De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 1 januari pagina 3

1 januari 1899 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1123 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. bestaan d*t de jonge krachten van bet «azeJschap nagenoeg niets uitrichten, in ver houding vaa hetgeen hy de kleinere gezel schappen geeischt wordt. In antwoord daarop varden enkele rollen van beteekeois vermeld, die aan de jongeren werden toegewezen. Dit bevestigt mijn opmerking, dat zoo iets slechts büuitzondering voorkomt, zooals ook door m\j beweerd werd. Indien ieder lid van het uitgebreid personeel, waarover de Vereeniging beschikt, op zon beurt daarvoor in aanmerking moest komen, is daarmede reeds een aanzien lijk tjjdsverloop gemoeid. Toch worden nog ateeds nieuwe personen aangeworven. Tevens worden, wat den heer Schulze be treft, de namen van eenige stukken genoemd, waarin hem een belangrijke partij was opge dragen, o. a. de rol van den koetsier in de Vrek en die van den kok in Langendyk's Don Quixate, onlangs vertoond, die moeielyk tot de hoogere komiek of de karakterrollen kunnen gerekend worden. Wat er van de opsomming overblijft, is een schrale oogst voor het langdurig tjjdvak dat de heer Schulze aan den Stadsschouwburg is verbonden geweest. Bovendien vormt de ly'st van eenige nieuwe stukken, door de Vereeuiging opgevoerd, een geringe minderheid tegenover de bre.ede reeks van oude en verouderde stukken, die jaarlijks Of het répertoire terugkeeren. De Raad van Beheer erkent ten slotte de juistheid van n enkele opmerking, namelyk dat de repetitiën meermalen in een lokaal worden gehouden, dat daarvoor minder passend is en eigenlyk als bergplaats voor de decors dienst doet De Baad wenschte dat de een oi' andere Maecenas hem nog eens in het genot van een doelmatig gebouw zou stellen. Deze wensch komt mij voor zeer ongepast te zyn, voor een koninklijke vereeniging, die een koninklijke subsidie ontvangt. Waarom wordt de Stadsschouwburg, die blykbaar zoo gebrekkig is ingericht en zoo wekig aan het doel be antwoordt, telkens door de Vereeniging op nieuw voor een hooge som gepacht ? In de onmiddellijke nabijheid van het Leidsche plein bevindt zich «maison Stroucken'', waar meerdere ruime lokalen, sommigen van een tooneel voorzien, aanwezig zyn, die in de mor gen en namiddagurer, wanneer de repetitiën gehouden warden, gewoonlijk beschikbaar zyn. Een gunstiger gelegenheid woidt zelden ge boden. Indien de Vereeniging, die thans meer malen ten onrechte het p.nny-wvte enpoundfooïish toepast, de aanzienlijke sommen, welke dikwyls voor het monteeren van buitenlandsche stukken van twyfelachtige waarde doel loos worden uitgegeven, in de eerste plaats besteedde om hare artisten een behoorlijk on derkomen te verschafffen, zou zij verstandig en tevens waardiger handelen. Uw dienstw. Mr. 3. E. BANCK. A. C. Wertheim en de Kunst". »Zoo zyn de menschen; ydel, zwak; Ondankbaarheid wast op hun paden. Hun roem de kiel, hun smaad het wrak; Vereering, trouw, erkenning lak ! Zoo zyn de menschen, zoo hun daden". Noch om het edele van den vorm, schoon de derde regel geen pittigheid mist noch om het ongemeere van de gedachte, maar omdat mr. J. E. Banck door zijn artikelen over A. C. Wertheim hnn waarheid weer eens heeft bewezen, citeer ik deze regels van van Zeggelen. A. C. Wertheim heeft 't is onweerspre kelijk de thans levende Nederlandsche gemeenschap in 't algemeen, de Amsterdamsche in 't bizonder in beduidende mate aan zich verplicht. Naardien ik meen door te zwijgen, een deel der ondankbaarheid te dragen, waaraan mr. Banck zich schuldig maakt door zijn po ging om onze herinnering aan Wertheim te vergooren, wenschte ik gaarne een plaatsje tot een hartig verziet. »A. C. Wertheim en de Kunst", dat is geen onderwerp om negen kolommen vol over te schreven. OUDEJAAR. DCOIi TRUIDA KOK. (Een Hilcenitmsche schets). Met groote, ongeduldige oogen keek Sijtje Velthuizen naar Grootje, die voorzichtig de vier kommetj(s met heete kollie vulde. De twee knechts, oude Dries en Harm, pchoven aan, grepen bijna tegelijk een boterham met een snee roggebrood. Behagelijk slurpten ze hun koffie op, aten smakkerig met groote slok ken er tusschen, voor liet doorspoelen. Langzaam kauwden de vijf koeien van de plukken geurig hooi eu de knollen. Metgoedige, domme oogen, l.alf wezenloos starmd naar de lamp, die aan een haak boven de deeltafel ben gelde. In krinkelende wolkjes ging baar warme adem naar boven en gaf iets wazigs aan dat hoekje van de deel. //öij," verbrak Grootje 't gesmak en 't kofflegepruttel scheur em es af." Met sloit'erige pakjes ging ze naar 't kleine, helbruine kastje, waarboven de landbouw scheurkalender hing. //Nou, Sij, wat stoat er ?" Dreunerig las ze : Mijne tijden zijn in Uwe hand." Harder, Sij, dat, verstoat Grootje nijt l" viel Dries in. Ze schreeuwde het nu bijna uit. Haar jonge, schelle stem klonk wat vreemd in die slaperige stilte van den vroegen morgen tusschen die oude, smakkende menschen en die kauwende koeien. Zoo,... riaiikie, kijud." 't Is buiten nog maar pikkedonker," zei Harm «.je kunt niet zoover voor je uitzien." Ja, ja," antwoordde Grootje, als we nou een week noa Nieuwjoar binntu, dau begin ie onderdehand wel te mem-ken, da we opschieten en den een-en-twintigsten kun je den omnibus van Loosdrecht onderscheien. Moeders joardag, weet ie wel, Sij ?" Dan was 'k hier nojt." Neen, in.ior dan zee ik, zie zoo, nou is 't knappits zes, nou klee 'k men au ea goaj ik naar Mietje . . ." ze zuchtte en dan : Kom, jon gens, schuif de bakkies nog eres bij." Ze was een klein vrouwtje met klare, bruine Wertheim had koost lief als schoone uiting ' van sterk zieleleven. Hy was in i\jn kunstsmaak wat conservatief en voelde zich tot kunstenaars bizonder aangetrokken. Hiermee is in groote trekken het onderwerp gelijnd. Hoe, om 's hemels wil, heeft mr. Banck zyn negen kolommen vol gekregen ? Door zyn dronkemansbetoogtrant. Neeneeneen... ik be doel niet... mr. Banck kan best teetotaller zyn... ik bedoel, hy kan al pennende, zijn roer niet recht houder, loopt elk oogenblik naast zichzelf. Niet in tienen, in honderden geef ik den lezer van dit stukje, die zyn op stellen niet mocht gelezen hebben, te raden welke beschouwingen in mr. Bancks »A C. Wertheim en de Kunst" te berde komen. Zie hier het lystje : L Critiek op de middelenverdeeling en het leerplan van de Tooneelschool, II. Een onpartijdige teekening van het beursbedry'f, zonder eenige neven bedoeling op geestige wy'ze ingelascht. III. Droevige gevolgen van dien handel met loflied op den oude solieden tijd. IV. Het verschillend karakter der handels beweging in Rotterdam en Amsterdam, uitvoe rig veiklaard en toegelicht met bewy'zen, waarin 26 stoombooten, het Merwedekanaal, de Geldersche vallei, de oud-minister Tak op het chapiter verschijnen. V. Een keurig, gemoedelyk, met allerlei kleine onbescheidenbeden en aardige histori sche herinneringen gekruid, vier kolommen lang betoog, dat ons nationaal tooneel en kunst hopeloos onvereenigbare zaken z\jn. VI. Oordeel over en voorspelling omtrent de eerezaal in 't Ry'ks museum. VII. Critiek op de fontein in 't Wertheimpark, opgediend met anecdoterjus. De toon, waarop al die hors-d'oeuvres wor den opgedischt, is doorgaans zeer gemoedelijk. Mr. Bauck is geen kwaje kerel, maar door een bizondere oorzaak een beetje ontstemd op A.. C. De zaak zit, dunkt tne, zoo. Wertheim imponeer de in iederen kring. De Vtreeniging»Het Nederlandsch Tooneel" heeft het Nederlandsch too neel niet gebracht waar illusionisten het wachtten. Mr. Banck nu, zijn ex-medebestuur der, bedrieg ik mij niet, bij ervaring de kracht van Wertheim's conservatisme in ake kunst kennend en betreurend, wordt nu kitteloorig als hy in de Gids de lofrede van Prof. Quack leest en wordt zwanger van zijne artikelen. Zijn woordenberg baart het volgende muisje: »Wertheim was geen betrouwbaar leidsman op artistiek gebied". Dit schrijft bij, maar hij bedoelt want wat een mensch schrijft en bedoelt kan soms zoo enorm verschillen, niet waar 'l ? Wertheim was geen Nederlandsch Tooneelbestuurder naar m'n hart. Nu is dit een treurige zaak voor Mr. Banck, maar in redelijkheid mag men daarbij vragen : waarom dat Wertheim niet bij zijn leven gezegd V Dan ware er nog iets aan te doen geweest ; gezwegen er van dat het veel moediger zon gastaan hebben. En waarom beviel Wertheim Mr. Banck dan niet ? Ijdelheid dreef den man niet, by meende eerlijk de tooneelkunst te dienen, groote oft'ers van tijd en geld had hij voorde Vereeniging over, zyn motieven waren dus zuiver ook volgens mr. B. Wat mankeerde er dan aan ? Hij had er geen verstand van zegt mr. Banck en aan dit onverstand wijt hij, zonder het direct te zeggen, voor een groot deel den dood van zyn eigen tooneelülusiep. Of het Nederlandsch Tooneel ten allen tijde den smaad heeft verdiend, die haar nu zoo rijkely'k te beurt valt, dunkt mij nog riet uitge maakt. Maar behalve dit, wat wil mr. Banck ? Is kunstbeoordeeling alleen een zaak van kun stenaars ? Wiens oordeel over een tooneelavond is afdoende ? Waarom was Wertheim, man in elk geval van algemeene beschaving en groote verstandelijke ontwikkeling, onbevoegd om medebestuurder te zijn van het Nederlandsch Tooneel ? Zyn smaak, zyn voorkeur voor zekere kunstrichting (meer sluit zulk een bestuurder schap niet in) beviel mr. Banck niet. We wisten het niet. Het blijkt nu. Goed. Maar Wertheiuis meening werd toch in elk geval door de meerder heid in den Raad van Beheer gedeeld, meerder heid, waartoe ook volgens mr. Banck toch zeker nvèl bevoegden beheorder, die er niet zouden in gebleven zijn, indien de Vereeniging geheel tegen hun zin werd bestuurd. Waarom is juist oogen eu hoog opgetrokken wenkbrauwen. De lippen, wanneer ze niet sprak, stevig op elkaar geklemd, gaven iets ferms aan 't heele gezicht. Ze hield 't hoofd wat schuins, omdat ze met, 't rechteroor nog eeu klein beetje hoorde. Haar oude ritnpelhandeii waren nog ree eu vlug eu al haar bewegingen bedrijvig eu rad, maar nu zat ze stil eu leek ze ouder dan ze was. ,/Joa, joa, ik zeg maar de tijd vliegt," zei Dries; verlejeu joar om dezen tijd, was Mietje al hard ziek." Of ze." «Toen was 't ander weer, zoo snecuwig, woar';" viel Harm in. Knorrig keek Sijtje, van Dries, een ouden man met grijze, waaiende haren om eeu rood, verweerd gezicht, naar Harm, een reus, met een zware stem, stoppelige, borstelige haren, wenk brauwen en baard. Ze mocht Harm liever. Dries gaf Grootje altijd gelijk door dik en dun en Sijtje eu Grootje hadden nel zoo af en toe een verj-chilletje, tot arrcmoei (ruzie) kwum 't niet, maar toch... Harm had minder aanmerkingen op haar dan Dries. Sedert 't bcgiu van Januari was ze wees en bij Grootje in huis. Ecu mooi boeriunetje met, groote, staalblauwe oogen iu haar gezond, bruin gezichtje, wat klein en tenger, te veel een kird, voor zestien jaar, maar de vrije, redderige manieren, haar £ nk optreden gaven haar sorns ineeiis iets ouwelijks, hoorden eigenlijk. niet bij dat ronde kmnerje, dat hooge voorhoofd zonder rimpels. //Ik goaj es tffentjes kijken, hoe't buiten is," stond Harm op es aventuren of we al terecht kunnen met 't werk." Nou 'i " vroeg Dries, toen hij weer terug kwam 't Begint op te lichten, hoor, je kan in do noaste omgeving all( s onderscheien, hcihi, poes, uiet voor men voeten, hoor!" 't Is koud. Een venijnige Oosten wijud," riep Sijtje, Grootje toe. Droog?" Joawei." Mooi zoo, dat treft vanoavend." //Jij zei toch ii ij t goan als de wijnd van Loaren komt, ben je wel wijs, mens cl); je hoest LOU al." Wat.t.e? Thuisblijven? Neen, Sij, op Ouejoar mot je Grootje kaïker, doar is niks au te doen en ik hoest van een kruimel, die doarnet, zoo scheef naar binnen schoot." Jij mot 't weten, Grootje, moar 't is een koue, scliroale wijnd en we loepen hem zoo teugen, ik zal wel alleeaig gean, wel omphouen wat dominee zeit." Neen, Sij, ik goaj toch." Wertheims smaak de zondebok van mr. Banck en niet b.v. de smaak van H. J. Schimmel ? Wertheim heeft tot de Shakspere-voorntellingen het initiatief genomen. Dit is te waardeeren, zegt mr. Banck. Ja, maar gaat hy voort, die moest je van de Irving-troep en de Meiningers gezien hebben. Met zoo iets wil hy wel het te waardeerene verminderen, maar het vermindert er niet door. Onmiddellyk na den schouwburgbrand zei Wertheim: sdoorgaan". Dit was een daad van energie en grootmoedigheid, waar hon derden hem om zegenden. Neen, zegt mr. Banok en levert een misselijke persiflage op dit kloeke woord; juist toen de heele troep aan den dijk stond, was de gelegenheid goed om schoon schip te maken en de Vereenigirg een weg op te sturen, dien Wertheim ... niet verkoos. Immers, wie wacht er op een brand, om een beginsel recht te doen wedervaren ? Zulk een dwaas en hardvochtig denkbeeld bleef voor mr. J. E. Banck gereserveerd. Over de pikante commentaar op de volbtrekt buiten verband geciteerde «rondedans om de geldbruid" zal ik weinig zeggen: alleen dit: dat de gemeenschap zich over een complex als A. C. niet te beklagen heeft, waar naast die »dans" op een leven zoo vol en rijk aan gelukverspreiding valt te wijzen. Nog n frappante ' dwaasheid en ik kom aan het slot: »Wertheims fontein is een te vroege hulde. Eerst het nageslacht kan over de ware verdiensten van door ons vereerde mannen oordeelen." Mr. Banck heeft zoo iets wel meer gehoord en schrijft dus maar raak. Natuurlijk geldt dit den producten van schep pende kunstenaars en denkers : niet den arbeid van een man, die niets wilde dan zoo nuttig mogelijk zijn voor zijn tijdgenooten, bij dit streven, zooveel hij kop, ook de nakomeling schap omvattend. Ten spy't van mr. J. E. Banck, ten spijt van kr.abbelaars aan a! wat uitsteekt, ten spyt van nuchtere besehouwers, heeft juffrouw Alherdingk Thyra la mot de la situation ge sproken toen zij bij Wertheims dood zeide dat »het grootste hait van Holland had opge houden te slaan," al moet dit ook met'ndubböl »grein zout" worden opgevat. In veelzijdigh: id van sympathieën, allen in daden zich uitende ; een plan tot drooglegging der Zuiderzee, een werkman die zijn gereed schap kwijt was, een S!iakst>erevertaling, de opbouw van een kerk, een stoomvaartlijn, zijn politieke partij, een blinde, een hor.gerige, een oude invaliede, een studeerende zonder middelen, al wat leed in de wijdste befeeker.is van het woord, vond immers in Wertheim gelijkelijk een altijd luisturerid en deelnemei.d hart ik herh.ial dus in veelzijdigheid van werkdndige syinpatJiieën heeft Wertheim in Holland geen tijdgenoot gehad, die zelfs in zijn schaduw ko,i staan. Tegenover zulk een man past den tijdgenooten dankbaarheid. Daar van is het Wertheiuiparkje met wat er in is een sober teeker, een teeken in elk geval. Daarom, mr. Banck, kom ik in verzet, niet tegen een streven om onverdienden lof van verdienden te scheiden. Dit zal Wertheims nagedachtenis weinig schaden, maar tegen uw poging tot verkleining van zijn geheele wezen. Die poging was misplaatst in alle beteekenissen. Amst, i!5-12-'!)8. A. B. DAVIM. «HiimfiiiitmMtntiniimmniiiMiimimmtmmmttmtiuiuiimmmit De arduera onder jfer, De Stoere. In ons vorig no. schreven wij o. m.: »De heer De Stuers is referendaris van kunsten en wetenschappen, en laat gelukkig de wetenschappen,, om voor hem zeer geldige redenen, buiten zijn despotisch beheer. Maar, indien de referendaris zich nu ook eens een toezicht veroorloofde op bibliothecarissen, op curatoren en professoren van lïijks-universi teiten, in den trant van zijn kunstverzorging, iinntiitifiiiiiiiimiiMHiiiiiiiiMmiiiiiiiHiiiiiliilH Ze zag er strijdlustig uit,'t kleine bocrinnetje in haar zwart, eu wit srikke'jakje. (irootje heit er niks au, hoort net niemen dal,'1 bromde ze tegen Ilarni. Moj je nou n ij t. zeegen, kijnd, 't ouwe mensch het ft, er om zoo te zejgeri behoefte an om er t'; zitten, uut jaar is eeu andere avoud dan ge woon," en Sijtje boos, dat Hirm haar geen ge lijk gaf: Mijii zorg, ars ze zit k wordt, motten jullie 't moar weten, ik vat wel, 't hot; ga'in zei. Als dominee vanoavou-J teugen de rouwmeiischen proat, dan n.oakt Groo'je der eigen heelendal overstuur omdat, ze de anderen zoo oakelig ziet worden, nou, ik mot vorrmoukerv' unoodig hard suiakle ze de vuile vaat in een teil vol gloeiend zeepsop eii in de onihoogsteigende wasem wolkjes zat: ze twee lichte pl< kken, de Ixngelciide lamp over de tafel en 't bleeke grauwe daglicht, dat door de ruiten boven de groote dfeldetir scheen.... Zoo meteen kon het licht wol uit, dan was het dag. . . . harrejcunig! Sijtje had niks <reen «'h-k i;i den dag, Wat een hoast, Sij ',:: en Grootje hielp haar afdrosrcii. //Noaien om negen uur." ,/O, i Ie (lach', ((at vrouw Algera vandaag de naaimeiï-jcs wel vrijaf zon geven." /, U'cl, neen, doe prakküeer ie 't.*" Nou, om Ouijaar." Neen, hoir!" en Srjtje ging naar haar opkamertje om allerlei (p te ruimen en ceu uettereu rok aan te trekken. Grootje zat alleen voor 't, raam van 't waschlioVje kousen te sf.oppin, Sijije was zoo juist naar Hilversum gegaan en Harm bracl t verf cl: c plaggen iu de schaapskooi. I)c oude vrouw hoorde Dries niet komen, merkte hem pas toen hij vlak voor haar stond. Lk ze.1 nou. 't geld i;oar (teu uotoaris brhigcti, heb ie nog boodschappen r" //Joa .... zeg, 't weer ia zoo bar niet, Dries ':" Wel neen, mensch, goa gerust." Z« zou je bijna overduvelen, die Sij . . .. toch een best kiji.d, alleen dat redderen, vat je ':'' //.Ion, dat redden n." //Eu zoolang ik ir b t p, blijf ik de baas van 't heele gedoei." //Dat lilijf ie, vrouw Smit, moar ie mot nijt denkeu, dat 't kijnd er geen weet, van heeft, van der moeder, miehtig veul weet, moar ze is altijd 7.00 in der eigen eu ze wil nooit over iioarighedeiis proaten, pas op, als 't dat niet is." //Joawel, ie heb gelijk, Dries, hier, dit is 't geld voor den uotoaris eu breng zestien kreLtebroodjcs mee, zei ie':" //Jo<f, zonder maiikeerei), atjuus !" . zou er niet in Nederland een verzet ontstaan, zóó krachtig, dat de referendaris binnen enkele weken van zyn voetstuk ware getuimeld ?" Bovenstaande regelen hebben om de ,.pot sierlijke onjuistheid dezer beweringen" den heer S. Muller Fz. te Utrecht tot spreken gedwongen." Dat de heer De Stuers, de we tenschappen blijkens de boven afgedrukte woorden, bedoelden wij de Universiteiten met rust liet, is z. i. volstrekt onwaar, aan gezien de referendaris veel voor de archieven heeft gedaan en, met het oog op zijn bijzondere door archivarissen erkende verdiensten, tot eerelid van de Vereeniging van Archivarissen met aigetneene stemmen is benoemd ; terwijl hij tot deze heeren in een uitstekende verhouding staat, met een zeer enkele uitzondering." »Waar de museum-directeuren, die zich verongelijkt achten, zoo luid spreken, acht ik (S. Muller Fz.) het den plicht der archiefdirecteuren, niet minder luid te getuigen van hun dankbaarheid." Het zou waarschijnlijk een niet al (e moei lijk werk zyn, een verklaring te geven van het feit, dat de heer De Stuers ket oueindig beter met archief directeuren dan met museum directeuren kan vinden, en de heer S. Muller, die zoo bijzonder goed bet verschil van deze beiden takken van dienst en hunne verhouding tot den Iluforendaris met zijn vertands en gemoedseigenaardighedtMi kent, zou zeker niet te kort schieten in een pogen om zichzelf en anderen de juista opheldering te verstrekken van dit geval, indien hij zich tot zoo iets zetten wilde. Misschien, zouden, we dan tevens te weten komen, of De Stuers ook zelf wetenschappe lijk archiefman, zooals b. v. do heeren van Riemsdijk en Muller, is dan wc! of hij lij gebreke van ioeteni<c/t«i>i>elyke a^-hief-studie, geheel anders dan bij kunst, zich meer tot het uitwendige, tot hetgeen Je organisatie raakt, bepaalt. Ook wat de oorzaak is van die »eene zeer enkele uitzondering" in het Icf^ingend koor. Doch terwijl wij met het meeste genoegen van de dankbaarheid der heeren -ircbivarissen gewagen, moeten wij tevens verklaren, dat deze over de zaak, ilio ons bezighoudt, weinig licht verspreidt. Bij de wetenschappen, die in haar r/clu'd, even als de kunst tot het ge bied vanden Referendaris behooreii, denkt men, de heer Muller vergeve het ons, niet het aller eerst aan het archief wezen, en zeker nooit anders daaraan, dan als aan een zeer klein onderdeeltje van dat hemel en aarde omvattend geheel. Wij hebhen eenvoudig gezegd, dat in,Hen de Stuers over biblii tbecarissen, professoren en curatoren aan de Rijksuniversiteiten heersen.te in deit trant van zijn kit>i»t-i'erïor<jiH</, er in Nederland een verzet zou ontstaan, zóó krachtig, dat de Referendaris binnen enkele weken van zijn voetstuk waie getuimeld; ook al waren er onder die ambtenaren dan enkele, met wie hij bevriend zou kunnen zijn. Tegen deze stelling wachten wij des heeren Mullers betoog nog af. En wij formuleerden haar m^t opzet aldus, omdat wij de directeuren van kunst-musea enz. toch zeker wel gelijk mochten stellen met professoren ; immers dj eerste zijn niet minder beroemd dan de laatste, en hebben evengoed op zelfstandigheid recht. Iladde de heer Muller zich er toe bepaald, eenvoudig te vermeldt n hoe de heer de Stuers door de archivarissen wordt hooggeschat, zoodat er dan toch een hoekje is op het gebied der wetenschappen, waar hij zich zeer nuttig werk zaam heeft betoond wij hadden met het boven staande onze repliek kunnen doen eindigen. Tot ons leedwezen echter heeft de heer Muller zic.h tet het bezigen van eenige uitdrukkingen laten verleiden, uie wij niet onopgemerkt mogen voorbijgaan.->Ik houd mij" zoo zegt hij, «ofschoon ik van het beheer der musea wel iets meer weet dan velen liever buiten den twist",?? »ik zou mij niet tot .schrijven bewogen hebben, omdat ik met belde partijen bevriend ben en mij dan lief.-t houd buiten het krakeel." »lk heb mij, zoover ik mij herinneren kan, nooit gemengd in de vele kibbelarijen in de kranten (en Kamer ?) waartoe het beheer van den heer de Stuers «.inleiding gegeven heeft. Thans echter, nu lieden, die niet op de hoogte zijn, enz. Deze manier van zichzelf te verheffen, is, in een verdienstelijk man als de heer l IIIIUM Muller, bevriend met beide partyen, minder j prijzenswaardig. Waar Jiedon als Lohman, l Mackay, Bredius, Hofstede de Groot, Vethen | zooveel anderen een strijd voeren, naar hun i beste weten, in het algemeen belang, moest de Utrechtsche -archivaris niet spreken van gekibbel en krakeel. Zoo onnoozel kan hy niet zijn, dat het hem ontgaan zou wezen, hoe sedert de willekeurige stichting van het Rijks museum Holland in last is over het dictatorschap , in zake kunst,?en tegen dit laatste op te komen j behoeft toch inderdaad niets gemeen te hebben j met een soort van geharrewar, waarboven de ' heer Muller zich verheven acht. Deze olymi pische rust behalve als de dankbaarheid | hem tot spreken dwingt zouden wy, op onze beurt als iets p tsierlijks durven kenmerker. Wat een grap ! daar krioelt die wereld van kaboutermannetjes aan oom Muller's voet, en men hoort hem duidelijk zeggen: zie nu dat volkje daar eens aan, als ze niet zoo heel laag beneden me stonden, ze kibbelden mij j nog de ooren van het hoofd! i En toch, wél beschouwd, is de heer Muller, hoe voornaam ook, niet eens zóó baiten-buitenj sporig groot. Wanneer hij gewoon weg met de krakeelers ging redeneeren, zou hij maar amper ! zich behoeven te buigen, om door dat grut j te worden verstaan. Heusch, zichzelf door overgewichtigheid belachelijk te maken, behoort niet tot een goede taktiek. Licht, veeikraehlig sing ZB over 't eenzame, smalle htipaadje. 't Kleine naaikisije met 't groene kussen er op, tegen zich aangedrukt. Een beetje venijnig was de wijnd toch wel, zoo bloazerig om je heeu. Slil wonen tuch ! Straks, hij vrouw Algera was ze weer tusscheu de jolige kornuiten. Jongens, als 't maar ter gen was. Een kwaje Jag, eeu miseroabele avond en Gi'oo'je, die in de kark zoo ven op zij naar haar kijken zou, nou hoorde ze zelf ook onder de rouwdragers .... (-u dat, ze van morgeu zoo opgespeuM had .... bleef Grootje moar thuis om al die aaiidoenings. lle, wat was 't hier toch ook roazencl eenig De hoeve van vrouw Smit, lag daar heel eeti| zaaiu achter -Nieuweroord, vijf minuten van de l Mcilenplas, die zoo groot was door al de Novemberregcns. Een geelachtig bleeke plas met kleine, drijvende eilandjes van opgewaaide dorre blaren ui' de eikenhak-houten walletjes. Kaal eu bruin waren de heistruiken, beverig stonden de kleine berkjes laugs den straatweg f u zoo ver het, oog reikte, geen sterveling en de wind huilde door het. lage eikenhout aan de overzij van den weg. Trage, blauwe rookwolkjes uit het hlauw-zwarte bosch van Iloorntbock, dat daar als (eu boomeneiland in de wijde, verre hei ligt, met een Uauw schijntje vau eeu dak der hoeve, alleeu te zien als de zon er op schit tert eu ginder Hilversum, zoo hoog op gebouwd nut ziju witte villa's en de voode daken, de twee torens en deu molen van den Vaart weg. Ze hoorde uu ook 't geroezemoes van karren, 't j gdluit eu gestamp der treinen... dat kwam ! van den Ooslcu wijud, die alle geluiden zoo anwoei 't, \\"as toch niet zoo als anders in de lage kanier op 't Loosche end" vond Sijtje. \rouw Algera was druk met haar kinderen, die vacantie hadden. 't Nare, zware gevoel, waarmee ze was opge staan, had ze nog. Haar werk, een zwart merinosseii rok, schoot niet har op, dat ronde bovenstuk paste niet, er mochten gern plooitjes iu eu 't most er zoo glad op, //.Meuscli, kom het er dan eens op spelden," bromde ze, maar vrouw Algera was de deur al weer ui*'. Wat was ze een zwarte mop met haar douktren rok lustclieu de twee blondjes naast haar, die vau ongebleekt katoen een hemd maakten. Zoo'u zure Jucht, dat katoen, tiet roggebroods deeg. De meisjes waren druk onder elkaar. Sijtje was er wat buiten. Ze kon niet zoo meepraten over broers, die vanavond zouden schieten, over kaartspelen en suoep<n en wat Uittreksel uit den Catalogus of Naam lijst van Schilderijen van Hoet en Terwesten, door E. C. Rahms, met aanteekeningen van Jhr. Mr. H. C. Flugi van Aspermont. 2de deel. IV. Verknoping 4 September 1747, 's Gnivenliagc, van den koust 10G Kou rittende Oude Vrouw waarbij eeu jongetje op zijn kmuen bid, nut ligure.ii in 't verschiet door Kenibrant, hoog l'J'.'g duiifl, breed l o11'.2 duim . . . . / 350. De proi'etes Anna iu den tempel bij L >rd Kllesmere, ISriilgenater House. GesehildRi-d in HH8. 107 Keu Jongeling die hellen blaast door dito, hoou; 23 (luim, breed 19 d. ini . ." HO. Dit was geen eehte Keinbraudt. 108 Eeu dit» Jonsjeliiiu; die uyt een venster ziet door dito, h/;og 2 voet (i dnini, bre; d 2,'i duim 125. 109 den Kngel met de Jonge. Tobias, door dilo in een land ehn'', hoog 29I'2 duim, breed 'Mi duim . . 121. Cesehilderd omtrent 1651. Te Ghisioiv. Iliug on Iteiubr. tel)t. ,\o. 87. 110 Een extra «Toot stuk door dit", vrrüceld <en Historie van -Sanl. uit de Schriftuur, hoog G voet duim, breed 7 voi t -l duim . Het nieuw aang< kocht,; stuk viin Dr. Bredius, lliiiu-o» lieiubr. tent. Xo. 119. Ken Oude .Mans Ponrfrait dooi' dito dito Ondc Mans Poiij-trait door Kembrand niet een Kr/aeje . . ,, 2-J. Iwn J!eru-a"hiiif Landsehajije nuf kleyiie .Suil]'?^ie door dito . . 52. 11-1 Ken I.auilsehapje met Beeldjes d-.ioi' ditu .j. fi.10 st. 113 Ken dito door dito . . . . -?(i. l Ui Ken rnine int u-rainv d. Reinbrand , l :> s» 117 Kt u Ka-nhoold ooor dito. .1 ., 118 Een Woltskop- door dito. . .? " ?'?""? Vevkoopino- 17 ,[imy 1748, Am sterdam, Theo.loi'ca \\ilkens. 55 Ken \*ronwe Poui'trait. do ir Rem'nr.ind, hoon '2 voet 5 duim, breed l vort 10 duim 88. \\rkoopiiir; 29 Oetobei- 174^, Helft, Pietev vim U\iitenc. 91 De bliinle Tobins nu-f/.iju \ rouu", door Uembraid ,, is. GesehiLlcrd in Ifi5l). Iu 't. bezit van Sir Fraueis C'ook te Riehmoiid. 9.2 Ken fraaye kop door dito . . 20. 111 112 m 34. 41. MHIIIMIIIMIIIIHimm ze na de ke-rk zouden doen »>en morgen, al die wensehe)S, vurlijsn waren er bij ous wel bij de dertig." Ze bluften tegen elkaar op, dan, ineens viel 't hun op, dat, Sij zoo stil was. Ouejaar, een i:are avoud voor meiiseheii waarvan e< u uit de fennieije was gaan //engelen," Sij dacht an der moeder, je zag 't au der gezicht en u, minder onhandig dau de dne, die ineens zwegen : //Jij zei blij wezen, als 't maar weer morgen is, waar, Sij?" »Joa," zei ze kort en vroeg raad om dat stuk er plat op te krijgen. Benauwd warm was 't in tie naaikamer, vrouw Algera liep maar heeu eu weer, nam aldoor zoo'n koolluclU mee uit.haar keukentje naar't bedompte vertrek. Srjtju; voelde, dat ze te veel was; ze hielden zich iu om haar en toen't twaalf uur was, bergde ze haar rok gauw weg eu liep iiHrd vooruit naar nicht Tnjutje, die in de Langstraat woonde, waar ze eten zou en helpen 0,11 de twee hoeden voor do meisjes op te ..,_!>... Ze was heel handig eu de kleine, dikke, bruine handjes woelden vlug door 't kersroode lint, hechtten het m losse lussen op 't grijze rilt. Met bewonderende oogen kekeu de kinderen haar op de handen; morgen krijgen wc ze op, Sij, en. als 't droog blijft vau avond in de kerk, bij jou kommen we morgen niet, dat zal te ver wezen." Joa, 't is zoo'n end," zuchtte ze. Och, Sij, een jaar gelejeu lag je moeder zoo ziek, och, hals, dat je bent," klaagde de nicht eu dan om goed te doen, te troosten: ,Hier, Sij, eeu eind nieuw zwart lint voor een strik' om je hals." //Daiikie, hoor!" 'Au liep nog wat door Hilversum, keek met oogen, die toch weinig zagen naar de winkels. Wat druk, wat, repperig was't overal, vooruit, nou naar huis en haar rok boren me,t dat nieuwe pluzerige boorband, dat zoo sterk most wezen. Daar. .. nou was 't dorp weer aci/ter Laar. Orer den weg schommelde het vrachtkarretje vau de bodevrouw op Loosdreclit, anders weer niemendal te zien als een paar kraaien, die schuw eeu klein eind verder opvlogen, toen ze dichtbij kwam. Och, gorrie wat eenig en stil, pas drie uur en nou werd 't al donker ook. En nou nog dien avoud, ze most eens weten, waarom ze liever alleen ging, dan zou Grootje haar over het haar strijken en.... kleine iials" zeggen en dan was ze heclemaal kapot, ze dacht ommers an niks anders. Ze zetre de tanden, op elkaar en liep 't erf op, ging achter de koeienstaldeur binnen, Grootje was alleen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl