Historisch Archief 1877-1940
No. 1124
DE AMSTERDAMMERWKEKBLAD VOOR NEDERLAND.
rchest en fln ttftsteltóHde fêTdgman (hang
voftoflaen boven bunne taak stonden.
» soliste v&n dien »vond was da zangeres
wwr. Llttiifi Bhumït uit Hew-York. Z(j zong
««n sria nit Kfftssenet's Ctó, met orchegt; voorts
Mtre aria aft Lakmérxn DelibeiL twee liederen
van Brahtos, en een van Mendeisuohn, als
toegfft, fflet piano. Gaarne had ik mevr. Blftüvelt
gehoord In ene Moïart'sdhe aria of in eene der
cttl-ilftllaansche school. Maseenéfs fragment uit
Cid is, uit y'tt verband gerokt, zeker ongeschikt
voor de concertzaal. Niettemin bewees mevr.
Iflauvélt dat 2\j veïzeer schoon, eenigszins
dofiker gptimbreerd materiaal beschikt, hetwelk
rötef nog onvoldoende beheerschi wordt. Spe
ciaal hare registerovergangen laten veel te
wenfccben over; eene kleine neiging tot detoneeren
bier en daar, sproot daaruit voort. Met de voor
dracht der liederen bewees Mevr. Blauvelt dat
?jj ten eenenmale de gave mist om Meine
Liebe ist giftri" van Brabms in al zy'n diepte
te begry'pen en ons in al zyn schoonheid te
openbaren; evenmin kon de misplaatste
coqnétterie by Mendelssohn's «Durch den
Watd, den dunkeln" den toehoorder een
hoogen dunk geven van hare voordrachtskunst.
»Óer Jager'' gelukte haar goed. Mevr. Blauvelt
kingétoch uitsluitend liederen die in haar
miwikale bevatting en eigenaardigheid liggen.
Het is verkeerd andersom te werk te gaan
eöhare eigenaardigheid op te dringen aan
li«deren, die er zich niet toe prêteeren. De
heer Mengelberg begeleidde als alty'd voor
treffelijk.
Tot my'n spy't was ik verhinderd de uitvoe
ring bjj te Wonen, welke op den middag van
den 2en Kerstdag plaats vond, evenals ik ook
nkele kerkuitvoenngen moest verzuimen.
Indien Wy' nu in het kort terug blik
ken op hetgeen in het afgeloopen jaar
op muzikaal gebied heeft plaats gevonden, dan
mogen wij met rechtmatigen trots erkennen
?dat Amsterdam eene plaats inneemt van groote
beteekenic, ten minste zoolang het geldt con
certuitvoeringen. Er mogen steden zyn in
het buitenland waar meer muziek gemaakt
wordt, op een hoogeren trap staan daar de
Concerten zeker niet.
Indien wjj evenwel onze blikken wenden
naar den Schouwburg en wy' vergelijken onze
dramatische uitvoeringen met die van elders,
dan moeten wij beschaamd de oogen neerslaan
n erkennen dat hier bijna nog alles behoort
gedaan te worden. Moge bet jaar 1899 ook
hierin verandering brengen; moge de opera
te Amsterdam een even hoog standpunt gaan
innemen ais het concertwezerj.
AKT. AVEKKAMP,
inMHIIMHItllllllMIIIMIIIIMIIIIIMIIflIIIMIIflIlllfMlmNtllMMMfM
Een Merefiflam yaa telen ea
Wctenscnapiien.
De heer S. Muller Fz heeft in de K E. «..
van 4 dezer, en ditmaal iets duiderlyker, willen
doen blyken, waarom bij ons onbevoegd achtte
over den heer de Stuers, als referendaris v.
K. en W., te schryven.
»Het blad, aldus verzekert de heer Muller,
is thans zoo goed, my dadelijk een nog veel
,.Als mjjnhrer zal wisselen!''
Hnmoreske,
DOOK
F. DE SINCLAIR.
Och Wim, daar zijn ze voor de tweede
maal met de quitantie van Sinkel en ik heb
niet kleiner dan een bankje van ?25; geef
j\j 't even."
Wim, die met een ontevreden gezicht in
een hoekje op een schommelstoel zit en den
ochtend van z'n beursvacantie moet doorbrengen
tusschen stapels wascbgoed, want de
verraderlyke zak is een uur geleden met Van Gend &
Loos gekomen, kijkt erg strak op dat verzoek.
Hoeveel is 't?"
Mina! hoeveel is 't?" roept mevrouw tot
de dienstbode, die op 't portaal met een half
gerekt servet in de eene en het trektouw van
de deur in de andere hand, staat te wachten.
.Man, hoeveel of 't is?" roept ze den
gegalloneerden bediende toe.
Een mannestem schreeuwt iets naar boven.
Zeventien gulden drie en tachtig, mevrouw,"
roept de dienstbode.
Nou, kan die vent niet wisselen", vraagt
Wim.
»De vent kan 't onmogelijk" en Wim grinnikt
want h\j is in een stemming om alles prettig
te vinden, wat z'n vrouw tegenvalt.
Toe, geef jy 'c nu even!1' smeekt deze.
Zooveel heb ik niet", «egt mijnheer, lui z'n
beurs uit z'n broekzak halend, daar, net 15
gulden en wat centen".
God, wat vervelend toch, je hebt ook nooit
iets", snauwt mevrouw.
Mynheer zegt iets onduidelijks.
Toe! 't is wonderlijk hoe sommige vrouwen
haar stem naar believen kunnen wijzigen
toe Wim, wissel dan even in de buurt voor me".
Ik? ... ben je .,.. laat Mina gaan !"
Onmogelyk!" roept mevrouw, k\jk eens
wat daar nog ligt en ze moet onze kamer nog
doen en dan t eten toe nu, even maar, ja?"
Dat ja" klinkt allerliefst. Mynheer staat
mopperend op en mompelt iets van meiden,
die nooit iets doen kunnen dan kletsen.
Mevrouw spreekt met den wachtenden man
af, nog even aan te komen op den terugweg.
Een onbestemd antwoord wordt naar boven
geschreeuwd, 'tly'kt evenveel op Haju! als op
Olrijt"; de deur valt met een smak dicht.
Mynheer trekt met een rood gezicht z'n
laarzen aan en neemt z'n hoed van den kapstok.
Hier is 't bankje" «egt mevrouw erg lief, ver
lies het in Godsnaam iiiet.... Gut wat zie je
er uit nee, zóó kun ja niet de straat op
vacht even l"
Mynheer trappelt ongeduldig: Wat nu weer?"
«Wel al die stof!"
Dat komt van dat idiote rekken met al die
overtuigender blijk te leveren, dat het niet
op de hoogte is" Immers de bewering, dat »de
wetenschappen in haar geheel tot het gebied
van dm referendaris behooren," is (het spyt
mtj w er k el y k !) weder een beetje ridicuul De
wetenschappen toch (de universiteiten c. a.)
behooren tot het gebied van den referendaris
van onderwijs en de heer De Stuers heeft dus
inderdaad «zeer geldige redenen/' om zich
alleen te bemoeien met de archieven en de
Koninklyke bibliotheek, want over de rest
heeft hy hoegenaamd niets te zeggen. Zeide
ik dan iets onredelijk», toen ik sprak van
een aanvaller, die niet op de hoogte is ?"
Hef doet ons genoegen nu eindeljjk eens te
Vernemen, waarom we onbevoegd zyn !
Misschien zal zelfs de heer Muller ons
willen gelooven, als wy hem verklaren, dat
we sedert tal van jaren reeds weten, hoe er
ean referendaris van onde^wi/js bestaat, en ook
dat de universiteiten mede inrichtingen van
onderwas zyn, dat wil dus zeggen, dat
over de universiteiten, als onder jojj's-inrichtingen
De Stuers adininittratitf niets te zeggen heeft.
Wy schreven dan ook, dat de Referendaris
voor Kunsten en Wetenschappen de weten
schappen, voor zoover die door Je universiteiten
werden vertegenwoordigd, buiten zyn beheer
liet torn voor hem zeer geldige redenen."
Een dier redenen, echter niet de voornaamste,
is, dat hy' in botsing zou kunnen komen met
den referendaris voor onderwys ; een andere,
meer beteekenende, reden is, dat hy een man
van kunst, niet van wetenschap, zich gevoelt ; een
derde reden, dat bjj zelf moet begrijpen, alleen
als kunsueferendaiis veilig te zyn, wanneer
hy de Wetenschappen de Wetenschappen laat;
een vierde, dat de ministers in den regel veel
dichter by de Wetenschappen dan by de Kunst
staan ; maar zou men meenen, dat de heer
de Stuers met ei/jn beleende eigenschappen ook
de Universiteiten, als Wetenschappelijke in
stellingen, in itryd met zijn titel, buiten zyn
kring gelegen zou achten, wanneer bij in plaats
van geheel en al kunst- man, door en door
een inan van wetenschap wai e, die ten opzichte
der wetenschappen ook zoo zyn eigen begrip
pen had en zyn idealen te verwezenlyken
oordeelde ? Zou hy dan niet even goed getracht
hebben de ministers naar zyn hand te zetten,
waar het de Wetenschappen geldt, gelijk hem
dit tot nu toe by de Kunst gelukt is ? Want
men vergete niet, De Stuers, gesteld over
Kunsten en Wetenschappen, is een bijzonder
soort van referendaris ; hy is een rcgeerend
Referendaris, onverantwoordelijk minister, die
zich boren een administrerend referendaris,
als die van Oaderwys, verre verheven moet
gevoelen. Zulk een adinmistreerend referen
daris, kan voor hem niet meer zyn dan een
Museum-directeur van het Mauritsbuis of van
het Ryks-museum, dien hij immers zooveel
mogelyk onder curateele stelt.
Wy zyn begonnen met te zeggen, dat De
Stuers de Wetenschappen gelukkig buiten
zyn beheer laat om »voor hem zeer geldige
redenen". Als hieruit nu onze «onbevoegdheid"
moet bly'ken, gunnen wij den heer Muller het
genoegen, deze verder te constateeren, en zich
te vermaken met zooveel onnooselheid. Wij
mogen echter verwachten dat de heer M., nog
?eens in alle kalmte herlezende wat wij
scbnven, het van zich zelf zal kunnen verkrijgen
te erkennen, dat bij zich in de bedoeling
onzer woorden heeft vergist, alsmede, dat bet
geenszins ons oogmerk was den Referendaris
van Kunsten en Wetenschappen «buiten bet
kunstgebied openlijk aan te vullen." Maar
in elk geval blijven deze vragen over, die wij
nogmaals herhalen, in de hoop, dat de heer
Muller zich niet als een al te handig debater
van den domme zal houden.
1. Staan museum-directeuren niet even hoog,
lakens, dat jullie doen, de pap vliegt door de
kamer.... ik heb er keelpijn van."
Nu ja, koop dan wat cdloras calicus . . . .
Wacht, nu je hoed . . . ."
Loop naar...." de rest is niet verstaanbaar
want mijnheer ijlt de trap af en slaat de
deur dicht, zóó hard, dat een hooge ktap^l
«erveften z'n evenwicht verliest.
Mevrouw en Mina gaan voort met om het
hard.-t aan allerlei klee .ingsstnkken te (rekken
een geheimzinnige bezigheid, waarvan geen enkel
man het nut beseft, duch waar iedere vrouw een
avond hoofdpijn voor over beeft, om maar niet
te spreken van de aan dronkenschap grenzende
dolheid van de meid bij die gelegenheid en
een atmosfeer in de huiskamer, die een man
naar de soos jaagt.
Een en ander ter vergoêlijking voor mijnheer'g
onvriendelijkheid op een van de weinige
v/eekdagen, dat hij vrijaf heeft en dien bij eens
gezellig thuis wou doorbrengen.
Mijnheer komt op straat tot kalmte, de
lekkere buitenlucht doet hem goed en bij kijkt
belangstellend naar de frissche bloemen in 't
plantsoentje, dat hij passeert. Waar nu heen
voor die ? 25 ?
Wacht, de sigarenwinkel, hij zal er meteen
wat koopen; 't is wel bocht, maar enfin! Hij
treedt binnen.
Mag ik vier van drie cent van u, middel
soort?"
Als 't u blieft, mijnheer! Zult u gebruik
maken, mynheer?"
Asjeblieft!" Het bankje verschijnt op de
toonbank.
O, mijnheer! onmogelijk, ik heb haast geen
zilver in huis, van morgen nog honderd gulden
aan den slager hierover gegeven . . . heeft u
ciet kleiner?"
Jawel." Het bankje gaat weer in 't
vestjeszakje, de twaalf cent komen uit de beurs
en mynheer verlaat koeltjes groetend den win
kel. Bliksemsche bluf!" moppert bij in stilte.
Honderd gulden ! 'k wed dat hij ze nooit by
mekaar zag. Waar nu naar toe ? . . . . ba !
de conrheur!"
Dag juffrouw!" 't klinkt erg vriendelijk.
Mynheer bly'ft toch altyd een man en een jong
meisje met een dun middeltje, is ondanks z'n
gloêad aaneengesmeede andere hellt, nog wel
in staat de rimpels uit z'n voorhoofd te wisschen.
Mag ik van u" ..... de juffrouw slaat b)o
zend haar oogen neer .... vier appelbollen!"
Als 't u belieft!" en de delicatessen worden
in een grooten zak gestopt, los gepakt, omdat
ze zoo versch zijn. Nog iets, mijnheer?"
Mynheer wil het bezoek wei even rekken.
Ja, een ons pralines".
Van veertig of van vyftig cent?"
Van vyftig juffrouw.
Mynheer volgt de beweging der blanke hand
jes, ky'kt peinzend naar het frissche roode
mondje, denkt uit plichtbesef aan z'n vrouw
en zegt dat het mooi weer is.
Ja, beter dan gisteren, vindt u niet?"
Hoeveel krijgt u, juffrouw?''
Zeventig cent, mijnheer".
Het bankje verschynt ten tweedenmale. De
juffrouw trekt een la open en rammelt met
en hebben zy' niet evenveel recht op zelfstan
digheid, als professoren ?
2. En, indien de professoren, gelyk de
museum-directeuren, gedrild werden door een
referendaris zou zulk een referendaris langer
dan eenige weken zyn bewind kunnen voeren ?
3. Zou de heer Muller zelf niet zeer
gemakkely'k »sen verklaring kannen geven van
het feit, dat de heer de Stuers het oneindig
beter met archief-directeuren dan met museum
directeuren kan vinden" ?
4. Is de hser de Stuers ook zelf weten
schappelijk archiefman, even als Riemsdyk en
Muller, of bepaalt hy zich op dat gebied
geheel anders dan by de Kunst meer tot
het uitwendige, tot hetgeen de organisatie
raakt."
5. Wat is de oorzaak van die »eene zeer
enkele uitzondering in h«t lofzingend koor
der archivarissen ?"
Intusschen vernemen wy', dat de Heer Muller,
alleen omdat wy' over dr. Stuers'
wetenschappelyk werk als een onbevoegde scdreven, het
woord heeft genomen. Voor de vijf
celebriteiteh, door ons genoemd, «koestert hij den
diepsten eerbied". 't Is heel aardig, maar
hoe de heer Muller dan verleden week kon
schryven: ik heb aiünooit gemengd in de
vel-t ktöbelargiM in de kratten, waartoe »het
beheer" van den Heer de St aanleiding ge
geven heeft, is ons ietwat dol*1'1 *. De woorden
gekibbel en krakeei pass«n f a al by'zontier
slecht ten opzichte van een Afnstigen strijd,
gevoerd door personen, voor wie men den
diepsten eerbied koestert. Toch nemen wy'
gaarne acte van de verklaring, dat de Heer
M. niet bedoeld heeft zóó buitensporig hoog
zich te plaatsen, nis ons en anderen het wel
scheen. Op het voetstuk, waarop wy hem
thans zien, laten wy hem gaarne staal). Dat
hij daar lang op blyve.'
Virt van Goili en Jaa fooroi.
De Vereeniging »Voor de Kunst" te Utrecht
exposeert thans een groot aantal teekeningen
van Vincent van Gogh en schilderyen en
pastels van Jan Toorop Al zal voor menigeen
een gedeelte van het hier te ziene werk van
Toorop bekend zyn, toch was het een goede
gedachte, aan de in kunstzaken altijd
eenigszins achterlijke bisschojiStad gelegenheid te
geven den vee'zydigen arbeid van dien schilder
te beschouwen ; maar riog aangenamer is het,
hier een zoo rijke verzameling teekeningen
bijeen te zien van Vincent van Go^b, een
voorrecht dat men niet genoeg kan waardeeren.
Echter zullen er misschien slechts weinigen
zij ft die dit doen, want kunst voor velen is
dit uit verre uitersten van zielsspanning ge
boren werk geenszins. En ook zy die in staat
zyn Vincent te volgen op de steile en duize
lingwekkende paden, waarlangs hij
zeldengeziene gemoed»-hoogten bereikt, zullen dit
niet altijd kunnen doen, en hun oog moet
sterk, hun hart van aardsche belangen vrij
zijn, om dezen eenzame! natuurmensch, dezen
aanbidder van zon en boomen en wereld, te mo
gen begrijpen.
Vincent van Gogh was een zeer eenvoudig
mensch, en deze eenvoud was zijn schoonheid
en grootheid. Hij was als Sint Franciscus van
Assisi, met wien hy ook in uiterlijke trekken,
in de lynen van zijn kop vi-rrassende
overejnkomsten heeft. Evenals die groote Heilige
der dertiende eeuw had ook deze eenzame
der negentiende het arbeidende volk lief, zag
bij elk ding in schoonheid als een deel van
»Gods geheiligde natuur'', en, het licht ver
heerlijkende, ging hij met extatischen blik
langs heuvelen en dalen, door zomerache velden
van waaiend graan, waar de boomen ruischten
HinBMIinillllllllllllMHIHIIIIIIIIIIIlllIlllll
iiiMDHitiiitilinimniii
geld. Het spijt me.... ik heb heusch niet
terus?. Kunt u niet passen T'
Ja, maar ik zou auders graag ... als U 't
bid .. .
'k Zal even hooren," klinkt het bedenkelijk.
De juffrouw verdwijnt in een geheimzinnig
kamertje achter een glazen deur.
My'ijlieer stairt op allerlei soorten zoetigheid
en brokkelt werktuigehjk aan een versch koekje...
In tien seconden is de juffrouw terug. Het spijt
me erg, ik kan u niet helpen".
Mijnheer geeft zuchtend klein geld, neemt
den warmen grooten en den kouden kleinen
zak en stapt de straat op.
Vervloekt, wat zitten die lui bier allemaal
krap!... een lief snoetje anders... hm...
Wat zijn die appelbollen heet".
Hij wardeH veider tusschen meiden, die
klcerten kloppen.
Meneer geeft u mij wat! roept een kleine
jongen met z'n vuilea vinger in den
doorgevctten zak prikkend.
Weergaasche aap!... Lieve God, wat een
last en dat is nou je vacantie; 't ia wat lekkers."
De wandeling heeft al hare aantrekkelijkheid
verloren.
Nou zal ik het hier probaeren" en mijnheer
kijkt even door het winkelraam van een
garenen bandwinkel. Maar, wat moet ik daar vragen,
?enfin 'k zal wel iets verzinnen."
Hij stapt binnen en staat tegenover drie
meisjes met tcharen die aan linten om hare
middeltjes bengelen: Dag, dames!"
Een driestemmig: dag mijnheer!"
Ik wou wat veterbatid hebben." Mjnheer
spreekt met een veraarden blik tot al de
dametjes tegelijk. Het trio wisselt een blik
van verstandhoud.ng.
Wit of zwart, mynheer?" vraagt de oudste,
een brutaal wipneu^je.
Wablief'?... hm... zwart, ja bepaald zwart!"
En hoe breed ?"
Hoe bre^d?!''
De twee andere meisjes giegelen.
Ja, hoe breed... Waar is het voor, als ik
vragen mag V"
Dat is my'n zaak, juffrouw!" zegt mynheer
geërgerd. Geef u maar, wat u bij de hand
heeft".
O, ik heb 't allemaal bij de hand", zegt de
juft' ouw onverstoorbaar. Ik zal u eens laten
zien", en de juffrouw klimt een laddertje op
om de doos te kry'gen.
Past u op met die vettigheid!" zegt eens
klaps een der giegelende meisjes, als mijnheer
met een gevoel van walging den warmen zak
appelbollen even neerzet op een stapeltje ma
nufacturen.
O! pardon!" De eerste juffrouw klimt met
een doos af. Mijnheer vindt z'n positie
allerellendigst, maar hij wil volharden.
Dit mair juffrouw'', en hij wijst op goed
geluk op een stuk band.
Als 't u belieft, hoeveel verlangt u?"
Vy'f meter".
Opnieuw debuteert het bankje. Wim is brutaal
geworden in z'n volharding: , Wilt u dat meteen
even wisselen?"
Ik zal 't eens vragen", en zich omwendend
en golfden en vlamden onder een storm van
zonnegtoed, of 's nachts als de maansikkel
vlamde en de ster-zonnen draaiden en vonkel
den door de hemelen.
Tot zulk een verheerlijkend zien der wereld
dat de boomen geen stammen met tak kan en
bladeren meer waren maar vlammen van l«veri;
dat alles gloeiend loven was, de struiken, het
koren, de wolken er van bewogen; dat bij
den stralend wentelenden zonneboïzelf dorst te
teekenen boven de geblaakte landen, hiertoe
kwam bij na veel zoeken en oneindig-veel
lyden om de nooit te bereiken, nooit uit te
zeggen uiterste schoonheid; maar den gang
dier gansche ontwikkeling na te gaan, de
geestes-wegen in zuiver begrypen te volgen
waarlangs die zeldzame man tot zulke hoogten
steeg dat het hem duizelde en hy in het aardsche
leven bezweek, zou een expositie ook van zyn
schilderwerk noodzakelyk maken; wellicht zal
de vereeniging »Voor de Kunst" hiertoe een
maal nog de gelegenheid schenken.
* *
4t
Waar van Gogh het onoplosbaar mysterie
des levens ons deed voelen in de spontane
weergave der door hem in hoogste ontroering
aanschouwde wereld en den schoonen tooi der
aarde in panoramatisch-wijde versfezichtjn
zocht te omvangen ; waar hij den Zaaier gaf
gaande over den ontvangenden grond als sym
bool van het eeuwig-jonge leven; daar tracht
Toorop de werkende krachten en stroomingen
des levens in figuren uit te drukken, maar in
stee van een in kleur en lijn harmonisch
overzicht te geven dier wereld-vormende en
-vernietigende machten, zoodat haar innerlijk
verband ons uit de plaatsing op het schilderij
duidelijk werd, zien wij op deze Sphitix een
verwarde voorstelling waaraan elke wijsgeerige
eenheid ontbreekt. Reeds het pogen alleen
om op een schilderij (dus een stak doek in
een lijst, bestemd om ergens op een niet vooraf
bepaalde plaats te worden gehangen) het levens
mysterie in symbolische teekenen te willen
verbeelden, lykt mij verkeerd. Maar het
vreemdst is de verwarring van symboliek en
allegorie, het wanbegrip om in ne uiting
samen te geven de traditioneele symbolische
voorstellingen van sphinx, lier etc. met de
iiiet-traditioneele allegorische voorstellingen
van voortstuwende krachten voor geestelijken
arbeid, van reine vrouwenzielen, van het on
bewust liefelijke etc In den Zang dezer Tijden
vindt men diezelfde verwarring van historische,
of tenminste als historisch veronderstelde per
sonen (Abel en Kaïn), met allegorische figuren
als de anarchie, de zunde e c.
Ach, denkt men onwillekeurig bij de be
schouwing van deze beide werken, van de
Jonge Generatie, de Aspireerende Liefde e. a.,
wat hebben wij nu eigenlijk aan deze
koelmodieuze dilettanten-philosophie, wij worden
er niets wijzer, niets gelukkiger door ! Want wij
hebben hier geen ideeën-samenstel, verbeeld op
de pl.\ats waar het historisch thuis behoort, geen
weloverwogen en in onwrikbaren samenhang
verbonden geheel, zoodat wij ons na oplettende
studie in de voorstellingen kunnen inwerken
en baar diepe beteekenis begrijpen, gelijk bij
Derkindereii's groote gedachte-kunst het geval
is, maar een verzameling embryonaire
gedachtetjes, verward en zonder het roodige
inzicht in historie en symboliek bijeengezet.
Maar waarom maakt de beer Toorop deze
dingen, waarom tracht bij de essence van een
ochtendschemering door zwevend-stygende
vrouwefiguren uit te drukken, als hy zooveel
beter en inniger kan vertellen van de schoon
heid van een morgenstond op htt gepointilleerde
schilderij met den schelpenvisscher en de
melancholische pracht van stervende
avondkleuren zoo onovertri ff jlijk weet weer te geven V
En waarom gaat hy zich noodeloos m,;ten met
blaast ze in een spreekbuis.
Kunnen we / 25 wisselen?" Het antwoord
hoort alleen de juffrouw, ze hangt de bu s weer
aan den spijker.
Ik kan u niet helpen, mijnheer, we hebben
van morgen al ons zilver aan den slager ge
geven."
't Schijnt dat die slagers verzot op zilver
zijn." zegt mijnbeer, met een poging om
vreegelijk ironisch te kijken. e juffrouw knikt
glimlachend. Mijnheer betaalt, neemt z'n bagage
op, zegt: go«ie morgen' erg uit de hoogte en
gaat den winkel uit.
Buiten hoort hij de.drie juffertjes hartelijk
lachen en zes ondeugend lachende oogen gluren
hem na tusschen de opgehangen doeken in de
uitstalkast.
Lamme straatmeiden, 't is brutaal volk, en
dat gaat nu uitsluitend met vrouwen om ....
hm .... een mooie gedachte, 't Is schande, js
wordt er gewoon uitgelachen. Had ik dat
ellendige bankje maar gewisseld. Als ik er
thuis mee terugkom, boor ik bet de andere
week nog.... ha! een idee! Wentinck zal
wel thuis zijn, die kan me mogelij Ij helpen.
Stom om daar nu eerst aaa te denken."
Mijnheer belt aan een bovenhuis, even daarna
gaat de deur open.
Mynheer Wentinck thuis? '
Wentinckl Tweemaal bellen! en boven is
alles stil.
Mynheer luidt tweemaal een soort noodklok
en hoort boven weer beweging.
Juffrouw! is mijnheer Wentinck thuis?''
Neen mynheer," schreeuwt een mannestem.
Mijnheer is naar den Haag; wie moet ik
zeggen dat er geweest is?"
Niemand!" pats! en de man boven hoort
de deur met een nydigen slag dichtslaan. Pech!
Jongens, jongens wat een pech!
Mijnheer ziet wanhopig rond, neemt dan
eensklaps een besluit en treed een boekwinkel
binnen, 't Is er erg vol, dat valt tegen en by
bij geneert zich vreeselyk als hy plotseling
kennissen ziet.
Bonjour Willem, sakkerloot kerel, wat sloof
jij je uit! Allemail lekkernijen? Je bent toch
niet jarig?
De aardigheid valt slecht en hij maakt er
zich niet bijster vriendelijk van af.
Hy bestelt postpapier, wordt bliksemsnel ge
holpen, maar z'n kennissen gaan juist den
winkel uit en om uitstel te winnen koopt hy
nog een portret van de koningin.
Als 't u blieft f 1.80. Pardon mynheer,
heb niets geen klein geld, er komen zooveel
menschen hier om te wisselen" ...
Mijnheer past" in Godsnaam maar weer en
verlaat een stevig pakje rijker den winkel.
Ik vervloek het verder... is me dac hier
een buurt, vy'f winkels voor niemendal de
klandizie geven ... maar dat bankje!.,.
Hy knarsetand en.... vloekt, een
hardgrondige lange vloek.... dat geeft verlichting.
In een delicatessen winkel probeert bij bet nog
eens zonder resultaat, en met een vettig pakje
leverworst treedt hij na tien minuten weer bui
ten, het ongewisselde bankje in z'n vestjeszak.
Een doffe onverschilligheid komt over hem
de kunst van het woord? lounerf wat hjj by'
de Apokalyps van Ya& Deysstfien b$ Oor
Cordiun» van Verwey teekeada st*»t
oneindigver beneden ds zeggingskracht dezer artistea.
Ik meen dat Toorop's krtcht zal liggen in
gewoon realistisch werk, portretten en
hmdschappen, en wellicht het meest nog in de
laatste; maar zeker niet in decoratief alle
gorische of symbolisch wgageerige richting.
Op deze tentoonstelling, di» tot den 2.'en
Januari geopend bljjfr, zgn voorts nog een
tweetal spiegels en pboto's naar meubelen van
Theo Molkenboer en een groot aantal
voortreffelyke boekbanden, houtsneden etc. van de
heeren Loèber en Smits te zien.
v. M.
Bemliraiilt,
Uittreksel uit den Catalogus of Naam
lijst van Schilderijen van Hoet en
Terwesten, door E. C. Rahms,
met aanteekeningen van
Jhr. Mr. H. C. Flugi van AspermonL
(Slot).
Vti-kooping 2 April 1754, Am
sterdam.
35 Een ka;>i:eal sfuk zijnde de ont
moeting van L:tbau en Rachel,
/i?er excellent en krachtig ge
schilderd door Rembraiit van R:,jn,
hoog 3 voet 4 duim, breed 4
voet 5 duim ? 50.
VerVooping 4 April 1735, 's Hage,
Mr. Gerai'd Jlirker van >wk-teu.
56 Silneon ia den 'IVnpel, door.
Iteinbrant, hsog' 2 voet 4 duin),
ui-eed '2 roet . . , . . . 80.
Collectie Weber te Hamburg?
57 DJ G -aflti/ging Cnristi, door
denzelven, hoog 3 voet 8 duim, breed
3 voet , 61.
Eene gniflegging tlians ie
Dresden. kwam reeds voor bij de
veiling Daluur, vau den SaudeB
Munter.
Verkoo;iing 19 Juni 1755,'3 Hage,
Willem van IJjiansbei'^ij.
50 Abraham, agar en Isiimel.krach
tig ca goed, door Uembraut vaa
K U n , 21.
In hot museum Rouniautsov
te Mo-cou.
5G Een KerstnachLje, kunstig vau
lii'bt e» brui», door den zul ven . lO.lOsL
Verknoping 2li Juny 17ó5, Ant
werpen, Jan Karel van dj r Meir.
1^ K;n kapitale fciaye Ordonnantie,
door Kembraut 44.
Verkooping 11 May 1756.
7 Ken ex l ra fraai Kab.uetstuk
verbecldi-ri Ie ile besii'jdiiig; Christi,
dooc' Kcmbrandt, hoog 2 voet 7
duim, breed 2 voet .'...?205.
Kwam i'eels voo;'. Ijij Jen E irl
of Sp.'neer.
8 Ken tat'et waarop een lX>od*lioofd
mt-t een G lob', .lioekrn en
l'jartriiitte dooi' ilen/eheii, hoog l
voet 8 duim, breej l voet 3 duim 31.
Ju de inventaris vnn Reiubi'anJt
kwam voor een V'anitas. De onder
No. S bt'dojlde schilderij kwam
't laatst voor op de veiling Ploos
van A instel iu 180(1, doch is
daarna verl >i'en gegaan.
127 Ken prent proefd.-uk Portrait Six
op Oos'?papier 3 O O.
Verkoopiug 20 Septe-nber 1756,
Rotterdam.
2S Een leggend vromvebecld, niet
bi'i.le ha ir armen en handen.
Eu sleiiule op haur scho it.
K\cellent ue$i:hildenl door Rembnmd
van Rhiju, hoo{^2 voet 5 dnim,
breecl ~ voet 54.
en met di pe verachting voor de geheele
wareld stapt bij een kruidenierswinkel hinnea.
Een droog oud ventjs weegt daar zalfjes met
allerlei artikelen af.
Kunt u me / 25 wibseleti ?"
Nee!"
OnmogeHjk?''
't Mannetje vind h't onnnolig venier te ant
woorden en schudt eenvoudig het hoofd.
Niet?"
Nee! nee' nee! schreeuwt het kruid miertje
eensklaps, 't Is hier geen \visjelkautoor!''
Dat weet ik weJ, maar". ...
Nou ruk rlan uit a~jüblieft. 'k Heb geea
tijd.... en uwe, meissie?" dit laatste tot de
dienstbode van mijnbeers buurman, dij 't geval
erg bijzonder vindt.
Oiibescliofte ploert!" ra'jnheer stapt met
een van woede en vertwijfeling verirokken ge
zicht naar buis.
Op de stoep merkt bij, rlat hij z'n sleutel heeft
vergeten. Hij belt en blijft wachten. Boven
geen beweging.
Hij rukt als een razende aan de b 1. Boven
piept een raa n en 't ho M van de gedienstige
kijkt verontwiardigl naar binedin. Mijdheer
fronst nog meer z'n wenkbrauwen, even later
gaat de deur open.
Zeg, moet ik hier nou een uur staan?"
Guns! meheer, ik dacht, dat 't de vuilnis
man was, u hebt toch een sleutel V' Mynbeer
stommelt de trap op. Boven is de wascb ver
dwenen en staat de koffistafel klaar.
Zoo Wim, ben je terug; we zijn gelukkig
klaar met di wasch," e:i altijd even zuinig
hangt z'n yoerle huisvrouw de neergesmeten
hoed van mijnheer in de kast.
Hemel! wat heb je daar allemaal voor pak
ken ; gut! lieverd, wat heb je een inkoopea
gedaan, maar die appelbollen zijn a koek
geworden, enfin, 't is toch lief van je, hoor ...hè,
pralines! 0,>k, snoezig!" en wat u dat.. lever
worst, maar ventj a we hadden nog kaas, hoe ver
kwistend ! en ... ha! ba! ha! veterband ! ...
waar koop ju dat nu voor... enfin 't komt
altijd te pas en wat is daarin ... postpapier ...
heere! nogal een pakje... 't portret van de
koningin, maar zoo hebben we er al twee
lieverd ... enfin, en ben je met die heele toko
door de i-tafl gewandeld?" Je bent toch liever
dan ik dacht boor, hier is je koffie."
Mijnteer h=eft een erg hooge kleur....
Maak nu asjeblieft niet zoo'a d'ukte....
hm.... is die kerel van Sinkel er nog geweest V
O ja, h9fll gautr nadat je weg was, maar
ik dactit wel dat j f! zou gaan wandelen en die
heele wisselgeschiedenis zoudt vergetende hebt
bet bankje toch niet verloren?"
Nee", zegt mijnheer met iets ijselijk flauws
in zijn stem, maar hos heb je din gedaan?"
O, ik heb Mina even naar den slager ge
stuurd, die kan altijd wisselen!"
Mijnheer verslkt zich in z'n koffie en krijgt
een vreeselijke hoestbui.