Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1126
ren waarin het volk dat liefheeft door zijn
smaak noch door zijn waarheidsliefde kannen
worden geduld deze beminnear van het
stille tafreel en de fijn-versponnen bizonderheid
is zeer zeker niet wat de feestvierende ntenigte
van haar redenaar wenscht.
Hoe komt dan die schijn bij deze
werklijkheid P Hoe komt het dat de in 't verborgen
zoekende, de heel niet luidruchtige geleerde
voornamelijk dan in het openbaar optreedt als
de van haar zaak zekere menigte het luidruch
tigst is?
Een andere vraag. Is de heer Maller zulk
een groot geleerde dat een voorstelling van
eenig tijdvak van onze geschiedenis door hem,
gestadig door alle geleerden van zijn soort
wordt begeerd? Ik geloof het niet. Is hij zulk
een man van smaak en zulk een schrijver dat
een boek van hem, 't zij dat het nieuws brengt
of het oude saamvat, door tal van leeken te
allen tijde wordt verlangd ? Neen; en wat
meer is, zijn bescheidenheid is zoo groot en
zijn zelf-kennis zoo nuchter dat hij dit ook niet
meent. Meer dan dat optreden bemint hij ook
de navorsching om zichzelfswille.
Maar wat voor reden is er j dan voor zulk
een man tot openlijke meedeeling. Voor zoover
hij er lust in fieeft kou hij dien sinds jaren als
hoogleeraar voldoen. Tot meedeeling in ruimeren^
kring is er voor hem geen enkele reden dan
dat nu en dan onder den drang van
vaderlandsche feestviering publiek of uitgever er om
vraagt.
Zooals bij alle zeer bescheidenen of zeer op
hun rust gestelden is er drang van buiten
noodig voordat hij spreekt.
Het merkwaardige hierin is niet dat een
kamergeleerde eerst spreekt bij een aanleiding.
Alle verlegenen doen zoo. Maar het merk
waardige is dit, dat sinds de laatste kwarteeuw
de nederlandsche feestredenaars kamergeleerden
zijn.
De heer Muller staat alleen, in zooverre als
hij van de schrijvers die zich naar aanleiding
van de kroningsfeesten vaderlandslievend geuit
hebben, de beste is. Maar niet alleen staat hij
daarin dat hij de geschiedenis beoefent als een
kleine, genoegelijke wetenschap. Klein en
genoegelijk, ea als iets dat men weet, voelt niet
zoozeer (hoewel hij ook daarin nog boven
anderen te prijzen is), voelt met een zekeren
hartstocht nooit. Daarin is hij het tegendeel
van een eenzame, daarin is hij de type van
een geslacht dat op een heel ander geslacht
van geschiedschrijvers is gevolgd.
f f
#
De beweging die het van 1815 tot 1870 in
?egepraal op zegepraal door heel Europa winnen
ging was die van de Nationale Idealen. Van
Engeland was ze uitgegaan dat uit eigen inge
boren volkskracht de beweging van de
Universeele Idealen, voorgesteld in Napoleon, had
weerstaan. Krachtigst en minst sentimenteel
had het de algemeenheids-liefden van Europa
afgestroopt, op het oogenblik dat ze gevaarlijk
werden voor zijn nationaal bestaan. En ondanks
de terugwerkende invloeden van de regeeringen
en de tegenwerkende invloeden van de
algemeenheid-ininnenden, was gén volk van Europa
in staat andere denkbeelden te verwerklijken
dan elks oude Nationale Ideaal. De Eenheid
van het Duitsche Rijk was er het laatste van.
Hier was het de vestiging van het Koninkrijk
van de Zeven Provinciën, met een Koning uit
het huis van Oranje, met een grondwet zooals
die in 1848 ontstond.
Eén van de werkingen die uit het streven
naar en het verwezenlijken van deze Idealen
door heel Europa uitgingen, was navorsching
van de geschiedenis. En nu eerst was die moge
lijk. Tegelijkertijd toch dat hartstocht voor de
volksgemeenschap in alle landen ontwaakte
traden die^landen tot elkander in nieuwe veel
vrijere verhoudingen: het verkeer, algemeen
geworden tusschen die op allerlei wijs met elkaar
in aanraking gekomen machten, sloot het ver
keer tusschen de kennis die zij over elkaar
bezaten in. De verkeersgemeenscfaap en -vrij
heid was wat overschoot van de
gemeenschapsstrevingen, ook na de verbizondering van de
natiën. De regeeringen ook waren
demokratischer, werden meer gevoerd in openbaarheid.
Een oude tijd was bovendien afgesloten en de
oude geheimen voor de bezittenden waardeloos.
De archieven werden geopend en de werkers
uit elk volk waren in staat de dokurnenten te
lichten over zijn vroeger bestaan.
Het groote feit van den modernen tijd was
het vrije verkeer lichamelijk en geestelijk tus
schen naar eigen idealen gevestigde natiën.
Zóó ontstond een geschiedschrijving met twee
kenmerken: krachtige, nationale denkbeelden, en
oorspronkelijk onderzoek.
Een negatief kenmerk was het ontbreken van
vormenrijke kleurige afbeelding. Die behoort
tot de klassieke tijdperken als de verheerlijkende
verbeelding zich met de geschiedenis bezig houdt
en niet rust voor de herinnering in vaste ge
stalten leeft. Het eigenlijke geschiedverhaal,
het boeiende tafreel van het gebeurde, het tast
en zichtbare dat had hier Hooft gemaakt,
en er was geen denken aan dat dit met scherp
verstand vorschende volk het hem overdeed.
Het is niet uit te spreken hoe dom het is, wat
Jan ten Brink gedaan heeft, den stijl van
liorbecke, Fruin e. a. voortestellen als eeu verbete
ring op den stijl van Hooft. De stijl van al
onze geschiedschrijvers, hoe vol kracht en geest
drift soms, bleef verstandelijk. Zij waren strijders
voor nationale beginselen, naspeurders van natio
nale herinneringen, niet de scheppers van het in
rijke voldaanheid genoten beeld. Geen wonder
was het dat zij Arends ondernemen, die met
natuurlijke liefde de geschiedenissen ging pennen
die hij zoo beminde, afkeurden. Noch de denk
beelden van zijn tijd noch de nieuwe vondsten
kon hij genoegzaam tot hun recht brengen.
Geen wonder was het ook dat het kleurigste tafreel
van onze geschiedenis door den schrijver van
een al veel evenwichtiger volk dan de Europeesche,
door den Amerikaan Motley, als was het een
onderdeel van de geschiedenis van zijn voor
vaders, geschreven werd; geen wonder, al
beriepen zich tegenover hem Van Vloten op zijn
oudere uitgaven en Fruin op zijn scherpzinniger
kritiek.
Oorspronkelijk onderzoek en nationale denk
beelden moesten in deze jaren van oplevende
vrije volkskracht hier en elders de hoofdzaak
zijn.
Door deze beide zijn dan ook de werken van
Groen van Prinsterer, Bakhuizen van den Brirk,
en J. van Vloten belangrijk; en vél is het dat
men nu, in zóó veranderde tijden, ze niet lezen
kan dan met het besef van hun uitmuntendheid.
* *
?*
Het afnemen, niet van de betrouwbaarheid
van het onderzoek (integendeel} maar wel van
de kracht van die denkbeelden, blijkt het eerst
uit de geschriften van prof. Fruin. Hij en Van
Vloten stonden midden in den stroom die ebben
ging. Van Vloten verzette zich. Fruin ebde
mee. Dit was een zaak van aard, meer dan van
deugdzaamheid. De rustige kracht waarmee
Bakhuizen onderzoek en gedachte beheerschen
kon resultante in hem van een heel oplevend
volksdom dat zijn dichter had in Potgieter, zijn
staatsman in Thorbecke, was in hen niet meer
mogelijk. Van Vloten mocht dat niet; hij was
aangeleid op krachtsuiting: maar zijn kracht
werd onrustiger. Huët stond naast hem, die
met heel anderen aanleg weer, op onvermijdelijke
machteloosheid zich wreekte door spot. Fruin
was de rustige, maar hij was ook geen idee
nheld. In hem won het het onderzoek.
Ea dat onderzoek, als een ondiepere stroom,
bevloeide al meer gronden. Het breidde zich
uit tot in al de schuilhoeken van het land van
onze herinnering. Geen restje zoo klein of het
werd bekabbeld door dien wetenslust. De Geschie
denis uitgeraasd na haar avontuurlijke
hartstochtlijke, politieke en religieuse loopbaan,
vestigde zich in het lage Leiden in een pro
fessoralen leerstoel en werd Wetenschap.
Ik zeg dit, wel met scherts, maar niet zouder
eerbied. De grootste bewegingen hebben hun
einde zoo goed als ze hun begin hadden. En
in Fruin was dat einde even eer- als
cerbiedwaard.
Maar het einde was het wel. Als men na
de zijne de geschriften ziet van ziju leerlingen,
dan mist men plotseling dien volleren geest,
zoo vol wijsheid en fijnheid toch, waarmee hij
onderscheidde en samenhield. De bizonderheid,
bij hem toch altijd levend in den adem van het
heele doorschouwd verleden, wordt bij hen be
mind om zichzelfs wille. En heil ons nog, als
ze, zooals bij Muller, nog bemind wórdt, als ze
niet verschamelt tot het geringe gewetene. De
schoolmeesterlijke specialiseering vervaart ons
dan, levenloos, en holoogig, belust op kleine
koude verstelseling als een kaleidoskoop.
De vorm van die geschiedschrijving is de
nuchtere zaakkuadige behandeling van geschil
punten. Zij handelt over de geschiedenis. Haar
is het leven van vroegere tijden niet tegen
woordig, zoodat al geeft ze er geen kleurig
beeld van, de gloed van die tijden er toch in
brandt. Zóó was het toch wel waarlijk bij alle
dezer-eeuwsche groote geschiedschrijvers, bij die
van het buitenland, en ook hier. De studie
over ouderdeelen is hier al dien tijd de vorm
geweest. Maar die studie groeide op uit een
gevoeld geheel.
Professor Mullers besprekingen zijn smaak
vol en duidelijk. In zijn Staat geeft hij van
allerlei staatsrechtelijke punten een helder over
zicht. Het staatsrechtelijk geraamte van onze
tradities was hem altijd vóór alles belangrijk;
en ook van dit nieuwe boek is het een groot
deel. Het is het werk van den rustigen burger
die het gelijk of ongelijk van zijn eigen tijd
graag ook door de preciese bescheiden van het
vroegere staatsrecht wil zien beslist. De ge
schiedenis als arsenaal voor parlementsleden. Ik
weet wel dat dit wettische altoos een van de
motieven voor historisch onderzoek geweest is
en de burgerlijke maatschappij er veelal om draait.
Toch is dit niet langer geschiedschrijving.
De akten die door onze vaderen zijn nagelaten
zijn hun leven niet en de heldere
uit-elkaarzetting van al dit papierene laat mij zoo koud.
Ook de plaatjes van den heer Unger zelfs. Deze
uiterlijke afbeelding wat beteekent ze als
ik het leven mis.
Onze tijd gaat over, opnieuw, naar
universeele bestrevingen. Het is wel onloochenbaar
duidelijk. En geen nieuwe beweging die niet
ook nieuw leven brengt. Ook in de geschied
schrijving. Laat men de geschiedenis naar stelsels
schrijven, ? laat men haar scheppen uit over
maat van verbeelding alles is me wel, als
ze maar leeft. Het feit in zijn stoffigheid,
bedokumenteerd door honderd akten, is dood zonder
het levende woord.
Dat verlang, verwacht ik van de geschied
schrijvers, de allerjongsten. Het is tijd. We
begeeren het. Niet de doode tijd is het belang
rijke, al bestreven we er het weten van. Maar
dat doode doorvorschende, drijft ons eigen leven
ons. Ons eigen leven willen we erin zien.
X'oord'.rik-aaa-Xcf. ALEERT VEK\VEY.
Boek en TiUift.
Tweemaandeiyksch Tijdschrift.
Er is in deze afl. een bijzonder opstel van
L. van Deyssel, niet zoo byzonder door de stijl,
want die is nog al gewrongen, maar door de
ontleding, (misschien wel zelfontleding), van
een brokstukje modern Caesarbegrip. Het is
de mensch, die anders is dan de anderen, dat
in uiterlijkheden tentoonspreidt, in waarheid
meent alles te mogen doen, toch niet groot en
niet sterk genoeg is ook door de omstandighe
den om alles te kunnen doen. Het is de
gedachte Caesar, die mist de kracht der daad,
daarom moet ondergaan of zich wijzigen.
Dit verloop wordt door v. Deyssel volgender
wijze beschreven.
De gedachte van den jonkman (v. Deyssel
laat die jonkman in Denemarken leven), wij
zigde zien in dien tijd, daar de werking van
het Alvermogen uitbleef, welke hem uiterlijk
tot den Opperste zoude maken en dus ook de
keerzijde dier werking, welke was de erkenning
van hem door de menschen als den opperste
te zijn, nam hy den toestand van disharmonie
als onveranderbaar aanwezig aan.
Hij keerde zich tegen het Leven, dat leeljjk
moest zy'n, daar het immers weigerde zijn beste
deel als zoodanig te erkennen en te plaatsen.
Want, waarom was het aan hém, die reedg
de eene helft der harmonische vereeniging
aanbracht, de aanwezigheid van het beste, ook
voor de erkenning en plaatsing daarvan te
zorgen? Was het niet aan de menschheid om
te zien, dat hier het beste was en de andere
helft van het werk te doen?
Bleek uit het uitblijven der werking van het
Al-vermogen wel de onvolledigheid zijner natuur
en waren het wel de edelste keizers geweest,
die zich van onder af tot het keizerschap had
den opgewerkt? En zouden de edelste keizers
dat hebben gekund indien de omstandigheden
dat noodzakelijk hadden gemaakt op dat z\j
zich deden gelden?
De menschheid kon niet zien, dat hier het
beste was, en h\j mocht en kon dus ook niet
anders dan, om de liefde van het beste, de
menschheid. die, blind voor het beste zjjnde,
zelve dus het zeer leeljjk en slechte was, haten".
De vroege middeneeuwen met zjjn
pelgrimtochten naar het Heilige Land beschryft ons
dr. T. J. de Boer. De eerste reisbeschrijving
is van een anoniemus uit Bordeaux, ongeveer
333 na Christus. De hoofdpersoon waarom,
in de eerste jaren der vjjfde eeuw, zich alles
groepeert, is de H. Hieronymus, die het weel
derige Rome ontvlucht, om in 't Oosten afzon
dering en eenzaamheid te vinden. Hij wordt
door velen gevolgd.
Achtereenvolgens laat dr. de Boer voor ons
voorbijtrekken, de vrouwefiguren van Melanie
en Paula, van Silvia van Aquitanië, daarna
de reiziger Postumianus.
Een ommekeer ontstaat door de H.
Augustinus, die de bedevaarten naar het Oosten niet
veroordeelt, maar zegt: ga naar het Oosten om
gerechtigheid en vaar naar het Westen om
vergeving van zonden te ontvangen. Rome werd
opnieuw het doel van bedevaarten.
Jerusalem, zegt dr. de Boer, is een Babel
van godsdiensten geworden. Heden ten dage
Trademarfc
THEE - E. BRANDSMA.
Traiemark
KOLDIIHJ&COBBIÈRI,
A L KID SC H K S T K.n
*" -A.MSXKKIJA.JVI. «
Groot Beddenmagazgn.
Groote collectie Wiegen,
Kinderledekanten, Luiermanden,
Babytafeltjes, Babybascnles, etc.
etc. Vraagt geïllustreerde catalogus.
Inslituut-Hagenheek,
DEVENTER.
Opleiding voor alle Examens.
HANDELSSCHOOL.
Een boek voor iedereen die belang
stelt in zijn gezondheid.
Heden verscheen:
die men kan voorkomen,
DOOR
Dr. Ph. KOOPERBERG,
Arts.
Alom voorhanden.
Specialiteit van Overhemden op maat,
Dassen, Boorden, Manchetten, etc.,
bij VVE W. VAM DJE2R HULST
Hofleverancier.
Reis artikelen. Parapluies.
167 Kalverstraat, AMSTERDAM.
Cacaofabriek Mexico".
Cacaofobrïkanten,
KOOG a. d. ZAAN,
HOLLAND.
KINADRUPPELS van Dr. DE VRIJ,
Het krachtigst werkend middel tegen
Malaria (binnenkoortsen) algemeene
zwakte, bloedarmoede en bleekzucht.
Vraagt overal de Q verzegelde flacons
a f 1.?, voorzien van nevensstaand
fabrieksmerk. Men lette daarop.
Bjj overmaking van een postwissel a
? 1.15 volgt franco toezending door de
Chemische Fabriek
van H, fiANNING, Ben Haag.
PHILIPPONA KETELAAR,
Kalverstraat 166.
Van af Maandag- 16 tot en met Zaterdag
38 Januari a.s.
Buitengewoon Voordeelige Aanbieding
eener groote partij onfrissche modellen en onparige getallen
Ondergoederen, Restanten Ser
vetgoederen, Lappen Linnen enz.,
tot uiterst lage prijzen a contant zonder eenige korting.
DUNKT HOLLANDIA" TAFELWATER.
VILLA.
maanden Juni, Juli en Augustus
omgeving van AMSTERDAM, liefst in
Voor de
wordt in de
't GOOI, TE HUUR GEVRAAGD een kleine
gemeubileerde villa met grooten Tuin.
Voor uitstekende, zorgvuldige behandeling van
de meubelen wordt ingestaan.
Brieven met prijsopgave enz. onder letters D M
aan het bureau van dit blad.
l Kraepelien en Holm's S
SALMIAK-PASTILLES, jj(
i algemeen erkend als het beste mid- ffl
j del bij Hoest en Verkoudheid. }fl
Het is een slymoplossend en ver- y
zachtend middel bij uitnemend- C}
heid. Verkrijgbaax bij de meeste K
Apothekers en Drogisten. Prys per K
fleschje 20 Ct. ju
jjf Alleen echt in Q] fleschjes, H
voorzien van etiquet, waarop de }G
handteekening van H]
L KRAEPELIEN & HOLM, g
Zeist, Hofleveranciers. K
Gevestigd te Amsterdam, Dam rak 74,
Goedgekeurd Trij Koninklijk lleslmt van 3 December 1895, N". 38.
Maatschappelijk Kapitaal/1,800,000,
Directeuren: Mr. c. L. SCOTT en Mr. PAUL L. MULDER.
^ Commissarissen: W. J. GEEKTSEMA, Amsterdam; JOAN H. SCHMITZ, Amsterdam; Dr. Ju. VAN
GBUNS, Amsterdam; J. C. VAN GOENS, 'sffrarenkage; Dr. S. J. HALBERTSMA, Rotterdam; Prof
r. W. KAPTEUN, Utrecht; Mr. J. LTTDEN, Amsterdam; Prof. Dr. J. A. C. OUDEMANS, Utrecht;
Jhr. K VAN REENEN, Zeist en E. W. SCOTT, Amsterdam.
, IW De Maatschappij ver-zekert pensioenen, uitte betalen 200 dikwijls en zoolang
, ver5ekerde door invaliditeit, onverschillig of deze voortspruit uit ziekte of on
geluk, buiten staat is zijne beroepsbezigheden te verrichten.