Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTEBDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1124
In Zwitserland begrijpt ieder, van den
hoogsten tot den laagsten, dat een soldaat
op 'tobigTeM «leaMs dan eene goede
nitwexfcingvan
irjngeweervuBrrnagverTOchteOf "waaneer bjj op de schnetbaan met«rnst
«B nauwgezetheid zoo jmisi mogelijk het
doel herft leenn trtffen. De behendigheid,
daar verworven, km « «ebwtter«ér jaar
bij de batailloneoefeningen in't vuur op de
proef stellen. Ik ken een Zwitsersch
bataUlon, dat meermalen 40 pet. treffers heeft
gehad van 't aantal schoten op verschillende
afstanden van 1200lot200 «eter. Wuunear
men compagnie na compagnie de heuvels
mms zeer teïzïet opklauteren en af
stormen en ze plotseling bij 't eer»te
kommaado het vuur ziet openen op Bch^ven,
die voor een groot deel maar evea boven
den grond uitsteken, dan gevoelt men eerst,
wat 't zeggen wil, geen goed geoefend oog
ea geen goed geoefende hand te hebben.
Zou men ook in ons leger dergelijke
resuilatan veduaggc»? W*t <iit oe batailLon
bereiken kan, zal natuurlijkerwijs ook door
de andere bereikt worden; want overal lijn
de omstandigheden gelijk.
Is Zwitserland steeds geheel Europa
vóóraft geweest in de ontwikkeling en
behan4tÜBg van 't wapen der infanterie, 't beeft
OTeneens aan de wereld een voorbeeld gege
ven in de toepast ing van 't peeckutvuur,
dat spoedig 4oer Duk&ehland, jTraaiJtriji-en
jM88«hiea noe andere staten is nagevolgd.
Zaterdag £ September had dit jaar in de
baart van Winterthur de groote ar
lleriemuroefenïng plaats. Van drie verschillende
punten n'rt rukten 12 batterijen van «es
?lukken op c» namen «poedig in rolwa&kte
er de en naetweergalooze vlugheid de aange
wezen stellingen in. Onmiddellijk werd't
«?air geopend «n na enkele proefeoboten
met de eigenlijke beschieting van den door
«jdijjven voorgestelden vijand begonnen,
welke kanonade gedurende drie kwartier
nagenoeg onafgebroken werd voortgezet.
\Eesultaat -w as overweldigend. Van de 150
tchijven, 1000 meter vóór de artillerie als
geknielde mannen opgesteld, waren 143 ge
noden, de meeste met twee, drie tot zeven
schoten. Van MIJ andere macschijven waren
SS Jpctw geraakt en van de op 3000 meter
?verwijderde geschutBchijven bleef geen en
kele ongedeerd. Meer dan de helft was
deerTijk toegetakeld^
Vak dus de verschrikkelijke uitwerking
van het geedwt- en geweervuur der Z wilsere
ia vredestijd niet te loochenen; daaruit
bnluiten, dat hunne bedrevenheid in 't
«chieten op 't slagveld even goed tot haar
recht zal komen, mogen wij niet. Vooral
zou dit onvoorzichtig zijn in een landje,
waar men er van houdt groot te doen en
waar de militaire overlevering en bureau
cratie nog zooveel te beteekenen hebben.
Ben volk, dat wet den sleur breekten zijne
«?tellingen maakt naar den eisch zijner
behoeften ronder de grens zijner krachten
te overschrijden, dat af keerig vaa bluf en
persoonlijke overwegingen als ernstige man
nen doet en zich zelf durf t zij n; zoo'nvolk
staat te ver buiten den kring der hart- en
geestlooze aanbidders van t eens
vastgestelde en bereglenaenteerde om in dergelijk
deftig gezelschap op eene vriendelijke
beiefenixg te mogen hopen. En daar buiten ?
bevelen hebeen moed en lust tegen de
hopge officieele wijsheid op te kooien ? Gold
bet eene zaak. waarvan het stoffelijk belang
onmiddellijk door eigen beurs werd gevoeld,
ja, dan zou men zijne aangeboren
gemakzocht wel kunnen overwinnen en mee zijne
?tem gaan verhtffen tegen 't dreigende ge
vaar. Maar eene militaire kwestie! Hebben
wij dan geen departement van oorlog, eeen
knappe officier», die het weten? De
Zwitwteehe werkman toont veel meer belang
stelling ia de openbare zaak dan bij ons
de zoogenoemd hoogere standen. Het is ook
niet knapheid of beschaving, maar de on
tembare geestkracht van een onversaagd
durven, wat de wereldbewegende krachten
opwekt. Boekenwijsheid is niet bij machte
om den berg van 't kleinzielige
bureaucratisiBe te verzetten, datover onzenationale
verdediging beet te waken.
In Zwitserland is het leger in den volsten
zin van het woord een volksleger: alle
strijdbare mannen in de wapenen. Wie voor
den dienst ongeschikt wordt _ verklaard,
voelt al de schande van zijn niet kunnen.
Ben korte, maar uiterst strenge dienst van
nog geea twee maanden moet den rekruut
tot soldaat maken, hem opleiden tot den
dienst te velde voor de jaarlijks
terugkeerende kleinere en grootere manoeuvres.
Bespaart men op die wijze aan den eenen
kant veel geld, aan den anderen kant
behoedt men officieren en manschappen
voor de nadeelïge gevolgen van een ledig
garnizoenskven en groot tijdverlies. De
bondsregeering begrijpt, dat zij van't kost
baar materiaal, door de burgers te harer
beschikking gesteld, slechts gebruik mag
maken voor zoover't algemeen landsbelang
dit vordert. Ook in andere opzichten ver
liest men niet uit 't oog, dat de krijgsdienst
nooit doel kan zijn. Al staan rekruten en
soldaten onder den strengen dwang der
krijgswetten, ze zijn daarmee nog geen
poppen geworden. De machtige en wel
dadige invloed van den democratischen
geest, die 't geheele volk doortintelt, ver
loochent zich niet onder den wapenrok.
De soldaat is een voorwerp van de meest
nauwlettende en vriendelijke zorg van
regeering en officiers. Slechts enkele malen
kont 't voor, dat een al te stramme luitenant,
die in 't leger van een naburigen staat
zijne opleiding ontving, meer dienstijver
dan verstand toont 't Is niets
verwonderlijks, dat de officiers een, wakend oog
laten gaan over de aan hunne zorgen
toevertrouwde rekruten, ook zonder als
hunne voogden op te treden. Een aardig
veorbeeld deed neb daarvan dezen zomer
in Aarau voor. Terwijl de rekruten in het
gelid stonden, viel 't oog van den
kommandeerenden luitenant op een van hen, die
er wat bleek en schraal uitzag. Wat zijt
ge? vroeg hij.. Student, was 't antwoord.
Z^t ge ziek geweest? volgde er boven op.
Neen luitenant, verzekerde de rekruut.
Studeert ge te sterk? was nu de vraag.
Neen luitenant, was weer het antwoord.
Dan solieder leven! Begrepen ? klonk het
beteekenisvol uit den strengen mond. Die
officier kon niet weten, dat hij met de
soliditeit in eigen persoon te doen had.
In den afgeïoopen zomer had ik bij de
kleinere manoeuvres, die de groote vooraf
gaan, eene uitstekende gelegenheid om
nader met de Zwiteersche troepen kennis
te maken. Daar ik mijne opmerkingen in
^oordeel der scheidsrechters geheel beves
tigd vond, lalhet mij, ofschoon niet-militair,
wel geoorloofd zijn, 't een en ander daarover
mee te deelen, dat zich als van zelf aan
?de* opaetetkzamen toesckemrer moest
opdringei.
{Wordt va-volgi). H. KIEFSCH.
Bisnufck aver Oosiewiji
Tot de latere» antste niededeelingen over
liet leven en weikeu van Bismarck
behooren de door Lruhar Bucher uitge
geven gesprekken, -welke door den uit
gever met den grooten rijkskanselier zijn
gevoerd. "Wij wenschen hier iu 't bijzonder
de aandacht te vestigen op hetgeen
Bismarck zoo nu en dan, in tegenwoordig
heid van Bacher, over Oostenrijk heeft
gezegd. De treurige toestanden in de
Habsburgsche monarchie geven aan die
uitlatingen van den scherpzinnigen en
vooruitzienden ?staatsman iets neer octueeta.
Het ra bekend, dat het Bismarck ont
zaglijk veel moeite heeft gekost, den koning
van Pruisen (later keraer Wilhelm I) na
de overwinning van Köwiggratz te weer
houden van het «tellen van harde
vredeaTworwaarden aan den overwonnen vijand.
Koning Wilhelm noemde die
vreciesvooriraardea eelfs «wnadel'ij'k voor Bruisen."
Later heeft hij ingezien, dat Btsmarck
gelijk had. »Hadden wij Destijds niet den
geslagen vijand gouden bruggen gebouwd,"
zoo laat LotEar Bucher Bismarck zeg
gen »dan EOU bet succes van 187$ onmoge
lijk zijn gewees*. Ik was destijds totaal in
ongenade gevallen, hoewel slechts voor
korten tijd. Dat wist Franz Joseph zeer
goed, en hij wist ook, da± hij aan ons
Bosniëte danken heeft, hetgeen toch altijd
een pleister was op de wwnd van het
vroegere verlies van grondgebied.
Dit alles moest medewerken, om onze
betrekkingen tot Oostenrijk aangenaam te
maken en te doen blijven, ofschoon het
mij anders juist geen genoegen deed, dat
ik de adviezen, die ik Andrassy op
iens verzoek over binnen l and ach e politiek
gaf, en waarvan ik zeker weet, dat ie
aan Zijne Majesteit werden medegedeeld,
geenerlei gehoor vonden. Een van die
heeren, oooals ze in de Weener Hof burg zoo
talrijk zijn en wier uniform opzettelijk zoo
rijk met goud schijnt beslikt te zijn, om
Biet te laten zien hoe weinig daarachter
steekt, zeide destijds tot den Keizer
:»Bismarck's buitenlandeche politiek U nog zoo
kwaad niet geweest, maar met de
binnenlandsebe heeft het altijd gehaperd, en
van de Oostenrijkscbe toestanden heeft hij
geen flauw begrip. Dat zou een mooie
boel worden, als we hier deden wat hij
zegt." Aan zulke raadgevers heeft Franz
J-oueph net oor geleend: hij heeft altijd
meer rust willen hebben, rust in het land
en hij heeft in 't geheel geen voeling met
bet volk gehad, hij heeft niet gezien, dat
het steeds slechter ging. Hij heeft niet
siechts n oog toeg«drukt, maar allebei;
hij heeft, toen hij ouder werd, dengene
voor zijn besten vriend aangezien, die
hem den toestand het meest rooskleurig
heeft afgeschilderd, en er was altijd
iemand te vinden, die dit deed." Bismarck's
uitdrukking is eene onvertaalbare woord
speling; hij zegt: und dazu fand sich
immer ein Pinsel." Pinsel, Einfalt.ipinsel,
is eene bekende uitdrukking voor
onnoozele hals."
Bij het bondgenootschap met Oostenrijk
heeft Duitschland, volgens Bismarck, veel
meer gegeven dan ontvangen, want Oosten
rijk is geen groote mogendheid meer en
zal het ook nooit meer worden. Hoe meer
men in Oostenrijk den Czechen toestaat,
des te meer eischen zij; hoe meer zij
eischen, des te meer geeft men hun.
Oostenrijk kan niet meer uit dezen vicieuzen
cirkel komen en het systeem-Taaffe was
voor een man, die niet de kracht in zich
voelde om de verantwoordelijkheid voor
eene doortastende en grondige hervorming
op zich te nemen, het meest natuurlijke.
Thans is de verrotting zóó diep ingevreten,
dat genezing te nauwernood meer mogelijk
schijnt. De Slaven zullen ten slotte de
Oostenrijksche regeering dwingen, zich
zoo te compromitteeren, dat wij niet meer
met haar kunnen samengaan. Dan zullen
wij moeten erkennen: On ne s'allie pas
a un cadavre." Het ergste is, volgens
Biamarck, dat de politiek van den rassen
haat in Oostenrijk ook reeds is doorge
drongen tot het leger, waarvan overigens
het materiaal voortreffelijk is.
Het zou intusschen een zeer domme
streek van een Oostenrijk&ch minister zijn,
het verbond met Duitschland op te zeggen.
Als eene Europeesche groote mogendheid
te kiezen heeft tusschen Duitschland en
Oostenrijk, dan zou haar die keuze zeker
niet moeielijk valleu. Gesteld echter, dat
eene alliantie tusschen Rusland, Frankrijk
en Oostenrijk tot stand kwam, dan zou
Oostenrijk daarin eene zeer ongeschikte
rol spelen, terwijl Engeland en Italiëzich
dadelijk bij Duitschland zouden aansluiten.
»Dit alles is zoo duidelijk, dat een school
jongen, die drie jaren onderwijs in geschie
denis heeft gehad, het op zijn vingers zou
kunnen uitrekenen, maar Oostenrijk is
zoo als men weet, het land »wo das
Unwahrscheinliche zuerst Ereigniss wird," en er
is gewi domheid denkbaar, die daar niet
mogelijk is."
Onder die domheden rekent Bismarck
ook, zoo niet in de eerste plaats, de wijze
waarop de Duitsch-Oostenrijkers worden
behandeld. Dat is ten deele hun eigen
schuld. De Duitschers in Oostenrijk zijn
nog precies zoo onpraktisch en idealistisch
als hun stamgenooten iri Duitschland waren,
voordat Bismarck hen op eenigszins on
zachte wijze tot beter inzicht had gebracht.
Van al die niet-Duitsche nationaliteitjea
in Oostenrijk is er echter geen enkele, die
bewezen heeft, dat zij eene iKulturmission"
kan vervullen, terwijl het juistde Duitschers
zijn, die eeuwen lang het Habsburgsche
Huis hebben gesteund. De wijze waarop
thans de regeering tegen de
DuitechOostenrijkers te keer gaat is »niet slechts
zwarte ondaak, maar ook eene domheid
van den eersten rang; het is een politieke
zelfmoord, omdat men de hechtste zuilen
vaa den troon ondermijnt. Dona te zijn
is nauwelijks aan een particulier persoon
geoorloofd, maar domme ministers te heb
ben en hun domheid niet in te zien, is
het grootste ongeluk, dat een vorst kan
overkomen. Andrassy was een man met
een helder hoofd en een warm hart, maar
na hem is het steeds meer bergaf gegaan,
en wanneer het zóó verder gaat, dan zal
men in Oostenrijk nog minister presiden
ten zien verschijnen, die zóó dom zijn,
dat ze niet weten dat ze dom zijn ; . . . .
arm Oostenrijk, ik geloof dat uw dagen
geteld zijn, en al zullen wij den grooten
»Krach'' niet meer beleven, komen zal hij,
misschien nog eer dan men denkt,"
In hoever Bucher deze vertrouwelijke
uitlatingen van Bismarck geheel juist heeft
weergegeven, is natuurlijk moeïelijk na te
gaan. Zij zijn echter, niettegenstaande
haar»Rücksichtlosigheit," om niet te zeggen
grofheid, volkomen in overeenstemming
met andere, eenigszins meer parlementaire
uitlatingen van den grooten staatsman.
En zij zijn, dat dient erkend te wor
den thans helaas toepasselijker en
juister dan ooit te voren.
MHIIIIHMIHIUHIIIIIMIIUIIMIIHIIIUIIIIIIIIIIIIIMItHllllllllimHIHIHHUHM
SociaU
IIIMtlUMItlllMINIIIIIIIII
Pensioen voor werffien,
Een van de belangrijkste gebeurtenissen
op sociaal gebied is het vaststellen door
den Roomsck Katholieken Volksbond van de
volgende motie:
De bond voornoemd, overwegende, dat
pension neering, uitsluitend komende ten
laste van den Staat, een niet rechtvaardige
en ook niet mogelijke, maar pensionneering
gevormd door bijdragen van werkman en
patroon, met medehulp van den Staat, een
dringende eisch is:
kennis genomen hebbende van de woor
den in & troonrede van 1891 en van de
instelling der staatscommissie in 1895;
gelet op het rapport van genoemde staats
commissie; betreurt dat
a. het rapport zich niet uitsluitend met
de vraag der pensionneering heeft bezig
gehouden, maar ook door bijkomende vra
gen den stand der quaestie onzuiver maakt;
b. door dit rapport weinig hoop voor
eene gunstige oplossing overbluft;
c. van deze regeering niet verkregen is,
wat door haar optreden rechtmatig kon
verwacht worden ; en besluit:
1. dezen haren spijt kenbaar te maken
aan Koningin, regeering en beide Kamers
der Staten-Generaal;
2. met alle op dit standpunt staande
werklieden-vereenigingen saaien te werken
om langs rechtvaardigen weg en met eer
lijke middelen zoo spoedig mogelijk oplos
sing te verkrijgen van het vraagstuk der
pen&ionneering van oude werklieden ;
3. het centraal bestuur op te dragen om
alle eerlijke middelen in het werk te stellen,
waardoor het groote vraagstuk wettelijk
kan worden geregeld.
Al is het standpunt van den Roomsch
Katholieken Volksbond niet precies het onze,
wii juichen deze daad ten zeerste toe.
Wij meenen dat er, billijkheidshalve, niet
gevraagd moet worden om een
werldiedenpensioen, maar om pensioen voor allen, die
op zekeren leeftijd niet in staat zijn in hun
eerste levensbehoeften te voorzien; vervol
gens dat tot zulk een verzekering niet
uitsluitend behooren bij te dragen de werk
lieden en de patroons, maar alle Nederlan
ders, naar de mate van hun vermogen,
terwijl uit deze onderlinge verzekering tegen
broodsgebrek van allen, alleen zij pensioen
zullen trekken, die niet op andere wijze
tegen broodsgebrek beveiligd zijn. Het is
ons bovendien, ook bij een afzonderlijke
werklieden-verzekering, niet gelukt,eenigen
rechtsgrond te vinden, waa,rop men in 't
bijzonder van de patroons, die in zulk een
ongelijke positie verkeeren, de bijdragen
voor het pensioenfonds zou mogen vorderen,
en ook is het ons niet duidelijk, afgezien
van de billijklieid, waarom men ter verkrij
ging van het geld der gemeenschap, deze
patroons-bijdrage, als indirecte, belasting
door patroons te heffen, zou verkiezen boven
de grootere staats bijdrage, die als directe
belasting werkt.
Doch alle begin is moeilijk, en wij leven
nu eenmaal in een tijd, waarin tegenover
ten pensioen, met bijdragen van Staat, pa
troon en arbeider, alleen het algemeen
tStoate-arbeiders-pensioen wordt gesteld,
zoodat het allen schijn heeft, dat we voorloopig
op het eerste als het eenig mogelijke moe
ten blijven rekenen. En, van dat stand
punt uit beschouwd, is de motie van den
R.-K. Volksbond juist gesteld. Kort en
bondig brengt het de geschiedenis van het
onderwerp in het parlement in herinnering,
veroordeelt terecht het breedvoerig rapport,
als noodeloos omslachtig, zonder auidelijke
conclusie; klaagt niet alleen voor Koningin
en volksvertegenwoordiging, maar roept de
arbeiders zelf tot handelen op; en dat
alles zonder door een ei kei woord de ge
voeligheid van andersdenkenden te kwetsen.
Dat de arbeidersbeweging onder de katho
lieken zich in practische richting ontwik
kelt, en dezen een open oog toonen te be
zitten, niet alleen voor de geestelijke, maar
ook voor de stoffelijke nooden van den
werkman,^ een verblijdend schijnsel,
waarop w?]gaarne wijzen, omdat het o. i.
wel eens wat te veel wordt voorbijgezien.
Dezer dagen verscheen het jaarverslag
van de vereeniging Kindervoeding, uitge
bracht in de vergade)ina van 14 Nov. jl.
Daaruit blijkt dat gedurende het laatste
boekjaar 207:613 maaltijden, over 105 scholen
verdeeld, zijn verstrekt.
Deze maaltijden werden gegeven gedu
rende 4 maanden en l week, inden winter.
Zij kosten te samen f 19.259 OO5.
De inkomsten beliepen f 20,839.56"'. Het
meerdere bedrag der inkomsten van f 1590
werd op f 278 na, aan onkosten van ver
schillenden aard besteed.
Den 22 Dec. jl. verzond het Bestuur, dat
het aan ijver niet laat ontbreken, een
oproep o.a. aan de bladen, om de redacties
op te wekken een kerstgave voor de arme
schoolkinderen te vragen.
Daarin wordt de aangename mededeeling
gedaan, dat de Vereemging een paar hon
derd nieuwe leden heeft zien toetreden,
maar tevens de niet verkwikkelijke ver
klaring afgelegd, dat nog 2000 nieuwe
leden noodig zijn, zal «Kindervoeding" aan
de behoefte voldoen, zoodatelk arm school
kind in Arasterdam het voedsel heeft dat
het behoeft.''
Die laatste verzekering geeft zoo als zij
daar staat reeds genoeg te denken. Maar
eenigszins toegelicht, blijkt maar al te goed
dat zij onmogelijk juist kan zijn. Immers:
2000 nieuwe leden, zouden te zamen aan
bijdragen vertegenwoordigen pi. m. ?10 000.
De vier wintermaanden plus n week
verslonden reeds bijna f 20 000.
De kinderen, die een maaltijd ontvan
gen waren ALLEEN schoolgaande kinderen.
Deze kregen die voeding slechts driemaal
per week. De week heeft echter niet drje,
maar neven dagen, ea het jaar niet vier
maar twaalf maanden.
Hoe zou Kindervoeding nu met/10000
meer, in de behoeften kunnen voorzien?
Heeft men ook een nulletje vergeten, en
bedoeld 20,000 nieuwe leden te schrijven?
Hoe dit zij, wie zal zich een voorstelling
vormen van het aantal kindermagen, school
kinderen en geen schoolkinderen, dat alleen
reeds in Amsterdam zomer en winter vol
doende voedsel ontbeert?
Wij zouden onzen lezers haast willen
aanraden, maar niet te trachten zich hierin
te verdiepen. Het feit is zoo schrikkelijk,
de toestand zoo vernederend voor Christe
nen en humanitairen ... en Amsterdam is
zulk een mooie, groote stad! Waarom zouden
wij altijd om leege kindermagen moéten
denken, op de drukke wegen, in de parken,
in de kerken, in de schouwburgen, in de
concertzalen ? Neen, laten we elkander
liever wijsmaken, dat er in de behoefte
van de armen, klein en groot, nog al
aardig wordt voorzien, aangezien de spreek
woordelijke Nederlandsche
liefdadigheidszin, enz. enz.
De R.-Kath. Bond streeft nu zoo flink
om het levenslot te verzachten van den
ouden werkman. Maar ouders en kinderen
hebben gelijk recht op steun, wijl zij beiden
het brood niet kunnen verdienen. En die
kinderen zijn zoo menigmaal ook arbeiders
kinderen : aibeiders in werkeloosheid. Zou
er juist van de kerkelijke Bonden en Ver
eenigingen niet eens evenzoo een beweging
kunnen uitgaan, om te toonen dat het ge
loof niet den honger der onschuldigen duldt?
Ook hier heeft de Staat ^^ pi.cht te ver
vullen.
lliiliililliiiimiimmiiiilifiMiMimitimliiiiiiiiiiHiliimtiuiiutiiiiimiHil
HoeRostand's Cyraiio fle Benerac" ontstond,
Coqueiin, die te Parijs den Cyrano de Ber
gerac" van Edw. Rostand heeft gecreëerd,
heeft dezer dagen aan een correspondent van
den New-York Timen verhaald, hoe dit be
koorlijke werk is ontstaan. Bij een ontmoeting
tusschen Ciquelin en Rostand kwam de ge
schiedenis van Cyrano ter sprake. Rostand
was vol geestdrift voor het denkbeeld, om van
Cyrano de Bergerac den held van een
tooneelstuk te maken; terwijl Coqueiin van zyn stand
punt als acteur daartegen bezwaren inbracht.
Toch werd besloten de proef te nemen.
Ik vernam later", zoo vertelt Coqueiin
dat Rostand dadelijk na ons gesprek naar huis
was gegaan en zich aan den arbeid had gezet.
Hij dted dit met zulk een ijver, dat hij in de
eerstvolgende 20 uren zijn studeerkamer niet
verliet; toen vond zijn vrouw hein vast slapend
met zijn hoofd op een stapel beschreven bladen.
Reeds den volgenden dag kwam hij bij mij,
nog vóór ik was opgestaan, en ging bij myn
bed zitten om mij voor te lezen wat hij had
geschreven. Toen het tooneel zich voor mijn
oogen ontwikkelde, kon ik mijn ingenomenheid
niet verbergen. Het denkbeeld, het wonder
lijke intérieur van het Théatre de l'IIótel de
Bourgogne op te tooneol te brengen, scheen
mij zeer otigineel tof, en de balkon-scène, die
reeds in groote omtrokken wa» afgewerkt,
kwam mij bekoorlijk voor. Na deze voorlezing
haastte Kostand zich tervig naar zijne woiiing,
ea weken lang zag of hoorde ik niets meer
van hem. Maar op een goeden morgen kwam
hy terug, ging op den rand van mijn bed
zitten en droeg zijn verzen vo"r, totdat ik,
door zyn gloed meegesleept, uit het bed sprong,
snel een ehambercloak aantrok, hem het manu
script uit de handen nam en zelf begon te lezen.
Ik richtte mij tot een denkbeeldig publiek,
met de pook in plaats van den degen in de
hand en met het eerste het beste hoofddeksel
in plaats van den pluimhoed van mijn held
op het hoofd. En na dien tyd groeide het
meesierstuk onder de handen van den dichter
zeer langzaam, regel voor regel.
Mijn loopbaan als schrijver heeft my bekend
gemaakt met velerlei vormen van litteraire
vlijt, maar zulk een taaie, voor geen vermoeid
heid wijkende ijver als die, welke zich van
dezen teiigeren jongen man had meester ge
maakt, overtrof al wat ik tot dusver had be
leefd. Toen het groote werk dramatische
vormen begon te verkrijger, huurde Rostand
een buitentje, om zich te vrijwaren tegen de
verleiding, door bezoeken of uitnoodigingen
van z, ne dichterlijke taak te worden afgehou
den. Een man die rijk, jong, knap van uiter
lijk wa,", die getrouwd was met eene door
geheel Parijs bewonderde vrouw, voor wien
elke deur in de groote wereld en in die der
bohème open stond, sloot zich aldus, uit eigen
vrije «il, in een klei > voorstadje af van
de hnitenwereid er> vcnorlooMe zich geer.erlei
gpnopg.'D, dat Kin in ?ijpi onverdroten ar
beid had ktr.uicu fmen. Mevrouw Rostand
heel mij later v> r ? ld, dat zij soms ernstig
bezorgd is pfxye-.s' vn.r bat verstand en het
l ven vsn liaav man, die gemiddeld tien
uur per uag we-kt c, en, wanneer de geest
over hem vaardig werd, nacht aan nacht
voor zijn schrijftafel zat en zyn gedicht
om?werkte, bekortte, te« derie geheel opmieuw
schreef, nooit tevreden, «teeds zoetend naar
een meer uitdnikkingavol adjectief, naar een
harmonischer of oorspronkelijker r$m, «onder
aarzelen het werk van maasden terz|de leggend,
zoodra hijj tot ie overtuiging kwam dat eene
and< re wijze van uitdrukking zijne denkbeelden
met meer juistheid weergaf.
Dat geen succes goedkoop te verkrijgen is,
weet ik al lang; mijn beroep van tooneelspeler
is meer dan eenig ander gegcbikt ora iemand
van deze waarheid te overtuigen. Wanneer
Rostand'» tooneelwerk het beste is, dat Frankryk
in deze eeuw heeft voortgebracht en onze
meest bevoegde critici stellen bet eenstemmig
gelijk met, zoo niet boven de hoogste dichterlijke
scheppingtn van Victor Hugo dan heeft de
jonge dichter zijne lauweren niet gestolen,
maar ze 'blad voor blad in eindelooze midder
nachtelijke uren, in rusteloozen arbeid ver
worven, ten ktwte van een prijs, dien slechts
weinigen in eene garmche generatie bereid of
in staat zijn voor den roem te betalen. De
arbeid stond in de jnis+e rei-hond ng tot het
succes. Zoo gaat het al jjd. Ik betwijfel of er
in de ballade vaa het duel wel n voord is,
dat niet een- of meermalen is veranderd, om
voor een geschikter plaats te maken, evenals
men telken g opnieuw de scfaakeeringen TUI een
mozbïek beproeft, tot men een harmonifch
geheel heeft verkregen, k bewaar in mjjn
lessenaar geheele tooneelen, die hy uit het
werk heeft gelicht, omdat zij voor de hande
lingen niet onmisbaar varen. Waarschijnlijk
zullen die fragmei ten nooit het l cht xien, of
schoon ze eren schitterend rijn en bon fchepper
even veel moeite en inspanning hebben gekout,
als andere, die de toejuichingen v&n.hetpubtiek
verwierven".
Coqnelin be preekt daarna het succes van
het stuk by de eerste opvoeringen. Nooit"
zegt hij heb ik zalk eea avond befaefiU
Victor Huge's grootste triomf, de eerste op
voering van Hermani," is de eenige litteraire
gebeurtenis, die men hiermede kan vergelijken,
en aan het succes van Victor Hugo deed neg
de vijandschap afbreuk van eene cliqiie, die
ged«rr«ade de getoete uitvoering floot of siste.
Om het er.tbcusiasme bij de eerste opvoering
van Cyrano de Bergerac" te schilderen is er
maar ne uitdrukking: de toehoorders waren
dol van opgewondenheid. Na elk bedrijf, als
het scherm was gevallen, stond het gansche
auditorium overeind en brak een storm van
applaus uit, die wel tien minuten duurde. De
coulissen en de kleedkamers waren vol vrienden
van den. dichter, die van terrukkiicg bmten
zichzelf waren. Ik was zóó opgewonden, dat ik
tenauwernood van hét nu oostnnm in iet
andere kon komen, en ik moest mijn deur voor
iedereen gesloten houd» n. Te midden van al
die opgewondenheid bleef alleen Rostand kalm,
alsof hy zich nauwelijks bewust was van
zijns overwinning; hij bleef aan de acteurs de
laatste wer ken geren, zag oplettend toe, dat
alles precies ging, dankte de acteurs, als zij
van het tooneel kwamen, met dezelfde gereser
veerde vriendelijkheid, die hy by de repetities
had getoond. En toen het stuk uit was, en wy
gelegenheid hadden om naar hem om te zien,
was onze dichter verdwenen. Hij was stilletjes
met zijne vrouw naar zyn buitentje gereden,
waar hij een h«ele week niet vandaan kwam".
in He HooföM
Het belangrijkste nummer dat op het laatste
abonnementsconcert van het Concertgebouw in
het jaar '98 werd uitgevoerd, is ontegenzeg
gelijk het voorspel van Vincent d'Indy's muziek
drama «Fervaal". Inderdaad komt men hier
onder de bekoring van een m»n, wiens willen
gelijken tred houdt met zijn kunnen, en in
wiens geest tevens dat harmonische evenwicht
heerscht, dat den toehoorder de rust schenkt
die noodig is om een kunstwei k te genieten.
Fervaal is een der belangrijkste dramatische
werken, die na Wagner geschreven zijn. Niet
alleen als componist, maar ook als dichter heeft
d'Indy hier een fijngevoeligheid en poëzie aan
den dag gelegd, die hem ons als kunstenaar nog
zooveel te meer doet waardeeren. Ook is d'Indy
een der weinige fransche dichters, brj wien de
eigenaardige verkeerde accentnatiên, die voojal
ons Nederlanders zoo opvallen, niet voorkomen.
Kan men den leerling van \\fagner reeds
dadelyk in d'Indy bespeuren, als dichter-com
ponist van zyn muziekdrama, ook in den
muzikalen stijl herkent men dengrooten meester.
Instrumentatie, melodieënbouw, behandeling van
het »Leitmotiv'' enz. enz. herinneren aan
Wagner's zwanenzang, en zeer verklaarbaar kan
ons de toespeling voorkomen van een belgisch
criticus, die sprak van d'Indy's Parsi(J<V)vaal.
Den heer Mengelberg zyn wy dank verschul
digd voor deze waardevolle noviteit; ik hoop
haar nog dikwijls te hooren.
Ook de symphonie no. 2 van den russischen
componist Uorodine was nieuw. Deze heeft
op my niet zoo'n grooten indruk gemaakt. Men
bewondert er verschillende voortreffelijke eigen
schappen in; b.v. in rbythmisch opzicht is z\j
eenig. Wel klonken my de rhythmische com
binaties . een weinig geforceerd, een weinig
gezocht en daarom sterk prikkelend op de zin
nen, doch men zal goed doen zulks voor een
deel te schuiven op rekening van de Slavische
herkomst van den auteur. De verschillende
deelen staan ook niet op dezelfde hoogte. Zoo
Zoo komt my het derde dee), het Andante,
als het schoonste voor, het eerste deel als het
belangrijkste, het Trio van het Scherzo als
het bekoorlijkste en het Finale als het zwakste
De instrumentatie is met het grootste raffi
nement aangewend. De geheele techniek die
ons de modernen op het gebied van klank
combinatie en kleurschakeering hebben geleerd,
vindt men er in terug. De motievische bewer
king is echter niet degelyk. Wel worden de
motieven gebruikt n weder gebruikt en nog
eens gebruikt, doch steeds naast elkaar
als mozaïekwerk; zrj komen niet tot ont
wikkeling; zij dragen niet by tot de architec
tonische lijnen van het geheel en het gevolg is
dat er ook geen culminatiepunt ontstaat, het
welk de kroon behoorde te wezen van het
muzikale gebouw.
Borodine's symphonie bezit vele eigenschap
pen om een groot werk te zyn; doch n
eigenschap mist zij; eigenlyk de eigenschap;
, en dat is inspiratie. Zóó is zij het product
van wetenschap, kennis, routine en reflexie.
Borodine's tweede symphonie is gemaakt,
niet geconcipieerd. Dat zal ons echter i.iet
weerhouden toch dankbaar te zijn voor de
kennismaking.
Beide nieuwe werken werden met zulk eene
gratie, innigheid en charme eensdeels en aplumb
en zekerheid anderdeels weergegeven, dat men
onder het bewustzijn kwam dat ons
voortref