Historisch Archief 1877-1940
No. 1125
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
de werkgever eene ongerechtvaardigd gun
stige positie innam tegenover den arbeider,
de heerachende klasse er nagenoeg wél
big voer.
Maar de sociale rechtvaardigheid is ten
laatste uit den dommel ontwaakt. Minister
H. J. Smidt droeg Prof. Drucker, op een
ontwerp-arbeidscontract saam te stellen,
Minister Cort v. d. Linden hernieuwde
deze opdracht, en 't gevolg daarvan was,
dat den 17 Oct. van 't vorige jaar hem
het Ontwerp-Drucker bereiken kon.
De hoofdpunten van dit ontwerp zullen
wij hier even nagaan. Enkel de hoofd
punten, want de kolommen van »de Amster
dammer" hebben hunne grenzen.
***
Arbeidsovereenkomst heet volgens 't ont
werp (art. 1) de overeenkomst tusschen een
arbeider en een' werkgever gesloien, waarbij
de arbeider tegen loon zijne arbeidskracht,
geheel of gedeeltelijk, voor zekeren tijd ter
beschikking stelt van den werkgever.
Daar hier geen verschil wordt gemaakt
tusschen lichamelijker! en geestelijken ar
beid, zal ook de redacteur van een dagblad,
de bezoldigde secretaris eener vereemging,
de vader van een weeshuis, zelfs de geeste
lijke van een kerkgenootschap worden : een
arbeider die een arbeidscontract aangaat.
Dit is een stap op den goeden weg: de
arbeider geeft werk en dat doet mijnheer
de rechtskundige adviseur eveneens, beiden
dragen dus voortaan 'n jas, niet de een 'n
jas en de ander een pardessus.
Nu is wel de vraag of H.H. secretarissen,
advocaten, doctoren enz, zulk eene groote
behoefte hadden aan wettelijke bescherming
en of zij waar hun loon als zoodanig
minder bedraagt dan 3 gulden dagelijks
niet wat te veel over nen kam geschoren
worden met de werklieden : ernstiger be
denking mag wel gelden tegen 't feit dat
in zooverre de bestaande toestand wordt
gesanctioneerd, dat de arbeider treedt in
eene DIENSTBETREKKING. Van adiensthuur"
opzegging van »'t huurcontract" is in 't
ontwerp geen sprake: «dienstbetrekking"
heet het in talrijke artikelen, zelfs spreekt
art. 57 van »o n d er g e s c h i k ten"; van 'n
contract, dat is: eene overeenkomst waarbij
twee gelijke partijen tegenover elkaar staan,
bluft dus niet vee^ over I
De arbeider blijft dus, hoewel meer be
schermd, de onmondige, de mindere, de
ondergeschikte, de loonslaaf van vroeger.
Voor eene vergissing moet gewaarschuwd
worden: niet alle arbeiders s lui
ten, naar ons ontwerp, eene arbeids
overeenkomst.
Want uit art. l leeren wij, dat eene
yereischte voor 't aangaan van dit contract
is: het beschikbaar stellen van zijne dien
sten voor zekeren tijd (de klemtoon op Hijd").
Geen diamant-snijder, -klover, -slijper,
en verder geen enkele huisarbeider, tenzij
h;j zich, wat zelden geschiedt, voor 'n zekeren
tijd heeft verbonden, geniet dus de bescher
ming van het ontwerp.
_Imraers, 'n linnennaaister, een werkman
die broeken^ maakt voor
confectie-magazijnen, 'n diamantwerker, treedt in geen
dienst: hij blijf l z'n eigen heer en meester
en neemt het werk aan, dat hij krijgen kan,
mag zijnen arbeid ook door anderen doen
verrichten. Het zijn, zooals de juridische
term luidt, aannemers van werk. Hun loon
kan dus beknibbeld, geheel verpand, in
beslag genomen worden. Bij vertraging in
de betaling van hun loon mogen ze dus
vorderen eene schadevergoeding van 5 of
6 procent PER JAAR. De huisindustrie blijft
vogelvrij verklaard.
De oorzaak hiervan ligt in 't feit, dat
de ontwerper den toetssteen van 't arbeids
contract zag in de «dienstbetrek
king"^ en de onderscheiding tusschen
aanneming van werk en huur van diensten
iets wezenlijk-principieels dacht.
In waarheid bestaat dit verschil niet.
Vroeger ja, toen de arbeider was de onder
geschikte, de mindere, was de aannemer
van werk de vrije, zelfstandige werkman.
Maar bij eene wettelijke regeling van 't
arbeidscontract mocht dat verschil niet
meer bestaan!
* *
Gelijk bekend mag worden voorondersteld,
kan een contract, door eenen minderjarige
aangegaan, op den enkelen grond der
minderjarigheid worden ontbonden. De
meerderjarige, die eene overeenkomst met
hem sloot, is dus aangewezen op de goede
trouw van den jeugdigen contractant, en
de deur staat dezen laatste steeds open
voor contractbreuk. Art. 4 van 't Ontwerp
waakt daarvoor en stelt ten opzichte van
rechten en verplichtingen den minderjarigen
arbeider, die den leeftijd van 18 jaren be
reikt heeft, met den meerderjarige gelijk.
Alleen kan de vader of voogd zich ver
zetten tegen de beialing van 't loon aan
den persoon van den minderjarige, of bij
beding of reglement hiervan worden afge
weken, en eindelijk kan de vader, voogd
of het Openbaar Ministerie de opheffing
der ^dienstbetrekking" door den rechter
doen uitspreken, indien de minderjarige
de overeenkomst heeft aangegaan zonder
bijzondere toestemming (dus ook met
stilzwijgend goedvinden), indien z'n toe
komst zou worden bedreigd.
Is de arbeider beneden de 18 jaar, dan
komt het contract eerst tot stand, wanneer
een arbeidsboekje of «livret" door den vader
of voogd den werkgever is ter hand gesteld.
In dit livret, dat door den werkgever be
waard wordt en bij 't einde van 't contract
wordt teruggegeven, mits de arbeider de
overeenkomst niet onrechtmatig hebbe ge
broken, toekent de werkgever op, wanneer
de arbeider bij hem »in dienst treedt",
welke arbeid door hem wordt verricht, en
't tijdstip, waarop hij den dienst verlaat.
Aan teeken i n gen omtrent gedrag of geschikt
heid mag hij daarin niet opnemen ; doet
hij dit toch, dan is hij gehouden de daar
door veroorzaakte schade te vergoeden.
Daar de ontwerper dit niet uitdrukkelijk
eene onrechtmatige daad noemt, wat hij
elders wél doet, zal die schade slechts om
vatten, wat een onmiddellijk en dadelijk
gevolg is van 't niet nakomen dezer ver
bintenis (art. 1284 B. W.). Eene leemte dus
in 't ontwerp. Zonder livret komt geen
arbeidscontract met den onmondige beneden
de 18 jaar tot stand. Wat is dan rechtens ?...
Nu wij weten door wien een arbeids
overeenkomst gesloten kan worden, is 't
tijd na te gaan, wat die overeenkomst
inhoudt.
De arbeider stel i, zijne arbeidskracht ter
beschikking van den werkgever, deze laatste
neemt daarvoor andere verplichtingen op
zich.
Eene der voornaamste is wel: den arbeider
eene vergoeding, een loon voor den arbeid
uit te betalen.
Dit Icon kan worden bepaald naar den
tijd, gedurende welken de arbeider zijne
diensten leent, het tijdloon, of afhan
kelijk worden gesteld van de uitkomsten
van den te verrichten arbeid, het s t u
kloon, maar ook, volgens art. 32, naar den
omzet, opbrengst of winst van de
ondernemine, het z.g. mobiele loon of' de partici
patie. In dit laatste geval kan de arbeider
meedeeling eischen van de bewijsstukken,
noodig om zich van de opbrengst of
winst enz. der onderneming op de hoogte
te stellen. Eene bepaling, die zeer is toe te
juichen, en een recht, dat den armen auteurs
ook tegenover den uitgever of de
tooneeldirectie mocht worden toegekend !
Echter kan bij SCHRIFTELIJKE overeen
komst of bij reglement hiervan worden
afgeweken.
Het loon mag op geene andere wijze
worden vastgesteld uitgezonderd alleen
dat der arbeiders, welke bij den werkgever
inwonen, dan in Nerterl. munt enz.,
voedsel, licht en vuur te genieten op de
plaats zelve waar ze worden verstrekt,
kleeding bij den dienst te dragen, en, in
dien het contract schriftelijk wordt aan
gegaan, in vruchten van het bedrijf' of
grondstoffen daarvoor noodig, _ mits eerste
levensbehoeften, doch nooit of' te nimmer
in sterken drank; in 't gebruik van
woning, grond, weide, stalling, in bepaalde
werkzaamheden vanwege den werkgever
ten behoeve van den arbeider te verrichten,
of in vak- of algemeen onderricht.
Eene bepaling, waarbij verboden wordt
dezelfde diensten bij gelijke geschiktheid
verschillend te beloonen maatregel tegen
»onderkruiping" of misbruik van vrouwen.
en kinderen missen wij noode!
Is het loon op ongeoorloofde wijze vast
gesteld, dan heeft de arbeider aanspraak
op het «gebruikelijke loon" met verhpoging
van een derde op het gedeelte, dat in geld
bestaat.
Is de arbeider door ziekte, door 't ver
vullen van eene op hem rustende wette
lijke verplichting, uuoefenirjg van kiesrecht,
ernstige familie-omstandigheden of door
't doen van processueele stappen, gedurende
«betrekkelijk korten tijd" verhinderd zijn
werk te doen, het loon blijft doorloopen
en mag niet worden gekort. Alleen bij
schriftelijke overeenkomst of bij algemeen
reglement mag hiervan worden afgeweken.
Doch dit geldt slechts voor den op tijdloon
aangenomen arbeider, voor den op stuk
loon werkende alleen dan, indien hij
drie maanden achtereen bij denzelfden
werkgever »in dienst" is geweest. Uitkee
ring van een fonds waarbij de werkgever
minstens de helft van de premie betaalde,
kan echter op 't loon gekort worden.
Heeft de werkgever geen gebruik gemaakt
van de diensten des arbeiders, dan kan de
laatste tooh zijn volle loon vorderen. Heeft
evenwel de arbeider in den regel kosten,
b.v. huur van werktuigen, dan wordt in
't vorige geval 't loon verminderd met de
bespaarde onkosten.
Dit wat betreft de vaststelling van 't loon.
Voldaan wordt het loon alleen aan den
arbeider of zijn gemachtigde, want over
dracht en inpandgeving van het recht op
't loon is slechts gedeeltelijk van kracht
(bij loonen tot 3 gulden per dag slechts
voor '/??, bij hooger loon nog '/s van het
lllillMimiiiimimll
lilMMIIIIIIIMUIIIIIIIIIIII
VOO H DAMEjS.
Een Dl in het onbekende,
Met een Noordpool winterduister kan niet
te oneigenlijk worden vergeleken de kennis
van vele Nederlanders omtient het helder
zonnige tropenland, genaamd: onze
WestIndische Koloniën. Toch zy'n ze het kennen
w«ard ook met oog op 't eigenbelang. Dit
is niet een vermoeden, dat te optimistisch zou
kunnen blijken; het bewijs ligt in een verleden,
toen Nederland, althans een deel er van (b.v.
Amsterdam als ook Zeeland) heel wat voor
deel trok van de West-Indische Koloniën. Door
verandering der omstandigheden werd dit anders,
niet door uitputting van bodem, of wijziging in
de gezindheid der bevolking. Wat eenmaal was,
zou dus weer kunnen worden.
Hetgeen daartoe noodig is?
Wie allereerst aan kapitaal de kt, vergist
zich, naar ik meen. Boven kapitaal gaat in
dezen als trouwens in alles kennis. Om
voordeel van iets te kunnen trekken, moet men
dat iets terdege kennen. Hoe weinigen nu, ook
van de gezaghebbenden, kennen heden ten dage
onze W est-Indische Koloniën terdege. Bij de
Nederlandsche bevolking, daaronder begrepen
van hoog tot laag, ontbreekt gemeenlijk zelfs
een elementaire kennis.
Waar ze liggen? hoe de bevolking is
saamgesteld? onder welk bestuur ze staan? welke
invloed van het klimaat voor Nederlanders is
te wachten? wat omtrent de vruchtbaarheid
van den bodem te getu'gen valt? dit zijn
vragen, waarop men van menschen overigens
van beschaving, dikwijls geen, of aller zonder
lingste antwoorden krijgt. Zelfs menschen, die
er geweest zyn, al is 't dan ook slechts een
blauwe Maandag doen dikwijls raar. Zoo b.v.
is onlangs getuigd door een toerist 3 maanden
uit en thuis ? dat te Paramaribo de menschen
200 laat opstonden. Waarop grondde hij die
bewering? Daarop, dat, als de zon al lang wai
opgegaan, hij de blinden of stores voor de
ramen nog dicht had gezien. Op dien grond
had h\j met evenveel of even weinig recht
kunnen beweren, dat te Paramaribo heel wat
menschen zoo goed als nooit opstaan. Vele
luiken toch gaan bijna nooit open, daar ze bij
mooi weer gesloten worden gehouden om de
zon geen toegang te verleenen, bij regen om
de vocht uit het vertrek te houden, te eer
daar achter de blinden of stores gemeenlijk geen
venster zich bevindt.
Is kennis van de West bij de Nederlanders
gewenscht uit een algemeen, een sociaal belang,
menigeen zou die kennis rechtstreeks van groot
nut zyn geweest en kunnen worden, daar er
verscheidenen voor langer of korter tyd naar
Suriname of Cura$ao gaan, hetzij a'8 ambtenaar
of officier, hetzij als belanghebbenden bij de
cacao, suiker of kofflecultuur, dan wel bij de
goudindustrie of als groothandelaar. Daaronder
zijn velen gehuwden, zoodat het ook voor de
vrouw van belang is een niet al te vage kennis
van land en volk te hebben.
Waar nu die kennis op te doen?
De school geeft haar niet, en in de leer
boeken vindt men er zoo goed als niets over,
en als men er iets in vindt, is 't nog geenszins
zeker dat het betrouwbaar is. Hoewel de
belangstelling in de West algemeen gesproken
onder nul staat, is er toch heel wat over ge
schreven; genoeg om er een paar planken in
een boekenkast mee te vullen. Die schriftuur
door te lezen, daartoe vindt natuurlijk niemand
den tijd, en 't zou niet eens gewenscht zijn,
want er is veel onder, dat met het verloop
der tijden zijn waarde verloor.
Wie er 50 cents voor over heeft, kan echter
betrouwbaar worden ingelicht. Die koope
het boekje: De Vrouw in Nederlandsch
WestIndië, te Amsterdam bij H. J. W. Becht uitge
geven. Deze brochure is: kort, zakelijk en waar.
Om eenig begrip te geven van den afstand
tusschen Suriname en Curacao heeft de samen
steller zyn toevlucht niet genomen tot kilo
meters, hetgeen menigeen toch niet veel zegt,
maar tot een vergelijking, die velen uit eigen
ervaring leerden kennen of door die van vrienden
en bloedverwanten. Hij zegt: Suriname en
Curacao liggen ruw weg genomen even ver van
elkander af als Nederland i a i Spanje of Por
tugal". Zie zoo, nu begrijpt ook de
onbevattelykste, dat het niet aangaat om iemand, die
naar Paramaribo vertrekt, een pakje mee te
geven naar Curagao, wanneer hij daar eens
mocht gaan theedrinken. Alle andere afstanden
heeft de heer L. C. van Panhuys op dergelijke
aanbevelenswaardige wijze behandeld.
De verdere afdeelingen van deze brochures
luiden: Waar woont, en waarvan leeft de be
volking ?; de vrouw uit het volk in Suriname;;
de boechnegerin; de Indiaansche vrouw als
landbouwster in Suriname; onderwijs; over den
aard van vrouwenarbeid in West-Indië; de
vrouw uit het volk op Curac.ao; besluit en
bijlagen.
Voor hen, die hier mochten denken: ach
hemel, wat een eenzijdige brochure, ze schijnt
alleen over de vrouwen te handelen, alsof er
geen mannen in de wereld zijn !" neem ik de
vrijheid op te merken, dat mannen en vrouwen
in hun leven en arbeid niet van elkaar te
echei.len zijn, en de lezers in deze bladzijden
dus schier evenveel belangrijke mededeelingen
aantreffen omtrent de manlijke als de vrouwelyke
bevolking.
In het bijzonder wensch ik stil te staan bij
het hoofdstuk: 'de trouw uit liet volk in Suri
name, omdat daarin voorkomt, mededeeling
van bijzonderheden zelfs in de wetenschappe
lijke wereld nog geheel onbekend".
De Surinaamsche vrouw uit het volk is goed
hartig doch lui van aard, zindelijk op zich
zelf, doch volstrekt niet op haar huis en
dagelijksche benoodigdheden dus zoo wat het
tegenovergestelde van de Nederlandse hèvrouw
uit de volksklasse. Zy is sterk gehecht aan
haar familie en vrienden; verzot op vermaak
en werkzaam alleen, wanneer zy geld noodig
heeft of behoefte gevoelt aan opschik. Een
anderen prikkel tot den arbeid of plichtbesef
om de op zich genomen taak te goed vervullen,
kent de negerin niet. Meestal gracieus in
haar bewegingen, spreekt zij steeds met leven
dige gebaren. In 't algemeen staat haar zede
lijkheid nog niet hoog en heeft zy dikwijls
verschillende minnaars te gelij k, en zeker is het
eigenaardig, dat de vrouwen uit het volk hier
om het bezit van den man wedijveren.
Hoewel door de bemoeiingen der
godsdienstleeraren en door de vermindering der forma
liteitsonkosten het getal huwelijken toeneemt,
gaan toch nog de meeste vrouwen zonder dien
wettigen vorm tot een samenleven over. In
sommige gevallen wacht de man of er kans
bestaat op het verkrijgen van nakomelingen
en sluit eerst dan een wettig huwelijk. Velen
gaan eerst na tal van jaren tot een huwelijk
over, waarbij dan de kinderen gewettigd wor
den. Het vrije samenleven is dikwijls zeer ge
lukkig; man en vrouw blijven elkander hun
leven lang trouw. Wordt de vrouw echter
verlaten, dan komt de zorg voor de kinderen
geheel op haar. Verlaat de vrouw haar man
om met een ander te gaan wonen, dan gebeurt
het niet zelden, dat de eerste man de kinderen
bij zich neemt en die erkent.
Tusschen verloving en huwelijk maakt de
vrouw uit de volksklasse geen groot onderscheid,
tenzy door de ceremoniën aan het laatste ver
bonden. Aan den vooravond van het huwelijk
worden de verschillende taarten en gebakken
besteld by, of aangeboden door andere vrouwen
bij 't bruidspaar gebracht. De vrouwen dragen
die lekkernijen op schotels op het hoofd; dek
ken de schalen met witte doeken, loopen dicht
bij elkaar, nu en dan met bloemen wuivend
of' zingend. Het huwelijksfeest wordt in ver
houding tot het vermogen (onvermogen) der
betrokkenen steeds met grooten luister gevierd.
Meestal wordt het huwelijk ook kerkelyk inge
zegend en geen kosten gespaard.
De zwangere vrouw ontziet zich zeer en
wordt door een ieder toegegeven. Zelfs geldt
het als vaste regel, dat haar wenschen moeten
bevredigd worden. Bij de geboorte is het kind
der inlandsche vrouw gemiddeld klein. De
moeder hervat bijzonder spoedig hair bezig
heden, dikwijls reeds den volgenden dag en
voedt altijd haar kind zelf. Het kind wordt
onmiddellijk na de geboorte gebaad, daarna
geheel ongekleed te slapen gelegd opeen matja
of kussentje, luchtig toegedekt en 't geheel
met een muskietenscherm beschut. In de eerste
dagen krijgt het weinig anders dan melasse
met water te drinken en daarna, behalve de
moedermelk, een soort pap, bereid uit het meel
van in de zon gedroogde, aan schijven gesne
den, boomrype banannen. Dit heet: gongoté.
Het kind loopt meestal met 9 of 10 maan
den; draagt slechts een hemdje en speelt in
de felle zon met ongedekt hoofd. De bevolking
koestert meer vrees voor regen dan voor zon.
Het schoolgaan is verplichtend van 7?12 j aar
en wordt trouw genoeg nagekomen, dan dat
de meeste kinderen kunnen lezen en schrijven,
en de meisjes ook handwerken maken dezen
zijn in den regel op 13 jaar volwassen.
De negerin houdt veel van muziek en is
letterlijk verzot op dansen, dat dikwijls gepaard
gaat met zingen.
Na overlijden wordt het lijk gewasechen en
gekleed; het .huis opgeruimd; de spiegel om
gekeerd en, als da andere meubelen, met witte
doeken behangen. In het middtn van het ver
trek wordt een bed gemaakt die het heeft
in een sierlijk mahoniehouten ledikant en
daarop het lijk gelegd. Dit is voor velen de
eenige keer, dat zij in een ledikant komen te
liggen. Om het lijk worden wat brandende
kaarsen geplaatst. Onder het kleeden en
wassch^n worden steeds psalmen en andere liederen
op eigenaardige wijs gezongen, ledere vrouw,
die mee aan het doo si, leed naaide, neemt de
naald met zich naar huis. Bloedverwanten en
vrienden schenken geborduurde zakdoeken om
het gezicht te bedekken. Het lijkkleed heeft
dikwijls bijzonder mooi uitgeknipte randen.
Bij het uitdragen van het lijk wordt er ge
zongen. Achter dat van een man volgen eerst
de vrouwen, omgekeerd eerst de mannen. Het
lijk der minder gegoeden wordt steeds gedragen.
Bij het omslaan van hoeken en bij kerken
worden door de dragers enkele passen
geschuiveld. De ceremoniën op het kerkhof hingen af
van den godsdienst, dien de overledene beleed.
Tot teeken van zwaren rouw dragen de vrouwen
een zwart of wit vierkant lapje op 't hoofd en
hebben meestal op den weg naar 't kerkhof
een citroen- of oraijeblad in den mond. Een
koelkan met water en een drir kjlas, alles met
wit goed omwoeld, wordt gedragen door een
vrouw, die naast den stoet loopt.
Tot den Ssten dag na het overlijden wordt
in het sterihuis rouwbezoek ontvangen. De be
zoeksters zijn dan in het wit of in 't blauw
gekleed en brengen dagelijks geruimen tijd in
het sterfhuis door. Op den laatsten dag worden
er godsdienstige liederen en psalmen gezongen,
wat om 10 's avonds behoort af te loopen, maar
dikwijls wordt verlengd en in ongepast genot
overgaat.
De Surinaamsche vrouw uit het volk gaat
spoedig in den rouw; de zwaarste is geheel
wit of zwart; de lichtere blauw, welke in paars
overgaaf. De duur en overgang van den rouw
hangt af van den graad van bloedverwantschap.
Eindigen zal ik dit artikel, dat naar ik hoop
eenigen zal brengen tot lezing van het geheel,
met een lijstje van de goederen door een Su
rinaamsche vrouw uit de volksklasse bij haar
huwelijk ingebracht, waaruit blijkt hoe weinig
huishoudgoed zij noodig acht en hoe betrekkelijk
veel sieraden zelfs de eenvoudigste voor haar
persoon onontbeerlijk rekent.
Cederhoutenkast; dito etenstafel; dito kleinere
tafel; 6 kommen; 3 kookpotten; l braadpan;
l kolenpot; l waschtobbe; l dito bekken; 12
strijkijzers; l veeren matras; l stroomatras;
12 veeren kussens; 13 kussensloopen; 12 slaap
lakens; 13 rokken; 6 onderrokken; 12
onderpantjes; 12 hemden; 20 jakjes; 6 paar gouden
oorringen; 2 gouden borstspelden; 2 meters
halsketting; 2 snoeren bloedkoralen.
Wie dit lijstje doorleest, zal zich zeker ver
bazen over de 12 veeren kussens toch is
dat getal niet overdreven. Ook moet opvallen,
dat stoelen en zitbankjes volkomen ontbreken.
Geheel afwezig zijn ze meestal niet, hoewel de
volksklasse: ligt op den grond om te slapen;
zit op den grond om te rusten; of bij gunstig
weer daartoe gebruikt de stoeptrede groote
behoefte aan stoelen gevoelt ze dus niet.
Jan. 1899. ELISE A. HAIGHTON.
iiiiiiiiimiiiMitiimiiiiiiiiMii
Een werkstaking. PrijsJMp2>en.
J'ïn de siixle ??Zalm. Een
liuweliijli. Masseurs.
Te Londen is een werkstaking van een
byzondere soort uitgebroken, die der hospitaal
verpleegsters.
Reeds verleden jaar was deze op het punt
geweest te ontstaan tengevolge van een besluit
der dokters, dat haar in de ziekenzalen het
rooken verbood. Een protestmeeting in
Hydepark, een vinnige strijd in de couranten volg
den, maar de pers trok over 't algemeen partij
tegen de pleegzusters en deze gaven den
tabaksstryd op. De reden was dit jaar niet
belangrijker. Een pleegzuster, miss Annie
Bevan, kwam bij een operatie met een ring
aan den vinger, en de dokter verzocht haar
dezen af te doen, uit vrees dat zij de patiënt
er mee blesseeren mocht. De pleegzuster wei
gerde, het was haar verlovingsring. Liever
dan den ring af te doen, zou zij op staanden
voet het hospitaal verlaten; zij deed het.
Acht-en-veertig pleegzueters, gewoon ringen
en sieraden te dragen, volgden haar voorbeeld;
in alle hospitalen verschenen de «nurses" be
laden met kleinoodiën, om te zien wat er
gebeuren zou; men kon ze toch niet alle weg
sturen. De zaak zal nu aan het oordeel der
hoogere autoriteiten worden onderworpen, op
dat deze het verbod in de reglementen doen
opnemen.
* *
*
Te Weenen is het carnaval als gewoonlijk
geopend met het »Preisfrisiren," den kappers
wedstrijd die ieder jaar door de
haarkunstenaarsvereenigingen georganiseerd wordt. Meer
friseurs dan verleden jaar hadden er aan
deelgenomen; het aantal belangstellenden was
niet zoo groot als andere jaren. De eerste
pry's werd behaald, gelijk meermalen, als
wij ons goed herinneren, door den hoffriseur
Janik, met het kapsel «Stephanie". Hierbij
worden alle haren hoog op de kruin bijeen
gebonden, dan losjes wat uitgetrokken en
met den ondulateur ruim gegolfd. De helft
der gebonden haren wordt om een spiraalveer
gedraaid en staat als knoop of «toetje" van
zelf hoog overeind; daarachter worden krullen
gefriseerd. Naar voren wordt de scheiding
schuin genomen en met brillanten knoppen
bestoken; ook een brillanten kam behoort er
bij. Bij de Kopacsy-frisunr van Frans Körfer,
bij de Metternich-frisuur van Horaczek worden
de baren ook hoog getorend, maar om het voor
hoofd komen weer, als van ouds, kleine krullen,
arabesken, eigenlijk weer het gekroesde pony,
dat verscheidene beroemde schoonheden nooit
geheel afgeschaft hebben.
Eene keukenmeid te Berlijn bewees de vorige
week, fin-de-siècle te zijn, tot grooten schrik
van haar meesteres. Deze zou den Oudejaars
avond bij haar ouders doorbrengen, maar
's middags was een der kinderen niet wel,
zoodat zij twijfelde of zij wel gaan zou. De
kleine patiënt beterde intusschen, zoodat de
moeder besloot, toch haar ouders, die in een
ander deel van de stad woonden, niet teleur
te stellen. Zij ging, en was 's avonds, hoewel
eenigszins ongerust, toch welgemoed, toen er 5
minuten vóór twaalf' een telegram voor haar
gebracht werd. Zy en de geheele familie
dachten niet anders of de toestand van de
kleine was verergerd, toen zij echter, bleek en
bevend, de dépêche opende, las zij: »Bij deze
geef ik u nog tijdig kennis, dat ik 15 Januari
mijn dienst verlaat, Mina." De keukenmeid,
over het een of ander verbolgen, had langs
dezen ongebruikelyken weg, nog bijtijds haar
dienst opgezegd.
* *
*
Bij de »réveillon"-diners, te Parijs gegeven,
was nog, als vroeger, dat in het ministerie
van buitenlandsche zaken een der voornaamste.
IIierby' herinnerde men zich een der beroemde
diners, door Talleyrand en zijn kok Caréme
daar indertijd gegeven. Voor dat diner waren
op twee verschillende plaatsen zalmen besteld;
maar op den dag vóór het diner was er nog
geen zalm op de plaats. Eindelijk werd er
een Loire-zalm gebracht, een reuzenexemplaar,
l,GO meter lang; Carêaie was verrukt. Terstond
daarop arriveerde een Moezel-zalm van 1,80
meter, even prachtig. Nu wilde Talleyrand
de beide zalmen opdisschen, maar dit kon de
kok niet toestaan; twee zulke reuzen als
«relevéde potage", dat ging niet. Talleyrand
zweeg een oogenblik, fluisterde zijn kok een
paar woorden in 't oor en ging zeer vergenoegd
naar zijn kabinet.
Het diner begon. Een lakei bracht den
Loire-zalm binnen, die algemeene bewondering
wekte. »Het is een uniek exemplaar," riepen
de gourmets in geestdrift. Maar juist zou de
eerste lekkerbek den visch entameeren, toen
de dienaar struikelt; hij laat den schotel uit
de hand glijden, en de zalm lag op den vloer.
Algemeene schrik. Maar Talleyrand stond op,
en riep: «Misérable! laat de kok dadelijk een
anderen zalm binnensturen !" Terstond daarop
verscheen de Moezel-zalm, nog triomfantelijker
dan zyn verongelukte voorganger. Talleyrand
had zyn wil doorgezet en de principes van
zyn kok gerespecteerd.
Een, waarschijnlijk onjuist, gerucht meldt,
dat keizer Franz Jozef aan hertrouwen zou
denken, en wel met prinses Isabella van Orleans,
de twintigjarige derde dochter van Prtilippe
d'Orleans, het hoofd van het »huis van Frank
rijk". De oudste zuster van deze I«bella is
prinses Amélie van Orleans, koningin van
Portugal.
* *
In Amerika wordt het ambacht van masseuse
(ook van masseur) veel door blinden uitge
oefend. Hun gebrek heeft hen er toe geleid,
den tastzin bijzonder te ontwikkelen, zij bren
gen dezen tot een verfijning en volkomenheid,
die aan het wonderbaarlijke grenst. Van den
eenen dag tot den anderen gaan zij de weefsels
na, en richten er de behandeling naar in. Te
New-York alleen practiseeren niet minder dan
4300 blinden als masseurs en masseuses.
E-e.
«iiiniiMiiiiiiiiiiiiiiiiiHitiiHiiiHiiiiiiMMiiiiiiiiMmiiiiiuiiiiiiiHiiiiimm
ofnatzonbm.
Myjnheeri de lledacteur.
In het vorig nummer kwam op de pagina
«voor Dames" een artikeltje voor, dat my, een
der trouwe lezeressen van het Weekblad en
in het bijzonder van die pagina, zeer interes
seerde. De titel was »De Vrouwenquaestie";
over deze in het algemeen heb ik mijn eigen
meening, die ik, als u het veroorlooft, een
andermaal wel eens ten beste wil geven. Ik
ben namelijk moeder van drie ongehuwde
dochters tusschen 23 en 19; deze bezitten
ieder een paar vriendinnen van haar leeftijd,
en hier en daar verspreid hebben we een half
dozijn nichtjes, met wier moeders ik ook wel
eens de zaak behandel. Het is dus niet
quaestieus of, wanneer er van de vrouwenquaestie
quaestie is, mag ik meepraten.
Nu zegt de inzender E. Z. reeds in den
vierden regel van het stukje, dat hij een «vrij
jong mensen" is. U zult begrijpen dat, wat
mijn drietal en mij en al de vriendinnen
en nichtjes en haar moeders, als heerlyk
ideaal voorzweeft, is »het vrije jonge mensch."
Of zij er van droomen, ik durf het niet
vragen ik lig er van wakker. E. Z. is mijn
plafond-engel. Ik las dus met belangstelling
zijn stuk.
Zijn eerste vraag betrekkelijk de percentage
van ongehuwde vrouwen: »hoeveel vrouwen van
slechte zeden zyn hieronder", liet mij koud. Als
hij daar nieuwsgierig naar is, moet hij het
maar ergens anders vragen. Ik vind de vraag
zelfs eenigzins ongepast. Wat gaat het het
publiek aan, of hij nieuwsgierig is hoaveel er
zijn ? Te veel natuurlijk, vooral voor n
vrij jong mensch".
«Hoeveel nonnen ?" Ongeveer idem.
Dan, langs nog eenige vragen komt E. Z.
eindelijk, op Socratische manier, waar hij w^zen
wil, en waar ik hem wil hebben! Hij is
student en kent in zyn kring «tientallen en
tientallen" studenten, waaronder tknappe" jon
gens zijn, en zonder meisje. »Hoe komt
dat ?" vraagt hij. »0ch, allen willen wel heel
graag, maar zij komen niet in aanraking met
meisjes"?«Hieruit maak ik op, dat onder
jongelui van gegoeden stand het doorgaans
moeilijk is, met meisjes in aanraking te komen."
Kan men zijn ooren gelooven ? Daar zitten
aan de eene zij een aantal onbemiddelde
weduwen, ieder omgeven door een kring van
lieve meisjes, uitkijkend naar alle gelegenheden.
die tot kennismaking aanleiding kunnen geven
tennisclub, dansclub, uitvoeringen van
D. V. G's of O. O. 's, of hoe ze verder heeten
mogen, en aan de andere zy, te »R" (welke
academiestad dat is, kan ik niet nagaan),ligt
onontgonnen een Peru van jonge mannen, «tien
tallen" en «tientallen", waaronder knappe
jongens ! Onbewust van elkaar! Wachtend als
zoovele Elsa's op haar Lohengrins!
Geachte Redactie, is het te veel gevergd,
wanneer ik uwe bemiddeling inroep om met
het adres van dezen vryen jongen man E. Z,
die zooveel belooft, te worden bekend gemaakt ?
Ik zal hem schrijven, en wanneer hy in zijn
omgang even toeschietelijk is als in zyn schrij
ven, zal het hem en zijn «tientallen en tien
tallen" van vrienden, aan gelegenheid tot hui
selijk verkeer niet ontbreken.
Maar hy moet de vragen, waarmee hy begint,
liever vóór zich houden.
Met hoopvolle hoogachting teeken ik my,
Mevr. de Wed. Q. geb. v. X.