Historisch Archief 1877-1940
No. 1123
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
ItaliaaDscïe Profiels.
Een plant, in het wild gewassen op uiterst
vruchtbaren bodem en te weelderig opgeschoten
onder den iuvloed van de zuidelijke, tot rijk
leven wekkende zon ... ziedaar de Napelschs",
zooals men haar aantreft in de streek, gelegen
tusschen Terracina aan den ingang der
Paludi Pontini" en de golf van Policastro;
op de kleine eilanden langs de zeldzaam schoone
kust om de golf van Napels en verder dieper
het land in, overal, waar de adem van den
Vesuvius zich gevoelen doet en de versterkende
zeewind de atmosfeer reinigt. De natuur
tooide de Napelsehe" met hare beste schatten,
zoowel naar geest als naar lichaam en zij had
dien overvloed slechts tot harmonie te brengen,
om zelfs hare meest bevoorrechte zusteren in
volmaaktheid op zijde te streven. Ze ontving
by' hare geboorte een vlug en bevattelijk ver
stand, een zeer ontvankelijk gemoed en een
merkwaardig talent voor poëzie en muziek.
Maar hare OTergroote vitaliteit, by een zeer
irritabel temperament en onder een hemel als
de Napekche, waar alles uitlokt tot genieten
en men de erotiek", als 't ware, met de lucht
inademt, leerde haar vooral onder de re
geering der Bourbons, die party wisten te
trekken van hare zwakheden het zingenet"
te veel beminnen en den arbeid ontvlieden:
zoo wendde zy de meegekregen gaven slecht
aan en groeide ten slotte uit haar de Napel
sehe" van heden, door de andere provincies
van Italiëaangezien ala de paria" der
Italiaansche maatschappij, want voor deze zijn de
woorden Napelsche1' en dievegge en bedriegster
gelijkluidend". Spreek met een Italiaan uit
het noorden over een Napolitaan en even moet
hij u in de rede vallen met een bruttarazza",
liefst zoo minachtend mogelyk uitgesproken.
Toch is minder nog het ras bedorven dan
wel de inwoner van Napels.
In de stad Napels zijn de zeden over het
algemeen dierlijk en eerlijkheid" kent men
er niet, want te lang heeft het gouverment,
dat voorging in stelen en onrechtvaardig han
delen den Napolitaan geleerd, dat
eerlykheid1' in den regel slechts uitloopt op eigen
nadeel.
Maar ook de camorristen" hehben veel
schuld aan hel lage peil, waarop het
Napolitaansche volk staat. De Camorra" is eene
geheime instelling door de Spanjaarden in
Zuid Italiëgebracht waarbij de sterkeren de
zwakkeren, de werkenden de luiaards, de moe
digen de lafaards exploiteeren tot het bereiken
van hunne meestal onzuivere doeleinden. De
instelling is gesticht naar het plan der
Jezuietenorde en eischt als zy van hare aanhan
gers: een langen proeftijd, eene passieve ge
hoorzaamheid en een verslagen zelfverlooche
ning. Napels hee£f, meer van zulke geschenken
aan het Spaansche bestuur te danken, o. a. ook
hare lazzaroni" die parasieten van de Napel
sche maatschappij.
Het gevolg van dit alles is, dat beschaving"
en niet betchaving" in Napels om den voor
rang spelen. Het volk is onwetender dan waar
elders, want de moderne beschaving is te vlug
over de stad heengegaan, om te kunnen door
dringen tot het volk. De hedendaagsche regee
ring doet wel veel moeite om het elementaire
onderricht" onder de volksklasse te versprei
den, maar tevergeefs.
Hare onwetendheid maakt de Napelsche"
in hooge mate bygeloovig en nergens heeft de
by'geloovigheid zulke weerzinwekkende vormen
aangenomen als daar.
Ondanks haar levendig en bewegelijk tempe
rament is de Napelsche" lui en vooral vuil
in den arbeid.
De vrouw uit het volk is niet mooi, want
hare gelaatstrekken zyn grof, de lichaamsvor
men te weelderig, maar om de vleezige dikke
lippen speelt meestal een glimlach, die op het
dierlyk instinkt der mannen werkt, en welke
zeker met het schreeuwerige en vulgaire dialect,
de meest getrouwe afspiegeling vormt van haar
grof zinnelijk karakter.
De prostitutie is dan ook te Napels zeer
verspreid. De treurige toestand, waarin de
vrouw uit het volk verkeert gedeeltelijk
door eigen schuld, maar meer nog door de
schuld der omstandigheden heeft gemaakt,
dat ze slechts te kiezen had tusschen een'
arbeid, die 'boven hare krachten ging... en
de prostitutie; de laatste vooral gemakkelijk
gemaakt en bevorderd door de Wet van Crispi.
Het jonge, vroegrijpe meisje, in wie de harts
tochten reeds op veertien-, vijftienjarigen
leefty'd luide beginnen te spreken, wie onder
richt ontbreekt en wier moraliteitsgevoel dik
wijls reeds in hare eerste jeugd is bedorven
door het voorbeeld harer ouders, komt er al
spoedig toe vaak ook op raad harer moeder
in de prostitutie eene even eervolle broodwin
ning te zien, als in iederen anderen arbeid.
Gebrek lyden, wil ze natuurlijk niet, maar veel
behoeften heeft ze evenmin, want de Napel
sche" is sober in eten, drinken en kleeding en
voor klassenhaat" ia ze niet ontvankelijk,
daarvoor is ze veel te onderworpen, veel te
vleierig en te slaafsch. Vleesch ziet ze bijna
nooit en de vervalschte wijn, die te Napels
wordt verkocht en dank zij de rechten daar
nog duurder is, dan de onvervalschte in de
Campagna", komt slechts bij uitzondering over
hare lippen. Het brood is daarentegen te
Napels niet duur en tevens van uitstekende
hoedanigheid en het water is er sedert 1885
frisch en gezond. Maar hoofdzakelijk is haar
voedsel toch plantaardig.
lederen morgen kan men den groentenboer
met zy'n ezel door de armenwyken der stad
zien gaan en zoodra de vrouwen zijn stem
hooren, laten zij dan vanuit hare ramen de
mandjes aan een touw naar beneden, want
ze houden niet van onnoodige lichaamsbewe
ging de man vult ze met het gevraagde en
beurt op gelyke manier daarna zijn geld.
Niettegenstaande de geringe voeding is de
Napelsche" gezond en ze heeft een groot
weerstandsvermogen: de lucht is zoo sterkend
en voedzaam, dat zelfs de wagenpaarden te
Napels hooi kum.en ontberen.
Doch al onderwerpt de Napelsche" zich om
363 dagen in het jaar gebrek te lijden, de twee
overige eet ze voor zes maanden. Met Paschen
en vooral met Kerstmis, richt ze ware baccha
nalen aan en dan SMULT ze 24 uren achter
elkaar. In dien ty'd liggen de straten opge
hoopt met groenten, vleesch en visch en vliegen
overal kippen, eenden en kalkoenen rond.
Niemand werkt en zoo arm is men niet, of
op die dagen offert men aan zijn maag en
betreurt slechts, da* deze niet rekbaar genoeg
is, om al die gekochte heerlijkheden te
verduwen.
Vroolyk, lichtzinnig kind, als de Napelsche"
is, zou ze natuurlijk geen geld hebben om die
feestdagen naar behooren te vieren, indien ze
daarin niet een weinig werd geholpen. De
winkelier uit hare buurt richtte daarom in den
loop van het jaar een soort van spaarbank op.
ledere week, wanneer ten minste hare laatste
soldi" niet geofferd waren aan het lottospel",
bracht ze daar wat geld, de winkelier boekte
dat en op de bewuste dagen krijgt ze er eten
voor. Voor kleeding besteedt de Napelsche"
uit het volk zeer weinig. Loopen de kleine
kinderen al geheel naakt, haar kleederen be
vatten zoovele luchtgaten, dat men bijna niet
begrijpen kan, hoe allee nog aan het lichaam
blijft zitten. Van verstellen" of naaien"
weten ze natuurlijk niet af: hare bezigheden
beperken zich tot fare l'amore" als de
Italiaan zegt hare kinderen de borst geven,
't eten koken en dan elkander liefst in
de straten de weelderig blauwzwarte haren
kammen en reinigen van wat daar al zoo in
huist. Om hare woning een hollandsch
varkenshok is er nog rein by bekommert
zij zich in het geheel niet en het waren de
weldadigheidsinrichtingen (te Napels talrijk),
welke er een einde aan maakten, dat de
huistrappen gebruikt werden als waterclosets en
dat halfvergane dieren den doorgang in de
straten en stegen belemmerden en de atmos
feer verpestten. Van zindelijkheid heeft de
Napelsche" evenmin een begrip als van eer
lijkheid. Wat haar hindert gooit ze lachend
de straat op en als men het van stadswege
niet wegruimen komt, dan blijf t het liggen.
Van kinderen houdt ze vce.en bevallingen
worden nimmer voorkomen. Ze voedt ze zelf
en zoodra ze van een moederloose zuigeling
hoort, neemt ze belangeloos ook dat vreemde
kind voor hare rekening.
Dit is een bewijs van haar goede hart. Toch
is het Napolitaansche volk meer irritabel dan
sensibel en om daarvan overtuigd te worden,
heeft men slechts een uurtje in de Napelsche
achterbuurten te vertoeven, wanneer men het
er tenminste zoolang uithouden kan.
Daar staat een hansworst liedjes te zingen,
omringd door het volk, dat het uitschatert en
meezingt! Opeens komt een priester voorbij,
die een kruisbeeld draagt. Op het zien van
den gekruisten Christus valt het volk op de
knieën en schreit, dat de sternen er nat van
worden. Zoo vervalt het altijd van 't eene
uiterste in het andere.
Muzikaal is de Napelsche" in hooge mate
en de welluidendste melodieën zijn de Napel
sche. Ook kon een sierlijke dans a's de
tarantella" alleen geïnspireerd worden door de groute
fantasie en het vurige gemoed van het Napel
sche volk.
Wat de gecultiveerde vrouw uit de aristocratie
aangaa', deze is in den regel de aangenaamste
en geestigste, die men zich maar bedeuken
kan. Ze is daarbij levendig en enthousiast en
bly'ft toch altijd modest. Maar hare vrijheid,
zoo ze met een Italiaan is gehuwd, is zeer
begrensd. Zoodra de Napelsche verloofd is, be
gint haar gevangenisschap. Haar geliefde bewaakt
haar met eene benauwende angstvalligheid
en het arme kind moet hom iederen dag ver
antwoording geven van al haar doen en laten.
In gezelschappen volgt hij de richting harer
blikken, en hoewel aanbidder van het gouden
kalf zou hij zijn laatste geld geven om altr.d
te weten, wat zijn verloofde doet en aan wie
ze denkt. In het huwelijk wordt de bewaking
nog strenger en eerst, wanneer de ouderdom
reeds zichtbaar ingetreden is, krijgt de Napel
sche" eenige vrijheid. De Napolitaan uit
het volk staat dadelijk klaar om bij do ge
ringste ontdekking van een medeminnaar, dezen
een dolk tusschen de ribben te steken, want hij
kan zijne geliefde natuurlijk niet zoo opsluiten.
Wij, Noordlingen, van jongs af gewend aan
vrijheid, wij km nen ons van zulke toestanden
geen denkbeeld vormer, maar wanneer wij de
zeden en gewoonten der zuidelijke volken
gadeslaan, dan worden wij toch dankbaar, dat
wij geboren zijn onder een viijeren hemel, ook
al is die dan soms wat erg bewolkt eri grijs.
ook al staat daaraan slechts zelden de vrooiijke
zon te lachen. YOLANDA,
Olevane Romano '98.
iniltllMllllliniilllliiiiiiiiiiiiiiliHUiiiimtiiiiiiil
Een onderkofiïtiflin. f~«rah
liccldhoiiivutrr. J'.'chtschcidtiig. lilaitw
liloed.?Adi'ocatc \'o!jctliexclternii>i<i.
Jlccejit.
Van al de Arnerikaansche
millionnairsdochters, die Engelsche hertogen en markiezen
getrouwd hebben, heeft juffrouw Letter het
record geslagen; zij is nu onderkoningin.
Haar man, Loid Curzon, is onderkoning van
Indiëgeworden, en de beeldschoone
Yankeedochter stelt zich voor, van dit
onderkoningschap te maken wat er. uit mondain oogpunt,
van te maken is. hord Curzon heeft
gewenscht, allicht onder suggestie van zijne
vrouw, dat deze de bestgekleede
oi.derkoningin zou zijn, die Indie nog gehad heeft,
en de vier eerste costumiers ter wereld zijn
aangeschreven om voor haren trousseau te
zorgen. Zonder lingerie, zonder versierselen,
heeft deze 140,000 gulden gekost. De japonnen
zijn te Parijs, Londen en Weenen gemaakt.
Het aantal costumes is bijna honderd ; Lady
Curzon heeft een beel mooien hals, en het
décolletéis dan ook zeer ruim genomen, van
voren en van achteren. Voor oningewijden
is het een geheim, hoe de corsages blijven
hangen ; eenige hehben smalle epauletten van
edele steenen, anderen in 't geheel niets op
den schouder.
liet hofcostuum, waarmede Lady Curzon in
haar paleis de eerste receptie zal houden, is
van wit satijn, wit tiuweel en kant met goud
draad doorweven; natuurlijk zeer aansluitend
op de heupen, zeer ruim van af de knie. De
drapeering van kant over de voorbaan ver
tegenwoordigt een klein kapitaal; de zijbanen
zijn met echte gouden kralen bezet. De
manteau de cour valt van de schouders; hij is
van wit fluweel met goudborduursel, en gevoerd
met zeegroen satijn.
Een tweede costuum, met demi-traine, is
van goudkleurig satijn, waarop goudkleurig j
gaze-de-soie in dezelfde kleur. Maar het gaas ;
is op het satyn gehecht door borduursels |
(druiventrossen, bladeren en ranken) van allerlei
goudtinten, rossig, groenachtig, zilverachtig, [
paarsachtig; dit moet zeer bijzonder zijn. !
Twee balcostuurns, een van wit en een van
blauw satijn, zijn met juweelen geborduurd ;
het witte heeft een sleep van vijf meter ; op
den tablier, die met point de Venise, het
beroemde rozenpatroon, omgeven is, is dit
rozenpatroon in j uweelen en paarlen nagewerkt;
tien borduursters hebben daaraan tegelijk ge
werkt. De onderkoningin zal er een
historischen parelcollier, een ketting van paarlen j
en vier groote peerpaarlen als spelden by dragen, j
Het blauwe, heel licht blauw, heeft ook een
sleep van vijf meter, van heel dun Liberty- !
fluweel. Het costuum is van blauw satijn, de
versiering van zilver en turkooizen. Als
mouwen zijn twee kanten sluiers gedrapeerd,
over epauletten van zilver en turkooizen.
Hierbij behoort ook al een parure van tur
kooizen en diamanten, die Lady Curzon van
haar vader gekregen heeft.
Van al de andere toiletten zullen wij maar
geen melding maken ; een moet heel bijzonder
zijn, het heeft 600 pond sterling gekost; het
is lavendelkleurig satijn, forme princesse, l
waarop bloemen van purper fluweel,
geappliceerd met goud en groen borduursel; hierbij
ragfijn gaas en vele meters gouden franje, fijn
en lang als gouden regen. Ook is er nog een
chrysanthemum-dinertoilet van blauw satijn,
vol groote vederachtige geelzyden
chrysanthemums en oranje strepen; om niet te spreken
van de avondmantels, de Chineesche zijden
boudoirtoiletten, de Parijsche corsetten, de
rijtuigcostumen, en al wat verder in de En
gelsche bladen beschreven en uitgeteekend
wordt.
* *
*
Over »Sarah Bernhardt als beeldhouwster",
heeft mrs. Sarah Tooley, die een merkwaardig
talent voor het interviewen en exploiteeren
van vermaarde menschen heeft, een artikel
in Cassell's Magazine. Men weet dat Sarah in
haar jeugd tusschen twee illusies verdeeld
was, non te worden of actrice bij het Théatre
Francais. Het beeldhouwen was weer een
latere illusie.
>In 180!), nadat zij de tweede van haar
meisjesillusies juist verwezenlijkt had gezien,
zat mademoiseüe Bernhardt voor haar buste
bij den beeldhouwer Matthieu Meusnier.
Het zou haar wel onmogelijk geweest zy'n,
rustig te blijven poseeren; het duurde met
lang of zy begon zelfs het werk dat de beeld
houwer ouder handen had, te critiseeren. De
kunstenaar was over haar opmerkingen ver
wonderd.
U ziet dat zeer juist in. Waarom
beeldhouwt u zelf niet? Of misschien hebt u
er al aan gedaan 'i
Dat niet, maar het is een uitmuntend
idee; ik begin dadelijk, en u moet het mij leeren.
Dien zelfden avond, nadat de voorstelling
afgeloopen was, reed Sarah naar hare tante madame
Bruck, de moeder van Kosa Bruck, haalde
haar uit het bed, beval kaav te poseeren en
beg.>n baar buste te maken.
Dit was het begin van Sarahs carrière als
beeldhouwer. In 1875 exposeerde zij in den
salon, in 187G verwierf haar tweede werk
groote bewondering. Maar men kan begrijpen
dat het voor haar modellen geen prettige tijd
was. Sarah koos voor werkuur liefst den
nacht, na de voorstelling. Als zij dan naar
huis ging, haalde zij de modellen af, nam
ze mee in haar rijtuig, en liet ze niet heen
gaan vóór haar werklust uitgeput was.
Zij was altoos in het atelier in heerencostuum,
een gewone witte heerenpantalon (geen bloomers
of knickerbockers) en een groen buisje met
een pierrot-ruche ozn tien hals. Dit vond zij
gemakkelijk en los; in damescostuum kon zij
niet werken.
***
In een drama »Der Buchstabe des Gesetzes''
van Mathilda Paar, vormt een speciaal Sak
sische wetsbepaling het onderwerp. Wie in
Saksen scheiding aanvraagt, moU, naar het
schijnt, een maand gevangenisstraf onder
gaan, eer hij zijn eisch kan doorzetten. De
schrijfster stelt nu als heldin eene fatsoenlijke
naaister, die, na jarenlang met haar kind door
haar luien en dronken man mishandeld te zijn,
nog een maand gevangenisstraf ervoor moet
over hebben, om van hem af te komen. Als
tegenstelling komt in dit stuk eene lichtzinnige
aanzienlijke dame, die met haar rijken minnaar
naar Parijs reist, zonder dat daar eenige straf
op volgt.
Wij weten niet of de wonderlijke bepaling,
indien zij al in de Saksische wet voorkomt,
ook toegepast wordt.
In de I\'ew-Yorksche society' is groote
sensatie gewekt door een boek, door een der
toonaangevende dames, miss ller.sselaer, ge
schreven ; zij bewijst daarin, dat van de
NewYorksche families slechts acht-on-dertig zich
op >:1>lauw bloed'' dat wil daar zeggen:
llollandsche afkomst kunnen beroemen.
Miss Rensselaer heeft zich daarmede den haat
der Astor's, Vanderbilt's en nog eenige aan
zienlijke famihün op den hals gehaald, die
onder het acht-en-dertigtal niet voorkomen.
* *
*
Eene in Zwitserland gediplomeerde doctores
heeft zich te Müncheu gevestigd, en verlof
gevraagd om daar op haar deur te mogen laten
zetten : in der Schweiz approbirte Aertzin".
De politie zond haar als antwoord het advies
van den districts-inspecteur, die schreef: ->De
titel »Dr , in der Schweiz approhirte
Aertzin" schijnt geschikt om, althans bij een
deel van het groote publiek, de onjuiste
meenii g te wekken, alsof liet eene Mj ons dooi
den Staat erkende en toegelaten
Medicinalpsrson gold, hetgeen zeker niet met de waar
heid overeenkomt. Ik kan dus niet aanraden,
dien titel toe te laten ; onze wetgeving kent
den titel Aertzin niet."
Mlle Chauvin, docteur en droit te Parijs,
maar aan wie het pleiten en optreden als
advokaat door het Hof niet is toegestaan, heeft
nu bij de Kamer een wetsontwerp ingediend,
strekkend om dit recht langs wettelijken weg
aan de vrouwen te doen toekennen. Zij heeft
nu reeds een aantal processen in handen, daar
vele vrouwen met haar belangen bij haar
komen; het openbaar gedeelte ervan wordt
dan door haar broeder, wiens kantoor zij deelt
behandeld.
* *
*
Het bestuur van de Maandag j.l. te
's-Gravenhage ongerichte »Nederland.sche vereeniging
tot bescherming van vogels" bestaat uit:
mevr. donair de Jong van Beek en Donk,
geb. gravin Xahuys, kasteel te Beek en Donk
N. B., eere-presieiente: mevr. baronesse L. v.
Heemstra?van Pallandt, presidente; de heer
jhr. mr. \V. F. Rochussen, vice-president;
mevr. Huyssen van Kattendyke; mevr. van
Loon?Scaimmelpenninck v, d. Oije; mevr.
baronesse de Smeth v. Alphen ; mevr. Verbrugge
van 's-Gravendeel, geb. jonkvr. Quarles van
Ufford; mevr. Diepenbrock, geb. jonkvr. de
Jong van Beek eu Donk, te Amsterdam; dr.
Baëza; de heer C. F. J. Brands, te Utrecht;
mevr. H. D. Bieker?van Heemstra, Zuid
Hoorn Rijswijk, secretaresse; mevr. Ermerins
Reynvaan, penningmeesteres. De leden achter
wier naam geen bizondere woonplaats vermeld
staat wonen te 's-Gravenhage.
* *
Een uitstekend middal om bont schoon te
maken, is het op een handdoek te leggen en
met tarwemeel te bestrooien. Dit wrijft men
met een anderen doek zoolang in de haren,
tot deze schoon zijn, dan klopt men het
vuilgeworden meel er uit, en borstelt het bont
tegen het haar in. Zelfs wit bont wordt daar
mede zoo goed als nieuw.
* *
I'otage u la Matton. Men snijdt een paar
wortelen, rapen, prij, uien en selderie fijn,
laat ze met boter licht bruin worden; giet er
nat van witte boouen op, met zout en peper
en laat het vier uur lang koken. Vóór het
opdoen voegt men er een stukje boter bij, en
legt in den schotel korstjes gebakken brood.
E?e.
?«tniinuimniiititntiitinnuiniiiiinitiniiiniuuiiiiMiiiHitttiniiiiiiiiiil
Van een Nulslezing en nog wat.
(ingezonden).
Er is het departement Rotterdam der Maat
schappij tot N'ut van 't Algemeen iets zeer
onaangenaams gepasseerd. Men oordeele:
Het had uitgenoodigd, om op een zijner
leesavonden op te treden dr. Frederik van
Kenen. Natuurlijk was op den bewusten avond
't publiek in buitengewoon grooten getale op
gekomen", om den dichter van De kleine
Johannes", Ellen" en zooveel ander heerlijks
te hooren. Misschien hadden velen van de
opgekomentn nu bijna twee jaar geleden den
dichter zijn LLoba" hooren lezen, zoo een
voudig en zoo zangerig, zoo gevoeld; anderen
hadden allicht van dien leesavond gehoord, in
de bladen gelezen. En zij waren allen opge
gaan, vol verwachting; tevens vol van de zeker
heid, dat men genieten zou van dezen dichter
by de gratie Gods. Misschien ook .... mis
schien zou mctt dezen avond niet den
dichter, maar den bekwamen psychiater hooren.
Nu, dan kon het ook wel interessant worden,
hél interessant zelfs.
Maar zie, wat gebeurt ? Wie er komt lezen
's avonds niet de dichter, niet de psychia
ter, maar de volblo. d socialist.
DM was een kaakslag, toegebracht aan het
bestuur en. zooals de voorzitter, in de eerst
volgende departementsvergadering te kennen
gaf, aan het geheele departement! Men
noodigt den heer Van Eeden uit en bedoelt dan
natuurlijk dit is niet uitgesproken, maar
dat kon-ie toch wel begrijpen; dat moest-ie,
begrypen den dichter. Hij geeft als titel
van zyn onderwerp op: Waarvan wij leven".
Die titel zegt het bestuur niets; bij geen der
heeren rijst eenig vermoeden (Nog al onnoozel,
dunkt ons; ons leek die titel nog-al veelzeg
gend, opgegeven door den schrijver van Werk
en Brood" en van Coöperatieve Rijkshoeven".
Of lezen deze heeren geen van allen De Gids;
kennen zij geen van allen de reeksen Stu
dies" van Van Eeden?) De avond breekt
aan, en daar treedt voor de talloozc toe
hoorders op de socialist. liet bestuur, natuur
lijk, verontwaardigd; de leden... verontwaar
digd; het publiek, natuurlijk, óók verontwaar
digd, schoon toch een beetje onder den indruk
(van het dichterlijk talent van dezen socialist of
van zijne zedelijke hoogheid?), want, naar de
JV. R. C. meldde; De voordracht vond ten
s.otte toejuiching".
De voordracht vond ten slotte toejuiching".
Zie, dat was den voorzitter van het, departe
ment Rotterdam der Maatschappij tot Nut van
't Algemeen toch wat al tt; machtig en, op de
eerstvolgende departementsvergadering door een
der leden geïnterpelleerd over deze facheuse
(juaestie, voelde hij zich gedrongen, vooriil naar
aanleiding van dit: De voordracht vond ten
slotte toejuiching1' o.a. te verklaren:
dat de poëtische droomerijen van dr. Van
Eeden geenszins het gevoelen uitdrukken van
het departement". (Nogal overbodig, dunkt ons,
die verklaring!);
dat het geheel eens verrassing is geweest
zoowel voor het bestuur al< voor do leden;''
dat e!r. Vur.Ke.den blijkbaar gekomen is. om
propaganda to maken voor tijne socialistische
denkbeelden; maar toch durfde goen der be
stuursleden hem in 't minst verdenken van
cone unfaire handeling "
(Hoe vindt m n dat ..maar toch'1?)
01 het departement. Rotterdam der Maat
schappij tot Nut van 't Algemeen ook iets
zeer onaangenaams is overkomen? Li plaats
van den dichter, die <lo ooren van Publiek
komt streelen met heerüjk-gezongen zangerige
verzen iemand, die Publiek* ziel uou 't
zoo diep gegaan zijn ? ja, want vanwaar
anders die verontwaardiging?) striemt, geesoit:
Waarvan wij leven? \\'ij (dat zijn de
bezitters) leven van do ellende eu de armoede
van anderen. Wij leveo van onrecht, van
leugen on bedrog, van uitzuiging."
Is zooiets r.iet ^(-schikt, om diepe veront
waardiging te wekken ? Is 't ::ict ongehoord,
fatsoenlijken lieden zulke beschuldigingen zoo
maar naar 't hoofd te slingeren?
O, als de dichter, van de kleine Johannes,
ons iiefde leert voor al wat leeft in Goiis heerlijke
natuur, voor dier en bloem en plant, als de
dichter, van Lioba, tracht ons te bewegen,
als hij wordt Dewogen" voor het gejaagde wild,
ja, dun beweegt ons, wat hem bewoog'': deernis
met het gejaagde dier en klein-achting voor den
jagerstoet van het groote-met,schenvolk :
,.\\at zwaar tumult, \vat oproer en getier,
Uiu ecu zoo spicbug eu ouiiou/^1 dier,"
O, als de dichter, van Lioba, zijne zachte
heldin den gewonden n-iger Iaat toespreken:
,,\\ees stil, mijn vmeikeu. Ik beu niet wreed,
Al heb ik w reeden schijn, 'k /al u niet deren",
ja. dan vinden v,-ij dat mooi. Zeker, schier al
wat inem-ch heet, is wreed.
O, als de dichter zijne Lioba smachtend en
smartelijk doet verlangen naar het Moederschap:
ja, dan lijden wij rneft met deze arme;
O, als de dichter zijne Lioba zacht roepend
doet zingen:
Zijn hoofkeu had zoo lang gerust
toca heb ik 't zachtelijk gekust.
toen gingen d' oogskena blinken,
mvju kindeke wou driakeu."
Ja, dan worden wij teeder gestemd, terwy'l
daar aan ons zielsoog voorbijtrekt dat heerlyk,
wondermooie beeld: de Moeder, haar kindje
lavend;
Maar...
Laat die meneer Van Eeden ons niet komen
vertellen, dat wij wreed zyn, omdat wij nog
steeds de jacht op dieren niet alleen, maar
ook die op menschen in bescherming nemen;
laat die meneer ons niet komen vertellen,
dat, ja bij de wilden iedere vrouw moeder kan
worden zoo vaak ze wil; maar dat in onze
beschaafde maatschappij menige vrouw met
vél gegevens om eene lieve, verstandige, goede
moeder te worden, zich de moederweelde moet
ontzeggen, omdat.... omdat onze beschaving
meebrengt, dat wij in overvloed leven van wat
wij haar onthouden;
laat die meneer ons niet komen vertellen,
dat van zoo menige moeder de borst dor
en droog is, dat zoo menige moeder haar
kindeken niet laven kan, omdat.... omdat wij
manilla's rooken en champagne drinken en
oesters eten van de haar onthouden melk.
O, als de dichter, van Ellen, zingt:
Menschen zijn klein "
dan vinden wij dat mooi, en zoo waar.
Maar ons, ons te zeggen, dat wij klein zijn,
dat wij leven van onrecht, leugen, bedrog ! ...
't Is ... Neen, wij zullen niet seggen, dat het
unfair is, maar ...
Nietwaar, departement Rotterdam der Maat
schappij tot Nut van 't Algemeen?
Wij voor ons, wij verheugen ons zeer over
dit optreden van dr. Frederik Van Eeden, in
wien ook wij den dichter bewonderen en lief
hebben. Och, dat onze kunstenaars over 't
algemeen zich wat minder opsloten in hun
celletje, dat zij, woekerende met de hun toe
vertrouwde talenten, wat meer zich geven in
dienst der Menschheid!
Wij voor ons verheugen ons er over, dat in
zoovele ooren, die anders niet te bereiken zijn
voor al deze waarheden, Van Eedens geloofs
belijdenis geklonken heeft. Want wij hopen
en vertrouwen, dat niet allen, die haar hoorden,
hoorende doof zullen zijn.
Ken menseli kruipt over d' aavde, arm en blind,
Ku zoekt iju brood eu loopt en lacht en spreekt,
En speelt zijn leveiitj' a]s ecu klein, druk kind,
Totdat cn Vouk zijn dorre ziel ontsteekt
Kn cok in hem de Wereldbrnnd ontbreekt
Eu hij zijn God bij 't licht der Vlammen viudt.:'
Waarom zou voor een enkele de rede van
dr. Van Eeden niet die vonk zijn? Het is
zoo noodig, dat zich in den klassenstrijd, neen,
gén /?-üassenstrijd, het is zoo noodig, dat zich
in den strijd om betere levensvoorwaarden voor
allen, in den strijd voor eene reinere samen
leving, mér en mér mengen de meer bevoor
rechten. Hunne deelname zal dien strijd zooveel
edeler maken. Zooals hy nu nog gevoerd
wordt, bijna uitsluitend door den arbeider, d.i.
den rechtstreeks belanghebbende zelf, draagt
hij een zoo egoïstisch karakter, zelfzucht en
afgunst zijn nog zoo vaak de motieven.
Ook zijn de strijdmiddelen en dit is
te verklaren en dus ook, tot op zekere
hoogte, te hergeven zelfs nog zoo vaak
min edele. De meer bevoorrechte, die aan
dezen strijd gaat deelnemen, doet dit niet om
zichzeltswil; hem drijf't altruïsme. Mogen
dus velen van hen zich geroepen voelen!
Deze strijd eindige te zijn een strijd van
proletariërs" tegen bourgeois"; het worde er een
van allen voor allen. Zij het Frederik van
Eeden gegeven, nog in velen de vonk te blazen
die wordt tot den brand van 't heilig moeten.
Dat de ervaring, te Rotterdam opgedaan, hem
niet ontmoedige!
O, maar dat zal niet. Wij weten van hem,
dat Maan uit menschenmond hem niet zal
afhouden van wat hij zijn plicht voelt te zijn,
zijne roepiüg:
Ik leg; om hen mijn heilig werk niet neei',
Jk zal den lot' van hunnen mond niet vragen".
Hij zal voortgaan, zijn heerlijk geloof te
belijden en te prediken.
Ja, een heerlijk geloof, dat is het socialisme
van Frederik van Eeden en van de beste socia
listen met hem; het geloof in den cindelijken
zegepraal van het Goede, het Ware; het geloof
in de Liefde als de Meeste.
Mocht dit geloof, dat wy, die ons een chris
tenvolk noemen, ree !s 19 eeuwen lang belijden
met den mond, mocht dit gelooi wat meer
gaan leven in ons, zich wat meer gaan omzetten
in daden. Mocht inderdaad Christus' geest
wat meer vaardig worden over ons. In de
eerste plaats over onze voorgangers" in dezen,
onze zieleherders". Bij zoovelen van hen zelfs
zit dit geloof er zoo buiten op. Bij zooveel
anderen zit het, ja wel er in, maar treedt het
niet naar buiten. Voor dezen is de godsdienst,
evenals voor anderen de kunst, iets aparfs,
heeft met het leven weinig of niets te maken.
Dat de Algcmeene vergadering van den Pro
testantenbond, in October te Arnhem gehouden,
eerst na vc--l discussie heeft uitgesproken:
dat de godsdienst in onzen tijd noodwendig
drijft tot het verrichten van maatschappelijken
arbeid, en dat het tot de taak van den Bond
behoort, het besef daarvan krachtig te wekken
eu te kweeken," is hiervoor, wél bewijs. In
enkelen slechts leeft hun geloof, spreekt het
uit hun' mond niet alleen, maar ook uit hunne
daden. Deze enkelen (zoover is het met onze
christelijkheid gekomen), worden niet onge
moeid gelaten. Een paar vaa hen ii het zelfs
overkomen, dat zij, omdat zij den Christus
predikten, omdat zij naleving eischten óók van
het zesde gebod, dat zij niet anders kunnen
lezen, dan als: Gy zult niet doodslaan," omdat
zvj nakoming eischten van het: Gij zult den
booze niet wederstaan", gedaagd werden voor
het klassikaal kerkbestuur, om daar in ontvangst
te nemen ... eene berisping, voor hetzelfde
christelijk kerkbestuur, dat orgemoeid liet dit-n
anderen ieleherder, die met een' gulden tot
belooning een' onthouder, gewezen
drankzuchtige, trachtte over te halen, een glas jenever
te drinken !
Zoover is het met ons christen-zijn gekomen.
En we hebben dus wel groote behoefte aan
dezulken, die niet roepen: Heere, Heere",
! maar die doen den wil des Hemelschen Vaders ;
j aan dezulken, die hiervoor hoon en smaad van
j menschen willen dragen en kunnen dragen,
omdat het hun door God werd geopenbaard:
Dal Zijn Wil meer is dan der Menacheuprijs
Kn hoogste Liefde, 't hoogst gebod op aard."
BERTIIA VAN 'T STICHT.