De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 22 januari pagina 6

22 januari 1899 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1126 ren waarin het volk dat liefheeft door zijn smaak noch door zijn waarheidsliefde kannen worden geduld deze beminnear van het stille tafreel en de fijn-versponnen bizonderheid is zeer zeker niet wat de feestvierende ntenigte van haar redenaar wenscht. Hoe komt dan die schijn bij deze werklijkheid P Hoe komt het dat de in 't verborgen zoekende, de heel niet luidruchtige geleerde voornamelijk dan in het openbaar optreedt als de van haar zaak zekere menigte het luidruch tigst is? Een andere vraag. Is de heer Maller zulk een groot geleerde dat een voorstelling van eenig tijdvak van onze geschiedenis door hem, gestadig door alle geleerden van zijn soort wordt begeerd? Ik geloof het niet. Is hij zulk een man van smaak en zulk een schrijver dat een boek van hem, 't zij dat het nieuws brengt of het oude saamvat, door tal van leeken te allen tijde wordt verlangd ? Neen; en wat meer is, zijn bescheidenheid is zoo groot en zijn zelf-kennis zoo nuchter dat hij dit ook niet meent. Meer dan dat optreden bemint hij ook de navorsching om zichzelfswille. Maar wat voor reden is er j dan voor zulk een man tot openlijke meedeeling. Voor zoover hij er lust in fieeft kou hij dien sinds jaren als hoogleeraar voldoen. Tot meedeeling in ruimeren^ kring is er voor hem geen enkele reden dan dat nu en dan onder den drang van vaderlandsche feestviering publiek of uitgever er om vraagt. Zooals bij alle zeer bescheidenen of zeer op hun rust gestelden is er drang van buiten noodig voordat hij spreekt. Het merkwaardige hierin is niet dat een kamergeleerde eerst spreekt bij een aanleiding. Alle verlegenen doen zoo. Maar het merk waardige is dit, dat sinds de laatste kwarteeuw de nederlandsche feestredenaars kamergeleerden zijn. De heer Muller staat alleen, in zooverre als hij van de schrijvers die zich naar aanleiding van de kroningsfeesten vaderlandslievend geuit hebben, de beste is. Maar niet alleen staat hij daarin dat hij de geschiedenis beoefent als een kleine, genoegelijke wetenschap. Klein en genoegelijk, ea als iets dat men weet, voelt niet zoozeer (hoewel hij ook daarin nog boven anderen te prijzen is), voelt met een zekeren hartstocht nooit. Daarin is hij het tegendeel van een eenzame, daarin is hij de type van een geslacht dat op een heel ander geslacht van geschiedschrijvers is gevolgd. f f # De beweging die het van 1815 tot 1870 in ?egepraal op zegepraal door heel Europa winnen ging was die van de Nationale Idealen. Van Engeland was ze uitgegaan dat uit eigen inge boren volkskracht de beweging van de Universeele Idealen, voorgesteld in Napoleon, had weerstaan. Krachtigst en minst sentimenteel had het de algemeenheids-liefden van Europa afgestroopt, op het oogenblik dat ze gevaarlijk werden voor zijn nationaal bestaan. En ondanks de terugwerkende invloeden van de regeeringen en de tegenwerkende invloeden van de algemeenheid-ininnenden, was gén volk van Europa in staat andere denkbeelden te verwerklijken dan elks oude Nationale Ideaal. De Eenheid van het Duitsche Rijk was er het laatste van. Hier was het de vestiging van het Koninkrijk van de Zeven Provinciën, met een Koning uit het huis van Oranje, met een grondwet zooals die in 1848 ontstond. Eén van de werkingen die uit het streven naar en het verwezenlijken van deze Idealen door heel Europa uitgingen, was navorsching van de geschiedenis. En nu eerst was die moge lijk. Tegelijkertijd toch dat hartstocht voor de volksgemeenschap in alle landen ontwaakte traden die^landen tot elkander in nieuwe veel vrijere verhoudingen: het verkeer, algemeen geworden tusschen die op allerlei wijs met elkaar in aanraking gekomen machten, sloot het ver keer tusschen de kennis die zij over elkaar bezaten in. De verkeersgemeenscfaap en -vrij heid was wat overschoot van de gemeenschapsstrevingen, ook na de verbizondering van de natiën. De regeeringen ook waren demokratischer, werden meer gevoerd in openbaarheid. Een oude tijd was bovendien afgesloten en de oude geheimen voor de bezittenden waardeloos. De archieven werden geopend en de werkers uit elk volk waren in staat de dokurnenten te lichten over zijn vroeger bestaan. Het groote feit van den modernen tijd was het vrije verkeer lichamelijk en geestelijk tus schen naar eigen idealen gevestigde natiën. Zóó ontstond een geschiedschrijving met twee kenmerken: krachtige, nationale denkbeelden, en oorspronkelijk onderzoek. Een negatief kenmerk was het ontbreken van vormenrijke kleurige afbeelding. Die behoort tot de klassieke tijdperken als de verheerlijkende verbeelding zich met de geschiedenis bezig houdt en niet rust voor de herinnering in vaste ge stalten leeft. Het eigenlijke geschiedverhaal, het boeiende tafreel van het gebeurde, het tast en zichtbare dat had hier Hooft gemaakt, en er was geen denken aan dat dit met scherp verstand vorschende volk het hem overdeed. Het is niet uit te spreken hoe dom het is, wat Jan ten Brink gedaan heeft, den stijl van liorbecke, Fruin e. a. voortestellen als eeu verbete ring op den stijl van Hooft. De stijl van al onze geschiedschrijvers, hoe vol kracht en geest drift soms, bleef verstandelijk. Zij waren strijders voor nationale beginselen, naspeurders van natio nale herinneringen, niet de scheppers van het in rijke voldaanheid genoten beeld. Geen wonder was het dat zij Arends ondernemen, die met natuurlijke liefde de geschiedenissen ging pennen die hij zoo beminde, afkeurden. Noch de denk beelden van zijn tijd noch de nieuwe vondsten kon hij genoegzaam tot hun recht brengen. Geen wonder was het ook dat het kleurigste tafreel van onze geschiedenis door den schrijver van een al veel evenwichtiger volk dan de Europeesche, door den Amerikaan Motley, als was het een onderdeel van de geschiedenis van zijn voor vaders, geschreven werd; geen wonder, al beriepen zich tegenover hem Van Vloten op zijn oudere uitgaven en Fruin op zijn scherpzinniger kritiek. Oorspronkelijk onderzoek en nationale denk beelden moesten in deze jaren van oplevende vrije volkskracht hier en elders de hoofdzaak zijn. Door deze beide zijn dan ook de werken van Groen van Prinsterer, Bakhuizen van den Brirk, en J. van Vloten belangrijk; en vél is het dat men nu, in zóó veranderde tijden, ze niet lezen kan dan met het besef van hun uitmuntendheid. * * ?* Het afnemen, niet van de betrouwbaarheid van het onderzoek (integendeel} maar wel van de kracht van die denkbeelden, blijkt het eerst uit de geschriften van prof. Fruin. Hij en Van Vloten stonden midden in den stroom die ebben ging. Van Vloten verzette zich. Fruin ebde mee. Dit was een zaak van aard, meer dan van deugdzaamheid. De rustige kracht waarmee Bakhuizen onderzoek en gedachte beheerschen kon resultante in hem van een heel oplevend volksdom dat zijn dichter had in Potgieter, zijn staatsman in Thorbecke, was in hen niet meer mogelijk. Van Vloten mocht dat niet; hij was aangeleid op krachtsuiting: maar zijn kracht werd onrustiger. Huët stond naast hem, die met heel anderen aanleg weer, op onvermijdelijke machteloosheid zich wreekte door spot. Fruin was de rustige, maar hij was ook geen idee nheld. In hem won het het onderzoek. Ea dat onderzoek, als een ondiepere stroom, bevloeide al meer gronden. Het breidde zich uit tot in al de schuilhoeken van het land van onze herinnering. Geen restje zoo klein of het werd bekabbeld door dien wetenslust. De Geschie denis uitgeraasd na haar avontuurlijke hartstochtlijke, politieke en religieuse loopbaan, vestigde zich in het lage Leiden in een pro fessoralen leerstoel en werd Wetenschap. Ik zeg dit, wel met scherts, maar niet zouder eerbied. De grootste bewegingen hebben hun einde zoo goed als ze hun begin hadden. En in Fruin was dat einde even eer- als cerbiedwaard. Maar het einde was het wel. Als men na de zijne de geschriften ziet van ziju leerlingen, dan mist men plotseling dien volleren geest, zoo vol wijsheid en fijnheid toch, waarmee hij onderscheidde en samenhield. De bizonderheid, bij hem toch altijd levend in den adem van het heele doorschouwd verleden, wordt bij hen be mind om zichzelfs wille. En heil ons nog, als ze, zooals bij Muller, nog bemind wórdt, als ze niet verschamelt tot het geringe gewetene. De schoolmeesterlijke specialiseering vervaart ons dan, levenloos, en holoogig, belust op kleine koude verstelseling als een kaleidoskoop. De vorm van die geschiedschrijving is de nuchtere zaakkuadige behandeling van geschil punten. Zij handelt over de geschiedenis. Haar is het leven van vroegere tijden niet tegen woordig, zoodat al geeft ze er geen kleurig beeld van, de gloed van die tijden er toch in brandt. Zóó was het toch wel waarlijk bij alle dezer-eeuwsche groote geschiedschrijvers, bij die van het buitenland, en ook hier. De studie over ouderdeelen is hier al dien tijd de vorm geweest. Maar die studie groeide op uit een gevoeld geheel. Professor Mullers besprekingen zijn smaak vol en duidelijk. In zijn Staat geeft hij van allerlei staatsrechtelijke punten een helder over zicht. Het staatsrechtelijk geraamte van onze tradities was hem altijd vóór alles belangrijk; en ook van dit nieuwe boek is het een groot deel. Het is het werk van den rustigen burger die het gelijk of ongelijk van zijn eigen tijd graag ook door de preciese bescheiden van het vroegere staatsrecht wil zien beslist. De ge schiedenis als arsenaal voor parlementsleden. Ik weet wel dat dit wettische altoos een van de motieven voor historisch onderzoek geweest is en de burgerlijke maatschappij er veelal om draait. Toch is dit niet langer geschiedschrijving. De akten die door onze vaderen zijn nagelaten zijn hun leven niet en de heldere uit-elkaarzetting van al dit papierene laat mij zoo koud. Ook de plaatjes van den heer Unger zelfs. Deze uiterlijke afbeelding wat beteekent ze als ik het leven mis. Onze tijd gaat over, opnieuw, naar universeele bestrevingen. Het is wel onloochenbaar duidelijk. En geen nieuwe beweging die niet ook nieuw leven brengt. Ook in de geschied schrijving. Laat men de geschiedenis naar stelsels schrijven, ? laat men haar scheppen uit over maat van verbeelding alles is me wel, als ze maar leeft. Het feit in zijn stoffigheid, bedokumenteerd door honderd akten, is dood zonder het levende woord. Dat verlang, verwacht ik van de geschied schrijvers, de allerjongsten. Het is tijd. We begeeren het. Niet de doode tijd is het belang rijke, al bestreven we er het weten van. Maar dat doode doorvorschende, drijft ons eigen leven ons. Ons eigen leven willen we erin zien. X'oord'.rik-aaa-Xcf. ALEERT VEK\VEY. Boek en TiUift. Tweemaandeiyksch Tijdschrift. Er is in deze afl. een bijzonder opstel van L. van Deyssel, niet zoo byzonder door de stijl, want die is nog al gewrongen, maar door de ontleding, (misschien wel zelfontleding), van een brokstukje modern Caesarbegrip. Het is de mensch, die anders is dan de anderen, dat in uiterlijkheden tentoonspreidt, in waarheid meent alles te mogen doen, toch niet groot en niet sterk genoeg is ook door de omstandighe den om alles te kunnen doen. Het is de gedachte Caesar, die mist de kracht der daad, daarom moet ondergaan of zich wijzigen. Dit verloop wordt door v. Deyssel volgender wijze beschreven. De gedachte van den jonkman (v. Deyssel laat die jonkman in Denemarken leven), wij zigde zien in dien tijd, daar de werking van het Alvermogen uitbleef, welke hem uiterlijk tot den Opperste zoude maken en dus ook de keerzijde dier werking, welke was de erkenning van hem door de menschen als den opperste te zijn, nam hy den toestand van disharmonie als onveranderbaar aanwezig aan. Hij keerde zich tegen het Leven, dat leeljjk moest zy'n, daar het immers weigerde zijn beste deel als zoodanig te erkennen en te plaatsen. Want, waarom was het aan hém, die reedg de eene helft der harmonische vereeniging aanbracht, de aanwezigheid van het beste, ook voor de erkenning en plaatsing daarvan te zorgen? Was het niet aan de menschheid om te zien, dat hier het beste was en de andere helft van het werk te doen? Bleek uit het uitblijven der werking van het Al-vermogen wel de onvolledigheid zijner natuur en waren het wel de edelste keizers geweest, die zich van onder af tot het keizerschap had den opgewerkt? En zouden de edelste keizers dat hebben gekund indien de omstandigheden dat noodzakelijk hadden gemaakt op dat z\j zich deden gelden? De menschheid kon niet zien, dat hier het beste was, en h\j mocht en kon dus ook niet anders dan, om de liefde van het beste, de menschheid. die, blind voor het beste zjjnde, zelve dus het zeer leeljjk en slechte was, haten". De vroege middeneeuwen met zjjn pelgrimtochten naar het Heilige Land beschryft ons dr. T. J. de Boer. De eerste reisbeschrijving is van een anoniemus uit Bordeaux, ongeveer 333 na Christus. De hoofdpersoon waarom, in de eerste jaren der vjjfde eeuw, zich alles groepeert, is de H. Hieronymus, die het weel derige Rome ontvlucht, om in 't Oosten afzon dering en eenzaamheid te vinden. Hij wordt door velen gevolgd. Achtereenvolgens laat dr. de Boer voor ons voorbijtrekken, de vrouwefiguren van Melanie en Paula, van Silvia van Aquitanië, daarna de reiziger Postumianus. Een ommekeer ontstaat door de H. Augustinus, die de bedevaarten naar het Oosten niet veroordeelt, maar zegt: ga naar het Oosten om gerechtigheid en vaar naar het Westen om vergeving van zonden te ontvangen. Rome werd opnieuw het doel van bedevaarten. Jerusalem, zegt dr. de Boer, is een Babel van godsdiensten geworden. Heden ten dage Trademarfc THEE - E. BRANDSMA. Traiemark KOLDIIHJ&COBBIÈRI, A L KID SC H K S T K.n *" -A.MSXKKIJA.JVI. « Groot Beddenmagazgn. Groote collectie Wiegen, Kinderledekanten, Luiermanden, Babytafeltjes, Babybascnles, etc. etc. Vraagt geïllustreerde catalogus. Inslituut-Hagenheek, DEVENTER. Opleiding voor alle Examens. HANDELSSCHOOL. Een boek voor iedereen die belang stelt in zijn gezondheid. Heden verscheen: die men kan voorkomen, DOOR Dr. Ph. KOOPERBERG, Arts. Alom voorhanden. Specialiteit van Overhemden op maat, Dassen, Boorden, Manchetten, etc., bij VVE W. VAM DJE2R HULST Hofleverancier. Reis artikelen. Parapluies. 167 Kalverstraat, AMSTERDAM. Cacaofabriek Mexico". Cacaofobrïkanten, KOOG a. d. ZAAN, HOLLAND. KINADRUPPELS van Dr. DE VRIJ, Het krachtigst werkend middel tegen Malaria (binnenkoortsen) algemeene zwakte, bloedarmoede en bleekzucht. Vraagt overal de Q verzegelde flacons a f 1.?, voorzien van nevensstaand fabrieksmerk. Men lette daarop. Bjj overmaking van een postwissel a ? 1.15 volgt franco toezending door de Chemische Fabriek van H, fiANNING, Ben Haag. PHILIPPONA KETELAAR, Kalverstraat 166. Van af Maandag- 16 tot en met Zaterdag 38 Januari a.s. Buitengewoon Voordeelige Aanbieding eener groote partij onfrissche modellen en onparige getallen Ondergoederen, Restanten Ser vetgoederen, Lappen Linnen enz., tot uiterst lage prijzen a contant zonder eenige korting. DUNKT HOLLANDIA" TAFELWATER. VILLA. maanden Juni, Juli en Augustus omgeving van AMSTERDAM, liefst in Voor de wordt in de 't GOOI, TE HUUR GEVRAAGD een kleine gemeubileerde villa met grooten Tuin. Voor uitstekende, zorgvuldige behandeling van de meubelen wordt ingestaan. Brieven met prijsopgave enz. onder letters D M aan het bureau van dit blad. l Kraepelien en Holm's S SALMIAK-PASTILLES, jj( i algemeen erkend als het beste mid- ffl j del bij Hoest en Verkoudheid. }fl Het is een slymoplossend en ver- y zachtend middel bij uitnemend- C} heid. Verkrijgbaax bij de meeste K Apothekers en Drogisten. Prys per K fleschje 20 Ct. ju jjf Alleen echt in Q] fleschjes, H voorzien van etiquet, waarop de }G handteekening van H] L KRAEPELIEN & HOLM, g Zeist, Hofleveranciers. K Gevestigd te Amsterdam, Dam rak 74, Goedgekeurd Trij Koninklijk lleslmt van 3 December 1895, N". 38. Maatschappelijk Kapitaal/1,800,000, Directeuren: Mr. c. L. SCOTT en Mr. PAUL L. MULDER. ^ Commissarissen: W. J. GEEKTSEMA, Amsterdam; JOAN H. SCHMITZ, Amsterdam; Dr. Ju. VAN GBUNS, Amsterdam; J. C. VAN GOENS, 'sffrarenkage; Dr. S. J. HALBERTSMA, Rotterdam; Prof r. W. KAPTEUN, Utrecht; Mr. J. LTTDEN, Amsterdam; Prof. Dr. J. A. C. OUDEMANS, Utrecht; Jhr. K VAN REENEN, Zeist en E. W. SCOTT, Amsterdam. , IW De Maatschappij ver-zekert pensioenen, uitte betalen 200 dikwijls en zoolang , ver5ekerde door invaliditeit, onverschillig of deze voortspruit uit ziekte of on geluk, buiten staat is zijne beroepsbezigheden te verrichten.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl