Historisch Archief 1877-1940
2
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1126
aïs herstel van de daarin voorkomende
onjuistheid, en als verklaring van Uw lang
durig stilzwijgen T «Wij laten het aan bit
oordeel der leiers van het Marineblad over
te bepalen, in hoeverre deze opmerking
j»ist m." Red.
Ik mag, _en ik wil n, mijne heeren, een
antwoord hierop niet schuldig blijven.
Uwe Redactie heeft gezwegen, tweemaal,
toen spreken nlicht was.
Uwe Redactie heeft thans een eenige ge
legenheid om te zwijgen onbenut gelaten.
Met verschuldigde achting teeken ik mij,
A m s t., 16 Jan. '99. W. M. ENGELBERTS.
Oyer talen; oyer sterk enzwaï;
6n ?er de ramp yaa Krafcatan
Geachte Redactie,
Weet u wat een breuk is?
Pardon, ik heb te veel eerbied voor u
om vragen te doen die op een ongepaste
grap lijken. Ik voeg er daarom dadelijk
bij, dat ik niets dan de breuken in de
c^jferkunde op het oog heb, zulke onschul
dige breuken als twee derde en drie vierde.
Voelt ge u door deze toelichting verlicht,
zoo moet ik u ernstig waarschuwen, daarom
mijne vraag niet lichter te tellen. Ze is
lang niet zoo onschuldig als ze er uitziet
en is van het hoogste gewicht. Dit laatste
blijkt daaruit, dat ze jaarlijks wordt voor
gelegd aan honderden menschen, die zich
wenschen te gaan bezig houden met de
volksopvoeding in de lagere school, of
daarin als «hoofd' wenschen op te treden.
Deze dames en heeren en hieruit blijkt
het lang niet onschuldige van de vraag
plegen dan d<m man die haar stelt aan te
staren als wilden ze hem geheel doorzien
en in stilte te denken: welke definitie zou
hij nu willen hebben: die van Koning,
van Gravelaar of van Jan Versluys ?
En daarbij zit dan een of andere advocaat
of rechter of professor of oud-majoor met
den rang van schoolopziener; en nooit heeft
een van deze heeren nog getoond op zijn
beurt den candidaat te doorgronden en^te
voelen wat in dezen moet omgaan, als hij
zijn knonpen telt: wie moet het wezen,
Koning, Gravelaar of Versluijs ? Veel min
der nog heeft ooit een van deze heeren te
kennen gegeven dat deze wijze van
examineeren zijn goedkeuring niet geheel weg
dragen kan.
Eens heb ik het bijgewoond ik vertel
werkelijk geen grapjes, redactie dat
iemand in eene les aan zulke candidaten
een uur, een vol uur, had noodig gehad
om uit te leggen wat een breuk is; een
breuk als twee derde of drie vierde. Toen
hij was uitgepraat en de bel ging, zei hij
nog haastig: maar als je nu op 't examen
komt, zeg dan van 't jaar maar liever wat
in Gravelaar..,. Het is waar, redactie.
*.*
Koopen, is dat zwak of sterk ?
Niet meester Pennewip zou deze vraag
onder de klasse der zonderlinge ontboeze
mingen gerangschikt hebben. Maar ik geef
toe dat men iemand van zijn stand moet
zijn die ook de mijne is om haar
dadelijk te begrijpen. Deze vraag wordt
jaarlijks voorgelegd aan honderden ... enz.
(zie boven).
Dezer dagen sprak mij iemand over deze
quaeetie aan. Koopen is niet sterk, meneer,
zei hij met kiem; het is een werkwoord
met een opgeschoven verleden tijd. Niets
is zekerder dan dat het zwak is. Maar in
Terweij staat het als sterk opgegeven en
daarom zeg ik altijd : zeg op het examen ...
En bij dat examen zit al tijd een advocaat,
rechter, professor of oud-majoor; en nooit
heeft een van deze heeren... enz. (nage
noeg als boven).
***
De ramp van Krakatau was in 1883.
Bij die ramp zijn, zooals u bekend is,
alle plaatsen op de westkust van Java ver
woest. Er zijn thans andere gebouwd,
maar slechts een enkele daarvan ligt op
hetzelfde punt en draagt ongeveer denzelf
den naam als voor '83. De makers van
schoolboekjes en schoolatlassen hebben
geen kans gezien, erachter te komen hoe
de nieuwe havens en dorpen heeten. Ze
hebben zich dus maar bij de oude gehouden
of wat beter is die namen weggela
ten. Maar op een examen in aardrijkskunde,
dat jaarlijks wordt afgenomen aan honder
den enz., kunnen geen namen worden
weggelaten. Namen zijn er hoofdzaak. En
zoo weet ik van een commissie, die verle
den jaar de namen der plaatsjes wenschte
te weten, die vijftien jaar geleden ....
En zonder dat de heeren zelf eenig idee
ervan hadden dat ze niet weer waren op
gebouwd ...
De aanwezige juristen en oud-militairen
laat ik nu maar met rust.
Alleen zou ik wel eens willen weten of ze
niet altijd versteld staan van al die namen,
die bij zoo'n vak als aardrijkskunde door de
lucht plegen te vliegen. Nog zijn er examens
waar men doet alsof een land een net is,
waarvan de steden de knoopen en de ri
vieren de draden zijn en niet veel meer
onderzoekt dan of de candidaat al die
draden volgen en al die knoopen opnoemen
kan. Wat er tusschen is, is ijle lucht. De
aarde heeft geen lichaam, ze is een ge
raamte, dor en dood.
Het is niet genoeg te weten, welke
Duitsche rivieren door kanalen verbonden zijn ;
men vraagt er de namen van : het
Finowkanaal, het Friedrich Wilhelm-kanaal en
hoe ze verder mogen heeten. Daarbij wordt
pteeds gepraat van het Plauensche kanaal.
Een veel gebruikt boekje noemt dat «het
zoogenaamde Plauensche kanaal", waarmee
op eigenaardige wijze wordt te kennen ge
geven dat deze naam eigenlijk anders ge
speld behoort te worden, maar voor geen
Duitsch kennende candidaten gemakshalve
wat veranderd is. Niemand vraagt er naar
of deze kanalen druk gebruikt worden en
door welke schepen, maar o wee wie hun
namen niet kent! En zoo is het met de golven
van Celebes en de zijtakken van de Dnjipr
en de bergtoppen in de Minahassa en de
dorpen aan de Oostkust van Borneo.
En al jaren wordt dat alles bijgewoond
door schoolopzieners en nooit heeft een
van deze heeren getoond dat deze wijze
van examineeren zijn goedkeuring niet ge
heel wegdragen kan
« *
*
Zoo gaat het met physica en plant- en
dierkunde, en geschiedenis. Niet altijd, niet
overal, niet steeds even erg, maar in veel
te veel gevallen. En summa snmmarum
deugt van die examens niets. Men wordt
er voor afgericht en klaargebakken, meer
dan voor eenig ander examen. Bij alle
normaailessen is in het laatste jaar althans.
het richtsnoer: wat ze vragen. Wat ze
vrasren :
Wat is een breuk ?
Is koopen zwak of sterk ?
Welke (15 jaar geleden ver/wolgen) plaat
sen liggen pp de kust van Bantam ?
Indien gij het weet, zoo ga in tot de
school en voed onze kinderen op.
R. J. F. N.
Frankrijk's internationale positie.
Het Finis Galliae, waarvan de »SaY'
Péladan spreekt, zal nog wel niet zoo
nabij zijn, als sommige pessimisten bewe
ren. Maar toch geven de binnenlandsche
en buitenlandsche verhoudingen in de
Republiek aan de vrienden van Frankrijk
rede tot groote en ernstige bezorgdheid.
Over de eerste, over l'affaire. en alles
wat met deze eindelooze, weerzinwekkende
geschiedenis in verband staat, spreken
wij thans niet. In de buitenlandscbe
verhoudingen trekken drie hoofdmomen
ten de aandacht: de steeds bedenkelijk
heid wordende spanning tusschen Frank
rijk en Engeland, de in het oogloopende
verkoeling tusschen Frankrijk en Rusland,
en de aanvankelijk nog schuchtere, zich
in het betrekkelijke kleinigheden open
barende, maar toch onloochenbare toe
nadering tussehen Frankrijk en
Duitschland.
Het moet erkend worden, dat de
Franschen in den laatslen tijd hun best heb
ben gedaan om met de Eugelschen op
tamelijk goeden voet te komen. Met name
kon dit gezegd worden van de
seltlementsquaestie in Shanghai, waar Franklijk feite
lijk afstand heeft gedaan van territoriale
rechten ten gunste van de andere mogend
heden. Ook in de Newfoundland quaestie
toonde Frankrijk zich tot schikking be
reid, al verloor het wel wat uit het oog,
dat de oudste rechten niet altijd de beste
zijn, en dat de gevraagde vergoeding
de afstand van de Kanaal-eilanden te
eenenmale onevenredig was aan de
concessiën, die de regeering der Republiek even
tueel wilde doen.
Dat de stemming nu weder zooveel
ongunstiger is geworden, is toe te schrij
ven aan de publicatie van het Engelsche
Blauwboek over de Madagascar-quaestie.
Ongetwijfeld had Engeland hier talrijke
en zeer goed gemotiveerde grieven. Tot
tweemalen toe heeft de Fransche regee
ring plechtig verzekerd, dat zij slechts
het protectoraat over Madagascar wenschte
uit te oefenen, en zorgvuldig de rechten
der Britsche onderdanen zou eerbiedigen.
En ten slotte werd het eiland eenvoudig
geannexeerd, en daarbij een besluit uit
gevaardigd, dat de kustvaart voor alle
andere dan Fransche vaartuigen verbood.
De bedoeling was klaarblijkelijk, den
Engelschen handel zoo gevoelig mogelijk te
treffen, maar het ongeluk wilde, dat het
aantal voor de kustvaart beschikbare Fran
sche schepen geheel onvoldoande was,
zoodat het bedoelde besluit, om practische
redenen, weer moest worden ingetrokken.
Toch bleef er voor de Engelschen nog
genoeg reden tot klagen over. De Fran
sche regeering verbood den inlanders,
onder bedreiging met de scherpste straf
fen, met andere kooplieden dan Fransche
handel te drijven; de invoerrechten op
Engelsch katoen werden met 10 percent
verhoogd en den Engelschen kolonisten
werd het verkrijgen van grondbezit op
allerlei wijze bemoeielijkt.
Waarschijnlijk had Lord Salisbury door
ernstige protesten van de Fransche regee
ring wel herstel van grieven kunnen ver
krijgen, maar hij heeft er de voorkeur
aan gegeven, de zaak aan de groote klok
te hangen en door het publiceeren van
zijn Blauwboek bij zijn landgenooten de
»Faschoda-stemming" wederom op te wek
ken. Over dit »bruskeeren" is men te
Parijs weinig gesticht.
Wij hebben er reeds op gewezen, dat
Frankrijk met zijn Russischen vriend tegen
woordig niets dan bittere ondervindingen
opdoet. Tijdens de
Faschoda-moeielijkhedin hebben een paar Russische
grootvorsten, die toen juist te Parijs waren,
zich niet ontzien, in gezelschap van ver
scheiden Fransche dignitarissen spottend
te vragen, of de Fransche vloot misschien
in bet ijs was opgesloten. Zulke woorden
wekken verbittering, maar erger, veel erger
zijn de feiten, het »doen door laten" van
den vriend aan de Newa, die geen hand
heeft uitgesioken om Frankrijk in zijne
internationale moeielijkheden ter hulp te
komen. Ook de diplomatieke nederlaag,
welke Frankrijk in Peking heeft geleden,
heeft Rusland naar het heet niet kunnen,
maar feitelijk niet willen verhinderen, en
zoo wordt de agressieve ondernemingslust
van John Buil van dag tot dag grooter.
Geen wonder, dat onder deze omstan
digheden de Fransche regeering zich af
vraagt, of een goede buurman niet meer
waard is dan een verre vriend, vooral
wanneer die vriend zich zoo lauw en on
verschillig betoont. Inderdaad zijn er in
den laatsten tijd feiten te vermelden, die
op eene duidelijke toenadering tusschen
Frankrijk en Duitschland wijzen.
Van Duitsche zijde is die toenadering
reeds herhaaldelijk beproefd. Men denke
aan de welwillendheid, waarmede jaren
geleden de Fransche Tonkin expeditie door
Duitschland is in de hand gewerkt, eene
welwillendheid die aan Jules Ferry het
verwijt heeft bezorgd, dat hij heulde met
»den erfvijand." Men denke aan de ge
sprekken, een tiental jaren geleden, bij ge
legenheid van het Congres tot bescherming
van den arbeid, tusschen keizer Wilhelm
en Jules Simon gevoerd. Men herinnere
zich, hoe de keizer iederen nationalen rouw
in Frankrijk heeft aangegrepen, om op de
meest kiesche en hartelijke wijze zijne deel
neming te betuigen. Thans heeft de Fran
sche regeering dit goede voorbeeld gevolgd.
Zij heeft bij 's keizers ziekte haren gezant
te Berlijn opgedragen, belangstellend te
gaan informeeren naar den toestand van
den hoogen patiënt. Zij heeft voor keizerin
Friedrich, bij hare reis door Frankrijk, het
salonrijtuig van den President ter beschik
king gesteld. En de keizer heeft deze
kleine attenties zoo spoedig mogelijk be
antwoord door een langdurig en zeer har
telijk bezoek aan den Frauschen gezant
te Berlijn.
Misschien beduidt dit alles nog niet veel.
Maar juist de ontstemming van sommige
chauvinistische Fransche bladen bewijst,
dat hier inderdaad sprake is van kleine
avances. Ook Whist in den Figaro geeft
dit toe, maar hij kan het nog niet over
zijn hart verkrijgen, hierin het voorspel te
zien van eene nauwere verbinding. En
als er dan toch iets van dien aard moet
komen, laat het dan zoo zegt hij
een samengaan zijn in koloniale aange
legenheden.
Wij weten niet, (f zoo iets partieels voor
uitvoering vatbaar is, en of het tot stand
komen van oprecht-hartelijke betrekkingen
tusschen de twee mogendheden mogelijk
zou zijn, indien Frankrijk niet voor goed
zijne stille wenschen omtrent
Elzas-Lotharingen opgaf. Intusschen zou een samen
gaan op het gebied van koloniale
quaesties een goed begin kunnen wezen. En
tevens zou het paal en perk kunnen stellen
aan de toenemende aanmatiging van John
Buil, die zich thans verbeeldt, dat hij met
zijn goeden vriend Uncle Sana, zonder
verder iemand permissie te vragen, de
wereld kan verdeelen.
Sociale
Ir L, J, G, van Ogtrop t.
Wanneer Zaterdag op de St.
Barbara-begraafplaats het stoffelijk overschot van Mr. van
Ogtrop ter ruste wordt gebracht, en by dat
graf woorden van hartelijke waardeering en
vriendschap worden gesproken, dan zullen die
woorden oprecht en waar zijn ; zij zullen uit
het hart komen en in vele harten weerklank
vinden.
Van Ogtrop was ongetwijfeld wat men noemt
»een algemeen geacht man." Zoo zijn er ge
lukkig velen in onze goede stad Amsterdam,
velen die woekeren met hun tijd en hun gaven,
en die, bij nauwgezette vervulling van hunne
eigenlijke betrekking, zich voor de gemeen
schap nuttig maken in tal van vereenigingen en
corporatiën. Slaat ge het Amsterdamsche
«Heerenboekje" op, dan vindt ge Van Ogtrop's
naam op menige bladzijde vermeld, als kanton
rechter, als lid van den gemeenteraad, van de
commissie van beheer en toezicht over de
gasthuizen, van de besturen der vormschool
voor onderwijzeressen aan bewaarscholen, en
van de inrichting voor doofstommenonderwijs
te Rotterdam; als lid van het Burgerlijk Arm
bestuur, van de commissie voor gratis brood,
van het bestuur der Volksgaarkeukens, van
het hoofdbestuur van bet Nederlandsch ge
nootschap tot zedelijke verbetering der gevan
genen. Hij heeft aan het lager onderwas als
schoolopziener belangrijke diensten bewezen.
En in vroeger jaren was hij lid van de
examen-commissie voor het notariaat en be
kleedde hij het voorzitterschap van het Hoofd
bestuur der Maatschappij tot bevordering der
Tooi kunst. Wij zijn er zeker van, dat deze
lijst nog lang niet volledig is.
Maar Van Ogtrop was mér nog dan een
algemeen geacht man. een werkzaam en ver
dienstelijk burger, j [ij was bij allen die hem
kenden of' slechts ei'kele malen met hem in
aanraking kwamen, in waarheid bemind jfene
populaire figuur in den besten zin van het
woord. Zijn groote bonhomie en zijn zin
voor humor maakten hem tot een eenig kan
tonrechter, tot een waren «vrederechter". Het
was voor menigeen een genot, hem in die
functie te zien, niet het minst voor den
menschenkenner, die zich verbaasde over de door
dezen magistraat verkregen uitkomsten, als de
straffe jurist plaats maakte voor den
gemoedelijken prater, die de menschen zoo op hun
gemak zette en met een gmüge opmerking of
een snediger kwir.k>lag niet slechts der statige
Themis een glimlach afdwong, maar ook de
grimmige «partijen", ,lia met wrok in 't
gemoed waven g.komer-, overreedde om te
erkennen : »j'ai ri, me voihïdésarmé", en elkan
der de hand te r-iken.
Van Ogtrop's verdiend n zijn officieel erkend
door zijne benoeming tot Kidiïtr in ue Orde
van den Nederlandschei' Leeuw. Zelden zal
eene onderscheiding van rfien aard zoo alge
meen als in zijn geval ziju begroet met een:
»Eerlyk verdiend!"
imtiiMitmiiimiiiitmiimmiiiiinimiiiiiiiiimimmiHHtiniit
Het arbeidscontract.
n.
De middelen, waardoor de werkgever
schulden direct op het loon kan verhalen,
zijn: korting, en tijdelijke inhouding of
décompte. Korting is hem alleen toegestaan
in bepaalde gevallen, en wel alleen en
uitsluitend wegens schulden: schadever
goeding, boeten, bijdrage tot 'n fonds reeds
door den werkgever gestort, huur van 'n
woning waarvan de werkgever is eigenaar,
mits 'n schrif telij k contract daarvan besta,
gewone huiselijke benoodigdheden (elders
genoemd «eerste levensbehoeften") doch deze
laatste alleen dan, indien de arbeider de
door hem aanvaarde verplichtingen kende,
en dat schriftelijk heeft verklaard, de
werkgever bij deze transactie geen voordeel
hebbe en eindelijk steeds met uitsluiting
van sterken drank; voorts kan korting
alleen vóórkomen wegens loon-verschot! en
f-n voor wat (bij stukloon) blijken mocht
den arbeider te veel betaald te zijn.
Doch ook deze korting heeft hare grenzen.
Zij wisselt tusschen '/j en '2/.-, van
hetgeldloon als maxima.
Als waarborg voor schadevergoeding,
indien de arbeider de «dienstbetrekking"
onrechtmatig verbreekt, is bij eenige der
eerste loon-termijnen tijdelijke inhouding
van hoogstens '/> geldloon van den termijn,
hoogstens bedragende 12 dagen geldloon
of, bij inwonende arbeiders, 30 dagen, den
werkgever veroorloofd. Bij arbeiders met
hooger loon dan 3 gld. per dag, gelden
deze maxima niet.
Beslag «p 't loon, overdracht,
in-pandgeving zijn reeds in ons eerste artikel
vermeld.
Vol macht tot invordering van het loon
is steeds herroepelijk.
Men ziet: de, wetsontwerper laat zich
door partij of klaesebelangen niet uit den
koers drijven, doch doet wat hij meent dat
recht is, waakt er angstvallig voor, dat den
arbeider wien 't loon toekomt, dat loon ook
behoorlijk voldaan wordt, doch vreesc aan
de andere zijde niet, den werkgever de
noodige waarborgen te geven, die zonder
bezwaar zijn voor den goedgezinden arbeider.
* *
Behalve de uitbetaling van het loon legt
de wet den werkgever nog andere verplich
tingen op.
Zoo moet hij lokalen, werktuigen,
gareedschappen op die wijs inrichten en
onderhouden, den arbeid zoo regelen, den
arbeider die aanwijzingen geven, dat
hij tegen gevaar voor lijf en eerbaar
heid zoover beschermd is, als de aard van
den arbeid toelaat. Bizondere voorzorg
wordt hem nog op 't hart gedrukt voor
arbeiders onder de 18 jaar.
Komt de werkgever deze verplichtingen
niet na en ontstaat daardoor schade, dan
is hij steeds gehouden die te vergoeden,
zonder dat de arbeider iets anders noodig
heeft aan te toonen, dan dat de schade
bestaat doordien de werkgever niet de noo
dige voorzorg heeft in acht genomen. Echter
kan deze zich van de plicht tot schade
vergoeding bevrijden, door te bewijzen dat
overmacht hem belette de noodige voor
zorgen te nemen of de arbeider zelf in
belangrijke mate, b.v. door roekeloosheid,
tengevolge van dronkenschap , enz.,
tot het ontstaan der schade heeft meegewerkt.
Dan : de verplichting tot verzekering van
den arbeider tegen ongevallen «in en door
den dienst", eene plicht later te regelen
bij afzonderlijke wet.
Voorts moet de werkgever den inwonenden
arbeider in geval van voorbijgaande, niet
door grove eigen schuld veroorzaakte ziekte
behoorlijk doen verplegen en genezen, zonder
deze kosten op 't loon. te mogen verhalen,
eene bepaling die den toestand der dienst
boden zeer wezenlijk verbetert. Want hier
is niet sprake van ziekten in en door den
dienst ontstaan, doch van een recht op
geneeskundige hulp, dat den dienstbode
toekomt als lid van het gezin.
Verlaat de arbeider op rechtmatige wijze
den dienst, dan moet hem de werkgever
een waarachtig getuigschrift meegeven;
doet hij dat niet, of niet eerlijk en onpar
tijdig, dan is hij n jegens den arbeider,
n tegenover derden aansprakelijk voor de
door deze nalatigheid of door dit opzet
veroorzaakte schade.
Eindelijk is de werkgever verplicht al
te doen of' na te laten, wat 'n behoorlijken
werkgever in gelijke omstandigheden be
taamt. Dit zal bij verschillende vakken
verschillend zijn. Bij inwonende arbeiders
b.v.: zorg voor behoorlijke voeding en
slaapplaats, waarbij echter 'n meer spe
ciaal artikel, dat tegen gevaar waakt voor
lijf en eerbaarheid, allicht niet ongevvenscht
zou zijn ! (Art. 33 is hier niet van toepas
sing).
De arbeider van zijnen kant moet doen
wat 'n behoorlijken arbeider betaamt, den
bedongen arbeid naar beste krachten ver
richten en, in geval van nood, ook anderen
arbeid dan de bedongene of gebruikelijke
(tegen 't zelfde LOON ! ?) Arbeiders onder
de 18 jaar mogen eene inrichting van onder- |
wijs bezoeken, tenzij uit de regeling van j
den arbeid of 't reglement, het tegendeel j
duidelijk blijkt. Verder moet de arbeider
zich houden aan arbeidsvoorschriften, de
inwonende tevens zich gedragen »naar de
orde des huizes".
Partijen kunnen evenwel van sommige
bepalingen der wet afwijken of nadere
regelingen treffen bij bijzondere bedingen,
Zoo b. v. ten aanzien van boeten. Die
boetebepalingen evenwel zijn niet geldig
vóór Gedeputeerde Staten ze hebben goed
gekeurd, welke goedkeuring alleen diin
verkregen wordt, als blijkt dat de meerder
jarige (allen boven de 18 jaar) arbeiders
voor wie 't reglement bestemd is, daarover
ook gehaard zijn,en het reglementniet in strijd
is met de wet of'de goede zeden. Deze bepa
ling kunnen de werkgevers echter ontduiken,
door zells op geringe overtredingen ontslag
als straf' te zetten \ \
Geene boete kan strekken tot persoonlijk
voordeel van den werkgever of' van hen,
die met het opleggen der boeten belast zijn.
Ongeoorloofd verder is elk beding 't
ontwerp spreekt verkeerdelijk van «over
eenkomst'1 waarbij de arbeider zich ver
bindt 't loon op 'n bepaalde wijze te be
steden of z'n benoodigdheden op 'n bepaalde
plaats aan te schaffen, met uitzondering
alleen van grondstoffen, werktuigen,
vakkleeding ; - gaarne zagen we't voorschrift,
dat de werkgever hierbij niets mocht ver
dienen.
Voorts de deelname in 'n aan de
onderneii.ing verbonden fonds, mits
aan eenige vereischten zij voldaan en
't beding, dat 'n gedeelte van 't loon tot
de meerderjarigheid van den arbeider (23
jaar) geplaatst zal worden in de
Rijkspostspaarbank.
Volgens art. 1290 is elke voorwaarde,
elk beding nietig, dat onmogelijk, met de
de goede zeden strijdig, of bij de wet ver
boden is. Doch niet alleen dit. Ook de
overeenkomst zelf. waarbij dit beding ge
maakt is, is van nul en geenerlei waarde.
Heeft de arbeider zich dus tot iets
onwettigs enz. verbonden, dan kan hij den rech
ter niet inroepen om z'n volle loon te
erlangen, want eene arbeidsovereenkomst
bstitaat er dan niet. Eene aanmerkelijke
leemte.
Eenige bedingen zagen we bovendien
gaarne verboden : zóó dat, waarbij de arbei
der den werkgever betalen moet voor 't
gebruik van zijne machines enz. en 't be
ding, waarbij den arbeider verboden is
meer dan een of twee kinderen te hebben!
Bedingen, vervat in een reglement gel
den alleen als em exemplaar den arbeider
bij 't sluiten der overeenkomst is overhan
digd, een exemplaar voor den arbeider
duidelijk leesbaar en toegankelijk opge
hangen blijft en de arbeider schriftelijk
verklaart 't reglement te kennen.
Dat reglement kan echter eenzijdig
door den werkgever allén gewijzigd.
worden zonder dat de ai beider hierin ge
hoord is; deze wijziging heeft alleen dan
kracht, indien 'n exemplaar ervan den
arbeider is ter hand gesteld, en niet dan
na den 29dn dag der ophanging in 't
arbetdslokaal.
Alle voor den arbeider voordeelige voor
waarden kunnen dus met'n enkelen
pennestreek geschrapt worden. Treurig restant
van 't stelsel, dat de onderneming d aar is,
alleen voor den ondernemer, niet tevens
voor den arbeider. Op z'n minst genomen
moest deze toch daarin gehoord zijn, mocht
die wijziging niet gelden dan na den termijn
waarvoor de overeenkomst was gesloten en,
bij stukloon, alleen voor 't iiS, de wijziging
opgedragen werk !!!!
Welke arbeiders en onder welue omstan
digheden deze al dan niet recht hebben op
het verval (dienstboden, magazijn* en kan
toorbedienden!) zegt het ontwerp helaas niet!
* *
*
Op regelmatige wijze eindigt de «dienst
betrekking" door 't verstrijken van den tijd,
waarvoor ze is «aangegaan" ') en van
welken tijd zal blijken uit de overeenkomst
(ook den aard van deze ?) wet, verordening,
plaatselijk gebruik. Anders wordt ze geiicht
voor ondepaalden tijd te bestaan.
2. Door opzegging: indien dit is over
eengekomen (eenzijdig gewijzigd reglement
is geene «overeenkomst") of indien wet,
verordening, plaatselijk gebruik dit mee
brengt; van den kant der erfgenamen na
den dood van den werkgever; of eindelijk
indien de overeenkomst is aangegaan voor
on bepaalden tijd. Maar dan slechts tegen
dagen, door wet, verordening, plaatselijk
gebruik aangewezen, anders alleen tegen
't eind van 'n ifelenderkwartaal en, in 't
algemeen, minstens 14 dagen daarvóór, plus
l week voor elk vol jaar dat de betrekking
heeft geduurd met 'n maximum van 6
maanden. Afwijking hiervan is alleen gel
dig als de regeling voor beide partijen
dezelfde is.
Langer dan voor vijf jaren kan men zich
niet verbinden. Proeftijd mag niet langer
dan ne maand. (Die termijn niet te kort
voor liefdezusters ?) Intusschen kan echter
steeds van beide zijden de »dienst" worden
opgezegd.
3. Door rechterlijke opheffing, wegens
gewichtige redenen, b. v. voor den werk
gever: inkrimping zijner huishouding,
staking van zijn bedrijf, aanhoudende ziekte
des arbeiders ; voor dezen laatste : gelegen
heid zich door huwelijk enz. te vestigen,
verzorging van bloedverwanten, invoering
van nieuwe reglementen. De rechter die
de opheffing uitspreekt, bepaalt tevens welke
verplichtingen partijen nog jegens elkander
hebben.
4. Door dood van den arbeider.
Zeer rationeele bepalingen ; alleen ware
wenschelijk, dat bij stukwerk de arbei
der 't recht behield, ook na opzegging, het
reeds opgedragen werktevolvoeren.Hiermee
ware tevens de band gelegd tusschen «huur
van diensten" en «aanneming van werk."
Eigenmachtige verbreking van de over
eenkomst is eene onrechtmatige daad en
stelt den »verbieker" in de verplichting,
schadevergoeding te geven, tenzij dringende
redenen voor die verbreking bestonden, in
welk geval hij gehouden is tot schadever
goeding, die door zijne schuld aanleiding
heeft gegeven de betrekking eigenmatig te
verbreken.
Dringende redenen voor den werkgever
zijn b. v. misleiding bij het aangaan v. d.
dienst, ernstige ongeschiktheid, dronken
schap, liederlijk gedrag, diefstal enz.,
beleediging, mishandeling, bedreiging, ver
leiding van familie, huisgenooten des werk
gevers, of medearbeiders ; roekeloosheid,
schending van geheimen, hardnekkige wei
gering aan redelijke bevelen, veronacht
zaming der opgenomen plichten.
Voor den arbeider: mishandeling, bedrei
ging, verleiding, niet behoorlijke betaling
van loon, niet behoorlijke kost, woning,
onvoldoende arbeid voor den stukwerker,
veronachtzaming zijner plichten, ernstig,
later opgekomen gevaar voor leven, gezond
heid, zedelijkheid, goeden naam,onmacht den
arbeid te verrichten door ziekte of andere
oorzaken-zonder-zijn-toedoen.
Hoofdelijk, dat is : naast en met den «ver
breker" is voor de schadevergoeding aan
sprakelijk hij, die een der partijen tot die
verbreking heeft verleid en de werkgever
die 'n arbeider in dienst neemt binnen de
30 dagen na de verbreking van 'n arbei
derscontract.
* *
*
Hiermede hebben wij met de voornaamste
bepalingen uit het ontwerp-Drucker kennis
gemaakt. Vraagt men naar eenen
algemeeneii indruk, dan zouden de volgende
regelen ons antwoord kunnen bevatten.
't Ontwerp is 'n knap stuk werk, maar veel
') Zóó 't ontwerp. Is 't wel juist, te ge
wagen van 't «aangaan" eener «betrekking'-' ?