De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 22 januari pagina 2

22 januari 1899 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

2 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1126 aïs herstel van de daarin voorkomende onjuistheid, en als verklaring van Uw lang durig stilzwijgen T «Wij laten het aan bit oordeel der leiers van het Marineblad over te bepalen, in hoeverre deze opmerking j»ist m." Red. Ik mag, _en ik wil n, mijne heeren, een antwoord hierop niet schuldig blijven. Uwe Redactie heeft gezwegen, tweemaal, toen spreken nlicht was. Uwe Redactie heeft thans een eenige ge legenheid om te zwijgen onbenut gelaten. Met verschuldigde achting teeken ik mij, A m s t., 16 Jan. '99. W. M. ENGELBERTS. Oyer talen; oyer sterk enzwaï; 6n ?er de ramp yaa Krafcatan Geachte Redactie, Weet u wat een breuk is? Pardon, ik heb te veel eerbied voor u om vragen te doen die op een ongepaste grap lijken. Ik voeg er daarom dadelijk bij, dat ik niets dan de breuken in de c^jferkunde op het oog heb, zulke onschul dige breuken als twee derde en drie vierde. Voelt ge u door deze toelichting verlicht, zoo moet ik u ernstig waarschuwen, daarom mijne vraag niet lichter te tellen. Ze is lang niet zoo onschuldig als ze er uitziet en is van het hoogste gewicht. Dit laatste blijkt daaruit, dat ze jaarlijks wordt voor gelegd aan honderden menschen, die zich wenschen te gaan bezig houden met de volksopvoeding in de lagere school, of daarin als «hoofd' wenschen op te treden. Deze dames en heeren en hieruit blijkt het lang niet onschuldige van de vraag plegen dan d<m man die haar stelt aan te staren als wilden ze hem geheel doorzien en in stilte te denken: welke definitie zou hij nu willen hebben: die van Koning, van Gravelaar of van Jan Versluys ? En daarbij zit dan een of andere advocaat of rechter of professor of oud-majoor met den rang van schoolopziener; en nooit heeft een van deze heeren nog getoond op zijn beurt den candidaat te doorgronden en^te voelen wat in dezen moet omgaan, als hij zijn knonpen telt: wie moet het wezen, Koning, Gravelaar of Versluijs ? Veel min der nog heeft ooit een van deze heeren te kennen gegeven dat deze wijze van examineeren zijn goedkeuring niet geheel weg dragen kan. Eens heb ik het bijgewoond ik vertel werkelijk geen grapjes, redactie dat iemand in eene les aan zulke candidaten een uur, een vol uur, had noodig gehad om uit te leggen wat een breuk is; een breuk als twee derde of drie vierde. Toen hij was uitgepraat en de bel ging, zei hij nog haastig: maar als je nu op 't examen komt, zeg dan van 't jaar maar liever wat in Gravelaar..,. Het is waar, redactie. *.* Koopen, is dat zwak of sterk ? Niet meester Pennewip zou deze vraag onder de klasse der zonderlinge ontboeze mingen gerangschikt hebben. Maar ik geef toe dat men iemand van zijn stand moet zijn die ook de mijne is om haar dadelijk te begrijpen. Deze vraag wordt jaarlijks voorgelegd aan honderden ... enz. (zie boven). Dezer dagen sprak mij iemand over deze quaeetie aan. Koopen is niet sterk, meneer, zei hij met kiem; het is een werkwoord met een opgeschoven verleden tijd. Niets is zekerder dan dat het zwak is. Maar in Terweij staat het als sterk opgegeven en daarom zeg ik altijd : zeg op het examen ... En bij dat examen zit al tijd een advocaat, rechter, professor of oud-majoor; en nooit heeft een van deze heeren... enz. (nage noeg als boven). *** De ramp van Krakatau was in 1883. Bij die ramp zijn, zooals u bekend is, alle plaatsen op de westkust van Java ver woest. Er zijn thans andere gebouwd, maar slechts een enkele daarvan ligt op hetzelfde punt en draagt ongeveer denzelf den naam als voor '83. De makers van schoolboekjes en schoolatlassen hebben geen kans gezien, erachter te komen hoe de nieuwe havens en dorpen heeten. Ze hebben zich dus maar bij de oude gehouden of wat beter is die namen weggela ten. Maar op een examen in aardrijkskunde, dat jaarlijks wordt afgenomen aan honder den enz., kunnen geen namen worden weggelaten. Namen zijn er hoofdzaak. En zoo weet ik van een commissie, die verle den jaar de namen der plaatsjes wenschte te weten, die vijftien jaar geleden .... En zonder dat de heeren zelf eenig idee ervan hadden dat ze niet weer waren op gebouwd ... De aanwezige juristen en oud-militairen laat ik nu maar met rust. Alleen zou ik wel eens willen weten of ze niet altijd versteld staan van al die namen, die bij zoo'n vak als aardrijkskunde door de lucht plegen te vliegen. Nog zijn er examens waar men doet alsof een land een net is, waarvan de steden de knoopen en de ri vieren de draden zijn en niet veel meer onderzoekt dan of de candidaat al die draden volgen en al die knoopen opnoemen kan. Wat er tusschen is, is ijle lucht. De aarde heeft geen lichaam, ze is een ge raamte, dor en dood. Het is niet genoeg te weten, welke Duitsche rivieren door kanalen verbonden zijn ; men vraagt er de namen van : het Finowkanaal, het Friedrich Wilhelm-kanaal en hoe ze verder mogen heeten. Daarbij wordt pteeds gepraat van het Plauensche kanaal. Een veel gebruikt boekje noemt dat «het zoogenaamde Plauensche kanaal", waarmee op eigenaardige wijze wordt te kennen ge geven dat deze naam eigenlijk anders ge speld behoort te worden, maar voor geen Duitsch kennende candidaten gemakshalve wat veranderd is. Niemand vraagt er naar of deze kanalen druk gebruikt worden en door welke schepen, maar o wee wie hun namen niet kent! En zoo is het met de golven van Celebes en de zijtakken van de Dnjipr en de bergtoppen in de Minahassa en de dorpen aan de Oostkust van Borneo. En al jaren wordt dat alles bijgewoond door schoolopzieners en nooit heeft een van deze heeren getoond dat deze wijze van examineeren zijn goedkeuring niet ge heel wegdragen kan « * * Zoo gaat het met physica en plant- en dierkunde, en geschiedenis. Niet altijd, niet overal, niet steeds even erg, maar in veel te veel gevallen. En summa snmmarum deugt van die examens niets. Men wordt er voor afgericht en klaargebakken, meer dan voor eenig ander examen. Bij alle normaailessen is in het laatste jaar althans. het richtsnoer: wat ze vragen. Wat ze vrasren : Wat is een breuk ? Is koopen zwak of sterk ? Welke (15 jaar geleden ver/wolgen) plaat sen liggen pp de kust van Bantam ? Indien gij het weet, zoo ga in tot de school en voed onze kinderen op. R. J. F. N. Frankrijk's internationale positie. Het Finis Galliae, waarvan de »SaY' Péladan spreekt, zal nog wel niet zoo nabij zijn, als sommige pessimisten bewe ren. Maar toch geven de binnenlandsche en buitenlandsche verhoudingen in de Republiek aan de vrienden van Frankrijk rede tot groote en ernstige bezorgdheid. Over de eerste, over l'affaire. en alles wat met deze eindelooze, weerzinwekkende geschiedenis in verband staat, spreken wij thans niet. In de buitenlandscbe verhoudingen trekken drie hoofdmomen ten de aandacht: de steeds bedenkelijk heid wordende spanning tusschen Frank rijk en Engeland, de in het oogloopende verkoeling tusschen Frankrijk en Rusland, en de aanvankelijk nog schuchtere, zich in het betrekkelijke kleinigheden open barende, maar toch onloochenbare toe nadering tussehen Frankrijk en Duitschland. Het moet erkend worden, dat de Franschen in den laatslen tijd hun best heb ben gedaan om met de Eugelschen op tamelijk goeden voet te komen. Met name kon dit gezegd worden van de seltlementsquaestie in Shanghai, waar Franklijk feite lijk afstand heeft gedaan van territoriale rechten ten gunste van de andere mogend heden. Ook in de Newfoundland quaestie toonde Frankrijk zich tot schikking be reid, al verloor het wel wat uit het oog, dat de oudste rechten niet altijd de beste zijn, en dat de gevraagde vergoeding de afstand van de Kanaal-eilanden te eenenmale onevenredig was aan de concessiën, die de regeering der Republiek even tueel wilde doen. Dat de stemming nu weder zooveel ongunstiger is geworden, is toe te schrij ven aan de publicatie van het Engelsche Blauwboek over de Madagascar-quaestie. Ongetwijfeld had Engeland hier talrijke en zeer goed gemotiveerde grieven. Tot tweemalen toe heeft de Fransche regee ring plechtig verzekerd, dat zij slechts het protectoraat over Madagascar wenschte uit te oefenen, en zorgvuldig de rechten der Britsche onderdanen zou eerbiedigen. En ten slotte werd het eiland eenvoudig geannexeerd, en daarbij een besluit uit gevaardigd, dat de kustvaart voor alle andere dan Fransche vaartuigen verbood. De bedoeling was klaarblijkelijk, den Engelschen handel zoo gevoelig mogelijk te treffen, maar het ongeluk wilde, dat het aantal voor de kustvaart beschikbare Fran sche schepen geheel onvoldoande was, zoodat het bedoelde besluit, om practische redenen, weer moest worden ingetrokken. Toch bleef er voor de Engelschen nog genoeg reden tot klagen over. De Fran sche regeering verbood den inlanders, onder bedreiging met de scherpste straf fen, met andere kooplieden dan Fransche handel te drijven; de invoerrechten op Engelsch katoen werden met 10 percent verhoogd en den Engelschen kolonisten werd het verkrijgen van grondbezit op allerlei wijze bemoeielijkt. Waarschijnlijk had Lord Salisbury door ernstige protesten van de Fransche regee ring wel herstel van grieven kunnen ver krijgen, maar hij heeft er de voorkeur aan gegeven, de zaak aan de groote klok te hangen en door het publiceeren van zijn Blauwboek bij zijn landgenooten de »Faschoda-stemming" wederom op te wek ken. Over dit »bruskeeren" is men te Parijs weinig gesticht. Wij hebben er reeds op gewezen, dat Frankrijk met zijn Russischen vriend tegen woordig niets dan bittere ondervindingen opdoet. Tijdens de Faschoda-moeielijkhedin hebben een paar Russische grootvorsten, die toen juist te Parijs waren, zich niet ontzien, in gezelschap van ver scheiden Fransche dignitarissen spottend te vragen, of de Fransche vloot misschien in bet ijs was opgesloten. Zulke woorden wekken verbittering, maar erger, veel erger zijn de feiten, het »doen door laten" van den vriend aan de Newa, die geen hand heeft uitgesioken om Frankrijk in zijne internationale moeielijkheden ter hulp te komen. Ook de diplomatieke nederlaag, welke Frankrijk in Peking heeft geleden, heeft Rusland naar het heet niet kunnen, maar feitelijk niet willen verhinderen, en zoo wordt de agressieve ondernemingslust van John Buil van dag tot dag grooter. Geen wonder, dat onder deze omstan digheden de Fransche regeering zich af vraagt, of een goede buurman niet meer waard is dan een verre vriend, vooral wanneer die vriend zich zoo lauw en on verschillig betoont. Inderdaad zijn er in den laatsten tijd feiten te vermelden, die op eene duidelijke toenadering tusschen Frankrijk en Duitschland wijzen. Van Duitsche zijde is die toenadering reeds herhaaldelijk beproefd. Men denke aan de welwillendheid, waarmede jaren geleden de Fransche Tonkin expeditie door Duitschland is in de hand gewerkt, eene welwillendheid die aan Jules Ferry het verwijt heeft bezorgd, dat hij heulde met »den erfvijand." Men denke aan de ge sprekken, een tiental jaren geleden, bij ge legenheid van het Congres tot bescherming van den arbeid, tusschen keizer Wilhelm en Jules Simon gevoerd. Men herinnere zich, hoe de keizer iederen nationalen rouw in Frankrijk heeft aangegrepen, om op de meest kiesche en hartelijke wijze zijne deel neming te betuigen. Thans heeft de Fran sche regeering dit goede voorbeeld gevolgd. Zij heeft bij 's keizers ziekte haren gezant te Berlijn opgedragen, belangstellend te gaan informeeren naar den toestand van den hoogen patiënt. Zij heeft voor keizerin Friedrich, bij hare reis door Frankrijk, het salonrijtuig van den President ter beschik king gesteld. En de keizer heeft deze kleine attenties zoo spoedig mogelijk be antwoord door een langdurig en zeer har telijk bezoek aan den Frauschen gezant te Berlijn. Misschien beduidt dit alles nog niet veel. Maar juist de ontstemming van sommige chauvinistische Fransche bladen bewijst, dat hier inderdaad sprake is van kleine avances. Ook Whist in den Figaro geeft dit toe, maar hij kan het nog niet over zijn hart verkrijgen, hierin het voorspel te zien van eene nauwere verbinding. En als er dan toch iets van dien aard moet komen, laat het dan zoo zegt hij een samengaan zijn in koloniale aange legenheden. Wij weten niet, (f zoo iets partieels voor uitvoering vatbaar is, en of het tot stand komen van oprecht-hartelijke betrekkingen tusschen de twee mogendheden mogelijk zou zijn, indien Frankrijk niet voor goed zijne stille wenschen omtrent Elzas-Lotharingen opgaf. Intusschen zou een samen gaan op het gebied van koloniale quaesties een goed begin kunnen wezen. En tevens zou het paal en perk kunnen stellen aan de toenemende aanmatiging van John Buil, die zich thans verbeeldt, dat hij met zijn goeden vriend Uncle Sana, zonder verder iemand permissie te vragen, de wereld kan verdeelen. Sociale Ir L, J, G, van Ogtrop t. Wanneer Zaterdag op de St. Barbara-begraafplaats het stoffelijk overschot van Mr. van Ogtrop ter ruste wordt gebracht, en by dat graf woorden van hartelijke waardeering en vriendschap worden gesproken, dan zullen die woorden oprecht en waar zijn ; zij zullen uit het hart komen en in vele harten weerklank vinden. Van Ogtrop was ongetwijfeld wat men noemt »een algemeen geacht man." Zoo zijn er ge lukkig velen in onze goede stad Amsterdam, velen die woekeren met hun tijd en hun gaven, en die, bij nauwgezette vervulling van hunne eigenlijke betrekking, zich voor de gemeen schap nuttig maken in tal van vereenigingen en corporatiën. Slaat ge het Amsterdamsche «Heerenboekje" op, dan vindt ge Van Ogtrop's naam op menige bladzijde vermeld, als kanton rechter, als lid van den gemeenteraad, van de commissie van beheer en toezicht over de gasthuizen, van de besturen der vormschool voor onderwijzeressen aan bewaarscholen, en van de inrichting voor doofstommenonderwijs te Rotterdam; als lid van het Burgerlijk Arm bestuur, van de commissie voor gratis brood, van het bestuur der Volksgaarkeukens, van het hoofdbestuur van bet Nederlandsch ge nootschap tot zedelijke verbetering der gevan genen. Hij heeft aan het lager onderwas als schoolopziener belangrijke diensten bewezen. En in vroeger jaren was hij lid van de examen-commissie voor het notariaat en be kleedde hij het voorzitterschap van het Hoofd bestuur der Maatschappij tot bevordering der Tooi kunst. Wij zijn er zeker van, dat deze lijst nog lang niet volledig is. Maar Van Ogtrop was mér nog dan een algemeen geacht man. een werkzaam en ver dienstelijk burger, j [ij was bij allen die hem kenden of' slechts ei'kele malen met hem in aanraking kwamen, in waarheid bemind jfene populaire figuur in den besten zin van het woord. Zijn groote bonhomie en zijn zin voor humor maakten hem tot een eenig kan tonrechter, tot een waren «vrederechter". Het was voor menigeen een genot, hem in die functie te zien, niet het minst voor den menschenkenner, die zich verbaasde over de door dezen magistraat verkregen uitkomsten, als de straffe jurist plaats maakte voor den gemoedelijken prater, die de menschen zoo op hun gemak zette en met een gmüge opmerking of een snediger kwir.k>lag niet slechts der statige Themis een glimlach afdwong, maar ook de grimmige «partijen", ,lia met wrok in 't gemoed waven g.komer-, overreedde om te erkennen : »j'ai ri, me voihïdésarmé", en elkan der de hand te r-iken. Van Ogtrop's verdiend n zijn officieel erkend door zijne benoeming tot Kidiïtr in ue Orde van den Nederlandschei' Leeuw. Zelden zal eene onderscheiding van rfien aard zoo alge meen als in zijn geval ziju begroet met een: »Eerlyk verdiend!" imtiiMitmiiimiiiitmiimmiiiiinimiiiiiiiiimimmiHHtiniit Het arbeidscontract. n. De middelen, waardoor de werkgever schulden direct op het loon kan verhalen, zijn: korting, en tijdelijke inhouding of décompte. Korting is hem alleen toegestaan in bepaalde gevallen, en wel alleen en uitsluitend wegens schulden: schadever goeding, boeten, bijdrage tot 'n fonds reeds door den werkgever gestort, huur van 'n woning waarvan de werkgever is eigenaar, mits 'n schrif telij k contract daarvan besta, gewone huiselijke benoodigdheden (elders genoemd «eerste levensbehoeften") doch deze laatste alleen dan, indien de arbeider de door hem aanvaarde verplichtingen kende, en dat schriftelijk heeft verklaard, de werkgever bij deze transactie geen voordeel hebbe en eindelijk steeds met uitsluiting van sterken drank; voorts kan korting alleen vóórkomen wegens loon-verschot! en f-n voor wat (bij stukloon) blijken mocht den arbeider te veel betaald te zijn. Doch ook deze korting heeft hare grenzen. Zij wisselt tusschen '/j en '2/.-, van hetgeldloon als maxima. Als waarborg voor schadevergoeding, indien de arbeider de «dienstbetrekking" onrechtmatig verbreekt, is bij eenige der eerste loon-termijnen tijdelijke inhouding van hoogstens '/> geldloon van den termijn, hoogstens bedragende 12 dagen geldloon of, bij inwonende arbeiders, 30 dagen, den werkgever veroorloofd. Bij arbeiders met hooger loon dan 3 gld. per dag, gelden deze maxima niet. Beslag «p 't loon, overdracht, in-pandgeving zijn reeds in ons eerste artikel vermeld. Vol macht tot invordering van het loon is steeds herroepelijk. Men ziet: de, wetsontwerper laat zich door partij of klaesebelangen niet uit den koers drijven, doch doet wat hij meent dat recht is, waakt er angstvallig voor, dat den arbeider wien 't loon toekomt, dat loon ook behoorlijk voldaan wordt, doch vreesc aan de andere zijde niet, den werkgever de noodige waarborgen te geven, die zonder bezwaar zijn voor den goedgezinden arbeider. * * Behalve de uitbetaling van het loon legt de wet den werkgever nog andere verplich tingen op. Zoo moet hij lokalen, werktuigen, gareedschappen op die wijs inrichten en onderhouden, den arbeid zoo regelen, den arbeider die aanwijzingen geven, dat hij tegen gevaar voor lijf en eerbaar heid zoover beschermd is, als de aard van den arbeid toelaat. Bizondere voorzorg wordt hem nog op 't hart gedrukt voor arbeiders onder de 18 jaar. Komt de werkgever deze verplichtingen niet na en ontstaat daardoor schade, dan is hij steeds gehouden die te vergoeden, zonder dat de arbeider iets anders noodig heeft aan te toonen, dan dat de schade bestaat doordien de werkgever niet de noo dige voorzorg heeft in acht genomen. Echter kan deze zich van de plicht tot schade vergoeding bevrijden, door te bewijzen dat overmacht hem belette de noodige voor zorgen te nemen of de arbeider zelf in belangrijke mate, b.v. door roekeloosheid, tengevolge van dronkenschap , enz., tot het ontstaan der schade heeft meegewerkt. Dan : de verplichting tot verzekering van den arbeider tegen ongevallen «in en door den dienst", eene plicht later te regelen bij afzonderlijke wet. Voorts moet de werkgever den inwonenden arbeider in geval van voorbijgaande, niet door grove eigen schuld veroorzaakte ziekte behoorlijk doen verplegen en genezen, zonder deze kosten op 't loon. te mogen verhalen, eene bepaling die den toestand der dienst boden zeer wezenlijk verbetert. Want hier is niet sprake van ziekten in en door den dienst ontstaan, doch van een recht op geneeskundige hulp, dat den dienstbode toekomt als lid van het gezin. Verlaat de arbeider op rechtmatige wijze den dienst, dan moet hem de werkgever een waarachtig getuigschrift meegeven; doet hij dat niet, of niet eerlijk en onpar tijdig, dan is hij n jegens den arbeider, n tegenover derden aansprakelijk voor de door deze nalatigheid of door dit opzet veroorzaakte schade. Eindelijk is de werkgever verplicht al te doen of' na te laten, wat 'n behoorlijken werkgever in gelijke omstandigheden be taamt. Dit zal bij verschillende vakken verschillend zijn. Bij inwonende arbeiders b.v.: zorg voor behoorlijke voeding en slaapplaats, waarbij echter 'n meer spe ciaal artikel, dat tegen gevaar waakt voor lijf en eerbaarheid, allicht niet ongevvenscht zou zijn ! (Art. 33 is hier niet van toepas sing). De arbeider van zijnen kant moet doen wat 'n behoorlijken arbeider betaamt, den bedongen arbeid naar beste krachten ver richten en, in geval van nood, ook anderen arbeid dan de bedongene of gebruikelijke (tegen 't zelfde LOON ! ?) Arbeiders onder de 18 jaar mogen eene inrichting van onder- | wijs bezoeken, tenzij uit de regeling van j den arbeid of 't reglement, het tegendeel j duidelijk blijkt. Verder moet de arbeider zich houden aan arbeidsvoorschriften, de inwonende tevens zich gedragen »naar de orde des huizes". Partijen kunnen evenwel van sommige bepalingen der wet afwijken of nadere regelingen treffen bij bijzondere bedingen, Zoo b. v. ten aanzien van boeten. Die boetebepalingen evenwel zijn niet geldig vóór Gedeputeerde Staten ze hebben goed gekeurd, welke goedkeuring alleen diin verkregen wordt, als blijkt dat de meerder jarige (allen boven de 18 jaar) arbeiders voor wie 't reglement bestemd is, daarover ook gehaard zijn,en het reglementniet in strijd is met de wet of'de goede zeden. Deze bepa ling kunnen de werkgevers echter ontduiken, door zells op geringe overtredingen ontslag als straf' te zetten \ \ Geene boete kan strekken tot persoonlijk voordeel van den werkgever of' van hen, die met het opleggen der boeten belast zijn. Ongeoorloofd verder is elk beding 't ontwerp spreekt verkeerdelijk van «over eenkomst'1 waarbij de arbeider zich ver bindt 't loon op 'n bepaalde wijze te be steden of z'n benoodigdheden op 'n bepaalde plaats aan te schaffen, met uitzondering alleen van grondstoffen, werktuigen, vakkleeding ; - gaarne zagen we't voorschrift, dat de werkgever hierbij niets mocht ver dienen. Voorts de deelname in 'n aan de onderneii.ing verbonden fonds, mits aan eenige vereischten zij voldaan en 't beding, dat 'n gedeelte van 't loon tot de meerderjarigheid van den arbeider (23 jaar) geplaatst zal worden in de Rijkspostspaarbank. Volgens art. 1290 is elke voorwaarde, elk beding nietig, dat onmogelijk, met de de goede zeden strijdig, of bij de wet ver boden is. Doch niet alleen dit. Ook de overeenkomst zelf. waarbij dit beding ge maakt is, is van nul en geenerlei waarde. Heeft de arbeider zich dus tot iets onwettigs enz. verbonden, dan kan hij den rech ter niet inroepen om z'n volle loon te erlangen, want eene arbeidsovereenkomst bstitaat er dan niet. Eene aanmerkelijke leemte. Eenige bedingen zagen we bovendien gaarne verboden : zóó dat, waarbij de arbei der den werkgever betalen moet voor 't gebruik van zijne machines enz. en 't be ding, waarbij den arbeider verboden is meer dan een of twee kinderen te hebben! Bedingen, vervat in een reglement gel den alleen als em exemplaar den arbeider bij 't sluiten der overeenkomst is overhan digd, een exemplaar voor den arbeider duidelijk leesbaar en toegankelijk opge hangen blijft en de arbeider schriftelijk verklaart 't reglement te kennen. Dat reglement kan echter eenzijdig door den werkgever allén gewijzigd. worden zonder dat de ai beider hierin ge hoord is; deze wijziging heeft alleen dan kracht, indien 'n exemplaar ervan den arbeider is ter hand gesteld, en niet dan na den 29dn dag der ophanging in 't arbetdslokaal. Alle voor den arbeider voordeelige voor waarden kunnen dus met'n enkelen pennestreek geschrapt worden. Treurig restant van 't stelsel, dat de onderneming d aar is, alleen voor den ondernemer, niet tevens voor den arbeider. Op z'n minst genomen moest deze toch daarin gehoord zijn, mocht die wijziging niet gelden dan na den termijn waarvoor de overeenkomst was gesloten en, bij stukloon, alleen voor 't iiS, de wijziging opgedragen werk !!!! Welke arbeiders en onder welue omstan digheden deze al dan niet recht hebben op het verval (dienstboden, magazijn* en kan toorbedienden!) zegt het ontwerp helaas niet! * * * Op regelmatige wijze eindigt de «dienst betrekking" door 't verstrijken van den tijd, waarvoor ze is «aangegaan" ') en van welken tijd zal blijken uit de overeenkomst (ook den aard van deze ?) wet, verordening, plaatselijk gebruik. Anders wordt ze geiicht voor ondepaalden tijd te bestaan. 2. Door opzegging: indien dit is over eengekomen (eenzijdig gewijzigd reglement is geene «overeenkomst") of indien wet, verordening, plaatselijk gebruik dit mee brengt; van den kant der erfgenamen na den dood van den werkgever; of eindelijk indien de overeenkomst is aangegaan voor on bepaalden tijd. Maar dan slechts tegen dagen, door wet, verordening, plaatselijk gebruik aangewezen, anders alleen tegen 't eind van 'n ifelenderkwartaal en, in 't algemeen, minstens 14 dagen daarvóór, plus l week voor elk vol jaar dat de betrekking heeft geduurd met 'n maximum van 6 maanden. Afwijking hiervan is alleen gel dig als de regeling voor beide partijen dezelfde is. Langer dan voor vijf jaren kan men zich niet verbinden. Proeftijd mag niet langer dan ne maand. (Die termijn niet te kort voor liefdezusters ?) Intusschen kan echter steeds van beide zijden de »dienst" worden opgezegd. 3. Door rechterlijke opheffing, wegens gewichtige redenen, b. v. voor den werk gever: inkrimping zijner huishouding, staking van zijn bedrijf, aanhoudende ziekte des arbeiders ; voor dezen laatste : gelegen heid zich door huwelijk enz. te vestigen, verzorging van bloedverwanten, invoering van nieuwe reglementen. De rechter die de opheffing uitspreekt, bepaalt tevens welke verplichtingen partijen nog jegens elkander hebben. 4. Door dood van den arbeider. Zeer rationeele bepalingen ; alleen ware wenschelijk, dat bij stukwerk de arbei der 't recht behield, ook na opzegging, het reeds opgedragen werktevolvoeren.Hiermee ware tevens de band gelegd tusschen «huur van diensten" en «aanneming van werk." Eigenmachtige verbreking van de over eenkomst is eene onrechtmatige daad en stelt den »verbieker" in de verplichting, schadevergoeding te geven, tenzij dringende redenen voor die verbreking bestonden, in welk geval hij gehouden is tot schadever goeding, die door zijne schuld aanleiding heeft gegeven de betrekking eigenmatig te verbreken. Dringende redenen voor den werkgever zijn b. v. misleiding bij het aangaan v. d. dienst, ernstige ongeschiktheid, dronken schap, liederlijk gedrag, diefstal enz., beleediging, mishandeling, bedreiging, ver leiding van familie, huisgenooten des werk gevers, of medearbeiders ; roekeloosheid, schending van geheimen, hardnekkige wei gering aan redelijke bevelen, veronacht zaming der opgenomen plichten. Voor den arbeider: mishandeling, bedrei ging, verleiding, niet behoorlijke betaling van loon, niet behoorlijke kost, woning, onvoldoende arbeid voor den stukwerker, veronachtzaming zijner plichten, ernstig, later opgekomen gevaar voor leven, gezond heid, zedelijkheid, goeden naam,onmacht den arbeid te verrichten door ziekte of andere oorzaken-zonder-zijn-toedoen. Hoofdelijk, dat is : naast en met den «ver breker" is voor de schadevergoeding aan sprakelijk hij, die een der partijen tot die verbreking heeft verleid en de werkgever die 'n arbeider in dienst neemt binnen de 30 dagen na de verbreking van 'n arbei derscontract. * * * Hiermede hebben wij met de voornaamste bepalingen uit het ontwerp-Drucker kennis gemaakt. Vraagt men naar eenen algemeeneii indruk, dan zouden de volgende regelen ons antwoord kunnen bevatten. 't Ontwerp is 'n knap stuk werk, maar veel ') Zóó 't ontwerp. Is 't wel juist, te ge wagen van 't «aangaan" eener «betrekking'-' ?

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl