De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 1 januari pagina 5

1 januari 1899 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1123 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. ItaliaaDscïe Profiels. Een plant, in het wild gewassen op uiterst vruchtbaren bodem en te weelderig opgeschoten onder den iuvloed van de zuidelijke, tot rijk leven wekkende zon ... ziedaar de Napelschs", zooals men haar aantreft in de streek, gelegen tusschen Terracina aan den ingang der Paludi Pontini" en de golf van Policastro; op de kleine eilanden langs de zeldzaam schoone kust om de golf van Napels en verder dieper het land in, overal, waar de adem van den Vesuvius zich gevoelen doet en de versterkende zeewind de atmosfeer reinigt. De natuur tooide de Napelsehe" met hare beste schatten, zoowel naar geest als naar lichaam en zij had dien overvloed slechts tot harmonie te brengen, om zelfs hare meest bevoorrechte zusteren in volmaaktheid op zijde te streven. Ze ontving by' hare geboorte een vlug en bevattelijk ver stand, een zeer ontvankelijk gemoed en een merkwaardig talent voor poëzie en muziek. Maar hare OTergroote vitaliteit, by een zeer irritabel temperament en onder een hemel als de Napekche, waar alles uitlokt tot genieten en men de erotiek", als 't ware, met de lucht inademt, leerde haar vooral onder de re geering der Bourbons, die party wisten te trekken van hare zwakheden het zingenet" te veel beminnen en den arbeid ontvlieden: zoo wendde zy de meegekregen gaven slecht aan en groeide ten slotte uit haar de Napel sehe" van heden, door de andere provincies van Italiëaangezien ala de paria" der Italiaansche maatschappij, want voor deze zijn de woorden Napelsche1' en dievegge en bedriegster gelijkluidend". Spreek met een Italiaan uit het noorden over een Napolitaan en even moet hij u in de rede vallen met een bruttarazza", liefst zoo minachtend mogelyk uitgesproken. Toch is minder nog het ras bedorven dan wel de inwoner van Napels. In de stad Napels zijn de zeden over het algemeen dierlijk en eerlijkheid" kent men er niet, want te lang heeft het gouverment, dat voorging in stelen en onrechtvaardig han delen den Napolitaan geleerd, dat eerlykheid1' in den regel slechts uitloopt op eigen nadeel. Maar ook de camorristen" hehben veel schuld aan hel lage peil, waarop het Napolitaansche volk staat. De Camorra" is eene geheime instelling door de Spanjaarden in Zuid Italiëgebracht waarbij de sterkeren de zwakkeren, de werkenden de luiaards, de moe digen de lafaards exploiteeren tot het bereiken van hunne meestal onzuivere doeleinden. De instelling is gesticht naar het plan der Jezuietenorde en eischt als zy van hare aanhan gers: een langen proeftijd, eene passieve ge hoorzaamheid en een verslagen zelfverlooche ning. Napels hee£f, meer van zulke geschenken aan het Spaansche bestuur te danken, o. a. ook hare lazzaroni" die parasieten van de Napel sche maatschappij. Het gevolg van dit alles is, dat beschaving" en niet betchaving" in Napels om den voor rang spelen. Het volk is onwetender dan waar elders, want de moderne beschaving is te vlug over de stad heengegaan, om te kunnen door dringen tot het volk. De hedendaagsche regee ring doet wel veel moeite om het elementaire onderricht" onder de volksklasse te versprei den, maar tevergeefs. Hare onwetendheid maakt de Napelsche" in hooge mate bygeloovig en nergens heeft de by'geloovigheid zulke weerzinwekkende vormen aangenomen als daar. Ondanks haar levendig en bewegelijk tempe rament is de Napelsche" lui en vooral vuil in den arbeid. De vrouw uit het volk is niet mooi, want hare gelaatstrekken zyn grof, de lichaamsvor men te weelderig, maar om de vleezige dikke lippen speelt meestal een glimlach, die op het dierlyk instinkt der mannen werkt, en welke zeker met het schreeuwerige en vulgaire dialect, de meest getrouwe afspiegeling vormt van haar grof zinnelijk karakter. De prostitutie is dan ook te Napels zeer verspreid. De treurige toestand, waarin de vrouw uit het volk verkeert gedeeltelijk door eigen schuld, maar meer nog door de schuld der omstandigheden heeft gemaakt, dat ze slechts te kiezen had tusschen een' arbeid, die 'boven hare krachten ging... en de prostitutie; de laatste vooral gemakkelijk gemaakt en bevorderd door de Wet van Crispi. Het jonge, vroegrijpe meisje, in wie de harts tochten reeds op veertien-, vijftienjarigen leefty'd luide beginnen te spreken, wie onder richt ontbreekt en wier moraliteitsgevoel dik wijls reeds in hare eerste jeugd is bedorven door het voorbeeld harer ouders, komt er al spoedig toe vaak ook op raad harer moeder in de prostitutie eene even eervolle broodwin ning te zien, als in iederen anderen arbeid. Gebrek lyden, wil ze natuurlijk niet, maar veel behoeften heeft ze evenmin, want de Napel sche" is sober in eten, drinken en kleeding en voor klassenhaat" ia ze niet ontvankelijk, daarvoor is ze veel te onderworpen, veel te vleierig en te slaafsch. Vleesch ziet ze bijna nooit en de vervalschte wijn, die te Napels wordt verkocht en dank zij de rechten daar nog duurder is, dan de onvervalschte in de Campagna", komt slechts bij uitzondering over hare lippen. Het brood is daarentegen te Napels niet duur en tevens van uitstekende hoedanigheid en het water is er sedert 1885 frisch en gezond. Maar hoofdzakelijk is haar voedsel toch plantaardig. lederen morgen kan men den groentenboer met zy'n ezel door de armenwyken der stad zien gaan en zoodra de vrouwen zijn stem hooren, laten zij dan vanuit hare ramen de mandjes aan een touw naar beneden, want ze houden niet van onnoodige lichaamsbewe ging de man vult ze met het gevraagde en beurt op gelyke manier daarna zijn geld. Niettegenstaande de geringe voeding is de Napelsche" gezond en ze heeft een groot weerstandsvermogen: de lucht is zoo sterkend en voedzaam, dat zelfs de wagenpaarden te Napels hooi kum.en ontberen. Doch al onderwerpt de Napelsche" zich om 363 dagen in het jaar gebrek te lijden, de twee overige eet ze voor zes maanden. Met Paschen en vooral met Kerstmis, richt ze ware baccha nalen aan en dan SMULT ze 24 uren achter elkaar. In dien ty'd liggen de straten opge hoopt met groenten, vleesch en visch en vliegen overal kippen, eenden en kalkoenen rond. Niemand werkt en zoo arm is men niet, of op die dagen offert men aan zijn maag en betreurt slechts, da* deze niet rekbaar genoeg is, om al die gekochte heerlijkheden te verduwen. Vroolyk, lichtzinnig kind, als de Napelsche" is, zou ze natuurlijk geen geld hebben om die feestdagen naar behooren te vieren, indien ze daarin niet een weinig werd geholpen. De winkelier uit hare buurt richtte daarom in den loop van het jaar een soort van spaarbank op. ledere week, wanneer ten minste hare laatste soldi" niet geofferd waren aan het lottospel", bracht ze daar wat geld, de winkelier boekte dat en op de bewuste dagen krijgt ze er eten voor. Voor kleeding besteedt de Napelsche" uit het volk zeer weinig. Loopen de kleine kinderen al geheel naakt, haar kleederen be vatten zoovele luchtgaten, dat men bijna niet begrijpen kan, hoe allee nog aan het lichaam blijft zitten. Van verstellen" of naaien" weten ze natuurlijk niet af: hare bezigheden beperken zich tot fare l'amore" als de Italiaan zegt hare kinderen de borst geven, 't eten koken en dan elkander liefst in de straten de weelderig blauwzwarte haren kammen en reinigen van wat daar al zoo in huist. Om hare woning een hollandsch varkenshok is er nog rein by bekommert zij zich in het geheel niet en het waren de weldadigheidsinrichtingen (te Napels talrijk), welke er een einde aan maakten, dat de huistrappen gebruikt werden als waterclosets en dat halfvergane dieren den doorgang in de straten en stegen belemmerden en de atmos feer verpestten. Van zindelijkheid heeft de Napelsche" evenmin een begrip als van eer lijkheid. Wat haar hindert gooit ze lachend de straat op en als men het van stadswege niet wegruimen komt, dan blijf t het liggen. Van kinderen houdt ze vce.en bevallingen worden nimmer voorkomen. Ze voedt ze zelf en zoodra ze van een moederloose zuigeling hoort, neemt ze belangeloos ook dat vreemde kind voor hare rekening. Dit is een bewijs van haar goede hart. Toch is het Napolitaansche volk meer irritabel dan sensibel en om daarvan overtuigd te worden, heeft men slechts een uurtje in de Napelsche achterbuurten te vertoeven, wanneer men het er tenminste zoolang uithouden kan. Daar staat een hansworst liedjes te zingen, omringd door het volk, dat het uitschatert en meezingt! Opeens komt een priester voorbij, die een kruisbeeld draagt. Op het zien van den gekruisten Christus valt het volk op de knieën en schreit, dat de sternen er nat van worden. Zoo vervalt het altijd van 't eene uiterste in het andere. Muzikaal is de Napelsche" in hooge mate en de welluidendste melodieën zijn de Napel sche. Ook kon een sierlijke dans a's de tarantella" alleen geïnspireerd worden door de groute fantasie en het vurige gemoed van het Napel sche volk. Wat de gecultiveerde vrouw uit de aristocratie aangaa', deze is in den regel de aangenaamste en geestigste, die men zich maar bedeuken kan. Ze is daarbij levendig en enthousiast en bly'ft toch altijd modest. Maar hare vrijheid, zoo ze met een Italiaan is gehuwd, is zeer begrensd. Zoodra de Napelsche verloofd is, be gint haar gevangenisschap. Haar geliefde bewaakt haar met eene benauwende angstvalligheid en het arme kind moet hom iederen dag ver antwoording geven van al haar doen en laten. In gezelschappen volgt hij de richting harer blikken, en hoewel aanbidder van het gouden kalf zou hij zijn laatste geld geven om altr.d te weten, wat zijn verloofde doet en aan wie ze denkt. In het huwelijk wordt de bewaking nog strenger en eerst, wanneer de ouderdom reeds zichtbaar ingetreden is, krijgt de Napel sche" eenige vrijheid. De Napolitaan uit het volk staat dadelijk klaar om bij do ge ringste ontdekking van een medeminnaar, dezen een dolk tusschen de ribben te steken, want hij kan zijne geliefde natuurlijk niet zoo opsluiten. Wij, Noordlingen, van jongs af gewend aan vrijheid, wij km nen ons van zulke toestanden geen denkbeeld vormer, maar wanneer wij de zeden en gewoonten der zuidelijke volken gadeslaan, dan worden wij toch dankbaar, dat wij geboren zijn onder een viijeren hemel, ook al is die dan soms wat erg bewolkt eri grijs. ook al staat daaraan slechts zelden de vrooiijke zon te lachen. YOLANDA, Olevane Romano '98. iniltllMllllliniilllliiiiiiiiiiiiiiliHUiiiimtiiiiiiil Een onderkofiïtiflin. f~«rah liccldhoiiivutrr. J'.'chtschcidtiig. lilaitw liloed.?Adi'ocatc \'o!jctliexclternii>i<i. Jlccejit. Van al de Arnerikaansche millionnairsdochters, die Engelsche hertogen en markiezen getrouwd hebben, heeft juffrouw Letter het record geslagen; zij is nu onderkoningin. Haar man, Loid Curzon, is onderkoning van Indiëgeworden, en de beeldschoone Yankeedochter stelt zich voor, van dit onderkoningschap te maken wat er. uit mondain oogpunt, van te maken is. hord Curzon heeft gewenscht, allicht onder suggestie van zijne vrouw, dat deze de bestgekleede oi.derkoningin zou zijn, die Indie nog gehad heeft, en de vier eerste costumiers ter wereld zijn aangeschreven om voor haren trousseau te zorgen. Zonder lingerie, zonder versierselen, heeft deze 140,000 gulden gekost. De japonnen zijn te Parijs, Londen en Weenen gemaakt. Het aantal costumes is bijna honderd ; Lady Curzon heeft een beel mooien hals, en het décolletéis dan ook zeer ruim genomen, van voren en van achteren. Voor oningewijden is het een geheim, hoe de corsages blijven hangen ; eenige hehben smalle epauletten van edele steenen, anderen in 't geheel niets op den schouder. liet hofcostuum, waarmede Lady Curzon in haar paleis de eerste receptie zal houden, is van wit satijn, wit tiuweel en kant met goud draad doorweven; natuurlijk zeer aansluitend op de heupen, zeer ruim van af de knie. De drapeering van kant over de voorbaan ver tegenwoordigt een klein kapitaal; de zijbanen zijn met echte gouden kralen bezet. De manteau de cour valt van de schouders; hij is van wit fluweel met goudborduursel, en gevoerd met zeegroen satijn. Een tweede costuum, met demi-traine, is van goudkleurig satijn, waarop goudkleurig j gaze-de-soie in dezelfde kleur. Maar het gaas ; is op het satyn gehecht door borduursels | (druiventrossen, bladeren en ranken) van allerlei goudtinten, rossig, groenachtig, zilverachtig, [ paarsachtig; dit moet zeer bijzonder zijn. ! Twee balcostuurns, een van wit en een van blauw satijn, zijn met juweelen geborduurd ; het witte heeft een sleep van vijf meter ; op den tablier, die met point de Venise, het beroemde rozenpatroon, omgeven is, is dit rozenpatroon in j uweelen en paarlen nagewerkt; tien borduursters hebben daaraan tegelijk ge werkt. De onderkoningin zal er een historischen parelcollier, een ketting van paarlen j en vier groote peerpaarlen als spelden by dragen, j Het blauwe, heel licht blauw, heeft ook een sleep van vijf meter, van heel dun Liberty- ! fluweel. Het costuum is van blauw satijn, de versiering van zilver en turkooizen. Als mouwen zijn twee kanten sluiers gedrapeerd, over epauletten van zilver en turkooizen. Hierbij behoort ook al een parure van tur kooizen en diamanten, die Lady Curzon van haar vader gekregen heeft. Van al de andere toiletten zullen wij maar geen melding maken ; een moet heel bijzonder zijn, het heeft 600 pond sterling gekost; het is lavendelkleurig satijn, forme princesse, l waarop bloemen van purper fluweel, geappliceerd met goud en groen borduursel; hierbij ragfijn gaas en vele meters gouden franje, fijn en lang als gouden regen. Ook is er nog een chrysanthemum-dinertoilet van blauw satijn, vol groote vederachtige geelzyden chrysanthemums en oranje strepen; om niet te spreken van de avondmantels, de Chineesche zijden boudoirtoiletten, de Parijsche corsetten, de rijtuigcostumen, en al wat verder in de En gelsche bladen beschreven en uitgeteekend wordt. * * * Over »Sarah Bernhardt als beeldhouwster", heeft mrs. Sarah Tooley, die een merkwaardig talent voor het interviewen en exploiteeren van vermaarde menschen heeft, een artikel in Cassell's Magazine. Men weet dat Sarah in haar jeugd tusschen twee illusies verdeeld was, non te worden of actrice bij het Théatre Francais. Het beeldhouwen was weer een latere illusie. >In 180!), nadat zij de tweede van haar meisjesillusies juist verwezenlijkt had gezien, zat mademoiseüe Bernhardt voor haar buste bij den beeldhouwer Matthieu Meusnier. Het zou haar wel onmogelijk geweest zy'n, rustig te blijven poseeren; het duurde met lang of zy begon zelfs het werk dat de beeld houwer ouder handen had, te critiseeren. De kunstenaar was over haar opmerkingen ver wonderd. U ziet dat zeer juist in. Waarom beeldhouwt u zelf niet? Of misschien hebt u er al aan gedaan 'i Dat niet, maar het is een uitmuntend idee; ik begin dadelijk, en u moet het mij leeren. Dien zelfden avond, nadat de voorstelling afgeloopen was, reed Sarah naar hare tante madame Bruck, de moeder van Kosa Bruck, haalde haar uit het bed, beval kaav te poseeren en beg.>n baar buste te maken. Dit was het begin van Sarahs carrière als beeldhouwer. In 1875 exposeerde zij in den salon, in 187G verwierf haar tweede werk groote bewondering. Maar men kan begrijpen dat het voor haar modellen geen prettige tijd was. Sarah koos voor werkuur liefst den nacht, na de voorstelling. Als zij dan naar huis ging, haalde zij de modellen af, nam ze mee in haar rijtuig, en liet ze niet heen gaan vóór haar werklust uitgeput was. Zij was altoos in het atelier in heerencostuum, een gewone witte heerenpantalon (geen bloomers of knickerbockers) en een groen buisje met een pierrot-ruche ozn tien hals. Dit vond zij gemakkelijk en los; in damescostuum kon zij niet werken. *** In een drama »Der Buchstabe des Gesetzes'' van Mathilda Paar, vormt een speciaal Sak sische wetsbepaling het onderwerp. Wie in Saksen scheiding aanvraagt, moU, naar het schijnt, een maand gevangenisstraf onder gaan, eer hij zijn eisch kan doorzetten. De schrijfster stelt nu als heldin eene fatsoenlijke naaister, die, na jarenlang met haar kind door haar luien en dronken man mishandeld te zijn, nog een maand gevangenisstraf ervoor moet over hebben, om van hem af te komen. Als tegenstelling komt in dit stuk eene lichtzinnige aanzienlijke dame, die met haar rijken minnaar naar Parijs reist, zonder dat daar eenige straf op volgt. Wij weten niet of de wonderlijke bepaling, indien zij al in de Saksische wet voorkomt, ook toegepast wordt. In de I\'ew-Yorksche society' is groote sensatie gewekt door een boek, door een der toonaangevende dames, miss ller.sselaer, ge schreven ; zij bewijst daarin, dat van de NewYorksche families slechts acht-on-dertig zich op >:1>lauw bloed'' dat wil daar zeggen: llollandsche afkomst kunnen beroemen. Miss Rensselaer heeft zich daarmede den haat der Astor's, Vanderbilt's en nog eenige aan zienlijke famihün op den hals gehaald, die onder het acht-en-dertigtal niet voorkomen. * * * Eene in Zwitserland gediplomeerde doctores heeft zich te Müncheu gevestigd, en verlof gevraagd om daar op haar deur te mogen laten zetten : in der Schweiz approbirte Aertzin". De politie zond haar als antwoord het advies van den districts-inspecteur, die schreef: ->De titel »Dr , in der Schweiz approhirte Aertzin" schijnt geschikt om, althans bij een deel van het groote publiek, de onjuiste meenii g te wekken, alsof liet eene Mj ons dooi den Staat erkende en toegelaten Medicinalpsrson gold, hetgeen zeker niet met de waar heid overeenkomt. Ik kan dus niet aanraden, dien titel toe te laten ; onze wetgeving kent den titel Aertzin niet." Mlle Chauvin, docteur en droit te Parijs, maar aan wie het pleiten en optreden als advokaat door het Hof niet is toegestaan, heeft nu bij de Kamer een wetsontwerp ingediend, strekkend om dit recht langs wettelijken weg aan de vrouwen te doen toekennen. Zij heeft nu reeds een aantal processen in handen, daar vele vrouwen met haar belangen bij haar komen; het openbaar gedeelte ervan wordt dan door haar broeder, wiens kantoor zij deelt behandeld. * * * Het bestuur van de Maandag j.l. te 's-Gravenhage ongerichte »Nederland.sche vereeniging tot bescherming van vogels" bestaat uit: mevr. donair de Jong van Beek en Donk, geb. gravin Xahuys, kasteel te Beek en Donk N. B., eere-presieiente: mevr. baronesse L. v. Heemstra?van Pallandt, presidente; de heer jhr. mr. \V. F. Rochussen, vice-president; mevr. Huyssen van Kattendyke; mevr. van Loon?Scaimmelpenninck v, d. Oije; mevr. baronesse de Smeth v. Alphen ; mevr. Verbrugge van 's-Gravendeel, geb. jonkvr. Quarles van Ufford; mevr. Diepenbrock, geb. jonkvr. de Jong van Beek eu Donk, te Amsterdam; dr. Baëza; de heer C. F. J. Brands, te Utrecht; mevr. H. D. Bieker?van Heemstra, Zuid Hoorn Rijswijk, secretaresse; mevr. Ermerins Reynvaan, penningmeesteres. De leden achter wier naam geen bizondere woonplaats vermeld staat wonen te 's-Gravenhage. * * Een uitstekend middal om bont schoon te maken, is het op een handdoek te leggen en met tarwemeel te bestrooien. Dit wrijft men met een anderen doek zoolang in de haren, tot deze schoon zijn, dan klopt men het vuilgeworden meel er uit, en borstelt het bont tegen het haar in. Zelfs wit bont wordt daar mede zoo goed als nieuw. * * I'otage u la Matton. Men snijdt een paar wortelen, rapen, prij, uien en selderie fijn, laat ze met boter licht bruin worden; giet er nat van witte boouen op, met zout en peper en laat het vier uur lang koken. Vóór het opdoen voegt men er een stukje boter bij, en legt in den schotel korstjes gebakken brood. E?e. ?«tniinuimniiititntiitinnuiniiiiinitiniiiniuuiiiiMiiiHitttiniiiiiiiiiil Van een Nulslezing en nog wat. (ingezonden). Er is het departement Rotterdam der Maat schappij tot N'ut van 't Algemeen iets zeer onaangenaams gepasseerd. Men oordeele: Het had uitgenoodigd, om op een zijner leesavonden op te treden dr. Frederik van Kenen. Natuurlijk was op den bewusten avond 't publiek in buitengewoon grooten getale op gekomen", om den dichter van De kleine Johannes", Ellen" en zooveel ander heerlijks te hooren. Misschien hadden velen van de opgekomentn nu bijna twee jaar geleden den dichter zijn LLoba" hooren lezen, zoo een voudig en zoo zangerig, zoo gevoeld; anderen hadden allicht van dien leesavond gehoord, in de bladen gelezen. En zij waren allen opge gaan, vol verwachting; tevens vol van de zeker heid, dat men genieten zou van dezen dichter by de gratie Gods. Misschien ook .... mis schien zou mctt dezen avond niet den dichter, maar den bekwamen psychiater hooren. Nu, dan kon het ook wel interessant worden, hél interessant zelfs. Maar zie, wat gebeurt ? Wie er komt lezen 's avonds niet de dichter, niet de psychia ter, maar de volblo. d socialist. DM was een kaakslag, toegebracht aan het bestuur en. zooals de voorzitter, in de eerst volgende departementsvergadering te kennen gaf, aan het geheele departement! Men noodigt den heer Van Eeden uit en bedoelt dan natuurlijk dit is niet uitgesproken, maar dat kon-ie toch wel begrijpen; dat moest-ie, begrypen den dichter. Hij geeft als titel van zyn onderwerp op: Waarvan wij leven". Die titel zegt het bestuur niets; bij geen der heeren rijst eenig vermoeden (Nog al onnoozel, dunkt ons; ons leek die titel nog-al veelzeg gend, opgegeven door den schrijver van Werk en Brood" en van Coöperatieve Rijkshoeven". Of lezen deze heeren geen van allen De Gids; kennen zij geen van allen de reeksen Stu dies" van Van Eeden?) De avond breekt aan, en daar treedt voor de talloozc toe hoorders op de socialist. liet bestuur, natuur lijk, verontwaardigd; de leden... verontwaar digd; het publiek, natuurlijk, óók verontwaar digd, schoon toch een beetje onder den indruk (van het dichterlijk talent van dezen socialist of van zijne zedelijke hoogheid?), want, naar de JV. R. C. meldde; De voordracht vond ten s.otte toejuiching". De voordracht vond ten slotte toejuiching". Zie, dat was den voorzitter van het, departe ment Rotterdam der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen toch wat al tt; machtig en, op de eerstvolgende departementsvergadering door een der leden geïnterpelleerd over deze facheuse (juaestie, voelde hij zich gedrongen, vooriil naar aanleiding van dit: De voordracht vond ten slotte toejuiching1' o.a. te verklaren: dat de poëtische droomerijen van dr. Van Eeden geenszins het gevoelen uitdrukken van het departement". (Nogal overbodig, dunkt ons, die verklaring!); dat het geheel eens verrassing is geweest zoowel voor het bestuur al< voor do leden;'' dat e!r. Vur.Ke.den blijkbaar gekomen is. om propaganda to maken voor tijne socialistische denkbeelden; maar toch durfde goen der be stuursleden hem in 't minst verdenken van cone unfaire handeling " (Hoe vindt m n dat ..maar toch'1?) 01 het departement. Rotterdam der Maat schappij tot Nut van 't Algemeen ook iets zeer onaangenaams is overkomen? Li plaats van den dichter, die <lo ooren van Publiek komt streelen met heerüjk-gezongen zangerige verzen iemand, die Publiek* ziel uou 't zoo diep gegaan zijn ? ja, want vanwaar anders die verontwaardiging?) striemt, geesoit: Waarvan wij leven? \\'ij (dat zijn de bezitters) leven van do ellende eu de armoede van anderen. Wij leveo van onrecht, van leugen on bedrog, van uitzuiging." Is zooiets r.iet ^(-schikt, om diepe veront waardiging te wekken ? Is 't ::ict ongehoord, fatsoenlijken lieden zulke beschuldigingen zoo maar naar 't hoofd te slingeren? O, als de dichter, van de kleine Johannes, ons iiefde leert voor al wat leeft in Goiis heerlijke natuur, voor dier en bloem en plant, als de dichter, van Lioba, tracht ons te bewegen, als hij wordt Dewogen" voor het gejaagde wild, ja, dun beweegt ons, wat hem bewoog'': deernis met het gejaagde dier en klein-achting voor den jagerstoet van het groote-met,schenvolk : ,.\\at zwaar tumult, \vat oproer en getier, Uiu ecu zoo spicbug eu ouiiou/^1 dier," O, als de dichter, van Lioba, zijne zachte heldin den gewonden n-iger Iaat toespreken: ,,\\ees stil, mijn vmeikeu. Ik beu niet wreed, Al heb ik w reeden schijn, 'k /al u niet deren", ja. dan vinden v,-ij dat mooi. Zeker, schier al wat inem-ch heet, is wreed. O, als de dichter zijne Lioba smachtend en smartelijk doet verlangen naar het Moederschap: ja, dan lijden wij rneft met deze arme; O, als de dichter zijne Lioba zacht roepend doet zingen: Zijn hoofkeu had zoo lang gerust toca heb ik 't zachtelijk gekust. toen gingen d' oogskena blinken, mvju kindeke wou driakeu." Ja, dan worden wij teeder gestemd, terwy'l daar aan ons zielsoog voorbijtrekt dat heerlyk, wondermooie beeld: de Moeder, haar kindje lavend; Maar... Laat die meneer Van Eeden ons niet komen vertellen, dat wij wreed zyn, omdat wij nog steeds de jacht op dieren niet alleen, maar ook die op menschen in bescherming nemen; laat die meneer ons niet komen vertellen, dat, ja bij de wilden iedere vrouw moeder kan worden zoo vaak ze wil; maar dat in onze beschaafde maatschappij menige vrouw met vél gegevens om eene lieve, verstandige, goede moeder te worden, zich de moederweelde moet ontzeggen, omdat.... omdat onze beschaving meebrengt, dat wij in overvloed leven van wat wij haar onthouden; laat die meneer ons niet komen vertellen, dat van zoo menige moeder de borst dor en droog is, dat zoo menige moeder haar kindeken niet laven kan, omdat.... omdat wij manilla's rooken en champagne drinken en oesters eten van de haar onthouden melk. O, als de dichter, van Ellen, zingt: Menschen zijn klein " dan vinden wij dat mooi, en zoo waar. Maar ons, ons te zeggen, dat wij klein zijn, dat wij leven van onrecht, leugen, bedrog ! ... 't Is ... Neen, wij zullen niet seggen, dat het unfair is, maar ... Nietwaar, departement Rotterdam der Maat schappij tot Nut van 't Algemeen? Wij voor ons, wij verheugen ons zeer over dit optreden van dr. Frederik Van Eeden, in wien ook wij den dichter bewonderen en lief hebben. Och, dat onze kunstenaars over 't algemeen zich wat minder opsloten in hun celletje, dat zij, woekerende met de hun toe vertrouwde talenten, wat meer zich geven in dienst der Menschheid! Wij voor ons verheugen ons er over, dat in zoovele ooren, die anders niet te bereiken zijn voor al deze waarheden, Van Eedens geloofs belijdenis geklonken heeft. Want wij hopen en vertrouwen, dat niet allen, die haar hoorden, hoorende doof zullen zijn. Ken menseli kruipt over d' aavde, arm en blind, Ku zoekt iju brood eu loopt en lacht en spreekt, En speelt zijn leveiitj' a]s ecu klein, druk kind, Totdat cn Vouk zijn dorre ziel ontsteekt Kn cok in hem de Wereldbrnnd ontbreekt Eu hij zijn God bij 't licht der Vlammen viudt.:' Waarom zou voor een enkele de rede van dr. Van Eeden niet die vonk zijn? Het is zoo noodig, dat zich in den klassenstrijd, neen, gén /?-üassenstrijd, het is zoo noodig, dat zich in den strijd om betere levensvoorwaarden voor allen, in den strijd voor eene reinere samen leving, mér en mér mengen de meer bevoor rechten. Hunne deelname zal dien strijd zooveel edeler maken. Zooals hy nu nog gevoerd wordt, bijna uitsluitend door den arbeider, d.i. den rechtstreeks belanghebbende zelf, draagt hij een zoo egoïstisch karakter, zelfzucht en afgunst zijn nog zoo vaak de motieven. Ook zijn de strijdmiddelen en dit is te verklaren en dus ook, tot op zekere hoogte, te hergeven zelfs nog zoo vaak min edele. De meer bevoorrechte, die aan dezen strijd gaat deelnemen, doet dit niet om zichzeltswil; hem drijf't altruïsme. Mogen dus velen van hen zich geroepen voelen! Deze strijd eindige te zijn een strijd van proletariërs" tegen bourgeois"; het worde er een van allen voor allen. Zij het Frederik van Eeden gegeven, nog in velen de vonk te blazen die wordt tot den brand van 't heilig moeten. Dat de ervaring, te Rotterdam opgedaan, hem niet ontmoedige! O, maar dat zal niet. Wij weten van hem, dat Maan uit menschenmond hem niet zal afhouden van wat hij zijn plicht voelt te zijn, zijne roepiüg: Ik leg; om hen mijn heilig werk niet neei', Jk zal den lot' van hunnen mond niet vragen". Hij zal voortgaan, zijn heerlijk geloof te belijden en te prediken. Ja, een heerlijk geloof, dat is het socialisme van Frederik van Eeden en van de beste socia listen met hem; het geloof in den cindelijken zegepraal van het Goede, het Ware; het geloof in de Liefde als de Meeste. Mocht dit geloof, dat wy, die ons een chris tenvolk noemen, ree !s 19 eeuwen lang belijden met den mond, mocht dit gelooi wat meer gaan leven in ons, zich wat meer gaan omzetten in daden. Mocht inderdaad Christus' geest wat meer vaardig worden over ons. In de eerste plaats over onze voorgangers" in dezen, onze zieleherders". Bij zoovelen van hen zelfs zit dit geloof er zoo buiten op. Bij zooveel anderen zit het, ja wel er in, maar treedt het niet naar buiten. Voor dezen is de godsdienst, evenals voor anderen de kunst, iets aparfs, heeft met het leven weinig of niets te maken. Dat de Algcmeene vergadering van den Pro testantenbond, in October te Arnhem gehouden, eerst na vc--l discussie heeft uitgesproken: dat de godsdienst in onzen tijd noodwendig drijft tot het verrichten van maatschappelijken arbeid, en dat het tot de taak van den Bond behoort, het besef daarvan krachtig te wekken eu te kweeken," is hiervoor, wél bewijs. In enkelen slechts leeft hun geloof, spreekt het uit hun' mond niet alleen, maar ook uit hunne daden. Deze enkelen (zoover is het met onze christelijkheid gekomen), worden niet onge moeid gelaten. Een paar vaa hen ii het zelfs overkomen, dat zij, omdat zij den Christus predikten, omdat zij naleving eischten óók van het zesde gebod, dat zij niet anders kunnen lezen, dan als: Gy zult niet doodslaan," omdat zvj nakoming eischten van het: Gij zult den booze niet wederstaan", gedaagd werden voor het klassikaal kerkbestuur, om daar in ontvangst te nemen ... eene berisping, voor hetzelfde christelijk kerkbestuur, dat orgemoeid liet dit-n anderen ieleherder, die met een' gulden tot belooning een' onthouder, gewezen drankzuchtige, trachtte over te halen, een glas jenever te drinken ! Zoover is het met ons christen-zijn gekomen. En we hebben dus wel groote behoefte aan dezulken, die niet roepen: Heere, Heere", ! maar die doen den wil des Hemelschen Vaders ; j aan dezulken, die hiervoor hoon en smaad van j menschen willen dragen en kunnen dragen, omdat het hun door God werd geopenbaard: Dal Zijn Wil meer is dan der Menacheuprijs Kn hoogste Liefde, 't hoogst gebod op aard." BERTIIA VAN 'T STICHT.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl