De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 15 januari pagina 3

15 januari 1899 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1125 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. de werkgever eene ongerechtvaardigd gun stige positie innam tegenover den arbeider, de heerachende klasse er nagenoeg wél big voer. Maar de sociale rechtvaardigheid is ten laatste uit den dommel ontwaakt. Minister H. J. Smidt droeg Prof. Drucker, op een ontwerp-arbeidscontract saam te stellen, Minister Cort v. d. Linden hernieuwde deze opdracht, en 't gevolg daarvan was, dat den 17 Oct. van 't vorige jaar hem het Ontwerp-Drucker bereiken kon. De hoofdpunten van dit ontwerp zullen wij hier even nagaan. Enkel de hoofd punten, want de kolommen van »de Amster dammer" hebben hunne grenzen. *** Arbeidsovereenkomst heet volgens 't ont werp (art. 1) de overeenkomst tusschen een arbeider en een' werkgever gesloien, waarbij de arbeider tegen loon zijne arbeidskracht, geheel of gedeeltelijk, voor zekeren tijd ter beschikking stelt van den werkgever. Daar hier geen verschil wordt gemaakt tusschen lichamelijker! en geestelijken ar beid, zal ook de redacteur van een dagblad, de bezoldigde secretaris eener vereemging, de vader van een weeshuis, zelfs de geeste lijke van een kerkgenootschap worden : een arbeider die een arbeidscontract aangaat. Dit is een stap op den goeden weg: de arbeider geeft werk en dat doet mijnheer de rechtskundige adviseur eveneens, beiden dragen dus voortaan 'n jas, niet de een 'n jas en de ander een pardessus. Nu is wel de vraag of H.H. secretarissen, advocaten, doctoren enz, zulk eene groote behoefte hadden aan wettelijke bescherming en of zij waar hun loon als zoodanig minder bedraagt dan 3 gulden dagelijks niet wat te veel over nen kam geschoren worden met de werklieden : ernstiger be denking mag wel gelden tegen 't feit dat in zooverre de bestaande toestand wordt gesanctioneerd, dat de arbeider treedt in eene DIENSTBETREKKING. Van adiensthuur" opzegging van »'t huurcontract" is in 't ontwerp geen sprake: «dienstbetrekking" heet het in talrijke artikelen, zelfs spreekt art. 57 van »o n d er g e s c h i k ten"; van 'n contract, dat is: eene overeenkomst waarbij twee gelijke partijen tegenover elkaar staan, bluft dus niet vee^ over I De arbeider blijft dus, hoewel meer be schermd, de onmondige, de mindere, de ondergeschikte, de loonslaaf van vroeger. Voor eene vergissing moet gewaarschuwd worden: niet alle arbeiders s lui ten, naar ons ontwerp, eene arbeids overeenkomst. Want uit art. l leeren wij, dat eene yereischte voor 't aangaan van dit contract is: het beschikbaar stellen van zijne dien sten voor zekeren tijd (de klemtoon op Hijd"). Geen diamant-snijder, -klover, -slijper, en verder geen enkele huisarbeider, tenzij h;j zich, wat zelden geschiedt, voor 'n zekeren tijd heeft verbonden, geniet dus de bescher ming van het ontwerp. _Imraers, 'n linnennaaister, een werkman die broeken^ maakt voor confectie-magazijnen, 'n diamantwerker, treedt in geen dienst: hij blijf l z'n eigen heer en meester en neemt het werk aan, dat hij krijgen kan, mag zijnen arbeid ook door anderen doen verrichten. Het zijn, zooals de juridische term luidt, aannemers van werk. Hun loon kan dus beknibbeld, geheel verpand, in beslag genomen worden. Bij vertraging in de betaling van hun loon mogen ze dus vorderen eene schadevergoeding van 5 of 6 procent PER JAAR. De huisindustrie blijft vogelvrij verklaard. De oorzaak hiervan ligt in 't feit, dat de ontwerper den toetssteen van 't arbeids contract zag in de «dienstbetrek king"^ en de onderscheiding tusschen aanneming van werk en huur van diensten iets wezenlijk-principieels dacht. In waarheid bestaat dit verschil niet. Vroeger ja, toen de arbeider was de onder geschikte, de mindere, was de aannemer van werk de vrije, zelfstandige werkman. Maar bij eene wettelijke regeling van 't arbeidscontract mocht dat verschil niet meer bestaan! * * Gelijk bekend mag worden voorondersteld, kan een contract, door eenen minderjarige aangegaan, op den enkelen grond der minderjarigheid worden ontbonden. De meerderjarige, die eene overeenkomst met hem sloot, is dus aangewezen op de goede trouw van den jeugdigen contractant, en de deur staat dezen laatste steeds open voor contractbreuk. Art. 4 van 't Ontwerp waakt daarvoor en stelt ten opzichte van rechten en verplichtingen den minderjarigen arbeider, die den leeftijd van 18 jaren be reikt heeft, met den meerderjarige gelijk. Alleen kan de vader of voogd zich ver zetten tegen de beialing van 't loon aan den persoon van den minderjarige, of bij beding of reglement hiervan worden afge weken, en eindelijk kan de vader, voogd of het Openbaar Ministerie de opheffing der ^dienstbetrekking" door den rechter doen uitspreken, indien de minderjarige de overeenkomst heeft aangegaan zonder bijzondere toestemming (dus ook met stilzwijgend goedvinden), indien z'n toe komst zou worden bedreigd. Is de arbeider beneden de 18 jaar, dan komt het contract eerst tot stand, wanneer een arbeidsboekje of «livret" door den vader of voogd den werkgever is ter hand gesteld. In dit livret, dat door den werkgever be waard wordt en bij 't einde van 't contract wordt teruggegeven, mits de arbeider de overeenkomst niet onrechtmatig hebbe ge broken, toekent de werkgever op, wanneer de arbeider bij hem »in dienst treedt", welke arbeid door hem wordt verricht, en 't tijdstip, waarop hij den dienst verlaat. Aan teeken i n gen omtrent gedrag of geschikt heid mag hij daarin niet opnemen ; doet hij dit toch, dan is hij gehouden de daar door veroorzaakte schade te vergoeden. Daar de ontwerper dit niet uitdrukkelijk eene onrechtmatige daad noemt, wat hij elders wél doet, zal die schade slechts om vatten, wat een onmiddellijk en dadelijk gevolg is van 't niet nakomen dezer ver bintenis (art. 1284 B. W.). Eene leemte dus in 't ontwerp. Zonder livret komt geen arbeidscontract met den onmondige beneden de 18 jaar tot stand. Wat is dan rechtens ?... Nu wij weten door wien een arbeids overeenkomst gesloten kan worden, is 't tijd na te gaan, wat die overeenkomst inhoudt. De arbeider stel i, zijne arbeidskracht ter beschikking van den werkgever, deze laatste neemt daarvoor andere verplichtingen op zich. Eene der voornaamste is wel: den arbeider eene vergoeding, een loon voor den arbeid uit te betalen. Dit Icon kan worden bepaald naar den tijd, gedurende welken de arbeider zijne diensten leent, het tijdloon, of afhan kelijk worden gesteld van de uitkomsten van den te verrichten arbeid, het s t u kloon, maar ook, volgens art. 32, naar den omzet, opbrengst of winst van de ondernemine, het z.g. mobiele loon of' de partici patie. In dit laatste geval kan de arbeider meedeeling eischen van de bewijsstukken, noodig om zich van de opbrengst of winst enz. der onderneming op de hoogte te stellen. Eene bepaling, die zeer is toe te juichen, en een recht, dat den armen auteurs ook tegenover den uitgever of de tooneeldirectie mocht worden toegekend ! Echter kan bij SCHRIFTELIJKE overeen komst of bij reglement hiervan worden afgeweken. Het loon mag op geene andere wijze worden vastgesteld uitgezonderd alleen dat der arbeiders, welke bij den werkgever inwonen, dan in Nerterl. munt enz., voedsel, licht en vuur te genieten op de plaats zelve waar ze worden verstrekt, kleeding bij den dienst te dragen, en, in dien het contract schriftelijk wordt aan gegaan, in vruchten van het bedrijf' of grondstoffen daarvoor noodig, _ mits eerste levensbehoeften, doch nooit of' te nimmer in sterken drank; in 't gebruik van woning, grond, weide, stalling, in bepaalde werkzaamheden vanwege den werkgever ten behoeve van den arbeider te verrichten, of in vak- of algemeen onderricht. Eene bepaling, waarbij verboden wordt dezelfde diensten bij gelijke geschiktheid verschillend te beloonen maatregel tegen »onderkruiping" of misbruik van vrouwen. en kinderen missen wij noode! Is het loon op ongeoorloofde wijze vast gesteld, dan heeft de arbeider aanspraak op het «gebruikelijke loon" met verhpoging van een derde op het gedeelte, dat in geld bestaat. Is de arbeider door ziekte, door 't ver vullen van eene op hem rustende wette lijke verplichting, uuoefenirjg van kiesrecht, ernstige familie-omstandigheden of door 't doen van processueele stappen, gedurende «betrekkelijk korten tijd" verhinderd zijn werk te doen, het loon blijft doorloopen en mag niet worden gekort. Alleen bij schriftelijke overeenkomst of bij algemeen reglement mag hiervan worden afgeweken. Doch dit geldt slechts voor den op tijdloon aangenomen arbeider, voor den op stuk loon werkende alleen dan, indien hij drie maanden achtereen bij denzelfden werkgever »in dienst" is geweest. Uitkee ring van een fonds waarbij de werkgever minstens de helft van de premie betaalde, kan echter op 't loon gekort worden. Heeft de werkgever geen gebruik gemaakt van de diensten des arbeiders, dan kan de laatste tooh zijn volle loon vorderen. Heeft evenwel de arbeider in den regel kosten, b.v. huur van werktuigen, dan wordt in 't vorige geval 't loon verminderd met de bespaarde onkosten. Dit wat betreft de vaststelling van 't loon. Voldaan wordt het loon alleen aan den arbeider of zijn gemachtigde, want over dracht en inpandgeving van het recht op 't loon is slechts gedeeltelijk van kracht (bij loonen tot 3 gulden per dag slechts voor '/??, bij hooger loon nog '/s van het lllillMimiiiimimll lilMMIIIIIIIMUIIIIIIIIIIII VOO H DAMEjS. Een Dl in het onbekende, Met een Noordpool winterduister kan niet te oneigenlijk worden vergeleken de kennis van vele Nederlanders omtient het helder zonnige tropenland, genaamd: onze WestIndische Koloniën. Toch zy'n ze het kennen w«ard ook met oog op 't eigenbelang. Dit is niet een vermoeden, dat te optimistisch zou kunnen blijken; het bewijs ligt in een verleden, toen Nederland, althans een deel er van (b.v. Amsterdam als ook Zeeland) heel wat voor deel trok van de West-Indische Koloniën. Door verandering der omstandigheden werd dit anders, niet door uitputting van bodem, of wijziging in de gezindheid der bevolking. Wat eenmaal was, zou dus weer kunnen worden. Hetgeen daartoe noodig is? Wie allereerst aan kapitaal de kt, vergist zich, naar ik meen. Boven kapitaal gaat in dezen als trouwens in alles kennis. Om voordeel van iets te kunnen trekken, moet men dat iets terdege kennen. Hoe weinigen nu, ook van de gezaghebbenden, kennen heden ten dage onze W est-Indische Koloniën terdege. Bij de Nederlandsche bevolking, daaronder begrepen van hoog tot laag, ontbreekt gemeenlijk zelfs een elementaire kennis. Waar ze liggen? hoe de bevolking is saamgesteld? onder welk bestuur ze staan? welke invloed van het klimaat voor Nederlanders is te wachten? wat omtrent de vruchtbaarheid van den bodem te getu'gen valt? dit zijn vragen, waarop men van menschen overigens van beschaving, dikwijls geen, of aller zonder lingste antwoorden krijgt. Zelfs menschen, die er geweest zyn, al is 't dan ook slechts een blauwe Maandag doen dikwijls raar. Zoo b.v. is onlangs getuigd door een toerist 3 maanden uit en thuis ? dat te Paramaribo de menschen 200 laat opstonden. Waarop grondde hij die bewering? Daarop, dat, als de zon al lang wai opgegaan, hij de blinden of stores voor de ramen nog dicht had gezien. Op dien grond had h\j met evenveel of even weinig recht kunnen beweren, dat te Paramaribo heel wat menschen zoo goed als nooit opstaan. Vele luiken toch gaan bijna nooit open, daar ze bij mooi weer gesloten worden gehouden om de zon geen toegang te verleenen, bij regen om de vocht uit het vertrek te houden, te eer daar achter de blinden of stores gemeenlijk geen venster zich bevindt. Is kennis van de West bij de Nederlanders gewenscht uit een algemeen, een sociaal belang, menigeen zou die kennis rechtstreeks van groot nut zyn geweest en kunnen worden, daar er verscheidenen voor langer of korter tyd naar Suriname of Cura$ao gaan, hetzij a'8 ambtenaar of officier, hetzij als belanghebbenden bij de cacao, suiker of kofflecultuur, dan wel bij de goudindustrie of als groothandelaar. Daaronder zijn velen gehuwden, zoodat het ook voor de vrouw van belang is een niet al te vage kennis van land en volk te hebben. Waar nu die kennis op te doen? De school geeft haar niet, en in de leer boeken vindt men er zoo goed als niets over, en als men er iets in vindt, is 't nog geenszins zeker dat het betrouwbaar is. Hoewel de belangstelling in de West algemeen gesproken onder nul staat, is er toch heel wat over ge schreven; genoeg om er een paar planken in een boekenkast mee te vullen. Die schriftuur door te lezen, daartoe vindt natuurlijk niemand den tijd, en 't zou niet eens gewenscht zijn, want er is veel onder, dat met het verloop der tijden zijn waarde verloor. Wie er 50 cents voor over heeft, kan echter betrouwbaar worden ingelicht. Die koope het boekje: De Vrouw in Nederlandsch WestIndië, te Amsterdam bij H. J. W. Becht uitge geven. Deze brochure is: kort, zakelijk en waar. Om eenig begrip te geven van den afstand tusschen Suriname en Curacao heeft de samen steller zyn toevlucht niet genomen tot kilo meters, hetgeen menigeen toch niet veel zegt, maar tot een vergelijking, die velen uit eigen ervaring leerden kennen of door die van vrienden en bloedverwanten. Hij zegt: Suriname en Curacao liggen ruw weg genomen even ver van elkander af als Nederland i a i Spanje of Por tugal". Zie zoo, nu begrijpt ook de onbevattelykste, dat het niet aangaat om iemand, die naar Paramaribo vertrekt, een pakje mee te geven naar Curagao, wanneer hij daar eens mocht gaan theedrinken. Alle andere afstanden heeft de heer L. C. van Panhuys op dergelijke aanbevelenswaardige wijze behandeld. De verdere afdeelingen van deze brochures luiden: Waar woont, en waarvan leeft de be volking ?; de vrouw uit het volk in Suriname;; de boechnegerin; de Indiaansche vrouw als landbouwster in Suriname; onderwijs; over den aard van vrouwenarbeid in West-Indië; de vrouw uit het volk op Curac.ao; besluit en bijlagen. Voor hen, die hier mochten denken: ach hemel, wat een eenzijdige brochure, ze schijnt alleen over de vrouwen te handelen, alsof er geen mannen in de wereld zijn !" neem ik de vrijheid op te merken, dat mannen en vrouwen in hun leven en arbeid niet van elkaar te echei.len zijn, en de lezers in deze bladzijden dus schier evenveel belangrijke mededeelingen aantreffen omtrent de manlijke als de vrouwelyke bevolking. In het bijzonder wensch ik stil te staan bij het hoofdstuk: 'de trouw uit liet volk in Suri name, omdat daarin voorkomt, mededeeling van bijzonderheden zelfs in de wetenschappe lijke wereld nog geheel onbekend". De Surinaamsche vrouw uit het volk is goed hartig doch lui van aard, zindelijk op zich zelf, doch volstrekt niet op haar huis en dagelijksche benoodigdheden dus zoo wat het tegenovergestelde van de Nederlandse hèvrouw uit de volksklasse. Zy is sterk gehecht aan haar familie en vrienden; verzot op vermaak en werkzaam alleen, wanneer zy geld noodig heeft of behoefte gevoelt aan opschik. Een anderen prikkel tot den arbeid of plichtbesef om de op zich genomen taak te goed vervullen, kent de negerin niet. Meestal gracieus in haar bewegingen, spreekt zij steeds met leven dige gebaren. In 't algemeen staat haar zede lijkheid nog niet hoog en heeft zy dikwijls verschillende minnaars te gelij k, en zeker is het eigenaardig, dat de vrouwen uit het volk hier om het bezit van den man wedijveren. Hoewel door de bemoeiingen der godsdienstleeraren en door de vermindering der forma liteitsonkosten het getal huwelijken toeneemt, gaan toch nog de meeste vrouwen zonder dien wettigen vorm tot een samenleven over. In sommige gevallen wacht de man of er kans bestaat op het verkrijgen van nakomelingen en sluit eerst dan een wettig huwelijk. Velen gaan eerst na tal van jaren tot een huwelijk over, waarbij dan de kinderen gewettigd wor den. Het vrije samenleven is dikwijls zeer ge lukkig; man en vrouw blijven elkander hun leven lang trouw. Wordt de vrouw echter verlaten, dan komt de zorg voor de kinderen geheel op haar. Verlaat de vrouw haar man om met een ander te gaan wonen, dan gebeurt het niet zelden, dat de eerste man de kinderen bij zich neemt en die erkent. Tusschen verloving en huwelijk maakt de vrouw uit de volksklasse geen groot onderscheid, tenzy door de ceremoniën aan het laatste ver bonden. Aan den vooravond van het huwelijk worden de verschillende taarten en gebakken besteld by, of aangeboden door andere vrouwen bij 't bruidspaar gebracht. De vrouwen dragen die lekkernijen op schotels op het hoofd; dek ken de schalen met witte doeken, loopen dicht bij elkaar, nu en dan met bloemen wuivend of' zingend. Het huwelijksfeest wordt in ver houding tot het vermogen (onvermogen) der betrokkenen steeds met grooten luister gevierd. Meestal wordt het huwelijk ook kerkelyk inge zegend en geen kosten gespaard. De zwangere vrouw ontziet zich zeer en wordt door een ieder toegegeven. Zelfs geldt het als vaste regel, dat haar wenschen moeten bevredigd worden. Bij de geboorte is het kind der inlandsche vrouw gemiddeld klein. De moeder hervat bijzonder spoedig hair bezig heden, dikwijls reeds den volgenden dag en voedt altijd haar kind zelf. Het kind wordt onmiddellijk na de geboorte gebaad, daarna geheel ongekleed te slapen gelegd opeen matja of kussentje, luchtig toegedekt en 't geheel met een muskietenscherm beschut. In de eerste dagen krijgt het weinig anders dan melasse met water te drinken en daarna, behalve de moedermelk, een soort pap, bereid uit het meel van in de zon gedroogde, aan schijven gesne den, boomrype banannen. Dit heet: gongoté. Het kind loopt meestal met 9 of 10 maan den; draagt slechts een hemdje en speelt in de felle zon met ongedekt hoofd. De bevolking koestert meer vrees voor regen dan voor zon. Het schoolgaan is verplichtend van 7?12 j aar en wordt trouw genoeg nagekomen, dan dat de meeste kinderen kunnen lezen en schrijven, en de meisjes ook handwerken maken dezen zijn in den regel op 13 jaar volwassen. De negerin houdt veel van muziek en is letterlijk verzot op dansen, dat dikwijls gepaard gaat met zingen. Na overlijden wordt het lijk gewasechen en gekleed; het .huis opgeruimd; de spiegel om gekeerd en, als da andere meubelen, met witte doeken behangen. In het middtn van het ver trek wordt een bed gemaakt die het heeft in een sierlijk mahoniehouten ledikant en daarop het lijk gelegd. Dit is voor velen de eenige keer, dat zij in een ledikant komen te liggen. Om het lijk worden wat brandende kaarsen geplaatst. Onder het kleeden en wassch^n worden steeds psalmen en andere liederen op eigenaardige wijs gezongen, ledere vrouw, die mee aan het doo si, leed naaide, neemt de naald met zich naar huis. Bloedverwanten en vrienden schenken geborduurde zakdoeken om het gezicht te bedekken. Het lijkkleed heeft dikwijls bijzonder mooi uitgeknipte randen. Bij het uitdragen van het lijk wordt er ge zongen. Achter dat van een man volgen eerst de vrouwen, omgekeerd eerst de mannen. Het lijk der minder gegoeden wordt steeds gedragen. Bij het omslaan van hoeken en bij kerken worden door de dragers enkele passen geschuiveld. De ceremoniën op het kerkhof hingen af van den godsdienst, dien de overledene beleed. Tot teeken van zwaren rouw dragen de vrouwen een zwart of wit vierkant lapje op 't hoofd en hebben meestal op den weg naar 't kerkhof een citroen- of oraijeblad in den mond. Een koelkan met water en een drir kjlas, alles met wit goed omwoeld, wordt gedragen door een vrouw, die naast den stoet loopt. Tot den Ssten dag na het overlijden wordt in het sterihuis rouwbezoek ontvangen. De be zoeksters zijn dan in het wit of in 't blauw gekleed en brengen dagelijks geruimen tijd in het sterfhuis door. Op den laatsten dag worden er godsdienstige liederen en psalmen gezongen, wat om 10 's avonds behoort af te loopen, maar dikwijls wordt verlengd en in ongepast genot overgaat. De Surinaamsche vrouw uit het volk gaat spoedig in den rouw; de zwaarste is geheel wit of zwart; de lichtere blauw, welke in paars overgaaf. De duur en overgang van den rouw hangt af van den graad van bloedverwantschap. Eindigen zal ik dit artikel, dat naar ik hoop eenigen zal brengen tot lezing van het geheel, met een lijstje van de goederen door een Su rinaamsche vrouw uit de volksklasse bij haar huwelijk ingebracht, waaruit blijkt hoe weinig huishoudgoed zij noodig acht en hoe betrekkelijk veel sieraden zelfs de eenvoudigste voor haar persoon onontbeerlijk rekent. Cederhoutenkast; dito etenstafel; dito kleinere tafel; 6 kommen; 3 kookpotten; l braadpan; l kolenpot; l waschtobbe; l dito bekken; 12 strijkijzers; l veeren matras; l stroomatras; 12 veeren kussens; 13 kussensloopen; 12 slaap lakens; 13 rokken; 6 onderrokken; 12 onderpantjes; 12 hemden; 20 jakjes; 6 paar gouden oorringen; 2 gouden borstspelden; 2 meters halsketting; 2 snoeren bloedkoralen. Wie dit lijstje doorleest, zal zich zeker ver bazen over de 12 veeren kussens toch is dat getal niet overdreven. Ook moet opvallen, dat stoelen en zitbankjes volkomen ontbreken. Geheel afwezig zijn ze meestal niet, hoewel de volksklasse: ligt op den grond om te slapen; zit op den grond om te rusten; of bij gunstig weer daartoe gebruikt de stoeptrede groote behoefte aan stoelen gevoelt ze dus niet. Jan. 1899. ELISE A. HAIGHTON. iiiiiiiiimiiiMitiimiiiiiiiiMii Een werkstaking. PrijsJMp2>en. J'ïn de siixle ??Zalm. Een liuweliijli. Masseurs. Te Londen is een werkstaking van een byzondere soort uitgebroken, die der hospitaal verpleegsters. Reeds verleden jaar was deze op het punt geweest te ontstaan tengevolge van een besluit der dokters, dat haar in de ziekenzalen het rooken verbood. Een protestmeeting in Hydepark, een vinnige strijd in de couranten volg den, maar de pers trok over 't algemeen partij tegen de pleegzusters en deze gaven den tabaksstryd op. De reden was dit jaar niet belangrijker. Een pleegzuster, miss Annie Bevan, kwam bij een operatie met een ring aan den vinger, en de dokter verzocht haar dezen af te doen, uit vrees dat zij de patiënt er mee blesseeren mocht. De pleegzuster wei gerde, het was haar verlovingsring. Liever dan den ring af te doen, zou zij op staanden voet het hospitaal verlaten; zij deed het. Acht-en-veertig pleegzueters, gewoon ringen en sieraden te dragen, volgden haar voorbeeld; in alle hospitalen verschenen de «nurses" be laden met kleinoodiën, om te zien wat er gebeuren zou; men kon ze toch niet alle weg sturen. De zaak zal nu aan het oordeel der hoogere autoriteiten worden onderworpen, op dat deze het verbod in de reglementen doen opnemen. * * * Te Weenen is het carnaval als gewoonlijk geopend met het »Preisfrisiren," den kappers wedstrijd die ieder jaar door de haarkunstenaarsvereenigingen georganiseerd wordt. Meer friseurs dan verleden jaar hadden er aan deelgenomen; het aantal belangstellenden was niet zoo groot als andere jaren. De eerste pry's werd behaald, gelijk meermalen, als wij ons goed herinneren, door den hoffriseur Janik, met het kapsel «Stephanie". Hierbij worden alle haren hoog op de kruin bijeen gebonden, dan losjes wat uitgetrokken en met den ondulateur ruim gegolfd. De helft der gebonden haren wordt om een spiraalveer gedraaid en staat als knoop of «toetje" van zelf hoog overeind; daarachter worden krullen gefriseerd. Naar voren wordt de scheiding schuin genomen en met brillanten knoppen bestoken; ook een brillanten kam behoort er bij. Bij de Kopacsy-frisunr van Frans Körfer, bij de Metternich-frisuur van Horaczek worden de baren ook hoog getorend, maar om het voor hoofd komen weer, als van ouds, kleine krullen, arabesken, eigenlijk weer het gekroesde pony, dat verscheidene beroemde schoonheden nooit geheel afgeschaft hebben. Eene keukenmeid te Berlijn bewees de vorige week, fin-de-siècle te zijn, tot grooten schrik van haar meesteres. Deze zou den Oudejaars avond bij haar ouders doorbrengen, maar 's middags was een der kinderen niet wel, zoodat zij twijfelde of zij wel gaan zou. De kleine patiënt beterde intusschen, zoodat de moeder besloot, toch haar ouders, die in een ander deel van de stad woonden, niet teleur te stellen. Zij ging, en was 's avonds, hoewel eenigszins ongerust, toch welgemoed, toen er 5 minuten vóór twaalf' een telegram voor haar gebracht werd. Zy en de geheele familie dachten niet anders of de toestand van de kleine was verergerd, toen zij echter, bleek en bevend, de dépêche opende, las zij: »Bij deze geef ik u nog tijdig kennis, dat ik 15 Januari mijn dienst verlaat, Mina." De keukenmeid, over het een of ander verbolgen, had langs dezen ongebruikelyken weg, nog bijtijds haar dienst opgezegd. * * * Bij de »réveillon"-diners, te Parijs gegeven, was nog, als vroeger, dat in het ministerie van buitenlandsche zaken een der voornaamste. IIierby' herinnerde men zich een der beroemde diners, door Talleyrand en zijn kok Caréme daar indertijd gegeven. Voor dat diner waren op twee verschillende plaatsen zalmen besteld; maar op den dag vóór het diner was er nog geen zalm op de plaats. Eindelijk werd er een Loire-zalm gebracht, een reuzenexemplaar, l,GO meter lang; Carêaie was verrukt. Terstond daarop arriveerde een Moezel-zalm van 1,80 meter, even prachtig. Nu wilde Talleyrand de beide zalmen opdisschen, maar dit kon de kok niet toestaan; twee zulke reuzen als «relevéde potage", dat ging niet. Talleyrand zweeg een oogenblik, fluisterde zijn kok een paar woorden in 't oor en ging zeer vergenoegd naar zijn kabinet. Het diner begon. Een lakei bracht den Loire-zalm binnen, die algemeene bewondering wekte. »Het is een uniek exemplaar," riepen de gourmets in geestdrift. Maar juist zou de eerste lekkerbek den visch entameeren, toen de dienaar struikelt; hij laat den schotel uit de hand glijden, en de zalm lag op den vloer. Algemeene schrik. Maar Talleyrand stond op, en riep: «Misérable! laat de kok dadelijk een anderen zalm binnensturen !" Terstond daarop verscheen de Moezel-zalm, nog triomfantelijker dan zyn verongelukte voorganger. Talleyrand had zyn wil doorgezet en de principes van zyn kok gerespecteerd. Een, waarschijnlijk onjuist, gerucht meldt, dat keizer Franz Jozef aan hertrouwen zou denken, en wel met prinses Isabella van Orleans, de twintigjarige derde dochter van Prtilippe d'Orleans, het hoofd van het »huis van Frank rijk". De oudste zuster van deze I«bella is prinses Amélie van Orleans, koningin van Portugal. * * In Amerika wordt het ambacht van masseuse (ook van masseur) veel door blinden uitge oefend. Hun gebrek heeft hen er toe geleid, den tastzin bijzonder te ontwikkelen, zij bren gen dezen tot een verfijning en volkomenheid, die aan het wonderbaarlijke grenst. Van den eenen dag tot den anderen gaan zij de weefsels na, en richten er de behandeling naar in. Te New-York alleen practiseeren niet minder dan 4300 blinden als masseurs en masseuses. E-e. «iiiniiMiiiiiiiiiiiiiiiiiHitiiHiiiHiiiiiiMMiiiiiiiiMmiiiiiuiiiiiiiHiiiiimm ofnatzonbm. Myjnheeri de lledacteur. In het vorig nummer kwam op de pagina «voor Dames" een artikeltje voor, dat my, een der trouwe lezeressen van het Weekblad en in het bijzonder van die pagina, zeer interes seerde. De titel was »De Vrouwenquaestie"; over deze in het algemeen heb ik mijn eigen meening, die ik, als u het veroorlooft, een andermaal wel eens ten beste wil geven. Ik ben namelijk moeder van drie ongehuwde dochters tusschen 23 en 19; deze bezitten ieder een paar vriendinnen van haar leeftijd, en hier en daar verspreid hebben we een half dozijn nichtjes, met wier moeders ik ook wel eens de zaak behandel. Het is dus niet quaestieus of, wanneer er van de vrouwenquaestie quaestie is, mag ik meepraten. Nu zegt de inzender E. Z. reeds in den vierden regel van het stukje, dat hij een «vrij jong mensen" is. U zult begrijpen dat, wat mijn drietal en mij en al de vriendinnen en nichtjes en haar moeders, als heerlyk ideaal voorzweeft, is »het vrije jonge mensch." Of zij er van droomen, ik durf het niet vragen ik lig er van wakker. E. Z. is mijn plafond-engel. Ik las dus met belangstelling zijn stuk. Zijn eerste vraag betrekkelijk de percentage van ongehuwde vrouwen: »hoeveel vrouwen van slechte zeden zyn hieronder", liet mij koud. Als hij daar nieuwsgierig naar is, moet hij het maar ergens anders vragen. Ik vind de vraag zelfs eenigzins ongepast. Wat gaat het het publiek aan, of hij nieuwsgierig is hoaveel er zijn ? Te veel natuurlijk, vooral voor n vrij jong mensch". «Hoeveel nonnen ?" Ongeveer idem. Dan, langs nog eenige vragen komt E. Z. eindelijk, op Socratische manier, waar hij w^zen wil, en waar ik hem wil hebben! Hij is student en kent in zyn kring «tientallen en tientallen" studenten, waaronder tknappe" jon gens zijn, en zonder meisje. »Hoe komt dat ?" vraagt hij. »0ch, allen willen wel heel graag, maar zij komen niet in aanraking met meisjes"?«Hieruit maak ik op, dat onder jongelui van gegoeden stand het doorgaans moeilijk is, met meisjes in aanraking te komen." Kan men zijn ooren gelooven ? Daar zitten aan de eene zij een aantal onbemiddelde weduwen, ieder omgeven door een kring van lieve meisjes, uitkijkend naar alle gelegenheden. die tot kennismaking aanleiding kunnen geven tennisclub, dansclub, uitvoeringen van D. V. G's of O. O. 's, of hoe ze verder heeten mogen, en aan de andere zy, te »R" (welke academiestad dat is, kan ik niet nagaan),ligt onontgonnen een Peru van jonge mannen, «tien tallen" en «tientallen", waaronder knappe jongens ! Onbewust van elkaar! Wachtend als zoovele Elsa's op haar Lohengrins! Geachte Redactie, is het te veel gevergd, wanneer ik uwe bemiddeling inroep om met het adres van dezen vryen jongen man E. Z, die zooveel belooft, te worden bekend gemaakt ? Ik zal hem schrijven, en wanneer hy in zijn omgang even toeschietelijk is als in zyn schrij ven, zal het hem en zijn «tientallen en tien tallen" van vrienden, aan gelegenheid tot hui selijk verkeer niet ontbreken. Maar hy moet de vragen, waarmee hy begint, liever vóór zich houden. Met hoopvolle hoogachting teeken ik my, Mevr. de Wed. Q. geb. v. X.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl