Historisch Archief 1877-1940
2 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1125
't hedendaagsche vuur is zoo verschrikkelijk,
dat men zien niet anders dan met de grootste
omzichtigheid kan voortbewegen. Instinct
matig zal men voor een overstelpend vuur
terugdeinzen, wanneer men bij een e betrek
kelijke dekking reeds zoovelcn ziet vallen.
Zoo pas uit het daaglijksche leven onder
de wapenen geroepen, was men blijkbaar
een oogenblik vergeten, dat men den oorlog
zoo bedriegelijk mooglijk bad na te bootsen.
De volgende manoeuvres, eenige dagen
later ten Z. van Frauenfeld gehouden,
bewezen dat duidelijk. Hoewel daar eene
geheele divisie in 't vuur was met artillerie
en cavalerie, werden alle bewegingen zoo
schitterend uitgevoerd, dat de kritiek geen
enkele aanmerking van beteekenis maken
kon. En toch leverde het terrein zooveel
moeilijkheden op, dat een minder degelijke
troep niet met die strenge eenheid van
gedachte en harmonische samenwerking
der deelen had kunnen ageeren, zonder
welke de best gedrilde soldaten zelfs niets
vermogen. Niemand zal daarom aan de
burger-officieren der Zwitsersche Republiek
den lof willen onthouden, dat hun wel
overdacht optreden vertrouwen schenkt
voor tyden van gevaar.
Wie den hooghartigen burgertrots van
den Zwitser kent, zal _ er zich niet over
verwonderen, dat de kritiseerende officiers,
wars van alle groothanzerij, met de meeste
humaniteit hun oordeel uitspraken, 't Was
er evenwel niet te minder flink om. Ook
trof mij in hooge mate de vriendelijk eer
biedige wijze, waarop de scheidsrechters
van de manschappen gewaagden, toen zij
de officiers nog eens goed op 't hart drukten,
dat zij in 't belang hunner operatiën zelf
nooit in gebreke mochten blijven, hunne
mannen omtrent 't doel daarvan volkomen
in te lichten. Tot den gewonen soldaat toe
moet ieder in 't Zwitsersche leger begrijpen,
wat van hem gevorderd wordt. Daarom is
elk korporaal en sergeant van dezelfde
terrein-kaart voorzien als de officieren en
zijn ook de onder-officiers der artillerie met
groote veldkijkers toegerust.
Genoodzaakt vóór de groote manoeuvres
Zwitserland te verlaten, moet ik daarvoor
mijne toevlucht nemen tot de Neue Z
richer Zeitung.
Aan 't gastmaal, door den Bondsraad
de vreemde officieren in 't Grand Hotel te
Baden aangeboden, nam
deDuitschegeneraal-majoor Von Alten namens zijne
vreemde wapenbroeders het woord om de
regeering, voor hare gastvrijheid dankende,
als hun algemeenen indruk van de operatiën
der ongeveer 40,000 man sterke strijdmacht
bekend te maken, dat zij met verbazing
de schitterende resultaten hadden waarge
nomen, die haar zoogenoemd militie-leger
van burgers en boeren had weten te berei
ken. De redactie van 't blad wil gaarne
erkennen, dat een deel van zijn lof op
rekening dient gesteld te worden van 's
sprekers hoffelijkheid. Maar zij verheugt
er zich terecht in, dat haar verslaggever
in zijn onderhoud met verschillende
buitenlandsche officiers steeds dezelfde gunstige
opinie mocht vernemen. Ten overvloede
drukt zij het oordeel af van de Strassburger
Post, dat als volgt luidt:
»Wie gelegenheid heeft gehad, de
bondstroepen na de legerorganisatie waar te
nemen, zal onvoorwaardelijk moeten er
kennen, dat zij aan alle eischen van
de hedendaagsche oorlogskunst voldoen.
Bewapening en uitrusting zijn eenvou
dig en doelmatig. De leiding en de
tucht zijn voorbeeldig te noemen
(musterhaft). De Zwitser, slechts weinige we
ken van 'tjaar onder de wapenen, voegt
zich gewillig en vlug in zijn militairen
staat en is nauwlijks van de soldaten
der staande legers te onderscheiden.
?IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIMIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIItlll
?MiiiiiHitimiiniiiniiiiniiiiiiiiiiniiiiiiiiitiiniiiiininiiiiiiiituiHiiiiii
Het verraad van Mrs. Bunker.
DOOK
BRET HARTE.
Op de noordkust van San Francisco vindt
men een reeks steile rotsen, eindigend in een
kaap, aan wier voet, bestaande uit brokken van
de hooge klippen er boven, een smalle reep
strand is, een stuk weiland, besproeid door het
zoute water, en eenig laag eikenhout. De lood
rechte rotswand er achter, scheidt het evenzeer
van het vasteland als de zee er vóór van de
kust aan den overkant. Ofschoon dicht bij San
Francisco ook aan den overkant, maar ver
borgen door een scherpe bocht van de kust
was het een dorre, onbebouwde plek, waar nooit
iemand kwam. Een enkele visscliershut ia de
rotsen was het eenig spoor van leven. Groote
zwermen blanke zeemeeuwen en pelikanen, over
de klippend scherend of omhoog vliegend van
het strand, wilde eenden, hier en daar op de
grasvlakte neerstrijkend, een enkele maal de
plons van een zeehond, die van de klip in 't
water sprong, ziehier al wat van het dek der
voorbijvarende schepen kon worden opgemerkt.
Toch werd de visschershut bewoond door
Zephas Bunker en zijn jonge vrouw, en was
het hun gelukt aan den harden grond een stukje
weiland te ontworstelen voor een koe en een
paar geiten, terwijl men nu en dan zijn
visschersschuit rustig zag binnenzeilen in de nauwe
kreek door de rotsen gevormd.
Drie jaar geleden was Zephas Bunker,
fxwalvischvaarder, gestrand in de buurt van San
Trancisco, en had hij zich bij een kleinen pachter
verhuurd. Na verloop van een jaar verveelde
hem het boerenleven, wel had hij zijn zinnen
gezet op de dochter vau den boer, die, even
af keerig als hij van het boerenwerk, goed vond
met hem weg te loopen om er op die manier
een einde aan te maken. Zij trouwden te Oakland,
van het weinige dat hij verdiend had, kocht hij
een visschersschuit, zocht een plaatsje om zich
een hut te bouwen en bracht er zijn jonge
vrouw. Het nieuwe beviel haar, ofschoon de
verandering luttel verbetering was, vergeleken
met haar vorigen toestand van armoede en ont
bering. Toch verkoos ze de vrijheid van het
tegenwoordige boven de afgepaste eentonigheid
van voorheen; de altijd rustelooze zee was een
uitkomst na de vervelende akkers en het ruwe
?werk. Want Maiy's jeugdige verbeelding, in
haar kinderjaren slechts weinig gevoed, was
door baar huwelijk noch geprikkeld, noch teleur
gesteld. Het feit, gewoonlijk, het slot van alle
meisjesdroomen, bad haar iu deuken en gevoelen
Er zit een degelijke kern van militaire
deugden in zijn volk. Door de strenge,
harmonische (einheitliche) leiding is reeds
veel tot stand gebracht. Het Zwitsereche
leger zal een belangrijke factor blijven
van de militaire wereld in Europa, als men
op den ingeslagen weg voortgaat. De ver
dediging van 't land is in goede handen".
Geen wonder, dat jaarlijks uit alle landen
officieren worden afgezonden om zich re
kenschap te geven van wat dit land in
tijden van oorlog vermag. Dene_marken en
Noorwegen hebben dit jaar zelfs de goede
gedachte gehad om een officier de wording
van de Zwitsersche troepen te laten
bestudeeren. Zij hadden alles te volgen van de
oproeping der rekruten tot de groote ma
noeuvres en hebben daarvoor van 't Z. W.
van 't land tot 't N. O. op verschillende
plaatsen hun militair onderzoek gehouden.
Maar wonder boven wonder, onder alle
Europeesche staten is Nederland, dat in
geschiedenis, volksaard en internationale
stelling zooveel overeenkomt met't
Alpenland biedt, misschien het eenige, dat zich
nooit verwaardigd heeft, daarheen een van
zijne officiers af te vaardigen. Natuurlijk
kon ik niet nalaten bij verschillende Zwit
sersche officieren na te vragen, of er geen
Hollandsche waren overgekomen. Niemand
wist er van, of had er ooit van gehoord.
't Was alsof ze me zwijgend vroegen: be
staan die wel ? Ik wilde evenwel zekerheid.
Waarom zou ons land zich dood houden?
Maar ik kreeg helaas het officieele bericht,
dat NOG NOOIT EEN HOLLANDSCH OFFICIEE
IN OPDRACHT VAN ZIJNE EEGEERING DE
MANOEUVRES HAD BIJGEWOOND. Men zal
nu begrijpen dat ik als leek den moed had
eenig licnt te verspreiden over eene zaak,
die ons legerbestuur, in 't hooge gevoel
van eigen voortreffelijkheid, niet de moeite
van 't bestudeeren waard acht. Kan bij
geval van ons duur legertje getuigd worden,
dat het een factor is, waarmee de groote
militaire staten hebben rekening te houden?
Is met de eindelooze reeks van millioenen
die onze volksvertegenwoordiging jaar in
jaar uit in den militairen put neeft gestort,
werkelijk iets bereikt? Wordt bij een oorlog,
b. v. tusschen Frankrijk en Duitschland,
de Zwitsersche grond door een der partijen
aangetast, dan zal de Bondsregeering niet
aarzelen, haar legermacht van meer dan
230.000 welgeoefende soldaten zonder
den landstorm in de krijgsschaal te
werpen aan den kant der tegenpartij. Welke
der beide mogendheden zou het wagen,
zoo'n groote macht moedwillig naar 't vij
andelijk kamp te drijven? En wij, wat
zouden wij kunnen doen, wanneer de nood
aan den man kwam ? Zouden de verdwenen
millioenen hunne tooverkracht gaan uit
oefenen ? Of zou er eene vreeschelijke
ontgoocheling volgen?
(Slot volgt.) H. KIERSCH.
Booze Buren.
Opnieuw hebben de Engelsehen in Soedan
op een belangrijk succes te wijzen. De
Soedaneesche soldaten van kolonel Lewis,
die Rosaires aan den Blauwen Nijl bezet
hielden, zijn slaags geraakt met het over
schot der Derwischen onder aanvoering
van Achmed Fedil. Het was een bloedige,
maar tevens een beslissende strijd. De
Engelsch-Egyptische troepen hadden 27
dooden en 124 gewonden, maar van de
Derwischen zijn er 500 gedood en 1500
gevangen genomen. Ofschoon Achmed
Fedil met een klein troepje getrouwen is
MiiHiiiiMiiiiiiniiiiiiiiiiimnitiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiimiiiiniiiniiHMinM.
nog kind gelaten. De lange tijden die haar man
in zijn visschersboot afwezig was, maakten dat
ze het bijzijn vau dien ouderen echtgenoot niet
moede werd; het gaf haar een zekere vrijheid
welke zij als jong meisje nimmer gekend had,
en tevens een gevoel van beschermd te worden
dat het kind in haar aangenaam aandeed en haar
ijdelheid streelde.
Nadat ze haar huishoudentje had gedaan, of
gewerkt in haar steenachtig tuintje, bleef er
tijd genoeg over om zich te verdiepen in voor
stellingen omtrent de onzichtbare stad welke
de geheimzinnige nevel verborgen hield, zoo nabij
en toch haar onbekend; omtrent de zeilen die
de Gouden Poort in en uit voeren, maar van
wier bestemming zijn niets wist, en de lange
rookzuil van de mailboot die haar nog nooit
een brief gebracht had. Zooals veelal gaat met
wie bij de zee wonen, waren oog en gedachten
er dikwijls mede bezig, en was het haar alsof
iedere verandering die haar leven kenmerken
zou, van dien kant komen moest. Maar hierin
vergiste mrs. Bunker zich.
Het was een prachtige zooiermorgen. De golfjes
krulden zich m den drogen noordwesten wind
in kristal-heldere, hoewel kleurlooze schoonheid.
Ten noorden door de steile rotsen beschut,
lagen huis en tuin geheel open voor de boven
matige hitte der zon, die, door geen wolkje
getemperd, door de rotsmuur er achter weer
kaatst werd. Eenige geteerde touwen, op de
rotsen, verspreidden een eigenaardigen reuk;
het eikenhout en de bremstruiken waren merk
baar aan hun aroma ; nu eii dan woei het windje
de zachte geuren der warme wilde roosjes en
van de helm langs de kust; zelfs de verschil
lende reuksoorteu onafscheidelijk aan Buuker's
beroep verbonden, werdrn geïdealiseerd en ver
fijnd door de zilte zeelucht.
Mrs. Hunker, die zich in de brandende zon
met een kleine hark over hare erwten en
kropsalade boog, was blij dat zij haar ronden
stroohoed op had. Wetend dat niemand haar hier
zou storen, maakte ze haar japon aan den hals
een weinig open om wat frissche lucht te
hebben, en liet de zwarte haarvlecht hangen op
den rug. Het was si ikheet onder de rotsen
en doodstil in de lucht, zóó stil dat ze, hoewel
flauw en heel in de verte, twee schoten hoorde,
die snel achter elkaar gelost werden. Werk
tuigelijk keek ze naar de zee. Midden op het
groote watervlak sloegen twee koopvaardijsche
pen de vleugels uit voor een langen tocht, een
loods en een kruisende schoener verdwenen
juist om de punt, maar geen rook steeg op van
het dek. Weer boog ze zich over haar werk,
en een oogenblik later had ze het feit vergeten.
Doch de hitte en de verblindende gloed van de
klippen, deden haar eindelijk het tuingereedschap
op zij leggen en langs liet strand slenteren naar
het uiterste puntje van haar klein gebied. Ze
keek eens naar de koe, die in de struiken de
koelte was gaan opzoeken. De geiten, minder
gevoelig voor de temperatuur, koesterden zich
op een onbereikbaar plekje waarheen zij, zonder
ontkomen, kan men gerust zeggen, dat de
kracht van het Mahdisme gebroken is.
Het Engelsch-Egyptische leger heeft thans
het geheele gebied van den Blauwen Nijl,
tot aan de grenzen van Abessinië, in zijne
macht.
In verband met deze berichten verkrygt
de toespraak, door den Engelschen
regeerings-commissaris Lord Cromer tot de
inlandsche hoofden van Omdoerman ge
houden eene dubbele beteekenis. »Deze
rede" zoo schrijft men uit Londen aan
de Frankfurter Zeitung «beduidt inder
daad niets minder, dan de proclameering
van een Engelsch protectoraat over Egypte.
Dat de diplomatieke vertegenwoordiger
van Engeland in Egypte eerst eene reis
naar Soedan moest maken, eer hij dit
protectoraat kon afkondigen, is weder
ikarakteristiek voor de door Engeland ten
opzichte van Egypte gevolgde politiek,
die zich steeds van omwegen bedient. Wat
Lord Cromer aan de zwarte Sheiks te
Omdoerman heeft verteld, is natuurlijk
allereerst slechts voor dezen bestemd,
maar kan mutatis mutandis op geheel
Egypte worden toegepast. »Gij ziet"
zeide de diplomaat ?>boven dit huis
zoowel de Engelsche als de Egyptische
vlag. Dit beteekent, dat gij in 't vervolg
geregeerd wordt door de Koningin van
Engeland en door den Khedive van
Egypte. De eenige vertegenwoordiger van
de Britsche en de Egyptische regeering in
Soedan zal de Sirdar zijn, in wien de
Koningin even als de Khedive (?) het
volste vertrouwen stelfc. Geen poging zal
worden gedaan om het land van Cairo
uit te regeeren, noch minder van Londen
uit. Gij moet van den Sirdar alleen ge
rechtigheid en eene goede regeering ver
wachten." Nog veel minder dan de
Khedive, in wiens naam Engeland krach
tens eene tot voor korten tijd gehandhaafde
fictie de herovering van Soedan ondernam,
werd de suzerein van Egypte, de te
Constantinopel regeerende Heer der
Mohammedaansche wereld, in de rede van Lord
Cromer ontzien. De Engelsche diplomaat
noemde hem niet eens, maar veroorloofde
zich eene zeer duidelijke toespeling, toen
hij zeide: »De Koningin heerscht over een
grooter aantal Mohammedaansche onder
danen, dan eenig ander souverein ter
wereld, en zij leven tevreden onder hare
weldadige regeering."
Men zal in Frankrijk over deze woorden
weinig gesticht zijn, doch na de volledige
nederlaag der Fransche diplomatie in de
Fashoda-quaestie zou een protest van die
zijde vrijwel misplaatst zijn.
Keizer Wilhelm moet, bij de ontvangst
van het praesidium van den Duitschen
Rijksdag hebben gezegd, dat de
Fashodaquaestie door Engeland tot zulk een uiterste
was gedreven, alleen met het doel om te
zien, hoever men met Frankrijk kon gaan
zonder Rusland te provoceeren. Deze proef
neming scheen, volgens den keizer, zeer
ten genoege van Engeland te zijn uit
gevallen, en in het Fashoda-conftict was
gebleken, dat de betrekkingen tusschen
Frankrijk en Rusland lang niet zoo har
telijk waren als men langen tijd heeft
gemeend.
Het is voor de Franschen in de pijn
lijke omstandigheden, waarin zij verkeeren,
HtiiiMiiHiiimiiiiniitfiiiiiiiiii
iifiiiitiiiimiiiiiiiiiiiii
duizelig te worden, nauwelijks kon opzien.
Toen ze ongeveer een uur later terugging en
reeds dicht bij haar huisje was, schrikte ze bij
het zien van een man tusschen zich en de
rotsen. Hij was bezig niet een zakdoek zijn
stoffige kleeren af te slaan, en ofschoon hij haar
zag aankomen, haar zelfs langzaam tegemoet
liep, hij bleef zich afstotfen, half boos, half als was
bij m gedachten. Haar vrouwenoog merkte
terstond op dat hij iu somber zwart gekleed
was, zelfs geen wit streepje aan den hals, en
een hoogen zwarteu hoed droeg. Zonder iets
van de gewoonten der samenleving te weten,
voelde ze wel dat die kleeding niet overeen
kwam met deze plaats.
//Goeden morgen," zei hij met een beleefde
buiging den hoed afnemend, woont u hier ?"
//Ja," gaf zij verbaasd ten antwoord.
»Nog iemand ?"
//Mijn man."
Ik bedoel, andere menschen ? Zijn hier nog
meer huizen ?" vroeg hij ongeduldig.
Neeu."
Hij keek haar aan, en van haar naar de zee.
Ik verwacht mijn vrienden, die mij hier met
een bootje komen afhalen. Kan mee gemakkelijk
aan wal komen?"
Hebt u dit dan niet zooeven zelf onder
vonden 'f' antwoordde zij bits.
Hij aarzelde even, toen, als verwierp hij alle
gedachten van geheimhouding, wees hij even
achter haar en zei kortaf: Neen, ik ben over
de rots gekomen.''
//Over de rots ?" vroeg ze ongeloovig.
Ja," antwoordde hij met een blik op zijn
kleeren, 't was een waar geklouter, maar de
geiten hebben mij den wrg gewezen.
En is u al dien tijd op de rots geweest?"
vroeg zij nieuwsgierig.
Ja, u moet weten, ik . .." Hij hield
plot1 seling op, bij wat het begin van een
voorafbedachte en aannemelijke verklaring scheen,
alsof het onware hem tegen de borst, stuitte, en
zei kortaf; Ja daar beu ik gewerst."
Zooals bijna alle vrouwen doen zouden, lette
zij het meest op zijn uiterlijk, en ontging het
haar dus dat, eene op'ieldem g achterwege bleef.
't Was een knap man, van miridelharei, leefrijd,
met een fijtibesueden, troUch, aristocratisch
gelaat, dat, iu een land waar de meeste mannen
een baard dragen, te meer in het oog viel,
omdat hij glad geschoren was. Nooit nog had
zij zoo iemand gezien. Zij vond dat. hij geleek
op een prentje iu een roman dien zij eeus
geJezcn had, maar hij h«d iets vermosids en
drot'feetstigs.
Wil u niet binnenkomen en even uitrusten ?"
vroeg ze, naar de hut wijzend.
Zeer vriendelijk," zei Lij, nog altijd ietwat
afgetrokken. Misschien znu 't wel zoo verstan
dig zijn. Het kan nog een poos duren ter zij
komen."
Zij ging hem voor naar de hut, en trad
binnen ? een zeer eenvnudij; gemrubeld ver
trek, tusscheu de slaapkamer en de keuken
l
dubbel grievend telkens opnieuw te hoorea
beweren, dat in de zooveel besproken, maar
nog steeds zoo geheimzinnige alliantie de
vriendschap, van Russische zijde althans,
aan warmte zooveel te wenschen overlaat.
Met groote verontwaardiging komt het
Journal des Débats op tegen hetgeen in
dezen geest door den Parijschen
Timescorrespondent wordt geschreven. Volgens ;
dezen zou Rusland geëischt hebben, dat in. i
het alliantie-tractaat de volgende clausule
werd opgenomen: «Dit traktaat heeft niet
ten doel, eenige wijziging te brengen in
den territorialen staat van Europa-" Met
andere woorden: wij denken er niet aan
u te helpen, om Elzas en Lotharingen
terug te krijgen. De Times correspondent
vertelt dan verder, dat de heer Hanotaux
die clausule onaannemelijk zou hebben
verklaard, terwijl graaf Mouravieff haar
onmisbaar noemde. De knoop zou zijn
doorgehakt door president Faure, die zeide:
»Het zou zeker beter zijn, als dit artikel
er niet instond, maar een in tegengestelden
zin kunnen wij toch niet krijgen, en het
zou een teeken van oneenigheid en van
wantrouwen zijn, als over zoo'n teer punt
gezwegen werd. Daarenboven, zonder
tractaat kunnen wij niet naar Frankrijk
terugkeeren; dat zou een politiek echec zijn,
waaraan wij ons niet kunnen blootstellen."
En zoo werd altijd volgens den
Timescorrespondent het tractaat geteekend met
het artikel.
Het Journal des Débats verzekert plechtig,
dat het verhaal van den vindingrijken
TiTMes-correspondent van het begin tot het
einde verzonnen is. Doch wat het
officieuse blad klaarblijkelijk het meest ergert,
is, dat in de Times dit voor Frankrijk
zoo ontmoedigende, om niet te zeggen ver
nederende, gefingeerde (?) artikel van het
tractaat wordt voorgesteld als de reden,
waarom het Fashoda-incident niet tot een
oorlog tusschen Frankrijk en Engeland
heeft geleid.
Wat doet het er toe, nu het incident
toch op vreedzame wijze is uit den weg
geruimd? zal men misschien vragen.
Het incident moge tot het verleden
behooren, maar de ontstemming blijft be
staan. Er is nu weer tusschen Engeland
en Frankrijk eene Newfoundland-quaestie
en eene Madagascar-quaestie hangende,
om van de vele kleinere geschillen niet
eens te spreken. En het is niet te ont
kennen, dat de animositeit, waarmede al
dergelijke quaestiën worden behandeld, een
slecht teeken des tijds is.
Men beweert, dat tijdens de
allergevaarlijkste periode der Fashoda-quaestie konin
gin Victoria tot de met haar bevriende
ex-keizerin Eugenie zou hebben gezegd:
»Als het tot een oorlog met mijn land en
Frankrijk moet komen, dan bid ik, dat
God mij vóór dien tijd laat sterven." En
men verzekert, dat de ex-keizerin gezorgd
heeft, dat men in het Fransche ministerie
van buitenlandscbe zaken met die welge
meende woorden niet onbekend bleef. Maar
de invloed, dien de hoogbejaarde koningin
op den gang der Engelsche buitenlandsche
staatkunde kan uitoefenen, is niet zoo
groot, dat men in hare vredelievende ge
zindheid een ernstigen waarborg voor het
vermijden van internationale
moeielijkheden kan vinden.
Sociale,
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIMIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIM
liiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiinniniiiiiiiiiiiiiimmiiiHiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
bood hem een grooten rieten stoel aan en zette
een fiesch met whiskey en een karaf water voor
hem op tafel. Weer bedankte hij beleefd, schonk
zich in en deed er een scheut water bij. Doch
toen zij een oogenblik later naar hem keek,
was hij opgestaan, zonder dat hij er van scheen
gedronken te hebben, en stond met de eene
hand in zijn borstzak bij de deur, zwijgend naar
de zee te staren. Er "Was iets historisch in die
houding althans zij dacht dat men dit his
torisch zou noemen alsof hij een gewichtig
personaadje was, die zich op den vooravond
van een groote gebeurtenis ia haar eenvoudige
hut bevond.
Dat hij aan haar en zijn omgeving in het
geheel niet scheen te denken, doch vervuld was
van iets, zij wist niet wat, wekte, verre van haar
te beleedigen, des te meer hare belangstelling.
Een wondere uitdrukking van droefheid lag
in zijne oogen.
Maakt u u ongerust, dat uw vrienden niet
komen zullen ?" vroeg ze eindelijk, zijn blik
volgende.
»Ik... o ueeo !" was zijn antwoord, terwijl
hij zich onmiddellijk herstelde, zij komen stellig
EU of straks. Neen, d;iar ben ik niet bane
voor," voegde hij er bij, met een droomerigen
glimlach.
Mrs. Bunker ging in haar keukentje, waar
zij, schijnbaar aan haar huiselijke bezigheden,
den vretmden gast onderwijl kon bespieden.
Zoodra hij alleen was, nam hij werktuigelijk
plaats in den grooten armstoel, en staarde m
liet vuur. Hij bleef zoo lang stil en onbewe
gelijk zitten, ondanks het geraas dat Mrs. Bun
ker met opzet met Laar schotels en borden
maakte, dat ze zich werkelijk begon af te
vragen, of hij wel een gewoon mensch was van
vleesch en bloed. Toch was ze niet bang. Later
kon ze zich duidelijk herinneren dat, verre vau
angst te hebben voor zichzelf, ze enkel een
onbestemd, eigenaardig gevoel van bewondering
vooi- hem had.
Doch. lisar onderzoekende blik miste zijn uit
werking niet. Eensklaps sloeg hij de donkere
oogen op, en gevoelde zij dat ze in de duis
ternis van het keukentje doordrongen met onge
duld en achterdocht die echter, toen ze de
hare ontmoetten, veranderde in een uitdrukking
van stil verwijt. Toen stond hij op, bleef een
oogenblik iu zijn volle lengte overeind staan,
cu zei naar liet keukentje komende, en tegen
de deurpost leunend :
,U gevoelt u hier zeker nooit eenzaam?"
Neen, meneer."
«Natuurlijk. U hebt een man, en niemand die
het u lastig maakt. U bent met u beidjes
tevn-dcu en gelukkig."
Mrs. Bunker zeide niet wat de waarheid
was dat ze het bijzijn van haar man nooit
in eeiag verband had gebracht met haar op
vatting van geluk. Misschien was tot op dit
oogenblik nimmer in haar opgekomen hoe wei
nig het er mee te maken had. Zij glimlachte
sleclits blijde over de verandering bij haar gast.
Het arbeidscontract.
i.
Arbeidsovereenkomst of arbeidscontract
is die overeenkomst, waarbij de arbeider
tegen loon aanneemt voor den werkgever
werk te verrichten, 't Is dus eene overeen
komst, die misschien evenveel keeren voor
komt als andere contracten, b.y. koop en
verkoop of pand, alle dan ook in ons Bur
gerlijk Wetboek in den breede behandeld.
Toch zou men zich vergissen, als men
meende, uitvoerige artikels over't arbeids
contract in ons wetboek te vinden, want
behalve de verhouding tusschen reederij en
schipper en ? tusschen dezen en de equipage,
in 't Wetboek van Koophandel gere
geld heeft het arbeidscontract niet te
klagen gehad van overdreven zorg, hem
door den weigever toegedragen.
Drie artikels in 't B. W. is alles wat men
er van vindt. En die bepalingen zijn raak
óók. Men oordeele.
Na eene makke definitie van 't arbeids
contract leert ons art. 1038 dat de meester
op zijn woord * desgevorderd onder eede,
geloofd wordt ten aanzien van de grootte
van 't loon, wat hij ervan betaald had of
in rekening gegeven en ten opzichte van
den tijd, waarvoor de diensthuur was aan^
gegaan. Art. 1639 geeft den huurder van
dienst- en werkboden het recht dezen te
allen tijden te ontslaan met eene schade
loosstelling, groot: zes weken loon. Dat
is al.
Voeg daarby, dat vele, ingewikkelde
rechtsvragen zich aan deze artikelen hebben
vastgeknoopt, en 't wordt ons onverklaar
baar hoe men met zulk een mank paard
zoovele jaren toe kon. En dat niet eerder
men tot afschaffing van die bepalingen is
overgegaan lag misschien wel daaraan, dat
IIIHIIIIHHIIII.IIHIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIH
40 cents per regel
Foulard-Zijde GO et.
tot f 3,35 p. Meter. Japansche, Chineesche
enz. in de nieuwste dessins en kleuren, alsmede
zwarte, witte en gekleurde
HennebergZUde van. 35 et. tot f 14.65 p.
Metereffen, gestreept, geruit, gewerkt, damast enz.
(ca. 240 versch. qual. en 2000 versch. kleuren,
dessins enz.) Franco en vr{| van
invoerrechten Iu hals. Stalen omme
gaand. Dubbel briefporto naar Zwitserland.
G. Henneberg's Zijde-Fabrieken
(k. & k. Hoflever.). Züricb..
J. A. HOETING
B
Diamanten-, Gouden- en Zitoeni erken,
H O RL O G IE N.
Prima kwaliteit gegarandeerd.
194Kalverstraat 194.
?MfliiiiiitiinniiMiimiiiiiiiliiiiiimiiiiiimiiuiiiiiiiiiiiliiHHiiiiiiiitiiiilM
«Gaat gij dikwijls naar San Francisco ?" ver
volgde hij.
«?Ik ben er nog nooit geweest. Misschien gaan
wij er later ?wonen."
Dat zou ik u niet raden," hernam hij, haar
ernstig aanziende. U zult teleurgesteld worden.
U zult er nooit 7.00 gelukkig zijn als hier. U
zult er nooit zoo vrij en onafhankelijk wezen.
U zult u nooit weer uw eigen baas gevoelen.
Maar hoe komt het dat u nooit in Francisco
geweest is?" vroeg hij plotseling.
Als hij dan niet over zichzelf wilde pratfn,
zij bad nu althans gelegenheid voor een gesprek.
Ze vertelde dat hare familie naar Kansas gt
migreerd waren en een woninkje" hadden ge
huurd te Contra Costa. Dat het er haar niet
beviel, en ze daarom met den zeeman getrouwd
was die haar hierheen gebracht had dit alks
vertelde ae eenvoudig en openhartig alsof ze
tot een hooger wezen sprak hoewel hij niet
altijd luisterde, ja, een droefgeestige glimlach.
waartoe hij zijn gezicht blijkbaar plooide in
antwoord op haar voorkomende vriendelijkheid
gaf hem soms iets als luisterde hij niet. Zelfs
de donkere oogen die Mrs. Bunker het haar had
doen opst< ken, en haar japon vsstkcoopen,
bleven op haar gevestigd zonder haar te zien.
Dus uw man heet Bunker ?" zei hij, toen
zij eindelijk zweeg, /t Is een Kwakerscue fa
milienaam uit Nantucket sedert jaren van
geslacht tot ge.-lacht, walvischvaarders en zee
lieden en uw naam, zegt gij, is Mac Ewan?
Dan is uw familie, Mrs. Bunker, niet lang ge
leden van Kentucky naar Kansas gekomen,
hoewel uw vader zich zeker nog rekent, als tot
de Vrije Staten behoorend. U zult zeker wel
verstand hebben van het boerenbedrijf, van vee,
enz. want uw voorouders waren oude Schotsche
pachters, die honderd jaar geleden emigreerden
en er een grooten veestapel op nahielden."
Dit alles scheen de natuurlijke uiting van
iemand die ver boven haar stond. Misschien ook
deed het Mrs. Bunker niet onaangenaam aan te
hooren dat de familie van haar man minder in.
stand was dan de hare. Doch hiermede eindigden
de inlichtingen van den vreemdeling niet. Hij
sprak over haar man's beroep, wijdde uit over
de vele visch die er in de baai en op de kust
gevangen werd. Hij legde haar uit hoeveel
schade de groote kolonie Italiaansche visschera
deed aan Californiëen aan haar man, vooral
hem als geboren Amerikaan. Hij sprak van de
vulcanische veranderingen van de baai en de
kustlijn en van de vorming der rotsen waar
tegen hun huisje gebouwd was. Hij deed haar
begrijpen hoeveel waarde dit was voor het Gou
vernement als middel tot verdediging, hoe ze
van nature den toegang tot de Gouden Poort
beschermden, beter dan Fort Point en
Goevernementseisjendom moesten zijn. Als het Gouver
nement ze haar man niet afkocht, dan zou de
Staat Californiëhet zeker doen. Hier verviel
hij wederom in gepeins, even somber en ernstig
als straks.
(Wordt vervolgd.)