De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 8 januari pagina 3

8 januari 1899 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1124 DE AMSTERDAMMERWKEKBLAD VOOR NEDERLAND. rchest en fln ttftsteltóHde fêTdgman (hang voftoflaen boven bunne taak stonden. » soliste v&n dien »vond was da zangeres wwr. Llttiifi Bhumït uit Hew-York. Z(j zong ««n sria nit Kfftssenet's Ctó, met orchegt; voorts Mtre aria aft Lakmérxn DelibeiL twee liederen van Brahtos, en een van Mendeisuohn, als toegfft, fflet piano. Gaarne had ik mevr. Blftüvelt gehoord In ene Moïart'sdhe aria of in eene der cttl-ilftllaansche school. Maseenéfs fragment uit Cid is, uit y'tt verband gerokt, zeker ongeschikt voor de concertzaal. Niettemin bewees mevr. Iflauvélt dat 2\j veïzeer schoon, eenigszins dofiker gptimbreerd materiaal beschikt, hetwelk rötef nog onvoldoende beheerschi wordt. Spe ciaal hare registerovergangen laten veel te wenfccben over; eene kleine neiging tot detoneeren bier en daar, sproot daaruit voort. Met de voor dracht der liederen bewees Mevr. Blauvelt dat ?jj ten eenenmale de gave mist om Meine Liebe ist giftri" van Brabms in al zy'n diepte te begry'pen en ons in al zyn schoonheid te openbaren; evenmin kon de misplaatste coqnétterie by Mendelssohn's «Durch den Watd, den dunkeln" den toehoorder een hoogen dunk geven van hare voordrachtskunst. »Óer Jager'' gelukte haar goed. Mevr. Blauvelt kingétoch uitsluitend liederen die in haar miwikale bevatting en eigenaardigheid liggen. Het is verkeerd andersom te werk te gaan eöhare eigenaardigheid op te dringen aan li«deren, die er zich niet toe prêteeren. De heer Mengelberg begeleidde als alty'd voor treffelijk. Tot my'n spy't was ik verhinderd de uitvoe ring bjj te Wonen, welke op den middag van den 2en Kerstdag plaats vond, evenals ik ook nkele kerkuitvoenngen moest verzuimen. Indien Wy' nu in het kort terug blik ken op hetgeen in het afgeloopen jaar op muzikaal gebied heeft plaats gevonden, dan mogen wij met rechtmatigen trots erkennen ?dat Amsterdam eene plaats inneemt van groote beteekenic, ten minste zoolang het geldt con certuitvoeringen. Er mogen steden zyn in het buitenland waar meer muziek gemaakt wordt, op een hoogeren trap staan daar de Concerten zeker niet. Indien wjj evenwel onze blikken wenden naar den Schouwburg en wy' vergelijken onze dramatische uitvoeringen met die van elders, dan moeten wij beschaamd de oogen neerslaan n erkennen dat hier bijna nog alles behoort gedaan te worden. Moge bet jaar 1899 ook hierin verandering brengen; moge de opera te Amsterdam een even hoog standpunt gaan innemen ais het concertwezerj. AKT. AVEKKAMP, inMHIIMHItllllllMIIIMIIIIMIIIIIMIIflIIIMIIflIlllfMlmNtllMMMfM Een Merefiflam yaa telen ea Wctenscnapiien. De heer S. Muller Fz heeft in de K E. «.. van 4 dezer, en ditmaal iets duiderlyker, willen doen blyken, waarom bij ons onbevoegd achtte over den heer de Stuers, als referendaris v. K. en W., te schryven. »Het blad, aldus verzekert de heer Muller, is thans zoo goed, my dadelijk een nog veel ,.Als mjjnhrer zal wisselen!'' Hnmoreske, DOOK F. DE SINCLAIR. Och Wim, daar zijn ze voor de tweede maal met de quitantie van Sinkel en ik heb niet kleiner dan een bankje van ?25; geef j\j 't even." Wim, die met een ontevreden gezicht in een hoekje op een schommelstoel zit en den ochtend van z'n beursvacantie moet doorbrengen tusschen stapels wascbgoed, want de verraderlyke zak is een uur geleden met Van Gend & Loos gekomen, kijkt erg strak op dat verzoek. Hoeveel is 't?" Mina! hoeveel is 't?" roept mevrouw tot de dienstbode, die op 't portaal met een half gerekt servet in de eene en het trektouw van de deur in de andere hand, staat te wachten. .Man, hoeveel of 't is?" roept ze den gegalloneerden bediende toe. Een mannestem schreeuwt iets naar boven. Zeventien gulden drie en tachtig, mevrouw," roept de dienstbode. Nou, kan die vent niet wisselen", vraagt Wim. »De vent kan 't onmogelijk" en Wim grinnikt want h\j is in een stemming om alles prettig te vinden, wat z'n vrouw tegenvalt. Toe, geef jy 'c nu even!1' smeekt deze. Zooveel heb ik niet", «egt mijnheer, lui z'n beurs uit z'n broekzak halend, daar, net 15 gulden en wat centen". God, wat vervelend toch, je hebt ook nooit iets", snauwt mevrouw. Mynheer zegt iets onduidelijks. Toe! 't is wonderlijk hoe sommige vrouwen haar stem naar believen kunnen wijzigen toe Wim, wissel dan even in de buurt voor me". Ik? ... ben je .,.. laat Mina gaan !" Onmogelyk!" roept mevrouw, k\jk eens wat daar nog ligt en ze moet onze kamer nog doen en dan t eten toe nu, even maar, ja?" Dat ja" klinkt allerliefst. Mynheer staat mopperend op en mompelt iets van meiden, die nooit iets doen kunnen dan kletsen. Mevrouw spreekt met den wachtenden man af, nog even aan te komen op den terugweg. Een onbestemd antwoord wordt naar boven geschreeuwd, 'tly'kt evenveel op Haju! als op Olrijt"; de deur valt met een smak dicht. Mynheer trekt met een rood gezicht z'n laarzen aan en neemt z'n hoed van den kapstok. Hier is 't bankje" «egt mevrouw erg lief, ver lies het in Godsnaam iiiet.... Gut wat zie je er uit nee, zóó kun ja niet de straat op vacht even l" Mynheer trappelt ongeduldig: Wat nu weer?" «Wel al die stof!" Dat komt van dat idiote rekken met al die overtuigender blijk te leveren, dat het niet op de hoogte is" Immers de bewering, dat »de wetenschappen in haar geheel tot het gebied van dm referendaris behooren," is (het spyt mtj w er k el y k !) weder een beetje ridicuul De wetenschappen toch (de universiteiten c. a.) behooren tot het gebied van den referendaris van onderwijs en de heer De Stuers heeft dus inderdaad «zeer geldige redenen/' om zich alleen te bemoeien met de archieven en de Koninklyke bibliotheek, want over de rest heeft hy hoegenaamd niets te zeggen. Zeide ik dan iets onredelijk», toen ik sprak van een aanvaller, die niet op de hoogte is ?" Hef doet ons genoegen nu eindeljjk eens te Vernemen, waarom we onbevoegd zyn ! Misschien zal zelfs de heer Muller ons willen gelooven, als wy hem verklaren, dat we sedert tal van jaren reeds weten, hoe er ean referendaris van onde^wi/js bestaat, en ook dat de universiteiten mede inrichtingen van onderwas zyn, dat wil dus zeggen, dat over de universiteiten, als onder jojj's-inrichtingen De Stuers adininittratitf niets te zeggen heeft. Wy schreven dan ook, dat de Referendaris voor Kunsten en Wetenschappen de weten schappen, voor zoover die door Je universiteiten werden vertegenwoordigd, buiten zyn beheer liet torn voor hem zeer geldige redenen." Een dier redenen, echter niet de voornaamste, is, dat hy' in botsing zou kunnen komen met den referendaris voor onderwys ; een andere, meer beteekenende, reden is, dat hy een man van kunst, niet van wetenschap, zich gevoelt ; een derde reden, dat bjj zelf moet begrijpen, alleen als kunsueferendaiis veilig te zyn, wanneer hy de Wetenschappen de Wetenschappen laat; een vierde, dat de ministers in den regel veel dichter by de Wetenschappen dan by de Kunst staan ; maar zou men meenen, dat de heer de Stuers met ei/jn beleende eigenschappen ook de Universiteiten, als Wetenschappelijke in stellingen, in itryd met zijn titel, buiten zyn kring gelegen zou achten, wanneer bij in plaats van geheel en al kunst- man, door en door een inan van wetenschap wai e, die ten opzichte der wetenschappen ook zoo zyn eigen begrip pen had en zyn idealen te verwezenlyken oordeelde ? Zou hy dan niet even goed getracht hebben de ministers naar zyn hand te zetten, waar het de Wetenschappen geldt, gelijk hem dit tot nu toe by de Kunst gelukt is ? Want men vergete niet, De Stuers, gesteld over Kunsten en Wetenschappen, is een bijzonder soort van referendaris ; hy is een rcgeerend Referendaris, onverantwoordelijk minister, die zich boren een administrerend referendaris, als die van Oaderwys, verre verheven moet gevoelen. Zulk een adinmistreerend referen daris, kan voor hem niet meer zyn dan een Museum-directeur van het Mauritsbuis of van het Ryks-museum, dien hij immers zooveel mogelyk onder curateele stelt. Wy zyn begonnen met te zeggen, dat De Stuers de Wetenschappen gelukkig buiten zyn beheer laat om »voor hem zeer geldige redenen". Als hieruit nu onze «onbevoegdheid" moet bly'ken, gunnen wij den heer Muller het genoegen, deze verder te constateeren, en zich te vermaken met zooveel onnooselheid. Wij mogen echter verwachten dat de heer M., nog ?eens in alle kalmte herlezende wat wij scbnven, het van zich zelf zal kunnen verkrijgen te erkennen, dat bij zich in de bedoeling onzer woorden heeft vergist, alsmede, dat bet geenszins ons oogmerk was den Referendaris van Kunsten en Wetenschappen «buiten bet kunstgebied openlijk aan te vullen." Maar in elk geval blijven deze vragen over, die wij nogmaals herhalen, in de hoop, dat de heer Muller zich niet als een al te handig debater van den domme zal houden. 1. Staan museum-directeuren niet even hoog, lakens, dat jullie doen, de pap vliegt door de kamer.... ik heb er keelpijn van." Nu ja, koop dan wat cdloras calicus . . . . Wacht, nu je hoed . . . ." Loop naar...." de rest is niet verstaanbaar want mijnheer ijlt de trap af en slaat de deur dicht, zóó hard, dat een hooge ktap^l «erveften z'n evenwicht verliest. Mevrouw en Mina gaan voort met om het hard.-t aan allerlei klee .ingsstnkken te (rekken een geheimzinnige bezigheid, waarvan geen enkel man het nut beseft, duch waar iedere vrouw een avond hoofdpijn voor over beeft, om maar niet te spreken van de aan dronkenschap grenzende dolheid van de meid bij die gelegenheid en een atmosfeer in de huiskamer, die een man naar de soos jaagt. Een en ander ter vergoêlijking voor mijnheer'g onvriendelijkheid op een van de weinige v/eekdagen, dat hij vrijaf heeft en dien bij eens gezellig thuis wou doorbrengen. Mijnheer komt op straat tot kalmte, de lekkere buitenlucht doet hem goed en bij kijkt belangstellend naar de frissche bloemen in 't plantsoentje, dat hij passeert. Waar nu heen voor die ? 25 ? Wacht, de sigarenwinkel, hij zal er meteen wat koopen; 't is wel bocht, maar enfin! Hij treedt binnen. Mag ik vier van drie cent van u, middel soort?" Als 't u blieft, mijnheer! Zult u gebruik maken, mynheer?" Asjeblieft!" Het bankje verschijnt op de toonbank. O, mijnheer! onmogelijk, ik heb haast geen zilver in huis, van morgen nog honderd gulden aan den slager hierover gegeven . . . heeft u ciet kleiner?" Jawel." Het bankje gaat weer in 't vestjeszakje, de twaalf cent komen uit de beurs en mynheer verlaat koeltjes groetend den win kel. Bliksemsche bluf!" moppert bij in stilte. Honderd gulden ! 'k wed dat hij ze nooit by mekaar zag. Waar nu naar toe ? . . . . ba ! de conrheur!" Dag juffrouw!" 't klinkt erg vriendelijk. Mynheer bly'ft toch altyd een man en een jong meisje met een dun middeltje, is ondanks z'n gloêad aaneengesmeede andere hellt, nog wel in staat de rimpels uit z'n voorhoofd te wisschen. Mag ik van u" ..... de juffrouw slaat b)o zend haar oogen neer .... vier appelbollen!" Als 't u belieft!" en de delicatessen worden in een grooten zak gestopt, los gepakt, omdat ze zoo versch zijn. Nog iets, mijnheer?" Mynheer wil het bezoek wei even rekken. Ja, een ons pralines". Van veertig of van vyftig cent?" Van vyftig juffrouw. Mynheer volgt de beweging der blanke hand jes, ky'kt peinzend naar het frissche roode mondje, denkt uit plichtbesef aan z'n vrouw en zegt dat het mooi weer is. Ja, beter dan gisteren, vindt u niet?" Hoeveel krijgt u, juffrouw?'' Zeventig cent, mijnheer". Het bankje verschynt ten tweedenmale. De juffrouw trekt een la open en rammelt met en hebben zy' niet evenveel recht op zelfstan digheid, als professoren ? 2. En, indien de professoren, gelyk de museum-directeuren, gedrild werden door een referendaris zou zulk een referendaris langer dan eenige weken zyn bewind kunnen voeren ? 3. Zou de heer Muller zelf niet zeer gemakkely'k »sen verklaring kannen geven van het feit, dat de heer de Stuers het oneindig beter met archief-directeuren dan met museum directeuren kan vinden" ? 4. Is de hser de Stuers ook zelf weten schappelijk archiefman, even als Riemsdyk en Muller, of bepaalt hy zich op dat gebied geheel anders dan by de Kunst meer tot het uitwendige, tot hetgeen de organisatie raakt." 5. Wat is de oorzaak van die »eene zeer enkele uitzondering in h«t lofzingend koor der archivarissen ?" Intusschen vernemen wy', dat de Heer Muller, alleen omdat wy' over dr. Stuers' wetenschappelyk werk als een onbevoegde scdreven, het woord heeft genomen. Voor de vijf celebriteiteh, door ons genoemd, «koestert hij den diepsten eerbied". 't Is heel aardig, maar hoe de heer Muller dan verleden week kon schryven: ik heb aiünooit gemengd in de vel-t ktöbelargiM in de kratten, waartoe »het beheer" van den Heer de St aanleiding ge geven heeft, is ons ietwat dol*1'1 *. De woorden gekibbel en krakeei pass«n f a al by'zontier slecht ten opzichte van een Afnstigen strijd, gevoerd door personen, voor wie men den diepsten eerbied koestert. Toch nemen wy' gaarne acte van de verklaring, dat de Heer M. niet bedoeld heeft zóó buitensporig hoog zich te plaatsen, nis ons en anderen het wel scheen. Op het voetstuk, waarop wy hem thans zien, laten wy hem gaarne staal). Dat hij daar lang op blyve.' Virt van Goili en Jaa fooroi. De Vereeniging »Voor de Kunst" te Utrecht exposeert thans een groot aantal teekeningen van Vincent van Gogh en schilderyen en pastels van Jan Toorop Al zal voor menigeen een gedeelte van het hier te ziene werk van Toorop bekend zyn, toch was het een goede gedachte, aan de in kunstzaken altijd eenigszins achterlijke bisschojiStad gelegenheid te geven den vee'zydigen arbeid van dien schilder te beschouwen ; maar riog aangenamer is het, hier een zoo rijke verzameling teekeningen bijeen te zien van Vincent van Go^b, een voorrecht dat men niet genoeg kan waardeeren. Echter zullen er misschien slechts weinigen zij ft die dit doen, want kunst voor velen is dit uit verre uitersten van zielsspanning ge boren werk geenszins. En ook zy die in staat zyn Vincent te volgen op de steile en duize lingwekkende paden, waarlangs hij zeldengeziene gemoed»-hoogten bereikt, zullen dit niet altijd kunnen doen, en hun oog moet sterk, hun hart van aardsche belangen vrij zijn, om dezen eenzame! natuurmensch, dezen aanbidder van zon en boomen en wereld, te mo gen begrijpen. Vincent van Gogh was een zeer eenvoudig mensch, en deze eenvoud was zijn schoonheid en grootheid. Hij was als Sint Franciscus van Assisi, met wien hy ook in uiterlijke trekken, in de lynen van zijn kop vi-rrassende overejnkomsten heeft. Evenals die groote Heilige der dertiende eeuw had ook deze eenzame der negentiende het arbeidende volk lief, zag bij elk ding in schoonheid als een deel van »Gods geheiligde natuur'', en, het licht ver heerlijkende, ging hij met extatischen blik langs heuvelen en dalen, door zomerache velden van waaiend graan, waar de boomen ruischten HinBMIinillllllllllllMHIHIIIIIIIIIIIlllIlllll iiiMDHitiiitilinimniii geld. Het spijt me.... ik heb heusch niet terus?. Kunt u niet passen T' Ja, maar ik zou auders graag ... als U 't bid .. . 'k Zal even hooren," klinkt het bedenkelijk. De juffrouw verdwijnt in een geheimzinnig kamertje achter een glazen deur. My'ijlieer stairt op allerlei soorten zoetigheid en brokkelt werktuigehjk aan een versch koekje... In tien seconden is de juffrouw terug. Het spijt me erg, ik kan u niet helpen". Mijnheer geeft zuchtend klein geld, neemt den warmen grooten en den kouden kleinen zak en stapt de straat op. Vervloekt, wat zitten die lui bier allemaal krap!... een lief snoetje anders... hm... Wat zijn die appelbollen heet". Hij wardeH veider tusschen meiden, die klcerten kloppen. Meneer geeft u mij wat! roept een kleine jongen met z'n vuilea vinger in den doorgevctten zak prikkend. Weergaasche aap!... Lieve God, wat een last en dat is nou je vacantie; 't ia wat lekkers." De wandeling heeft al hare aantrekkelijkheid verloren. Nou zal ik het hier probaeren" en mijnheer kijkt even door het winkelraam van een garenen bandwinkel. Maar, wat moet ik daar vragen, ?enfin 'k zal wel iets verzinnen." Hij stapt binnen en staat tegenover drie meisjes met tcharen die aan linten om hare middeltjes bengelen: Dag, dames!" Een driestemmig: dag mijnheer!" Ik wou wat veterbatid hebben." Mjnheer spreekt met een veraarden blik tot al de dametjes tegelijk. Het trio wisselt een blik van verstandhoud.ng. Wit of zwart, mynheer?" vraagt de oudste, een brutaal wipneu^je. Wablief'?... hm... zwart, ja bepaald zwart!" En hoe breed ?" Hoe bre^d?!'' De twee andere meisjes giegelen. Ja, hoe breed... Waar is het voor, als ik vragen mag V" Dat is my'n zaak, juffrouw!" zegt mynheer geërgerd. Geef u maar, wat u bij de hand heeft". O, ik heb 't allemaal bij de hand", zegt de juft' ouw onverstoorbaar. Ik zal u eens laten zien", en de juffrouw klimt een laddertje op om de doos te kry'gen. Past u op met die vettigheid!" zegt eens klaps een der giegelende meisjes, als mijnheer met een gevoel van walging den warmen zak appelbollen even neerzet op een stapeltje ma nufacturen. O! pardon!" De eerste juffrouw klimt met een doos af. Mijnheer vindt z'n positie allerellendigst, maar hij wil volharden. Dit mair juffrouw'', en hij wijst op goed geluk op een stuk band. Als 't u belieft, hoeveel verlangt u?" Vy'f meter". Opnieuw debuteert het bankje. Wim is brutaal geworden in z'n volharding: , Wilt u dat meteen even wisselen?" Ik zal 't eens vragen", en zich omwendend en golfden en vlamden onder een storm van zonnegtoed, of 's nachts als de maansikkel vlamde en de ster-zonnen draaiden en vonkel den door de hemelen. Tot zulk een verheerlijkend zien der wereld dat de boomen geen stammen met tak kan en bladeren meer waren maar vlammen van l«veri; dat alles gloeiend loven was, de struiken, het koren, de wolken er van bewogen; dat bij den stralend wentelenden zonneboïzelf dorst te teekenen boven de geblaakte landen, hiertoe kwam bij na veel zoeken en oneindig-veel lyden om de nooit te bereiken, nooit uit te zeggen uiterste schoonheid; maar den gang dier gansche ontwikkeling na te gaan, de geestes-wegen in zuiver begrypen te volgen waarlangs die zeldzame man tot zulke hoogten steeg dat het hem duizelde en hy in het aardsche leven bezweek, zou een expositie ook van zyn schilderwerk noodzakelyk maken; wellicht zal de vereeniging »Voor de Kunst" hiertoe een maal nog de gelegenheid schenken. * * 4t Waar van Gogh het onoplosbaar mysterie des levens ons deed voelen in de spontane weergave der door hem in hoogste ontroering aanschouwde wereld en den schoonen tooi der aarde in panoramatisch-wijde versfezichtjn zocht te omvangen ; waar hij den Zaaier gaf gaande over den ontvangenden grond als sym bool van het eeuwig-jonge leven; daar tracht Toorop de werkende krachten en stroomingen des levens in figuren uit te drukken, maar in stee van een in kleur en lijn harmonisch overzicht te geven dier wereld-vormende en -vernietigende machten, zoodat haar innerlijk verband ons uit de plaatsing op het schilderij duidelijk werd, zien wij op deze Sphitix een verwarde voorstelling waaraan elke wijsgeerige eenheid ontbreekt. Reeds het pogen alleen om op een schilderij (dus een stak doek in een lijst, bestemd om ergens op een niet vooraf bepaalde plaats te worden gehangen) het levens mysterie in symbolische teekenen te willen verbeelden, lykt mij verkeerd. Maar het vreemdst is de verwarring van symboliek en allegorie, het wanbegrip om in ne uiting samen te geven de traditioneele symbolische voorstellingen van sphinx, lier etc. met de iiiet-traditioneele allegorische voorstellingen van voortstuwende krachten voor geestelijken arbeid, van reine vrouwenzielen, van het on bewust liefelijke etc In den Zang dezer Tijden vindt men diezelfde verwarring van historische, of tenminste als historisch veronderstelde per sonen (Abel en Kaïn), met allegorische figuren als de anarchie, de zunde e c. Ach, denkt men onwillekeurig bij de be schouwing van deze beide werken, van de Jonge Generatie, de Aspireerende Liefde e. a., wat hebben wij nu eigenlijk aan deze koelmodieuze dilettanten-philosophie, wij worden er niets wijzer, niets gelukkiger door ! Want wij hebben hier geen ideeën-samenstel, verbeeld op de pl.\ats waar het historisch thuis behoort, geen weloverwogen en in onwrikbaren samenhang verbonden geheel, zoodat wij ons na oplettende studie in de voorstellingen kunnen inwerken en baar diepe beteekenis begrijpen, gelijk bij Derkindereii's groote gedachte-kunst het geval is, maar een verzameling embryonaire gedachtetjes, verward en zonder het roodige inzicht in historie en symboliek bijeengezet. Maar waarom maakt de beer Toorop deze dingen, waarom tracht bij de essence van een ochtendschemering door zwevend-stygende vrouwefiguren uit te drukken, als hy zooveel beter en inniger kan vertellen van de schoon heid van een morgenstond op htt gepointilleerde schilderij met den schelpenvisscher en de melancholische pracht van stervende avondkleuren zoo onovertri ff jlijk weet weer te geven V En waarom gaat hy zich noodeloos m,;ten met blaast ze in een spreekbuis. Kunnen we / 25 wisselen?" Het antwoord hoort alleen de juffrouw, ze hangt de bu s weer aan den spijker. Ik kan u niet helpen, mijnheer, we hebben van morgen al ons zilver aan den slager ge geven." 't Schijnt dat die slagers verzot op zilver zijn." zegt mijnbeer, met een poging om vreegelijk ironisch te kijken. e juffrouw knikt glimlachend. Mijnheer betaalt, neemt z'n bagage op, zegt: go«ie morgen' erg uit de hoogte en gaat den winkel uit. Buiten hoort hij de.drie juffertjes hartelijk lachen en zes ondeugend lachende oogen gluren hem na tusschen de opgehangen doeken in de uitstalkast. Lamme straatmeiden, 't is brutaal volk, en dat gaat nu uitsluitend met vrouwen om .... hm .... een mooie gedachte, 't Is schande, js wordt er gewoon uitgelachen. Had ik dat ellendige bankje maar gewisseld. Als ik er thuis mee terugkom, boor ik bet de andere week nog.... ha! een idee! Wentinck zal wel thuis zijn, die kan me mogelij Ij helpen. Stom om daar nu eerst aaa te denken." Mijnheer belt aan een bovenhuis, even daarna gaat de deur open. Mynheer Wentinck thuis? ' Wentinckl Tweemaal bellen! en boven is alles stil. Mynheer luidt tweemaal een soort noodklok en hoort boven weer beweging. Juffrouw! is mijnheer Wentinck thuis?'' Neen mynheer," schreeuwt een mannestem. Mijnheer is naar den Haag; wie moet ik zeggen dat er geweest is?" Niemand!" pats! en de man boven hoort de deur met een nydigen slag dichtslaan. Pech! Jongens, jongens wat een pech! Mijnheer ziet wanhopig rond, neemt dan eensklaps een besluit en treed een boekwinkel binnen, 't Is er erg vol, dat valt tegen en by bij geneert zich vreeselyk als hy plotseling kennissen ziet. Bonjour Willem, sakkerloot kerel, wat sloof jij je uit! Allemail lekkernijen? Je bent toch niet jarig? De aardigheid valt slecht en hij maakt er zich niet bijster vriendelijk van af. Hy bestelt postpapier, wordt bliksemsnel ge holpen, maar z'n kennissen gaan juist den winkel uit en om uitstel te winnen koopt hy nog een portret van de koningin. Als 't u blieft f 1.80. Pardon mynheer, heb niets geen klein geld, er komen zooveel menschen hier om te wisselen" ... Mijnheer past" in Godsnaam maar weer en verlaat een stevig pakje rijker den winkel. Ik vervloek het verder... is me dac hier een buurt, vy'f winkels voor niemendal de klandizie geven ... maar dat bankje!.,. Hy knarsetand en.... vloekt, een hardgrondige lange vloek.... dat geeft verlichting. In een delicatessen winkel probeert bij bet nog eens zonder resultaat, en met een vettig pakje leverworst treedt hij na tien minuten weer bui ten, het ongewisselde bankje in z'n vestjeszak. Een doffe onverschilligheid komt over hem de kunst van het woord? lounerf wat hjj by' de Apokalyps van Ya& Deysstfien b$ Oor Cordiun» van Verwey teekeada st*»t oneindigver beneden ds zeggingskracht dezer artistea. Ik meen dat Toorop's krtcht zal liggen in gewoon realistisch werk, portretten en hmdschappen, en wellicht het meest nog in de laatste; maar zeker niet in decoratief alle gorische of symbolisch wgageerige richting. Op deze tentoonstelling, di» tot den 2.'en Januari geopend bljjfr, zgn voorts nog een tweetal spiegels en pboto's naar meubelen van Theo Molkenboer en een groot aantal voortreffelyke boekbanden, houtsneden etc. van de heeren Loèber en Smits te zien. v. M. Bemliraiilt, Uittreksel uit den Catalogus of Naam lijst van Schilderijen van Hoet en Terwesten, door E. C. Rahms, met aanteekeningen van Jhr. Mr. H. C. Flugi van AspermonL (Slot). Vti-kooping 2 April 1754, Am sterdam. 35 Een ka;>i:eal sfuk zijnde de ont moeting van L:tbau en Rachel, /i?er excellent en krachtig ge schilderd door Rembraiit van R:,jn, hoog 3 voet 4 duim, breed 4 voet 5 duim ? 50. VerVooping 4 April 1735, 's Hage, Mr. Gerai'd Jlirker van >wk-teu. 56 Silneon ia den 'IVnpel, door. Iteinbrant, hsog' 2 voet 4 duin), ui-eed '2 roet . . , . . . 80. Collectie Weber te Hamburg? 57 DJ G -aflti/ging Cnristi, door denzelven, hoog 3 voet 8 duim, breed 3 voet , 61. Eene gniflegging tlians ie Dresden. kwam reeds voor bij de veiling Daluur, vau den SaudeB Munter. Verkoo;iing 19 Juni 1755,'3 Hage, Willem van IJjiansbei'^ij. 50 Abraham, agar en Isiimel.krach tig ca goed, door Uembraut vaa K U n , 21. In hot museum Rouniautsov te Mo-cou. 5G Een KerstnachLje, kunstig vau lii'bt e» brui», door den zul ven . lO.lOsL Verknoping 2li Juny 17ó5, Ant werpen, Jan Karel van dj r Meir. 1^ K;n kapitale fciaye Ordonnantie, door Kembraut 44. Verkooping 11 May 1756. 7 Ken ex l ra fraai Kab.uetstuk verbecldi-ri Ie ile besii'jdiiig; Christi, dooc' Kcmbrandt, hoog 2 voet 7 duim, breed 2 voet .'...?205. Kwam i'eels voo;'. Ijij Jen E irl of Sp.'neer. 8 Ken tat'et waarop een lX>od*lioofd mt-t een G lob', .lioekrn en l'jartriiitte dooi' ilen/eheii, hoog l voet 8 duim, breej l voet 3 duim 31. Ju de inventaris vnn Reiubi'anJt kwam voor een V'anitas. De onder No. S bt'dojlde schilderij kwam 't laatst voor op de veiling Ploos van A instel iu 180(1, doch is daarna verl >i'en gegaan. 127 Ken prent proefd.-uk Portrait Six op Oos'?papier 3 O O. Verkoopiug 20 Septe-nber 1756, Rotterdam. 2S Een leggend vromvebecld, niet bi'i.le ha ir armen en handen. Eu sleiiule op haur scho it. K\cellent ue$i:hildenl door Rembnmd van Rhiju, hoo{^2 voet 5 dnim, breecl ~ voet 54. en met di pe verachting voor de geheele wareld stapt bij een kruidenierswinkel hinnea. Een droog oud ventjs weegt daar zalfjes met allerlei artikelen af. Kunt u me / 25 wibseleti ?" Nee!" OnmogeHjk?'' 't Mannetje vind h't onnnolig venier te ant woorden en schudt eenvoudig het hoofd. Niet?" Nee! nee' nee! schreeuwt het kruid miertje eensklaps, 't Is hier geen \visjelkautoor!'' Dat weet ik weJ, maar". ... Nou ruk rlan uit a~jüblieft. 'k Heb geea tijd.... en uwe, meissie?" dit laatste tot de dienstbode van mijnbeers buurman, dij 't geval erg bijzonder vindt. Oiibescliofte ploert!" ra'jnheer stapt met een van woede en vertwijfeling verirokken ge zicht naar buis. Op de stoep merkt bij, rlat hij z'n sleutel heeft vergeten. Hij belt en blijft wachten. Boven geen beweging. Hij rukt als een razende aan de b 1. Boven piept een raa n en 't ho M van de gedienstige kijkt verontwiardigl naar binedin. Mijdheer fronst nog meer z'n wenkbrauwen, even later gaat de deur open. Zeg, moet ik hier nou een uur staan?" Guns! meheer, ik dacht, dat 't de vuilnis man was, u hebt toch een sleutel V' Mynbeer stommelt de trap op. Boven is de wascb ver dwenen en staat de koffistafel klaar. Zoo Wim, ben je terug; we zijn gelukkig klaar met di wasch," e:i altijd even zuinig hangt z'n yoerle huisvrouw de neergesmeten hoed van mijnheer in de kast. Hemel! wat heb je daar allemaal voor pak ken ; gut! lieverd, wat heb je een inkoopea gedaan, maar die appelbollen zijn a koek geworden, enfin, 't is toch lief van je, hoor ...hè, pralines! 0,>k, snoezig!" en wat u dat.. lever worst, maar ventj a we hadden nog kaas, hoe ver kwistend ! en ... ha! ba! ha! veterband ! ... waar koop ju dat nu voor... enfin 't komt altijd te pas en wat is daarin ... postpapier ... heere! nogal een pakje... 't portret van de koningin, maar zoo hebben we er al twee lieverd ... enfin, en ben je met die heele toko door de i-tafl gewandeld?" Je bent toch liever dan ik dacht boor, hier is je koffie." Mijnteer h=eft een erg hooge kleur.... Maak nu asjeblieft niet zoo'a d'ukte.... hm.... is die kerel van Sinkel er nog geweest V O ja, h9fll gautr nadat je weg was, maar ik dactit wel dat j f! zou gaan wandelen en die heele wisselgeschiedenis zoudt vergetende hebt bet bankje toch niet verloren?" Nee", zegt mijnheer met iets ijselijk flauws in zijn stem, maar hos heb je din gedaan?" O, ik heb Mina even naar den slager ge stuurd, die kan altijd wisselen!" Mijnheer verslkt zich in z'n koffie en krijgt een vreeselijke hoestbui.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl