Historisch Archief 1877-1940
DE AM S TEE D &MM EB WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1124
V
29 Een oud mam hoofd, zeer fraay
en krachtig geschilderd dour
deozelven, hoog l voet 11 daiin,
breed l voet 6'fo duim . . .
30 Een klein oud Maas kopje, zeer
fraay,door dentelven,hoog 7 duim,
breed 4"/4 duim .....
Verkooping 29 Maart 1757, Am
sterdam, Pieter Tests».
56 Een oud mans portrakje, eitra
fraay geschilderd door Rembrand
van Rhijn, hoog 10 duim, breed
8 duim
57 Een dito fraay geschilderd Mans
Pourtraitje, door denzelve, boog
81/3 dnim, breed 7 duim
58 Een dito weerga, door denzelven,
boog 81/3 duim, breed 7 duim .
Verkoop ng 22 Mei 1758, Brussel
Martin Robijns.
84 Een stuk met drie figuren, door
Rembrandt, hoog l voet 5 duim,
breed l voet 3 duim
85 Eeos Mans en Vrouwe Pourtrait,
door denzelre, boog 2 voet '2
duim, breed 2 voet ....
86 Een Leven» groot pourtrait, door
denze'ven, boog 6 voet 8 dnim,
breed 4 voet
Verknoping 23 Mei 1758, P. J.
Snijers.
37 Een Manspourtrait paneel, door
Rembrant v. Rhijn, boog 24, breed
181/8 dnim
38 Een Portralt van een vrouw ziende
door een vergrootglas, hoog37'/2
duim, breed 231/2 duim .
39 Een zeer schoon Kabinetstukje,
verbeelde Snsauna aan de fonteyn
in d«u Hof met een B>ef die
door het buit zirt, doord'nzelve,
hoog 18 duim, breed 15 duim .
Aan de schilderij in het
Manrit-huis genaamd Susanna in 't
bad", No. 147 \an den inventaris,
is klaarblijkelijk in lateren tijd
een strook bijgezet (aan de rech
terzijde) en zeer handig
bijgeschiJJerJ. Ik geloof dat uien
zeker kan aannemen dat No. 39
van de veiling P. J. Snijers te
Antwerpen, 2< Mei 1758, Su
sanna niet een boef" identiek is
met Susanna in 't bad" in 't
Mauritsbuis, waarop twee bleven
sta n. DJ tweede boei' bevindt
z'ch juist op 'c bijgeschilderde
gedeelte. Er zou dus hieruit
blijken dat de vergrooting eer»t
na 23 MI i 17:>8 hi-e t plaats
gebal. Het bijs-hlderen is wel zeer
Rembrandtiek geschied, duch 't
is zei-r duidelijk, dat het niet
door Kembrandt zelf we 'd gedaan.
40 E u mans|jourti'aitje, door den
zelven, hoog 8 duim breed 6 duim
Verkoo))ing 17 Sepl. 1759.
120 Een Knpje van een Turkin op
een koperplant
Verkoop! n? 23 Ang. 1762.
37 Een Kin Ier Pourtraitje, door
Kernbrand
Ve.-kooping 25 Ang. 1762,
Antwerpen.
27 Een Landschap, door Rembrant,
hoog l vuet 6 duim, breed l
voet 3 du'm
28 Een Mauskop, door denzelven,
hoog l voet 10 duim, breed l
voet 5 duim
Verkooping 4 July 17i"-3, 'a Hage,
Willein Lcrmier.
220 De Hi ilige familie in een vertrek
met een vallent licht, door Rem
brandt van Rijn (Paneel), breed
l voet 9 duim, hoog l voet
4 l/j duim
In Cassel bevindt zich eene
heilige familie, die in 1752 voor
? 735 door Willem Lormier werd
afgestaan aan den Hertog yim
Hessen?Cassel.
221 De Graflegging Chrkti, vol figu
ren, door deozelven, breed 2 voet
21/2 duim, hoog 3 voet l duim
Kwam reeds voor op de veiling
Isaak van den Blooken, 11 Mei
1707, Amsterdam. Gekocht door
Koning August III van Saksen.
Verkooping 11 July 1763, 's Hage,
Jacob Snels.
6 Een Levensgroute Man*kop, zijnde
Eitra Schoon Geschilderd door
Rembrand
56 Een zeer natuurlijk manskopje,
door Rembrand
Veikooping 29/30 Mei 1764,
's Hage, Mr. Willem van
Wouw.
20 Een eitra fraay Mans Pourtrait
met een muts op en twee handen,
door Rembrant van Rhijn, op
doek breed l vojt 11 duim, hoog
2 voet 3 duim
21 Een Vrouwe Pourtrait met eene
hand, door denzelvun, op doek,
breed l voet 71/2 duim, hoog l
voet 10 duim
22 Een dito l'raay Pourtrait, door
den/flven, op doïk, breed l voet
11 duim, hoog 2 voet 4 duim .
Verkooping 13 Auanstus 1764,
Benjamin da Costa.
58 Een Krijgsman in 't Harnas door
Rembrand, paneel, hoog 2 voet,
breed l voet 7'/s duim .
Kwam reeds voor.
109 Een oud mau rnet een baard,
zijnde een borststuk, hebbende
een mes in de hand, zeer krachtig
op doek geschilderd door Rem
brand, boug 38 duim, breel 25
duim
Galerij Prins Trivulsis. Ge
schilderd als studie in 1661. Smith
noemt het de Kok van Rem
brandt". Thans in 't bezit van
Mr. A. P. Boughton Knight,
DowtonCastle. De zoogenaamde Keu
kenmeid van Rembrandt'' van
omstreeks 1655 in 't bezit van
Léopold Goldsehmidt te Parijs,
hing op de Rembr. tent. No. 92.
110 Een oud manshoofd met een baard,
krachtig op dotk geschilderd, hoog
25 duim, breed 20 duim
Verkooping 11 April 1765,
Brussel, Prince van Rubenprez.
113 Een fraay Maus Pourtrait door
Rembrandt van Rhijn, op paneel
hoog 36 duim, breod 29 duim .
114 Een dito Vrouwe Pourtrait, half
Lijfs, door denzelven. paneel, hoog
21 duim, breed 15 duitn .
116 Een Stuk verbeeldende het gesprek
van Christus met de Phariseen,
door denzelven doek, hoog 18
duim, breed 14 duim
Smith noemt er hiervan twee.
Verkooping 28 Mei 1766,
Mr. M. D. van Eversdijk.
75 Een Landschap en daarin de
Barmhartige Samaritaan, door
/ 37.
. 19.
18.10 at.
,
16.
23.10st.
t 35.
35.
ff 23.
.
81.
* 30.
. 157.
19.
lO.lOst.
,
21.
25.15 at.
.
24.400.
, 2300.
, 275.
13.
82.
,
40.
50.
66.
. 22.
20.
290.
150.
, 80.
/
39.131.
20.
326.
700.
Rembrant van Rijn, paneel, boog
l voet 6 duim, breed 2 voet I
dnim
Geschilderd in 1B38. Behoort
aan het museum Czartoryski te
Krakau, hing op Rembr. tent.
No. 42.
76 Een ond mannetje voor een ven
ster bij zijn tafel waarop een
tapijt boek enz. Uitmuntend fraay
door denzelve, hoog l vott 11
duim, breed l voet 6 duim.
77 Een Oud mans Pourtraitje hou
dende de hand voor de kaïrs, met
veel bijwerk, door denzelven,
paneel, hoog l voet, breed l voet
4 duim
Geschilderd in 1627 van het
kon. museum te Berlijn. Met den
Paulus" te Stuttgart 't vroegst
geteekende stuk van den meester.
Verkooping 9 September 1766,
Leiden, Dela Court vau der
Noort.
15 Een Vrouwe Pourtrait, Borststuk
rijk van kleeding en opschik, uit
voerig en natuurlijk van Couleur,
door Rembrandt van Rhijn, zijnde
van zijn beste soort op paneel,
hoog l voet 61/a duim, breed l
voet Si/g duim
16 De opwekking van de Djchter
van Jairiu, zijnde een ordonnantie
vau zes beelden met veel bijwerk,
heel fraai van Hartstochten,Schoon
van licht en bruin en uitvoerig
geschilderd door denzelven, op
paneel, boog l voet l duim, breed
l voet 41/2 duim
Verkooping 17 September 1766,
Amsterdam.
48 Een fraay oud macs hoofd op
doek geschilderd door Rembrandt,
hoog 271/2 duim breed 2 U/g duim 196.
Verkooping 6 May 1767, Am
sterdam, Capello.
58 Een Stuk, zijnde het afbeeldsel
van een Rabbijn, gedekt met een
roode Muts of HoeJ en met ge
vouwen handen, door Rembrant
van Rijn op paneel, hoog 27 duim,
breed 25 duim
59 Een Pourtrait vau ren deftige
vrouw, zijnde een borststuk,
kragtig, gloi-yend en uitvoerig ge
schilderd door denzelven, zoo
schoon als van A. van ijck, op
paneel, hoog 25 duim, breed
181/2 duim
Verkooping 19 Mey 17B7, Am
sterdam, Arnaud Leers.
72 Twee Pourlraitjes zijn Man en
Vrouw, door tembrand, in 't
Ovaal, hoog 9 duim, breed 7 duim
73 Een verschijnsel van den Engel
dan verscheidene mensehen, duor
denzelven, hoog 29 duim, breed
41 duim 31.
Misschien in hetLouvre.
Verkoopiug 21/22 July 1767,
Dell t, Johan Authony van
Kinschot.
87 Een allervriendelijks Vrouwen
beeld in rood en zwart gevlamde
kleeding, door de/elve op doek,
hoog 2 voet 5 duim, br^ed 2 voet 17.10st.
Misschien 't portret van
Hendrickje Stoffels, No. 82S6, van
bet kon. museum 1e Berlijn.
Verkooping l September 1767.
36 Een Manspnurtrait met een baard
en een hoed op, door Rembrand,
op doek, hoog 2 voet 7 duim,
breed 2 voet 3 duim.
Verkooping 25 May 1768,
Antwerpen.
19 Een klein landsehapje met figuren,
door Kembrand, o|) paneel, hoog
61/2 duim, breed 14 duim .
Verkooping 17 July 1768, Rot
terdam, Mr. Elias van der Hoeven.
28 Een fraai Kopje, zeer uitvoerig
door Rembrand van Rijn, zijnde
z ij n eigen Pourtrait .
Errata: No. 101 van de Verkooping de Jende, 18
April 1735, 's Hage, bevindt zich te Hamburg in
de collectie F. Weber.
No. 9 vau de veiling G ave van Wassenaar Obdam
te 's Hage 19 Aug. 1750 is niet ident'ek met L'er
Oriëntale im Profil" te München. 't Laitste ia aan
merkelijk grouter van afmetingen.
MIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIHItiaiHItltlllllllllllMIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIMMWIMim
130.
65.
11.
10.10 st.
George RoWacli. t
Opmerkelijk is het, dat in de laatste veertig
jaren de Fransche poëzie zooveel vertegenwoor
digers vindt die niet op Franschen grond ge
boren zyn. Zwitserland, Réunion, Canada,
Spanje, Roemeni», Griekenland, Cuba, vooral in
den laatsten tyd België, leveren Fransche
poëter, evenals er in den tijd van Hooft,
Huygens en Christin» van Zweden evenveel
in het buitenland als in Frankrijk Fransch
gedicht werd. Misschien staat met dit
verschynsel de wonderlijke on-franschheid en
gekunsteldheid van een aantal producten in
verband; Béranger of Lamartine hebben allicht
meer aan de omgeving van hun jeugd gedacht
dan al deze franciseerende vreemdelingen, en
getracht, ter wille van hun oude viienden
duidelijk en natuurlyk z\jn.
Wat George Rodenbach betreft, te Brussel
opgevoed (hy was te Doornik geboren) en in
den Kerstnacht op 43 jarigen leeftyd te Paiys
overleden, zyn Fransch was, hoe gedistingeerd
en doorwerkt ook, nooit bizar; anders had het
niet die teere zachte melancholie kunnen
hebben, die zyn bekoring uitmaakt. Zjjn ver
eering was, Bruges-k-Morte", de oude huizen,
da stille straten, de stilstaande grachten, waarin
gevels uit vroeger eenwen onbewegelijk spie
gelen. In al wat hy schreef, roman, schets,
tooneel, gedicht, zelfs feuilleton, kritiek, hoofd
artikel, lag die zachte grijze droefgeestigheid.
De klokken van de begijnenstad klonken in al
wat hy schreef; de gele bleekheid
vankantenwerksters en nonnen lag over al zy'n vrouwen
figuren; het bijna onbewegelijke water van
Brugge's grachten scheen den rytbmus van zyn
langzame verzen aantegeven. Wy halen iets
aan uit Les cloches des Dimanches, dat ons voor
komt geheel de physloaomie van zijn talent
weertegeven.
Les cloches des dolents dimauches sont des gloses
Elucidant Ie cas des choses inécloses,
De ce qui fut naguère et qui n'a pas dure;
llaisin qui s'évapore aussitöt pressuré;
Etang qui se dessèche en un beau paysage;
Voix des enfants de choeur qui sont morts en bas age
Et dont nous retrouvous dans les blancs angelus
Les soprani filant leurs sons irrésolus....
Les cloches ont la voix des choses démodées;
Bonnes cloches da soir qui sont inféodées
Aai meilleurs souvenirs d'enfance et de regret;
Car en les enteudant, les vieilles cloches noires,
Bruit d'airain, grincement de serrure, on dirait
Que ce sont, dan» Ie ciel, rouvertes les armoires
Ou dorment, saus emploi, nos layettes d'enfant,
Dont Ie beau linge, a lents coups de cloches, se fend
Puis s'envole, vide de gestes, blancs mélanges....
Et j'écoute sur moi la chute de mes langes !
Combien d'aatres rappels des choses d'antrefois;
Des couronnes de sous sur d'anciens convois
De morts qu'on oubliait et qu'on se remémore ;
Et ces etfeuillements vagues dans l'air sonore l
Vieilles cloches vidaut leurs corbeilles de fer
D'ou tombe un buis d'untan aux branchettes fauées,
Le buis bénit d'un temps pascal lointain et cher. ...
Et je rccueille en moi Ie buis mort des Années l
Rodenbach's eerste roman L'art en Exil
verscheen in 1889; hierin was de provinciestad
nog niet van den poëtischen kant geteekend,
maar als de afgeslotene en afkeerige van lit
teratuur en kunst. De apotheose kwam in
Bruges la-Morte (1892) dat de schryver
plotseling een aanzienlijke plaats in de Fran
sche literaire wereld deed innemen. De held
van dezen roman, Hugues Viane, kon alleen in
het doode Brugge wonen, omdat zyn geheele
leven opgaat in de herinnering aan zyn doode
vrouw. Wy bemint eene gewone danseres, alleen
omdat zy op zijn doode vrouw gelyt t, en wurgt
haar met de vlecht van zy'ne vrouw, omdat
het levende evenbeeld deze kostbare reliek
van de doode ontwy'd heefr. Voor zulk eene
geschiedenis was eene doode stad de beste
lijst; de lyst is hier meer waard dan de voor
stelling. In Le Ca illonneur (189.J) kwam iets
dergelijks; het historisch verleden van Vlaan
deren beheerscht personen en toestanden in
den roman. Van Rodenbach's bundels gedichten
was Le miroir du ciel natal de laatste; vroe
ger verschenen Le règne du süence en Les
Vies endoses, en nog vroeger een viertal andere
bundels van minder waarde. Ook zelfs het
eenige tooneelwerk dat van hem gespeeld is,
Le voile (Comédie Fratgaise 1895, een bedryf
in verzen) behai.delde een onderwerp van
gely'ken aard; een droomerige jonge man, die niet
heel jong meer i», wordt verliefd op een ge
sluierde béputtte <Jie -als liefdezuster in zyn
huis is. Maar door een toeval ziet hy haar
een enkele maal zonder sluier, als eeu mooi
jong meit-je met golvend blond haar; de illusie
en het mysterie zyn weg, en daarmee de
bekoring. K'genlyk is het onderwerp ook
meer voor een novelle of een gedicht geschikt,
dan voor dramatische vertooning; maar de
poëzie, het syuibool en de mooie verzen heb
ben het toch zeer doen waardeeren.
v. L.
Oyer Franscbe letterkunde,
A. G. VAN HAMEL, Het Letterkundig Leven
in Frankrij/c, Stud.ën en Schttseii, Am
sterdam, i*. N. van Kampen & Zn.
Wanneer er in oas land over Fransche lite
ratuur gesproken wordt, dan wordt vanzelf de
naam van den zoo bekenden Groninger
hoogleeraar geuotmd. En, als hoogleeraar ca als
voorzitter van txamen-commisEies voor Fransche
taal- en letterkunde heeft bij al jaren lang zijn
invloed kunnen uitoefenen, en die invloed is
aan de beoefening dier taal en letteren zeker
niet weinig ten goede gekomen. Prof. vau
Hamel is wel het tegendeel van een steil kamer
geleerde, en hoe dootkneed in al de finesses van
de taal, is de doode letter nooit voor hem de hoofd
zaak geworden. Wie hem hebben hooren causeeren
met de hem eigen groot,e gemakkelijklieid, weten
hoe zijn streven niet is in ongenaakbare ge
leerdheid iich te isoleeren boven zijn publiek,
maar integendeel zijn onderwerp tot iets ge
makkelijk bereikbaar» te maken voor zijn hoor
ders, belangstelling bij hen te wekken voor zijn
inzichten, hen in te wijden in litteraire wetens
waardigheden, hun wat van zijn geestdrift mee
te deelen voor het schoone. Want zijn enthou
siasme is niet het minst belangrijke van zijn
voordrachten, en zeker een hoofdfactor ter
verklanng van zijn invloed.
In de twee deelen Studiën en Schetsen, die
ik het voorrecht heb h;er aan te kondigen, blijkt
zijn veelzijdigheid opnieuw ten volle.
In zijn inleiding duidt hij aan wat deze beide
seriëu ons geven.
//Eeu synthetische behandeling der stof in
den trant der proeve die ik daarvan heb ge
geven in mijne oratie over Het zoeken van
l'ame fracfEUse in de letterkunde en de taal van
Frankrijk" zal de lezer in dezen bundel niet
vinden.
Maar wel moge uit de keuze en de
groepeericg der verschillende opstellen, uit n ijn hulde,
in het eerste artikel, aan mijn grooten leer
meester Gaston Paris gebracht, uit de
inlassching eener studie over de taal, uit de bij
voeging van een paar losse schetsjes aan het
slot, de overtuiging spreken: dat het letter
kundig leven in Frankrijk, aan den eenen kant
objekt moet wezen van ernstige, hoog opklim
mende wetenschap, een stuk philologische studie,
en, aan den anderen kant, ook in zijn eenvou
digste en meest voorbijgaande vormen, een
voorwerp mag zijn van belangstellende ob
servatie."
Behalve het reeds genoemde, van groote ach
ting en innige waardeering getuigende opstel
,Gaston Paris en zijne leerlingen" biedt de schrij
ver ons hier bijeen aan de volgende, vroeger
verspreide stukken: I. Oud Fransche vertelsels.
De Fransche tragedie. De Oedipus der Fran
sche klassieken. Paul Bourget Tropheeën
(Hérédia). Parijsche devotie. Op den sterf
dag van Ernest Renan. II. Gesproken en ge
schreven Fransch. Een vermakelijk Helden
dicht. Frankrijk's oudste tooneeldichters.
Molières ,Don Juan". De »Misanthrope"
Bourget's Italië. Dramatische dictie. Bij
drie Meesters.
Verscheidenheid genoeg. En al deze opstellen
zijn geschreven met die aangename losheid
van stijl en levendigheid van voorstelling, welke
de causerieën van den heer Van Hamel steeds
met belangstelling doet volgen, terwijl thans
aan den voet der bladzijden m de noten de dui
delijke bewijzen aanwezig zijn, op hoe stevigen
ondergrond vau studie de sierlijk luchtige
bouwsels zijn opgetrokken.
Ik acht me niet geroepen om hier een poging
te doen tot critiek. Een aankondiging volsta,
tevens een warme aanbeveling! Ik veroorloof
mij, alleen ten bewijze dat ik deze deelen door
las met de belangstelling die ze zoo ten volle
verdienen, een enkele opmerking. Voor critiek
zou trouwens, wat verschillende opstellen betreft,
een grotdige voorstudie noodig zijn van speciale
onderwerpen.
Dat juist die studie den schrijver tot het doen
van uitspraken machtigt, welke geheel in strijd
zijn met heerschende meeningen, blijkt o. a. uit
een noot bij De Franssche Tragedie I. 'J9. Algemeen
werd tot nog toe aangenomen dat de
tooneelspelers der 17e eeuw voor een groot deel leden
aan een gezwollen, hoogdravende voordracht. De
strijd van Adrienne Lecouvreur in de 18e was
immers gericht tegen de toen traditioneele,
geampouleerde dictie. En Molière had in zijn
Impromptu de Versailles er den draak mee gestoken.
Nu komt de heer Van Hamel met deze beschei
den verklaring: »Van de dictie der tooneelspelers
uit die dagen weten wij nagenoeg niet». De
spotternijen in Molière'a Impromptu de Versail
les leeren ons daaromtrent heel weinig. Het is
bekend dat Racine zelf een meester was in de
kunst van ,zeggen" en dat hij al zijn acteurs
persoonlijk instrueerde. Volgens zijn zoon had
bij niet «-mie diction monotone et chautante."
Sfaaa we nu Molière's stuk op, dan zien we
dat eigenlijk de heele bespotting van dien
galmtoon ,ce ton de démoniaque" n acteur geldt,
den ook door Cyrano Bergerac gekwelden
Montfloury.
Eenmaal op dit terrein zijnde, wijs ik vooral
onze tooneelspelers op het artikel Dramatische
D ctie, dat op zeer duidelijke wij^e zeer te be
hartigen wenken geeft. Werkelijk niet overbodig
als men het verzen-zeggen van de meeste onzer
acteurs in aanmerking neemt. Vooral is het zoo
uitstekend hun aandacht te bepalen bij het ver
schil tusschen lyrische en dramatische voordracht,
nu een onzer jonge acteurs, wien op dit punt
te veel autoriteit werd toegekend, met verkeerde
toepassing van Verlaine's bekenden regel:
De la musique avant toute cliose,
bij het reciteeren vau verzen bijna uitsluitend
rekening hield met den klank. De heer Van
Hamel deelt een vermakelijk staaltje mee tot
welk fraai rezultaat dit leidt. Natuurlijk zal
juist de dramatische dictie door deze misvat
ting het meest lijden.
Op iüpunt kan ik het niet met den schrijver
eens worden. Hij citeert deze verzen aitVictor
Hugo's La Conscience:
11 maivha trente jours, i) mareha trente nuits.
11 allait muct, pale, et fre'rnissant aux bruits,
Furtif, sans regarder derriére lui, saus trève,
Sana repos, sans sommeil.
en zegt: «Eerst dan wanneer de //diseur" bij
elk der komma's zijn stem laat dalen, ontvangt
de hoorder den waren indruk van Caïn's angstig
vlieden, van des broedermoarders langen,
rusteloozen tocht." Het komt mij voor dat onrust
en angst ook hier volgens den bekenden regel
door stem-stijffit/ff het best worden weergegeven,
dat door daling in dit geval meer een wanhopige
somberheid wordt, uitgedrukt, en derhalve met
beide het deel kan worden bereikt. Zoo in 2
en 3 zou ik aan stijging, in 4 aan langzame
daling de voorkeur geven.
Waar de heer van Hamel in Gesproken en
Geschreven Fransch" het over de uitspraak der
r heeft, en de veranderingen waaraan deze onder
hevig is, zoodat de rollende" thans door de //brou
wende" dreigt vervangen te worden, denk ik aati
den tijd toen de Fracschen, zoo goed als nu. de
Engeltchen de r dikwijls geheel verwaarloosden
Eugcne Noel deelt in de Piéface tot zijn Rabelais
de Poche dit zinnttje mee uit de geschiedenis
van den man die een stomme vrouw getrouwd
heeft: //Le mari voulut qu'elle parlat,, elle paria
par l'art des médecins." De aardigheid komt
eerst tot haar recht, als de T vermoffeld wordt:
»Le mari voulut qu'elle palat; elle pala pi'
la' des médecins.''
In de studie Frankrijks oudste tooneel
dichters" trof het mij dat de heer Van Hamel
een knoop doorhakt, of beter gezegd een kwestie
ecarteert, die den eersten uitgever van Le dramt
d'Adam hoofdbreken kostte. Het tooneel was
bij de vertooning zoo ingericht, dat de vertooners
door te bukken voor de toeschouwers onzicht
baar konden worden. Nu staat er bij het
oogenblik dat Adam van den appel gegeten heeft
deze aanwijzing: //Adam zal zich bukken. Hij
moet niet door het volk gezien kunnen worden,
legge dan ziju plechtgewaad af en trekke arme
lijke klceren met vijgeblaren aan." [ (Adam)
inclinabit se. Non possit a populo videri; et
exuet sollemnes vestes, et induet vestes pauperes
consutas foliis ficus. (Zie de tekst-uitgaat vau
Luzarche en ook van Dr. Grass in de Honianiscbe
Bibliotheek no. 6f;. Dat er in deze aanwijzing
geea woord van Eva gezegd wordt, deed Luzar
che vermoeden dat haar rol aan een vrouw werd
toevertrouwd, welke men niet aan een dergelijke
toiletverwisseling wilde blootstellen. Maar al is
in de //Ordo reprecentacionis" de gewone formule
weggelaten, dat de vrouwenrollen door mannen
gespaeld zullen worden, toch zou liet te zeer
tegen de zeden van den tijd ingedruischt hebben,
en daarenboven ligt, in het voorschrift, dat Eva
in vrouwekleeren" zal optreden, vanzelf de
mededeeling dat een man de rol spelen zal.
Gelijk ik zei beslist prof. Van Hamel in dit
kwestietje door te zeggen: de tooneelspelers
bukken zicli neder achter de opgehangen gor
dijnen, leggen haastig hunne schitterende kleeren
af en komen te voorschijn in alledaagsche lompen,
waarop mea vau te voren de onmisbare vijge
bladeren had vastgenaaid."
Waarom zou ook Adam alleen van kleeding
verwisseld hebben en in de tooneelen na den
val Eva in haar mooien ,,wit zijden peplum" zijn
blijven rondwandelen?
Hoe het kostuum in het oudere Adamsspel
was, in de 9 i eeuw door Ignatius geschreven,
bleek mij niet, maar wel dat in het Italiaansche
stadje Sessa in 1541 een Adams-spel werd ver
toond door den kanunnik Donno Antonio de
Masellis met zijn leerlingen, waarbij gezegde ka
nunnik zoo getrouw mogelijk in ...
Adams-kostuum speelde. 1) (Voor meer bizonderheden ver
wijs ik den belangstellezidönaar het belangrijke
boek van D'Ancona Origini del Teatro Italiano
Turijn 1S91.)
Ik meen echter dat de humaniteit den heer
Van Hamel een part speelt als hij, in dezelf
de studie blz. 101, naar aanleiding van de
vertooning van een heel ander stuk, waarin
een waanzinnige optreedt, dien het een monnik
niet gelukt van zijn kwaal te genezen, zegt:
*Er moet moet voor de toeschouwers iets
pijnlijks geweest zijn in bet gezicht van dien
waanzinnige, die dan eens uitroept: ,ik ben een
koning!" en een oogenblik daarna: A ben een
pad en ik heb kikkers gegeten!" die ziju vader
schopt en slaat en allerlei onzin uitkraamt."
Voor mijn gevoel komen in de oudere
tooneelspelen de gekken alleen op om te doen lachen.
Krankzinn:gen werden immers nooit anders dau
met spot en verachting behandeld, geplaagd,
gesard als van den duivel bezetenen. Trouwens,
heeft de schrijver, blijkens zijn volgenden zin,
zelf niet gevoeld dat hij die toeschouwers wat
geïdealizeerd had?
Maar geheel voel ik met hem mee, als
hij bij het spreken over die oude stukken den
naam Shakspere noemt. Als hij zegt: »Er
is iets Sbakesperiaansch in deze manier van
werken en wij zien duidelijk uit welke school
de groote engelsche tooneeldichter is voort
gekomen" (II. 95). Ieder, die met aandacht
dat middeneeuwsch tooneel-werk leest, ziet er
in wording wat later onder het zonlicht vau
het genie tot rijpheid zal komen. Gaston Paris,
des schrijvers groote leermeester, zegt dan ook
in »La poésie du moyen fige": *C'est des
Mystères, log:quement et spontacéement (Jéveloppéi
que sont sortis en dernière analyse, les aulos
de Calderou et les histories de Stiakespeare." En
vóór hem Sepet in: »Le drame chrétien au
moyen ge": »Le théatre de Shakespeare est
l'téritier direct du théa'.re du moyen age: c'est
Ie mystère religieux transforméen drame
historique mais gardant sa forme libre et vivante,
et de p!u«, tomtéaux maics d'un grand pocte."
De inhoud dezer twee deelen is zoo rijk, dat
het niet mogelijk is over elke bijdrage in het
bizonder iets te zeggen. Hoogst interessant is
studie over MoLère's Don Juan, waarin de
herkomst van het stuk, de Spaansche, Italiaan
sche en twee oudere Fransche bewerkingen dt r
stof nauwkeurig vergeleken worden, maar vooral
aangetoond hoe Molière'» opvatting verschilde
van zijn voorgangers. De persoon van Elvire
was zijn schepping. Alleen aan zijn werk kon
Mozart die ontleenen voor zijn beroemde opera.
Bij geen der andere auteurs heb ik iets ge
vonden waaraan zich de naam, de persoonlijk
heid, de geschiedenis van Elvire laat vastknoopen.
Uit de lange lijst der liefjes die Arlequino, in
de Italiaansche klucht, voor het verbaasde
visschrrsmeisje ontrolt, heeft hij deze figuur
gekozen. Het ^scenario'1 spreekt van kloos
terzusters", die de onverlaat zich zelfs niet
schaamt te verleiden en te bedriegen.'" Ik waag
hier de opmerking dat in een der Aictos
Sacramentules van Calderon, getiteld: La devocion
de la cruz", ook eeu non door haar minnaar
uit het klooster geschaakt wordt, maar Molière
bad zeker fantazie genoeg om zonder dit voor
beeld, dat hij wellicht niet eens gekend heeft,
zich een Elvire te scheppen. Wel zou ik den
heer Van Hamel willen vragen, of hij het voor
komen van alexandrijnen tusschen Molière's
proza inderdaad een blijk vindt dat hij het stuk
eerst in verzen heeft willen schrijven ? Multatulv
zei: verzen schrijven wordt een hebbelijkheid,
je kunt het niet meer laten als je't lang gedaan
hebt." Zeker is het dat. ook in Vondei's proza
werken telkens alexandrijnen voorkomen: Van
Lennep vestigt er in zijn uitgaaf herhaaldelijk
de aandacht op.
Een fraai opstel is de met veel entrain en
sympathie geschreven causerie over Bourget's
Sensations d'Italie. Vanzelf reizen we mee op
den vluggen levendigen stijl. Mij trof een tegen
stelling. Óver Bourget te Assisi zegt de schrij
ver: Hier moee de klassiek-heidensche Goethe
voor niets anjers oog hebben gehad dan voor
de onbeduidende bouwvallen van een
Minervatempel, Bourget richt zijn schreden naar Santa
Maria degli Angeli, naar het groote klooster op
de helling van den heuvel, om zich te verdiepen
in het leven van den grooten Heilige." Ik laat
deze tegenstelling geheel in baar waarde, maar
voeg er een pendant aan toe. De schrijver
citeert ook Bourget's bekende gezegde: //J'ai
toujours senti la beau'édes arts en htlérateur,
autant dire en homme qui demande d'abord a
un tableau ou a une statue d'être un ptétexte
a pensee." 'Ik citeer er tegenover deze uitspraak
tijdens Goethe's tweede verblijf te Rome: Die
Natur des Schonen besteht ja eben darin, das
sein inneies Wtsen auszer den Gianzen der
Denkkraft, in seiner Entstehung, in seinem
eigenen Werden liegt."
Het bovenstaande zij genoeg. Allen die
ondanks Frankrijks vreemde daden, liefde voelen
voor zijn literatuur, zullen prof. v. Hamel dank
baar ziju voor zijn boek. Het brengt hun,
tevens ten goed portret van den schrijver.
W. G. VAN NOUUUYS.
1) La Cronica di Fuscolillo: A ui 24 del
mese di aprile 1541 in Sessa ad Santo
Domminicho fo facta la Creacione de Adam et Eva,
quale la fece Donco Antonio de Masellis,
canonico suessano, con suoi discipuli, et lo dicto
Donno Antonio stecte innudo.... che ce stecte
tucta. Sessa ad vedere." (D'Ancona l 340?47.)
iiiimtMiMimiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiN
Reclames.
40 cents per regel.
TRADE
MARK.
NlARTELL'S COBNAC,
Dit beroemde merk is verkrijg
baar bg alle soliede
Wgnhande| laars en bg de representanten
KOOPMANS «& BRUINIER,
te Amsterdam.
Prijzen van af ? 2.50 p Flesd
Hoofd-Depöt
VAN
Dr. JAEGEFVS ORIG.
Boiaal-folartMen.
K. F. DEUSCHLB-BENGEK,
Amsterdam, Kalverstr. 157.
Eenig specialiteit in deze
artikelen in geheel Nederl.