De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 15 januari pagina 2

15 januari 1899 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

2 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1125 't hedendaagsche vuur is zoo verschrikkelijk, dat men zien niet anders dan met de grootste omzichtigheid kan voortbewegen. Instinct matig zal men voor een overstelpend vuur terugdeinzen, wanneer men bij een e betrek kelijke dekking reeds zoovelcn ziet vallen. Zoo pas uit het daaglijksche leven onder de wapenen geroepen, was men blijkbaar een oogenblik vergeten, dat men den oorlog zoo bedriegelijk mooglijk bad na te bootsen. De volgende manoeuvres, eenige dagen later ten Z. van Frauenfeld gehouden, bewezen dat duidelijk. Hoewel daar eene geheele divisie in 't vuur was met artillerie en cavalerie, werden alle bewegingen zoo schitterend uitgevoerd, dat de kritiek geen enkele aanmerking van beteekenis maken kon. En toch leverde het terrein zooveel moeilijkheden op, dat een minder degelijke troep niet met die strenge eenheid van gedachte en harmonische samenwerking der deelen had kunnen ageeren, zonder welke de best gedrilde soldaten zelfs niets vermogen. Niemand zal daarom aan de burger-officieren der Zwitsersche Republiek den lof willen onthouden, dat hun wel overdacht optreden vertrouwen schenkt voor tyden van gevaar. Wie den hooghartigen burgertrots van den Zwitser kent, zal _ er zich niet over verwonderen, dat de kritiseerende officiers, wars van alle groothanzerij, met de meeste humaniteit hun oordeel uitspraken, 't Was er evenwel niet te minder flink om. Ook trof mij in hooge mate de vriendelijk eer biedige wijze, waarop de scheidsrechters van de manschappen gewaagden, toen zij de officiers nog eens goed op 't hart drukten, dat zij in 't belang hunner operatiën zelf nooit in gebreke mochten blijven, hunne mannen omtrent 't doel daarvan volkomen in te lichten. Tot den gewonen soldaat toe moet ieder in 't Zwitsersche leger begrijpen, wat van hem gevorderd wordt. Daarom is elk korporaal en sergeant van dezelfde terrein-kaart voorzien als de officieren en zijn ook de onder-officiers der artillerie met groote veldkijkers toegerust. Genoodzaakt vóór de groote manoeuvres Zwitserland te verlaten, moet ik daarvoor mijne toevlucht nemen tot de Neue Z richer Zeitung. Aan 't gastmaal, door den Bondsraad de vreemde officieren in 't Grand Hotel te Baden aangeboden, nam deDuitschegeneraal-majoor Von Alten namens zijne vreemde wapenbroeders het woord om de regeering, voor hare gastvrijheid dankende, als hun algemeenen indruk van de operatiën der ongeveer 40,000 man sterke strijdmacht bekend te maken, dat zij met verbazing de schitterende resultaten hadden waarge nomen, die haar zoogenoemd militie-leger van burgers en boeren had weten te berei ken. De redactie van 't blad wil gaarne erkennen, dat een deel van zijn lof op rekening dient gesteld te worden van 's sprekers hoffelijkheid. Maar zij verheugt er zich terecht in, dat haar verslaggever in zijn onderhoud met verschillende buitenlandsche officiers steeds dezelfde gunstige opinie mocht vernemen. Ten overvloede drukt zij het oordeel af van de Strassburger Post, dat als volgt luidt: »Wie gelegenheid heeft gehad, de bondstroepen na de legerorganisatie waar te nemen, zal onvoorwaardelijk moeten er kennen, dat zij aan alle eischen van de hedendaagsche oorlogskunst voldoen. Bewapening en uitrusting zijn eenvou dig en doelmatig. De leiding en de tucht zijn voorbeeldig te noemen (musterhaft). De Zwitser, slechts weinige we ken van 'tjaar onder de wapenen, voegt zich gewillig en vlug in zijn militairen staat en is nauwlijks van de soldaten der staande legers te onderscheiden. ?IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIMIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIItlll ?MiiiiiHitimiiniiiniiiiniiiiiiiiiiniiiiiiiiitiiniiiiininiiiiiiiituiHiiiiii Het verraad van Mrs. Bunker. DOOK BRET HARTE. Op de noordkust van San Francisco vindt men een reeks steile rotsen, eindigend in een kaap, aan wier voet, bestaande uit brokken van de hooge klippen er boven, een smalle reep strand is, een stuk weiland, besproeid door het zoute water, en eenig laag eikenhout. De lood rechte rotswand er achter, scheidt het evenzeer van het vasteland als de zee er vóór van de kust aan den overkant. Ofschoon dicht bij San Francisco ook aan den overkant, maar ver borgen door een scherpe bocht van de kust was het een dorre, onbebouwde plek, waar nooit iemand kwam. Een enkele visscliershut ia de rotsen was het eenig spoor van leven. Groote zwermen blanke zeemeeuwen en pelikanen, over de klippend scherend of omhoog vliegend van het strand, wilde eenden, hier en daar op de grasvlakte neerstrijkend, een enkele maal de plons van een zeehond, die van de klip in 't water sprong, ziehier al wat van het dek der voorbijvarende schepen kon worden opgemerkt. Toch werd de visschershut bewoond door Zephas Bunker en zijn jonge vrouw, en was het hun gelukt aan den harden grond een stukje weiland te ontworstelen voor een koe en een paar geiten, terwijl men nu en dan zijn visschersschuit rustig zag binnenzeilen in de nauwe kreek door de rotsen gevormd. Drie jaar geleden was Zephas Bunker, fxwalvischvaarder, gestrand in de buurt van San Trancisco, en had hij zich bij een kleinen pachter verhuurd. Na verloop van een jaar verveelde hem het boerenleven, wel had hij zijn zinnen gezet op de dochter vau den boer, die, even af keerig als hij van het boerenwerk, goed vond met hem weg te loopen om er op die manier een einde aan te maken. Zij trouwden te Oakland, van het weinige dat hij verdiend had, kocht hij een visschersschuit, zocht een plaatsje om zich een hut te bouwen en bracht er zijn jonge vrouw. Het nieuwe beviel haar, ofschoon de verandering luttel verbetering was, vergeleken met haar vorigen toestand van armoede en ont bering. Toch verkoos ze de vrijheid van het tegenwoordige boven de afgepaste eentonigheid van voorheen; de altijd rustelooze zee was een uitkomst na de vervelende akkers en het ruwe ?werk. Want Maiy's jeugdige verbeelding, in haar kinderjaren slechts weinig gevoed, was door baar huwelijk noch geprikkeld, noch teleur gesteld. Het feit, gewoonlijk, het slot van alle meisjesdroomen, bad haar iu deuken en gevoelen Er zit een degelijke kern van militaire deugden in zijn volk. Door de strenge, harmonische (einheitliche) leiding is reeds veel tot stand gebracht. Het Zwitsereche leger zal een belangrijke factor blijven van de militaire wereld in Europa, als men op den ingeslagen weg voortgaat. De ver dediging van 't land is in goede handen". Geen wonder, dat jaarlijks uit alle landen officieren worden afgezonden om zich re kenschap te geven van wat dit land in tijden van oorlog vermag. Dene_marken en Noorwegen hebben dit jaar zelfs de goede gedachte gehad om een officier de wording van de Zwitsersche troepen te laten bestudeeren. Zij hadden alles te volgen van de oproeping der rekruten tot de groote ma noeuvres en hebben daarvoor van 't Z. W. van 't land tot 't N. O. op verschillende plaatsen hun militair onderzoek gehouden. Maar wonder boven wonder, onder alle Europeesche staten is Nederland, dat in geschiedenis, volksaard en internationale stelling zooveel overeenkomt met't Alpenland biedt, misschien het eenige, dat zich nooit verwaardigd heeft, daarheen een van zijne officiers af te vaardigen. Natuurlijk kon ik niet nalaten bij verschillende Zwit sersche officieren na te vragen, of er geen Hollandsche waren overgekomen. Niemand wist er van, of had er ooit van gehoord. 't Was alsof ze me zwijgend vroegen: be staan die wel ? Ik wilde evenwel zekerheid. Waarom zou ons land zich dood houden? Maar ik kreeg helaas het officieele bericht, dat NOG NOOIT EEN HOLLANDSCH OFFICIEE IN OPDRACHT VAN ZIJNE EEGEERING DE MANOEUVRES HAD BIJGEWOOND. Men zal nu begrijpen dat ik als leek den moed had eenig licnt te verspreiden over eene zaak, die ons legerbestuur, in 't hooge gevoel van eigen voortreffelijkheid, niet de moeite van 't bestudeeren waard acht. Kan bij geval van ons duur legertje getuigd worden, dat het een factor is, waarmee de groote militaire staten hebben rekening te houden? Is met de eindelooze reeks van millioenen die onze volksvertegenwoordiging jaar in jaar uit in den militairen put neeft gestort, werkelijk iets bereikt? Wordt bij een oorlog, b. v. tusschen Frankrijk en Duitschland, de Zwitsersche grond door een der partijen aangetast, dan zal de Bondsregeering niet aarzelen, haar legermacht van meer dan 230.000 welgeoefende soldaten zonder den landstorm in de krijgsschaal te werpen aan den kant der tegenpartij. Welke der beide mogendheden zou het wagen, zoo'n groote macht moedwillig naar 't vij andelijk kamp te drijven? En wij, wat zouden wij kunnen doen, wanneer de nood aan den man kwam ? Zouden de verdwenen millioenen hunne tooverkracht gaan uit oefenen ? Of zou er eene vreeschelijke ontgoocheling volgen? (Slot volgt.) H. KIERSCH. Booze Buren. Opnieuw hebben de Engelsehen in Soedan op een belangrijk succes te wijzen. De Soedaneesche soldaten van kolonel Lewis, die Rosaires aan den Blauwen Nijl bezet hielden, zijn slaags geraakt met het over schot der Derwischen onder aanvoering van Achmed Fedil. Het was een bloedige, maar tevens een beslissende strijd. De Engelsch-Egyptische troepen hadden 27 dooden en 124 gewonden, maar van de Derwischen zijn er 500 gedood en 1500 gevangen genomen. Ofschoon Achmed Fedil met een klein troepje getrouwen is MiiHiiiiMiiiiiiniiiiiiiiiiimnitiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiimiiiiniiiniiHMinM. nog kind gelaten. De lange tijden die haar man in zijn visschersboot afwezig was, maakten dat ze het bijzijn vau dien ouderen echtgenoot niet moede werd; het gaf haar een zekere vrijheid welke zij als jong meisje nimmer gekend had, en tevens een gevoel van beschermd te worden dat het kind in haar aangenaam aandeed en haar ijdelheid streelde. Nadat ze haar huishoudentje had gedaan, of gewerkt in haar steenachtig tuintje, bleef er tijd genoeg over om zich te verdiepen in voor stellingen omtrent de onzichtbare stad welke de geheimzinnige nevel verborgen hield, zoo nabij en toch haar onbekend; omtrent de zeilen die de Gouden Poort in en uit voeren, maar van wier bestemming zijn niets wist, en de lange rookzuil van de mailboot die haar nog nooit een brief gebracht had. Zooals veelal gaat met wie bij de zee wonen, waren oog en gedachten er dikwijls mede bezig, en was het haar alsof iedere verandering die haar leven kenmerken zou, van dien kant komen moest. Maar hierin vergiste mrs. Bunker zich. Het was een prachtige zooiermorgen. De golfjes krulden zich m den drogen noordwesten wind in kristal-heldere, hoewel kleurlooze schoonheid. Ten noorden door de steile rotsen beschut, lagen huis en tuin geheel open voor de boven matige hitte der zon, die, door geen wolkje getemperd, door de rotsmuur er achter weer kaatst werd. Eenige geteerde touwen, op de rotsen, verspreidden een eigenaardigen reuk; het eikenhout en de bremstruiken waren merk baar aan hun aroma ; nu eii dan woei het windje de zachte geuren der warme wilde roosjes en van de helm langs de kust; zelfs de verschil lende reuksoorteu onafscheidelijk aan Buuker's beroep verbonden, werdrn geïdealiseerd en ver fijnd door de zilte zeelucht. Mrs. Hunker, die zich in de brandende zon met een kleine hark over hare erwten en kropsalade boog, was blij dat zij haar ronden stroohoed op had. Wetend dat niemand haar hier zou storen, maakte ze haar japon aan den hals een weinig open om wat frissche lucht te hebben, en liet de zwarte haarvlecht hangen op den rug. Het was si ikheet onder de rotsen en doodstil in de lucht, zóó stil dat ze, hoewel flauw en heel in de verte, twee schoten hoorde, die snel achter elkaar gelost werden. Werk tuigelijk keek ze naar de zee. Midden op het groote watervlak sloegen twee koopvaardijsche pen de vleugels uit voor een langen tocht, een loods en een kruisende schoener verdwenen juist om de punt, maar geen rook steeg op van het dek. Weer boog ze zich over haar werk, en een oogenblik later had ze het feit vergeten. Doch de hitte en de verblindende gloed van de klippen, deden haar eindelijk het tuingereedschap op zij leggen en langs liet strand slenteren naar het uiterste puntje van haar klein gebied. Ze keek eens naar de koe, die in de struiken de koelte was gaan opzoeken. De geiten, minder gevoelig voor de temperatuur, koesterden zich op een onbereikbaar plekje waarheen zij, zonder ontkomen, kan men gerust zeggen, dat de kracht van het Mahdisme gebroken is. Het Engelsch-Egyptische leger heeft thans het geheele gebied van den Blauwen Nijl, tot aan de grenzen van Abessinië, in zijne macht. In verband met deze berichten verkrygt de toespraak, door den Engelschen regeerings-commissaris Lord Cromer tot de inlandsche hoofden van Omdoerman ge houden eene dubbele beteekenis. »Deze rede" zoo schrijft men uit Londen aan de Frankfurter Zeitung «beduidt inder daad niets minder, dan de proclameering van een Engelsch protectoraat over Egypte. Dat de diplomatieke vertegenwoordiger van Engeland in Egypte eerst eene reis naar Soedan moest maken, eer hij dit protectoraat kon afkondigen, is weder ikarakteristiek voor de door Engeland ten opzichte van Egypte gevolgde politiek, die zich steeds van omwegen bedient. Wat Lord Cromer aan de zwarte Sheiks te Omdoerman heeft verteld, is natuurlijk allereerst slechts voor dezen bestemd, maar kan mutatis mutandis op geheel Egypte worden toegepast. »Gij ziet" zeide de diplomaat ?>boven dit huis zoowel de Engelsche als de Egyptische vlag. Dit beteekent, dat gij in 't vervolg geregeerd wordt door de Koningin van Engeland en door den Khedive van Egypte. De eenige vertegenwoordiger van de Britsche en de Egyptische regeering in Soedan zal de Sirdar zijn, in wien de Koningin even als de Khedive (?) het volste vertrouwen stelfc. Geen poging zal worden gedaan om het land van Cairo uit te regeeren, noch minder van Londen uit. Gij moet van den Sirdar alleen ge rechtigheid en eene goede regeering ver wachten." Nog veel minder dan de Khedive, in wiens naam Engeland krach tens eene tot voor korten tijd gehandhaafde fictie de herovering van Soedan ondernam, werd de suzerein van Egypte, de te Constantinopel regeerende Heer der Mohammedaansche wereld, in de rede van Lord Cromer ontzien. De Engelsche diplomaat noemde hem niet eens, maar veroorloofde zich eene zeer duidelijke toespeling, toen hij zeide: »De Koningin heerscht over een grooter aantal Mohammedaansche onder danen, dan eenig ander souverein ter wereld, en zij leven tevreden onder hare weldadige regeering." Men zal in Frankrijk over deze woorden weinig gesticht zijn, doch na de volledige nederlaag der Fransche diplomatie in de Fashoda-quaestie zou een protest van die zijde vrijwel misplaatst zijn. Keizer Wilhelm moet, bij de ontvangst van het praesidium van den Duitschen Rijksdag hebben gezegd, dat de Fashodaquaestie door Engeland tot zulk een uiterste was gedreven, alleen met het doel om te zien, hoever men met Frankrijk kon gaan zonder Rusland te provoceeren. Deze proef neming scheen, volgens den keizer, zeer ten genoege van Engeland te zijn uit gevallen, en in het Fashoda-conftict was gebleken, dat de betrekkingen tusschen Frankrijk en Rusland lang niet zoo har telijk waren als men langen tijd heeft gemeend. Het is voor de Franschen in de pijn lijke omstandigheden, waarin zij verkeeren, HtiiiMiiHiiimiiiiniitfiiiiiiiiii iifiiiitiiiimiiiiiiiiiiiii duizelig te worden, nauwelijks kon opzien. Toen ze ongeveer een uur later terugging en reeds dicht bij haar huisje was, schrikte ze bij het zien van een man tusschen zich en de rotsen. Hij was bezig niet een zakdoek zijn stoffige kleeren af te slaan, en ofschoon hij haar zag aankomen, haar zelfs langzaam tegemoet liep, hij bleef zich afstotfen, half boos, half als was bij m gedachten. Haar vrouwenoog merkte terstond op dat hij iu somber zwart gekleed was, zelfs geen wit streepje aan den hals, en een hoogen zwarteu hoed droeg. Zonder iets van de gewoonten der samenleving te weten, voelde ze wel dat die kleeding niet overeen kwam met deze plaats. //Goeden morgen," zei hij met een beleefde buiging den hoed afnemend, woont u hier ?" //Ja," gaf zij verbaasd ten antwoord. »Nog iemand ?" //Mijn man." Ik bedoel, andere menschen ? Zijn hier nog meer huizen ?" vroeg hij ongeduldig. Neeu." Hij keek haar aan, en van haar naar de zee. Ik verwacht mijn vrienden, die mij hier met een bootje komen afhalen. Kan mee gemakkelijk aan wal komen?" Hebt u dit dan niet zooeven zelf onder vonden 'f' antwoordde zij bits. Hij aarzelde even, toen, als verwierp hij alle gedachten van geheimhouding, wees hij even achter haar en zei kortaf: Neen, ik ben over de rots gekomen.'' //Over de rots ?" vroeg ze ongeloovig. Ja," antwoordde hij met een blik op zijn kleeren, 't was een waar geklouter, maar de geiten hebben mij den wrg gewezen. En is u al dien tijd op de rots geweest?" vroeg zij nieuwsgierig. Ja, u moet weten, ik . .." Hij hield plot1 seling op, bij wat het begin van een voorafbedachte en aannemelijke verklaring scheen, alsof het onware hem tegen de borst, stuitte, en zei kortaf; Ja daar beu ik gewerst." Zooals bijna alle vrouwen doen zouden, lette zij het meest op zijn uiterlijk, en ontging het haar dus dat, eene op'ieldem g achterwege bleef. 't Was een knap man, van miridelharei, leefrijd, met een fijtibesueden, troUch, aristocratisch gelaat, dat, iu een land waar de meeste mannen een baard dragen, te meer in het oog viel, omdat hij glad geschoren was. Nooit nog had zij zoo iemand gezien. Zij vond dat. hij geleek op een prentje iu een roman dien zij eeus geJezcn had, maar hij h«d iets vermosids en drot'feetstigs. Wil u niet binnenkomen en even uitrusten ?" vroeg ze, naar de hut wijzend. Zeer vriendelijk," zei Lij, nog altijd ietwat afgetrokken. Misschien znu 't wel zoo verstan dig zijn. Het kan nog een poos duren ter zij komen." Zij ging hem voor naar de hut, en trad binnen ? een zeer eenvnudij; gemrubeld ver trek, tusscheu de slaapkamer en de keuken l dubbel grievend telkens opnieuw te hoorea beweren, dat in de zooveel besproken, maar nog steeds zoo geheimzinnige alliantie de vriendschap, van Russische zijde althans, aan warmte zooveel te wenschen overlaat. Met groote verontwaardiging komt het Journal des Débats op tegen hetgeen in dezen geest door den Parijschen Timescorrespondent wordt geschreven. Volgens ; dezen zou Rusland geëischt hebben, dat in. i het alliantie-tractaat de volgende clausule werd opgenomen: «Dit traktaat heeft niet ten doel, eenige wijziging te brengen in den territorialen staat van Europa-" Met andere woorden: wij denken er niet aan u te helpen, om Elzas en Lotharingen terug te krijgen. De Times correspondent vertelt dan verder, dat de heer Hanotaux die clausule onaannemelijk zou hebben verklaard, terwijl graaf Mouravieff haar onmisbaar noemde. De knoop zou zijn doorgehakt door president Faure, die zeide: »Het zou zeker beter zijn, als dit artikel er niet instond, maar een in tegengestelden zin kunnen wij toch niet krijgen, en het zou een teeken van oneenigheid en van wantrouwen zijn, als over zoo'n teer punt gezwegen werd. Daarenboven, zonder tractaat kunnen wij niet naar Frankrijk terugkeeren; dat zou een politiek echec zijn, waaraan wij ons niet kunnen blootstellen." En zoo werd altijd volgens den Timescorrespondent het tractaat geteekend met het artikel. Het Journal des Débats verzekert plechtig, dat het verhaal van den vindingrijken TiTMes-correspondent van het begin tot het einde verzonnen is. Doch wat het officieuse blad klaarblijkelijk het meest ergert, is, dat in de Times dit voor Frankrijk zoo ontmoedigende, om niet te zeggen ver nederende, gefingeerde (?) artikel van het tractaat wordt voorgesteld als de reden, waarom het Fashoda-incident niet tot een oorlog tusschen Frankrijk en Engeland heeft geleid. Wat doet het er toe, nu het incident toch op vreedzame wijze is uit den weg geruimd? zal men misschien vragen. Het incident moge tot het verleden behooren, maar de ontstemming blijft be staan. Er is nu weer tusschen Engeland en Frankrijk eene Newfoundland-quaestie en eene Madagascar-quaestie hangende, om van de vele kleinere geschillen niet eens te spreken. En het is niet te ont kennen, dat de animositeit, waarmede al dergelijke quaestiën worden behandeld, een slecht teeken des tijds is. Men beweert, dat tijdens de allergevaarlijkste periode der Fashoda-quaestie konin gin Victoria tot de met haar bevriende ex-keizerin Eugenie zou hebben gezegd: »Als het tot een oorlog met mijn land en Frankrijk moet komen, dan bid ik, dat God mij vóór dien tijd laat sterven." En men verzekert, dat de ex-keizerin gezorgd heeft, dat men in het Fransche ministerie van buitenlandscbe zaken met die welge meende woorden niet onbekend bleef. Maar de invloed, dien de hoogbejaarde koningin op den gang der Engelsche buitenlandsche staatkunde kan uitoefenen, is niet zoo groot, dat men in hare vredelievende ge zindheid een ernstigen waarborg voor het vermijden van internationale moeielijkheden kan vinden. Sociale, IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIMIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIM liiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiinniniiiiiiiiiiiiiimmiiiHiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii bood hem een grooten rieten stoel aan en zette een fiesch met whiskey en een karaf water voor hem op tafel. Weer bedankte hij beleefd, schonk zich in en deed er een scheut water bij. Doch toen zij een oogenblik later naar hem keek, was hij opgestaan, zonder dat hij er van scheen gedronken te hebben, en stond met de eene hand in zijn borstzak bij de deur, zwijgend naar de zee te staren. Er "Was iets historisch in die houding althans zij dacht dat men dit his torisch zou noemen alsof hij een gewichtig personaadje was, die zich op den vooravond van een groote gebeurtenis ia haar eenvoudige hut bevond. Dat hij aan haar en zijn omgeving in het geheel niet scheen te denken, doch vervuld was van iets, zij wist niet wat, wekte, verre van haar te beleedigen, des te meer hare belangstelling. Een wondere uitdrukking van droefheid lag in zijne oogen. Maakt u u ongerust, dat uw vrienden niet komen zullen ?" vroeg ze eindelijk, zijn blik volgende. »Ik... o ueeo !" was zijn antwoord, terwijl hij zich onmiddellijk herstelde, zij komen stellig EU of straks. Neen, d;iar ben ik niet bane voor," voegde hij er bij, met een droomerigen glimlach. Mrs. Bunker ging in haar keukentje, waar zij, schijnbaar aan haar huiselijke bezigheden, den vretmden gast onderwijl kon bespieden. Zoodra hij alleen was, nam hij werktuigelijk plaats in den grooten armstoel, en staarde m liet vuur. Hij bleef zoo lang stil en onbewe gelijk zitten, ondanks het geraas dat Mrs. Bun ker met opzet met Laar schotels en borden maakte, dat ze zich werkelijk begon af te vragen, of hij wel een gewoon mensch was van vleesch en bloed. Toch was ze niet bang. Later kon ze zich duidelijk herinneren dat, verre vau angst te hebben voor zichzelf, ze enkel een onbestemd, eigenaardig gevoel van bewondering vooi- hem had. Doch. lisar onderzoekende blik miste zijn uit werking niet. Eensklaps sloeg hij de donkere oogen op, en gevoelde zij dat ze in de duis ternis van het keukentje doordrongen met onge duld en achterdocht die echter, toen ze de hare ontmoetten, veranderde in een uitdrukking van stil verwijt. Toen stond hij op, bleef een oogenblik iu zijn volle lengte overeind staan, cu zei naar liet keukentje komende, en tegen de deurpost leunend : ,U gevoelt u hier zeker nooit eenzaam?" Neen, meneer." «Natuurlijk. U hebt een man, en niemand die het u lastig maakt. U bent met u beidjes tevn-dcu en gelukkig." Mrs. Bunker zeide niet wat de waarheid was dat ze het bijzijn van haar man nooit in eeiag verband had gebracht met haar op vatting van geluk. Misschien was tot op dit oogenblik nimmer in haar opgekomen hoe wei nig het er mee te maken had. Zij glimlachte sleclits blijde over de verandering bij haar gast. Het arbeidscontract. i. Arbeidsovereenkomst of arbeidscontract is die overeenkomst, waarbij de arbeider tegen loon aanneemt voor den werkgever werk te verrichten, 't Is dus eene overeen komst, die misschien evenveel keeren voor komt als andere contracten, b.y. koop en verkoop of pand, alle dan ook in ons Bur gerlijk Wetboek in den breede behandeld. Toch zou men zich vergissen, als men meende, uitvoerige artikels over't arbeids contract in ons wetboek te vinden, want behalve de verhouding tusschen reederij en schipper en ? tusschen dezen en de equipage, in 't Wetboek van Koophandel gere geld heeft het arbeidscontract niet te klagen gehad van overdreven zorg, hem door den weigever toegedragen. Drie artikels in 't B. W. is alles wat men er van vindt. En die bepalingen zijn raak óók. Men oordeele. Na eene makke definitie van 't arbeids contract leert ons art. 1038 dat de meester op zijn woord * desgevorderd onder eede, geloofd wordt ten aanzien van de grootte van 't loon, wat hij ervan betaald had of in rekening gegeven en ten opzichte van den tijd, waarvoor de diensthuur was aan^ gegaan. Art. 1639 geeft den huurder van dienst- en werkboden het recht dezen te allen tijden te ontslaan met eene schade loosstelling, groot: zes weken loon. Dat is al. Voeg daarby, dat vele, ingewikkelde rechtsvragen zich aan deze artikelen hebben vastgeknoopt, en 't wordt ons onverklaar baar hoe men met zulk een mank paard zoovele jaren toe kon. En dat niet eerder men tot afschaffing van die bepalingen is overgegaan lag misschien wel daaraan, dat IIIHIIIIHHIIII.IIHIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIH 40 cents per regel Foulard-Zijde GO et. tot f 3,35 p. Meter. Japansche, Chineesche enz. in de nieuwste dessins en kleuren, alsmede zwarte, witte en gekleurde HennebergZUde van. 35 et. tot f 14.65 p. Metereffen, gestreept, geruit, gewerkt, damast enz. (ca. 240 versch. qual. en 2000 versch. kleuren, dessins enz.) Franco en vr{| van invoerrechten Iu hals. Stalen omme gaand. Dubbel briefporto naar Zwitserland. G. Henneberg's Zijde-Fabrieken (k. & k. Hoflever.). Züricb.. J. A. HOETING B Diamanten-, Gouden- en Zitoeni erken, H O RL O G IE N. Prima kwaliteit gegarandeerd. 194Kalverstraat 194. ?MfliiiiiitiinniiMiimiiiiiiiliiiiiimiiiiiimiiuiiiiiiiiiiiliiHHiiiiiiiitiiiilM «Gaat gij dikwijls naar San Francisco ?" ver volgde hij. «?Ik ben er nog nooit geweest. Misschien gaan wij er later ?wonen." Dat zou ik u niet raden," hernam hij, haar ernstig aanziende. U zult teleurgesteld worden. U zult er nooit 7.00 gelukkig zijn als hier. U zult er nooit zoo vrij en onafhankelijk wezen. U zult u nooit weer uw eigen baas gevoelen. Maar hoe komt het dat u nooit in Francisco geweest is?" vroeg hij plotseling. Als hij dan niet over zichzelf wilde pratfn, zij bad nu althans gelegenheid voor een gesprek. Ze vertelde dat hare familie naar Kansas gt migreerd waren en een woninkje" hadden ge huurd te Contra Costa. Dat het er haar niet beviel, en ze daarom met den zeeman getrouwd was die haar hierheen gebracht had dit alks vertelde ae eenvoudig en openhartig alsof ze tot een hooger wezen sprak hoewel hij niet altijd luisterde, ja, een droefgeestige glimlach. waartoe hij zijn gezicht blijkbaar plooide in antwoord op haar voorkomende vriendelijkheid gaf hem soms iets als luisterde hij niet. Zelfs de donkere oogen die Mrs. Bunker het haar had doen opst< ken, en haar japon vsstkcoopen, bleven op haar gevestigd zonder haar te zien. Dus uw man heet Bunker ?" zei hij, toen zij eindelijk zweeg, /t Is een Kwakerscue fa milienaam uit Nantucket sedert jaren van geslacht tot ge.-lacht, walvischvaarders en zee lieden en uw naam, zegt gij, is Mac Ewan? Dan is uw familie, Mrs. Bunker, niet lang ge leden van Kentucky naar Kansas gekomen, hoewel uw vader zich zeker nog rekent, als tot de Vrije Staten behoorend. U zult zeker wel verstand hebben van het boerenbedrijf, van vee, enz. want uw voorouders waren oude Schotsche pachters, die honderd jaar geleden emigreerden en er een grooten veestapel op nahielden." Dit alles scheen de natuurlijke uiting van iemand die ver boven haar stond. Misschien ook deed het Mrs. Bunker niet onaangenaam aan te hooren dat de familie van haar man minder in. stand was dan de hare. Doch hiermede eindigden de inlichtingen van den vreemdeling niet. Hij sprak over haar man's beroep, wijdde uit over de vele visch die er in de baai en op de kust gevangen werd. Hij legde haar uit hoeveel schade de groote kolonie Italiaansche visschera deed aan Californiëen aan haar man, vooral hem als geboren Amerikaan. Hij sprak van de vulcanische veranderingen van de baai en de kustlijn en van de vorming der rotsen waar tegen hun huisje gebouwd was. Hij deed haar begrijpen hoeveel waarde dit was voor het Gou vernement als middel tot verdediging, hoe ze van nature den toegang tot de Gouden Poort beschermden, beter dan Fort Point en Goevernementseisjendom moesten zijn. Als het Gouver nement ze haar man niet afkocht, dan zou de Staat Californiëhet zeker doen. Hier verviel hij wederom in gepeins, even somber en ernstig als straks. (Wordt vervolgd.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl