Harm op es aventuren of we al terecht
kunnen met 't werk."
Nou 'i " vroeg Dries, toen hij weer terug kwam
't Begint op te lichten, hoor, je kan in do
noaste omgeving all( s onderscheien, hcihi, poes,
uiet voor men voeten, hoor!"
't Is koud. Een venijnige Oosten wijud," riep
Sijtje, Grootje toe.
Droog?"
Joawei."
Mooi zoo, dat treft vanoavend."
//Jij zei toch ii ij t goan als de wijnd van
Loaren komt, ben je wel wijs, mens cl); je hoest
LOU al."
Wat.t.e? Thuisblijven? Neen, Sij, op Ouejoar
mot je Grootje kaïker, doar is niks au te doen
en ik hoest van een kruimel, die doarnet, zoo
scheef naar binnen schoot."
Jij mot 't weten, Grootje, moar 't is een
koue, scliroale wijnd en we loepen hem zoo
teugen, ik zal wel alleeaig gean, wel omphouen
wat dominee zeit."
Neen, Sij, ik goaj toch."
Wertheims smaak de zondebok van mr. Banck
en niet b.v. de smaak van H. J. Schimmel ?
Wertheim heeft tot de Shakspere-voorntellingen
het initiatief genomen. Dit is te waardeeren,
zegt mr. Banck. Ja, maar gaat hy voort, die
moest je van de Irving-troep en de Meiningers
gezien hebben. Met zoo iets wil hy wel het te
waardeerene verminderen, maar het vermindert
er niet door. Onmiddellyk na den
schouwburgbrand zei Wertheim: sdoorgaan". Dit was een
daad van energie en grootmoedigheid, waar hon
derden hem om zegenden. Neen, zegt mr. Banok
en levert een misselijke persiflage op dit kloeke
woord; juist toen de heele troep aan den dijk
stond, was de gelegenheid goed om schoon
schip te maken en de Vereenigirg een weg
op te sturen, dien Wertheim ... niet verkoos.
Immers, wie wacht er op een brand, om een
beginsel recht te doen wedervaren ? Zulk een
dwaas en hardvochtig denkbeeld bleef voor
mr. J. E. Banck gereserveerd.
Over de pikante commentaar op de
volbtrekt buiten verband geciteerde «rondedans
om de geldbruid" zal ik weinig zeggen: alleen
dit: dat de gemeenschap zich over een complex
als A. C. niet te beklagen heeft, waar naast
die »dans" op een leven zoo vol en rijk aan
gelukverspreiding valt te wijzen.
Nog n frappante ' dwaasheid en ik kom
aan het slot: »Wertheims fontein is een te
vroege hulde. Eerst het nageslacht kan over
de ware verdiensten van door ons vereerde
mannen oordeelen." Mr. Banck heeft zoo iets
wel meer gehoord en schrijft dus maar raak.
Natuurlijk geldt dit den producten van schep
pende kunstenaars en denkers : niet den arbeid
van een man, die niets wilde dan zoo nuttig
mogelijk zijn voor zijn tijdgenooten, bij dit
streven, zooveel hij kop, ook de nakomeling
schap omvattend.
Ten spy't van mr. J. E. Banck, ten spijt
van kr.abbelaars aan a! wat uitsteekt, ten spyt
van nuchtere besehouwers, heeft juffrouw
Alherdingk Thyra la mot de la situation ge
sproken toen zij bij Wertheims dood zeide
dat »het grootste hait van Holland had opge
houden te slaan," al moet dit ook met'ndubböl
»grein zout" worden opgevat.
In veelzijdigh: id van sympathieën, allen in
daden zich uitende ; een plan tot drooglegging
der Zuiderzee, een werkman die zijn gereed
schap kwijt was, een S!iakst>erevertaling, de
opbouw van een kerk, een stoomvaartlijn, zijn
politieke partij, een blinde, een hor.gerige,
een oude invaliede, een studeerende zonder
middelen, al wat leed in de wijdste befeeker.is
van het woord, vond immers in Wertheim
gelijkelijk een altijd luisturerid en deelnemei.d
hart ik herh.ial dus in veelzijdigheid van
werkdndige syinpatJiieën heeft Wertheim in
Holland geen tijdgenoot gehad, die zelfs in
zijn schaduw ko,i staan. Tegenover zulk een
man past den tijdgenooten dankbaarheid. Daar
van is het Wertheiuiparkje met wat er in is
een sober teeker, een teeken in elk geval.
Daarom, mr. Banck, kom ik in verzet, niet
tegen een streven om onverdienden lof van
verdienden te scheiden. Dit zal Wertheims
nagedachtenis weinig schaden, maar tegen uw
poging tot verkleining van zijn geheele wezen.
Die poging was misplaatst in alle beteekenissen.
Amst, i!5-12-'!)8. A. B. DAVIM.
«HiimfiiiitmMtntiniimmniiiMiimimmtmmmttmtiuiuiimmmit
De arduera onder jfer, De Stoere.
In ons vorig no. schreven wij o. m.:
»De heer De Stuers is referendaris van
kunsten en wetenschappen, en laat gelukkig
de wetenschappen,, om voor hem zeer geldige
redenen, buiten zijn despotisch beheer. Maar,
indien de referendaris zich nu ook eens een
toezicht veroorloofde op bibliothecarissen, op
curatoren en professoren van lïijks-universi
teiten, in den trant van zijn kunstverzorging,
iinntiitifiiiiiiiimiiMHiiiiiiiiMmiiiiiiiHiiiiiliilH
Ze zag er strijdlustig uit,'t kleine bocrinnetje
in haar zwart, eu wit srikke'jakje.
(irootje heit er niks au, hoort net niemen
dal,'1 bromde ze tegen Ilarni.
Moj je nou n ij t. zeegen, kijnd, 't ouwe mensch
het ft, er om zoo te zejgeri behoefte an om er
t'; zitten, uut jaar is eeu andere avoud dan ge
woon," en Sijtje boos, dat Hirm haar geen ge
lijk gaf: Mijii zorg, ars ze zit k wordt, motten
jullie 't moar weten, ik vat wel, 't hot; ga'in zei.
Als dominee vanoavou-J teugen de rouwmeiischen
proat, dan n.oakt Groo'je der eigen heelendal
overstuur omdat, ze de anderen zoo oakelig ziet
worden, nou, ik mot vorrmoukerv'
unoodig hard suiakle ze de vuile vaat in
een teil vol gloeiend zeepsop eii in de
onihoogsteigende wasem wolkjes zat: ze twee lichte pl< kken,
de Ixngelciide lamp over de tafel en 't bleeke
grauwe daglicht, dat door de ruiten boven de
groote dfeldetir scheen.... Zoo meteen kon het
licht wol uit, dan was het dag. . . . harrejcunig!
Sijtje had niks <reen «'h-k i;i den dag,
Wat een hoast, Sij ',:: en Grootje hielp haar
afdrosrcii.
//Noaien om negen uur."
,/O, i Ie (lach', ((at vrouw Algera vandaag de
naaimeiï-jcs wel vrijaf zon geven."
/, U'cl, neen, doe prakküeer ie 't.*"
Nou, om Ouijaar."
Neen, hoir!" en Srjtje ging naar haar
opkamertje om allerlei (p te ruimen en ceu uettereu
rok aan te trekken.
Grootje zat alleen voor 't, raam van 't
waschlioVje kousen te sf.oppin, Sijije was zoo juist
naar Hilversum gegaan en Harm bracl t verf cl: c
plaggen iu de schaapskooi.
I)c oude vrouw hoorde Dries niet komen,
merkte hem pas toen hij vlak voor haar stond.
Lk ze.1 nou. 't geld i;oar (teu uotoaris brhigcti,
heb ie nog boodschappen r"
//Joa .... zeg, 't weer ia zoo bar niet, Dries ':"
Wel neen, mensch, goa gerust."
Z« zou je bijna overduvelen, die Sij . . ..
toch een best kiji.d, alleen dat redderen, vat je ':''
//.Ion, dat redden n."
//Eu zoolang ik ir b t p, blijf ik de baas van
't heele gedoei."
//Dat lilijf ie, vrouw Smit, moar ie mot nijt
denkeu, dat 't kijnd er geen weet, van heeft, van
der moeder, miehtig veul weet, moar ze is altijd
7.00 in der eigen eu ze wil nooit over
iioarighedeiis proaten, pas op, als 't dat niet is."
//Joawel, ie heb gelijk, Dries, hier, dit is 't
geld voor den uotoaris eu breng zestien
kreLtebroodjcs mee, zei ie':"
//Jo<f, zonder maiikeerei), atjuus !" .
zou er niet in Nederland een verzet ontstaan,
zóó krachtig, dat de referendaris binnen enkele
weken van zyn voetstuk ware getuimeld ?"
Bovenstaande regelen hebben om de ,.pot
sierlijke onjuistheid dezer beweringen" den
heer S. Muller Fz. te Utrecht tot spreken
gedwongen." Dat de heer De Stuers, de we
tenschappen blijkens de boven afgedrukte
woorden, bedoelden wij de Universiteiten
met rust liet, is z. i. volstrekt onwaar, aan
gezien de referendaris veel voor de archieven
heeft gedaan en, met het oog op zijn bijzondere
door archivarissen erkende verdiensten, tot
eerelid van de Vereeniging van Archivarissen met
aigetneene stemmen is benoemd ; terwijl hij tot
deze heeren in een uitstekende verhouding
staat, met een zeer enkele uitzondering."
»Waar de museum-directeuren, die zich
verongelijkt achten, zoo luid spreken, acht ik
(S. Muller Fz.) het den plicht der
archiefdirecteuren, niet minder luid te getuigen van
hun dankbaarheid."
Het zou waarschijnlijk een niet al (e moei
lijk werk zyn, een verklaring te geven van
het feit, dat de heer De Stuers ket oueindig
beter met archief directeuren dan met museum
directeuren kan vinden, en de heer S.
Muller, die zoo bijzonder goed bet verschil
van deze beiden takken van dienst en hunne
verhouding tot den Iluforendaris met zijn
vertands en gemoedseigenaardighedtMi kent, zou
zeker niet te kort schieten in een pogen om
zichzelf en anderen de juista opheldering te
verstrekken van dit geval, indien hij zich
tot zoo iets zetten wilde.
Misschien, zouden, we dan tevens te weten
komen, of De Stuers ook zelf wetenschappe
lijk archiefman, zooals b. v. do heeren van
Riemsdijk en Muller, is dan wc! of hij lij
gebreke van ioeteni<c/t«i>i>elyke a^-hief-studie,
geheel anders dan bij kunst, zich meer tot
het uitwendige, tot hetgeen Je organisatie
raakt, bepaalt. Ook wat de oorzaak is van
die »eene zeer enkele uitzondering" in het
Icf^ingend koor.
Doch terwijl wij met het meeste genoegen
van de dankbaarheid der heeren -ircbivarissen
gewagen, moeten wij tevens verklaren, dat
deze over de zaak, ilio ons bezighoudt, weinig
licht verspreidt. Bij de wetenschappen, die
in haar r/clu'd, even als de kunst tot het ge
bied vanden Referendaris behooreii, denkt men,
de heer Muller vergeve het ons, niet het aller
eerst aan het archief wezen, en zeker nooit anders
daaraan, dan als aan een zeer klein onderdeeltje
van dat hemel en aarde omvattend geheel. Wij
hebhen eenvoudig gezegd, dat in,Hen de Stuers
over biblii tbecarissen, professoren en curatoren
aan de Rijksuniversiteiten heersen.te in deit trant
van zijn kit>i»t-i'erïor<jiH</, er in Nederland een
verzet zou ontstaan, zóó krachtig, dat de
Referendaris binnen enkele weken van zijn
voetstuk waie getuimeld; ook al waren er
onder die ambtenaren dan enkele, met wie hij
bevriend zou kunnen zijn. Tegen deze stelling
wachten wij des heeren Mullers betoog nog af.
En wij formuleerden haar m^t opzet aldus,
omdat wij de directeuren van kunst-musea enz.
toch zeker wel gelijk mochten stellen met
professoren ; immers dj eerste zijn niet minder
beroemd dan de laatste, en hebben evengoed
op zelfstandigheid recht.
Iladde de heer Muller zich er toe bepaald,
eenvoudig te vermeldt n hoe de heer de Stuers
door de archivarissen wordt hooggeschat, zoodat
er dan toch een hoekje is op het gebied der
wetenschappen, waar hij zich zeer nuttig werk
zaam heeft betoond wij hadden met het boven
staande onze repliek kunnen doen eindigen.
Tot ons leedwezen echter heeft de heer Muller
zic.h tet het bezigen van eenige uitdrukkingen
laten verleiden, uie wij niet onopgemerkt mogen
voorbijgaan.->Ik houd mij" zoo zegt hij, «ofschoon
ik van het beheer der musea wel iets meer
weet dan velen liever buiten den twist",??
»ik zou mij niet tot .schrijven bewogen hebben,
omdat ik met belde partijen bevriend ben en
mij dan lief.-t houd buiten het krakeel." »lk
heb mij, zoover ik mij herinneren kan, nooit
gemengd in de vele kibbelarijen in de kranten
(en Kamer ?) waartoe het beheer van den heer
de Stuers «.inleiding gegeven heeft. Thans
echter, nu lieden, die niet op de hoogte zijn, enz.
Deze manier van zichzelf te verheffen,
is, in een verdienstelijk man als de heer
l IIIIUM
Muller, bevriend met beide partyen, minder
j prijzenswaardig. Waar Jiedon als Lohman,
l Mackay, Bredius, Hofstede de Groot, Vethen
| zooveel anderen een strijd voeren, naar hun
i beste weten, in het algemeen belang, moest
de Utrechtsche -archivaris niet spreken van
gekibbel en krakeel. Zoo onnoozel kan hy niet
zijn, dat het hem ontgaan zou wezen, hoe
sedert de willekeurige stichting van het Rijks
museum Holland in last is over het dictatorschap
, in zake kunst,?en tegen dit laatste op te komen
j behoeft toch inderdaad niets gemeen te hebben
j met een soort van geharrewar, waarboven de
' heer Muller zich verheven acht. Deze
olymi pische rust behalve als de dankbaarheid
| hem tot spreken dwingt zouden wy, op
onze beurt als iets p tsierlijks durven
kenmerker. Wat een grap ! daar krioelt die wereld
van kaboutermannetjes aan oom Muller's voet,
en men hoort hem duidelijk zeggen: zie nu
dat volkje daar eens aan, als ze niet zoo heel
laag beneden me stonden, ze kibbelden mij
j nog de ooren van het hoofd!
i En toch, wél beschouwd, is de heer Muller,
hoe voornaam ook, niet eens zóó
baiten-buitenj sporig groot. Wanneer hij gewoon weg met de
krakeelers ging redeneeren, zou hij maar amper
! zich behoeven te buigen, om door dat grut
j te worden verstaan. Heusch, zichzelf door
overgewichtigheid belachelijk te maken, behoort
niet tot een goede taktiek.
Licht, veeikraehlig sing ZB over 't eenzame,
smalle htipaadje. 't Kleine naaikisije met 't
groene kussen er op, tegen zich aangedrukt.
Een beetje venijnig was de wijnd toch wel,
zoo bloazerig om je heeu.
Slil wonen tuch !
Straks, hij vrouw Algera was ze weer tusscheu
de jolige kornuiten. Jongens, als 't maar ter
gen was. Een kwaje Jag, eeu miseroabele avond
en Gi'oo'je, die in de kark zoo ven op zij naar
haar kijken zou, nou hoorde ze zelf ook onder
de rouwdragers .... (-u dat, ze van morgeu zoo
opgespeuM had .... bleef Grootje moar thuis
om al die aaiidoenings.
lle, wat was 't hier toch ook roazencl eenig
De hoeve van vrouw Smit, lag daar heel
eeti| zaaiu achter -Nieuweroord, vijf minuten van de
l Mcilenplas, die zoo groot was door al de
Novemberregcns. Een geelachtig bleeke plas met kleine,
drijvende eilandjes van opgewaaide dorre blaren
ui' de eikenhak-houten walletjes.
Kaal eu bruin waren de heistruiken, beverig
stonden de kleine berkjes laugs den straatweg
f u zoo ver het, oog reikte, geen sterveling en
de wind huilde door het. lage eikenhout aan de
overzij van den weg. Trage, blauwe
rookwolkjes uit het hlauw-zwarte bosch van Iloorntbock,
dat daar als (eu boomeneiland in de wijde, verre
hei ligt, met een Uauw schijntje vau eeu dak
der hoeve, alleeu te zien als de zon er op schit
tert eu ginder Hilversum, zoo hoog op gebouwd
nut ziju witte villa's en de voode daken, de twee
torens en deu molen van den Vaart weg. Ze
hoorde uu ook 't geroezemoes van karren, 't
j gdluit eu gestamp der treinen... dat kwam
! van den Ooslcu wijud, die alle geluiden zoo
anwoei
't, \\"as toch niet zoo als anders in de lage
kanier op 't Loosche end" vond Sijtje.
\rouw Algera was druk met haar kinderen,
die vacantie hadden.
't Nare, zware gevoel, waarmee ze was opge
staan, had ze nog. Haar werk, een zwart
merinosseii rok, schoot niet har op, dat ronde
bovenstuk paste niet, er mochten gern plooitjes
iu eu 't most er zoo glad op, //.Meuscli, kom
het er dan eens op spelden," bromde ze, maar
vrouw Algera was de deur al weer ui*'.
Wat was ze een zwarte mop met haar
douktren rok lustclieu de twee blondjes naast haar,
die vau ongebleekt katoen een hemd maakten.
Zoo'u zure Jucht, dat katoen, tiet roggebroods
deeg. De meisjes waren druk onder elkaar.
Sijtje was er wat buiten. Ze kon niet zoo
meepraten over broers, die vanavond zouden
schieten, over kaartspelen en suoep<n en wat
Uittreksel uit den Catalogus of Naam
lijst van Schilderijen van Hoet en
Terwesten, door E. C. Rahms,
met aanteekeningen van
Jhr. Mr. H. C. Flugi van Aspermont.
2de deel.
IV.
Verknoping 4 September 1747,
's Gnivenliagc, van den
koust
10G Kou rittende Oude Vrouw waarbij
eeu jongetje op zijn kmuen bid,
nut ligure.ii in 't verschiet door
Kenibrant, hoog l'J'.'g duiifl,
breed l o11'.2 duim . . . . / 350.
De proi'etes Anna iu den tempel
bij L >rd Kllesmere, ISriilgenater
House. GesehildRi-d in HH8.
107 Keu Jongeling die hellen blaast
door dito, hoou; 23 (luim, breed
19 d. ini . ." HO.
Dit was geen eehte Keinbraudt.
108 Eeu dit» Jonsjeliiiu; die uyt een
venster ziet door dito, h/;og 2 voet
(i dnini, bre; d 2,'i duim 125.
109 den Kngel met de Jonge. Tobias,
door dilo in een land ehn'', hoog
29I'2 duim, breed 'Mi duim . . 121.
Cesehilderd omtrent 1651. Te
Ghisioiv. Iliug on Iteiubr. tel)t.
,\o. 87.
110 Een extra «Toot stuk door dit",
vrrüceld <en Historie van -Sanl.
uit de Schriftuur, hoog G voet
duim, breed 7 voi t -l duim .
Het nieuw aang< kocht,; stuk
viin Dr. Bredius, lliiiu-o» lieiubr.
tent. Xo. 119.
Ken Oude .Mans Ponrfrait dooi'
dito
dito Ondc Mans Poiij-trait door
Kembrand niet een Kr/aeje . . ,, 2-J.
Iwn J!eru-a"hiiif Landsehajije nuf
kleyiie .Suil]'?^ie door dito . . 52.
11-1 Ken I.auilsehapje met Beeldjes
d-.ioi' ditu .j. fi.10 st.
113 Ken dito door dito . . . . -?(i.
l Ui Ken rnine int u-rainv d. Reinbrand , l :> s»
117 Kt u Ka-nhoold ooor dito. .1 .,
118 Een Woltskop- door dito. . .? " ?'?""?
Vevkoopino- 17 ,[imy 1748, Am
sterdam, Theo.loi'ca \\ilkens.
55 Ken \*ronwe Poui'trait. do ir
Rem'nr.ind, hoon '2 voet 5 duim, breed
l vort 10 duim 88.
\\rkoopiiir; 29 Oetobei- 174^,
Helft, Pietev vim U\iitenc.
91 De bliinle Tobins nu-f/.iju \ rouu",
door Uembraid ,, is.
GesehiLlcrd in Ifi5l). Iu 't. bezit
van Sir Fraueis C'ook te
Riehmoiid.
9.2 Ken fraaye kop door dito . . 20.
111
112
m
34.
41.
MHIIIMIIIMIIIIHimm
ze na de ke-rk zouden doen »>en morgen, al die
wensehe)S, vurlijsn waren er bij ous wel bij de
dertig."
Ze bluften tegen elkaar op, dan, ineens viel
't hun op, dat, Sij zoo stil was. Ouejaar, een
i:are avoud voor meiiseheii waarvan e< u uit de
fennieije was gaan //engelen," Sij dacht an der
moeder, je zag 't au der gezicht en u, minder
onhandig dau de dne, die ineens zwegen :
//Jij zei blij wezen, als 't maar weer morgen
is, waar, Sij?"
»Joa," zei ze kort en vroeg raad om dat stuk
er plat op te krijgen.
Benauwd warm was 't in tie naaikamer, vrouw
Algera liep maar heeu eu weer, nam aldoor
zoo'n koolluclU mee uit.haar keukentje naar't
bedompte vertrek. Srjtju; voelde, dat ze te veel
was; ze hielden zich iu om haar en toen't twaalf
uur was, bergde ze haar rok gauw weg eu liep
iiHrd vooruit naar nicht Tnjutje, die in de
Langstraat woonde, waar ze eten zou en helpen
0,11 de twee hoeden voor do meisjes op te ..,_!>...
Ze was heel handig eu de kleine, dikke, bruine
handjes woelden vlug door 't kersroode lint,
hechtten het m losse lussen op 't grijze rilt.
Met bewonderende oogen kekeu de kinderen haar
op de handen; morgen krijgen wc ze op, Sij,
en. als 't droog blijft vau avond in de kerk, bij
jou kommen we morgen niet, dat zal te ver
wezen."
Joa, 't is zoo'n end," zuchtte ze.
Och, Sij, een jaar gelejeu lag je moeder zoo
ziek, och, hals, dat je bent," klaagde de nicht
eu dan om goed te doen, te troosten: ,Hier,
Sij, eeu eind nieuw zwart lint voor een strik'
om je hals."
//Daiikie, hoor!"
'Au liep nog wat door Hilversum, keek met
oogen, die toch weinig zagen naar de winkels.
Wat druk, wat, repperig was't overal, vooruit,
nou naar huis en haar rok boren me,t dat nieuwe
pluzerige boorband, dat zoo sterk most wezen.
Daar. .. nou was 't dorp weer aci/ter Laar.
Orer den weg schommelde het vrachtkarretje
vau de bodevrouw op Loosdreclit, anders weer
niemendal te zien als een paar kraaien, die schuw
eeu klein eind verder opvlogen, toen ze dichtbij
kwam.
Och, gorrie wat eenig en stil, pas drie uur
en nou werd 't al donker ook. En nou nog dien
avoud, ze most eens weten, waarom ze liever
alleen ging, dan zou Grootje haar over het haar
strijken en.... kleine iials" zeggen en dan was
ze heclemaal kapot, ze dacht ommers an niks
anders. Ze zetre de tanden, op elkaar en liep 't
erf op, ging achter de koeienstaldeur binnen,
Grootje was alleen.