Historisch Archief 1877-1940
1126
DE A.MSTEÏID A.M5IBR WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
9
had- ZQR indien een. groet
landborawgenoot«cfaap, in het beeit z^nde van vele
intellectu«eièkuchten, aan den leiband ging loopen
vaa iemand die vrftliandelugezinde
neigingingen heeft, 't geen wij van den redakteur,
den heer Reinders, meenen te moeten veron
derstellen;Wwrtpakter; Jan. 1899. D. K. MANSHOLT.
immmmiinmmiiiiiiw
Sclieteen door Jan Erker.
i.
Vagebonden.
Ik heb. altijd een b^zoadere voorliefde gehad
voor vagetanuten: kawnMspeinMEsehen, straat
muzikanten en in 't algemeen aL die
trekvogelüonder de menschen die even gced thuis
zrja in de dorpsherbergen, en achterbuurtslaap
steden van' het continent als wij in de berg
kamer' j -8 op onzen z Ider, lieden met alleen
«en overjas en triekootje aan, en die de politie
slechts dan beschermt wanneer z\j hen voor
?den zooveelsten keer over de grenzen zet.
Ik h:b voorliefde voor se; zelfs bewondering;
ja ik benijd hen.
Waar ifc deze geveelens voor die onwezei»
heb weet ik niet Misschien ben ik
zelf geboren voor vagebond, maar door de bal
dadigheid van het lot juist het kind geworden
van ouders bij wie ik mijn gebooztebesteminJB'g"
nooit zou hebben kunnen volgen, want ik ben
heusch netjes opgevoed; ik kon al vroeg met
twee woorden spreken, heb sinds me derde
jaar nooit meer iets met me linkerhand gege
ven, en tot mijn eerste reisje, ala
eiadexaminandus, nimmer in een hotel geslapen ; ik ben
tot nu toe wel-is-waar drie keer verhuisd,
maar onder hetzelfde dak, van d« kinderkamer
naar een huiswerkkamertje op den achterzolder
-en vandaar naar het bovenvoorvertrek waar ik
uu nog als student woon; en ik heb mij maar
twee wereldbeschouwingen kunnen vormen :
van. uit het voor- en achterhuis bij me pa.
Ik zou dus volgens alle wetten der waar
schijnlijkheid te zér fatsoenlijk en te weinig
nenehelgk moeten wezen om wat voor vage
bonden te voeten. Maar ze zijn me sympathiek,
en. toen. van morgen zes Duitsche, stadspijpers
een valseh Flscherin" voor- 't huis kwamen
spelen heb ik ze »1 me dnppie» gegeven, na
tuurlijk de onverschilligheid voorwendende die
ik aan mijn heer-heid verschuldigd ben, maar
met den atillea weemoed van een, dien te laat
iewust is geworden, dat hij op een verkeerde
ruit van 'c maatschappelijke schaakbord is te
recht gekomen; op de plaats van den loggen
koning met de. natuur van 't springende paard.
Zoo ben ik ook dezer dagen naar 't
paardenspel van Dassie geweest, dat door het
dprp trok met zijn manke bruiiie, en z\jn
schimmel zonder haar op den staart, met
vtr?kouden trompetten onder een lek tentzeil, een
parodie op een pracht van pseudo-bloote lij ven,
de lichies en li\ reien in 't circus van Carré.
Eens heb ik zelfs mijn goeden naam gewaagd,
?door op een heeten dag en een stillen
binnen?weg met e«n ouden slokkerd te wandelen die
op zijn 73ste jaar nog met zyn viool door de
wereld moest rondkomen.
Het kan ook zijn dal ik me dwaze voor
keur heb van me eersten muziekmees er, een
korte gezette man, met schrandere oogjes in
een gevuld gezicht van tp'ts profiel met scherpen
neus, borstelig uitstekende korte snor en naar
achteren staand steil grijs haar, de oprichter
en directeur van papa zijn liethebberyorkest
en sedert jaren de huismusicus van ons erentfest
gezin. Herr Crausen was begonnen als straat
muzikant. Als ik mijn lesje goed gekend had
op de viool: ,1e préaux clerch", Yankee
doodle" of Guillaume Teil", geloof 't maar,
't waren slechts genormaliseerde deuntjes
dan hield hij zijn woord en vertelde een stukje
«it zijn levensgeschiedenis. In 't dagelijksche
schoolleven: altijd op dezelfde banken, met de
zelfde vervelende boeken, en onder den druk
van denzelfden onuitstaanbaren schoolirik,
?daar leerde ik de waarheid van Mirza Schaffy's
Thor":
das der Mensch zum Leiden geboren worden ;
maar dit was een leven van avontuur en genot,
waar hij van vertelde. Hij was een Duitsche
boerenzoon. Hij moest altijd; mur'ek makenr,
als er nalit&r" door zijn derp kwam,- c«a
enkelen keer 's zomers, tijdens de maneuvers,
liep hij den troep uren na, oia de muziek, en
drilde zijn vriendjes in 't dorp oia de stokken
die hij gehoord had na te spelen, hij, op een
viool van de» kaster, de- andere» op
eig«ngesneden vlier fluitjes, n op een omgekeerden
kamerpot met een hard stuk leer bespannen.
En de uitvoering geschiedde op een aard
appelveld.
Maar dan kwam zijn vader op 't lawaai af
en haalde hem uit den troep weg, want bij
moest het tuintje wieden, en zijn moeder gaf
'm nog een paar trappen toe, omdat hij ver
geten had de kippen te voeren.
Eens was 't weer l^nte geweest en bijna
zomer geworden. Pinkster was voorbij i de
staxjapijpera hadden, op Paasch- en
Pinkster
morgen de koralen geblazmt over hun ontwa
kende stad; ze waren nu vrij, en trokken toe
terend naar den vreemde. Ze kwamen door
zijn dorp, en hij liep ze na H\j is er nooit
terug geweeht. lig heeft in Zwitserland en
Italiëgereisd, Zuidelijke brunettes bemind en
succes gehad op de planken van veel boeren
herbergen.
Toen ik hem kort voor zijn dood, door een
beroerte verlamd en kwijlend uit zijn mond,
bezocht op een kleine ongemeubelde kamer,
eelt insteek" in de Gerard Dou, zag bij dat
ik naar een krans van stoingbruine blaren keek
met schimmelvlekken op 't fletsverschoten roode
l'nt, hangende aan den muur tegenover zyn
bed. Hij richtte zich wat op, zijn oogjes, thans
flauw en zonder licht, gingen open en glin
sterden: ja, Pritzchen das ist d«r
Lorbeerkranz mitdem mich meine tchwarze Clairette
geschmückt, als ich meinen Triumph feierte im
Ouden Frankreichs."
Niet veel later is hij gestorven; en de krans
van zijn schwarze Clairette heeft op de kist
gelegen: voor hem waren de lauweren der
kunst gegroeid aan den Boom des Levens in
Liefdes Paradijs.
Gelukkige vagabond.
Zoo misschien kwam ik de vagebonden te
benijden.
Mislukte levens door onmachtigen hartstocht;
maar hartstocht, maar genot!
Verloren geluk door aandrijvende aspiratie,
maar emotie, maar genot.
En ik bewonder de zwervers, de
dwaalsterren immer moe, en nimmer rustend, steeds
gejaagd, te midden van de vaste sterren, die
heel vast staan in het heelal der maatschappij.
Veel menschen aullen dat bewonderen gek
vinden; zooals elke mijnheer die zijn gansene
leven besteed heeft met zich achter zijn les
senaar tot een sieraad van zjjn geboortestad
te maken; en elk jungmensch dat nu en dan
gereisd heeft, z.a. hij 't zegt, maar die feitelijk
een jydehjk voorwerp büzijn reizen was; dat
in de fashionabele hot els geen andere menschen
heett ontmoet, dan den cosmopolitischen kellner
die hem naar z\jn fooi schat; en hetwelk in
de buitenlandsehe museums heeft opgemerkt
dat er de schi'derijen door andere schilders zijn
gemaakt dan in de verzameling zijner woon
plaats; allen zullen 't dwaas noemen, die geluk
noemen een leven langdradig en ongeschokt,
als dat van hun voorb'eldige medeburgers.
En toch ik bewonder, door een innerlijke
sympathie bewogen, de armzalige menschen die
nergens en overal thuis z\jn, voor wie geen
eentonigheid dan in de wisseling van avontuur
bestaat, die in een voortdurenden strijd wor
stelen tegen weersgesteldheden en
politiereglementen ; die door eigen onverdroten inspanning
een bestaan voeren eervoller dan de positie
welke Heerengrachtshuizen van hun ouders
geërfd hebben, zonder iets anders er voor te
doen dan als hunner vaderen zoons geboren
te worden.
IIIIIIIIIIIMIIItllllllllllllllllltlMHIIIIIIIIIIHIIIIIIIIMIIIIIUIIHIIIIIIIIIIlUftUI
ALLERLEI.
De belangrijkste daad in de ige eeuw.
Het Kleine Journal te Berlijn heeft een
enquête geopend over de volgende vraag:
»Wat kan men als de belangrijkste daad in
de 19e eeuw beschouwen." Veel bijzonders is
hier niet op geantwoord, daar men de vraag
zonder voorwaarden eigenlijk niet beantwoorden
kan. en ieder een andere opvatting zal hebben,
De Nederlandsche Opera.
Solo Soprano: con fuoco :
Geld is een nuttig ding;!
Die daarvan veel ontving
Die ?
al naar hij de wetenschap hooger stelt dan de
politiek of deze hooger schat dan de bescha
ving. Zooals te verwachten was, hield het
meerendeel der heeren, aan wien men de
netelige vraag voorlegde, de stichting van
het Duitsche Rijk door Bismarck voor de grootste
daad van deze eeuw. Natuuronderzoekers en
artsen waren voor het door Robert von Mayer
ontdekte beginsel van het behoud van arbeids
vermogen, voor de theorie van Darwin, voor
de antiseptische methode van Listor, voor de
uitvinding van het chloroform, voor de grondleg
ging der bacteriologie, voor de spectraalanalyae,
enz. Bertha von Suttner houdt het
vredesmanifest van den Czaar, haar man het optreden
van Zola en Picquart, mevrouw von Troll
Barostyani de «vrouwenbeweging" voor de
belangrijkste daad van onze eeuw. Men ziet:
zooveel hoofden, zooveel zinnen, en ieder heeft
gelijk van zyn standpunt. Wij voor ons
vinden het antwoord van Ludwig Fulda het
best: »De ontdekking van het sociale geweten".
Dit komt overeen met de meening van den
schilder Lesser Ury, dat als volgt luidt: >De
grootste daden van de 19e eeuw op het gebie4
van politiek, wetenschap en kunst hebben er
toe bijgedragen, den menschelijken geest zoover
te bevrijden, te reinigen mocht ik wel zeggen,
dat de sociale quaestie in alle beschaafde
staten van de grootste beteekenis is geworden.
Hierin schijnt mij de belangrijkste daad van
de 19e eeuw te liggen."
De geschiedenis der visitekaartjes.
i In deze dagen van nieuwjaarswenschen rijst
de vraag: Wanneer en waar zijn in Europa
de visitekaartjes in gebruik gekomen 1 Men
weet dat dit gebruik in China zeer oud is; in
Europa kan men ze echter pas in de 16e eeuw
aanwijzen, voornamelijk in Venetië, dat toen
de toonaangevende stad van Europa was. Uit
verschillende onderzoekingen blijkt echter, dat
de visitekaartjes uit Duitschland naar Veneti
gebracht zijn, en wel door Duitsche studenten,
die in Padua studeerden. Deze Duitschers
plachten na afloop van hun studiën hun pro
fessoren een bezoek te brengen. Als zij den
professor niet thuis vonden, lieten zij hun
kaartje achter.
Deze gewoonte, ^|e zoo geheel met onze
tegenwoordige overeenkomt, was in Italiëiets
nieuws, zooals uit de brieven van de professoren
uit Padna blykt. Men heeft onlangs zulk een
visitekaartje jn Venetiëgevonden. Professor
Giacomo Contarini had het den löen Janueri
1572 als merkwaardigheid in een brief aan
een van zijn vrienden gestuurd. Het kaartje
draagt in het midden een gekleurd wapen met
het onderschrift: «Espoir me confort." Boven
het wapen staat met de hand geschreven;
«Johannes Westerholt Westphalus Scribebat
Patavii 4 martii 15+60." Professor Contarini
verzekert uitdrukkelijk, dat de Duitsche student
hem een bezoek wilde brengen en, daar luj
niet thuis was, een kaartje met zijn wapen en
zyn naam achtergelaten heeft, hetgeen volgens
hem een even merkwaardige als hoffelijke ge
woonte was.
SNUIFJES.
Hoe staat het nu met Esterhazy en het
Handelsblad^ Dadelijk, toen ik het zoo
mensehkundig opgesteld verhaal van een
ontmoeting tusschen den Uhlan en een
verslaggever van dat blad, had gelezen,
heb ik verklaard geen woord er van te
elooven. Onmogelijk, zei ik, dat het
Banelsblad zich met den vent zou hebben
ingelaten, daarvoor heeft het te dikwijls
getoond, hoe zeer hij den majoor, die zelfs
in Frankrijk ! zijn legioen van eer verloor,
yerachtte. En wat is nu gebleken ? Dat
ik al weer gelijk heb gehad. Niemand
minder dan Esterhazy zelf heeft aan een
Engelsch reporter medegedeeld, dat hij zich
door geen Nederlandsen verslaggever de
tong heeft laten schrapen. Bovendien komt
het Handelsblad even daarna, en dat nog
?wel bij penne van niemand minder dan den
Van-dag-tot-dagschrijver dit bevestigen,
?door Esterhazy aan te duiden als een
»middeleeuwseh huursoldaat", dat wil zeg
gen, iemand wien je alleen zoudt kunnen
ondervragen, om je oudheidkundige kennis
te vermeerderen. De zaak is dus uit en ik
heb het pleit gewonnen.
Zoo zou men deuken, maar jawel, daar
zijn nog altijd menschen, die stokstijf blij
ven beweren, dat het Handelsblad den ge
wezen Franschen majoor heeft "geïnter
viewd."
Ons dunkt, de grap heeft nu lang ge
noeg geduurd om er een eind aan te
maken. En ik van mijn zij wil daartoe
medewerken zoo veel in mijn vermogen is.
Ik meen dit niet beter te kunnen doen,
dan door de verslaggevers, die zulk een
aardig verhaal verzonnen hebben, waarin
zij, tot een zeer geoorloofde misleiding van
het publiek, almede verzekerden, dat zij ook
het een en ander waren te weten gekomen,
hetgeen van vertrouwelijken aard was en
dus geheim moest blijven uit te noodigen
nog een feuilleton te schrijven, waarin dan
die secreten worden onthuld! Geheel in
den stijl en in den geest, waarin het eerste
onderhoud is opgezet, zouden zij, op de
vermakelijkste manier de al te arglooze
lezers dan tot de overtuiging kunnen
brengen, hoe zij hen bij den neus hebben
gehad.
Daags na het overlijden van Gerard
Keiler, die de Arnhemsehe Courant tot
bloei gebracht heeft, gaf zij als
dagtekst deze woorden van Lavater: Wees
niet bevreesd in ongeluk. Als God een
boom laat omhakken zorgt hij wel, dat de
vogelen op een anderen hunne nesten
bouwen kunnen ! wat, iets eenvoudiger
uitgedrukt, wil zeggen: geen mensch is
onmisbaar. Mij dunkt, de abonné's van de
Arnhemmer hadden het haast buiten dezen
troostgrond kunnen stellen. Zij wisten te
goed, dat v- Gilse Keiler reeds was op
gevolgd, m. a. w. hoe de nestjes in het
nieuwe boompje al klaar waren en daar
veilig zaten. Maar toch deed het mij ge
noegen, dat de een of andere redacteur bij
deze gelegenheid van zijn belezenheid blijk
gaf en bij Lavater was gaan halen, wat
' hij nooit zoo goed uit zich zelf had kunnen
voor den dag brengen. Want ik zet het
ieder in tienen, op een fatsoenlijke en nog
wel stichtelijke manier aan zijn lezers te
kennen te geven : treurt nu maar niet al
te erg om den man die is heengegaan, er
blijven er altijd nog genoeg anderen over!
In 't algemeen is hieruit weder deze les
te trekken, dat men, als het gevoel begint
te spreken, nooit beter kan doen dan voor
zijn gewaarwordingen gezegden van be
roemde mannen te zoeken. Daar gaat toch
eigenlijk niets boven een uitdrukking
primaqualiteit, zelfs al past zij voor het
oogenblik niet zoo heel precies.
* *
*
De dames freule Cornelie Huygens en
mevr. Roland Holst hebben te Rotterdam
gesproken naar aanleiding van het debat
tusschen de professoren Winckler en Treub
over de vraag of de vrouw geschikt is voor
studie, en de beide dames nandelden na
tuurlijk vooral over het feminisme, dat zich
zoo druk maakt over de studie-vraag en h. i.
als damesbeweging staat tegenover de vrou
wenbeweging, welke op een nieuwe maatschap
pelijke orde, gevestigd op een anderen staat
huishoudkundigen grondslag, aanhoudt. Het
door de beide dames gesprokene zou me
niet in mijn rust gestoord hebben, hadden
zij zich niet met een oneerbiedigheid tegen
over twee professoren uitgelaten, waartegen
ik me als wetenschappelijk man geroepen
gevoel eenig verzet te doen blijken. Indien
ik me over iets verheugde, dan was het
j juist over mijn gelukkig gesternte, hetwelk
mij toestond het te beleven, dat twee pro
fessoren hun tijd en krachten wilden wijden
aan de oplossing der vraag: kan een vrouw
even goed studeeren als een man. Natuurlijk
zou ieder daar iets over kunnen zeggen,en het
zou me zeer verwonderen, als niet duizenden
vaders en moeders, ooms en tantes, nevea
en nichten enz. reeds, met het oog op enkele
vrouwelijke en mannelijke familieleden, er
iets over in het midden hadden gebracht.
Maar wat heeft men aan al die opinies,
welke elke wetenschappelijke basis missen ?
Nu echler komen er twee professoren, die
streng wetenschappelijk te werk gaan, al
de gegevens nauwgezet waarnemen en rang
schikken, en volgens de natuurwetenschap
pelijke methode voetje voor voetje voorwaarts
schrijden van het eene bekende tot het
tweede, van het tweede tot het derde en
van het derde tot het vierde enz. enz. om
dan eindelijk het onbekende te bereiken,
dat in zijn onnaspeurlijkheid begrepen en in
al zijn hoedanigheden toegelicht wordt,
zoodat er niets meer te vragen overblijft, tenzij \
hoe de bewijskracht dtr bewijzen zóó over- l
weldigend kan wezen. Twee professoren, zeg ?
ik, en voor dit geval, wel het hoogste wat
te begeeren was, t wee medische professoren,
en, alsof we nu opeens het allervolmaakste
moesten hebben, van de medische profes
soren juist die twee, welke eigenlijk, vóór zij
hun onderzoek openden, reeds alles moesten
weten wat er aangaande de vrouw physiek
en intellectueel voor de groote menigte nog
te ontraadselen viel; een verloskundige en
een zielkundige.
Goed, daar staan wij, ik erken gaarne,
een beetje verblind van het helle licht, om
Winckler en Treub, midden in het land
der wetenschap, er volkomen van overtuigd,
dat zelfs geen grootmoeder en geen oudtante
met rijker ervaring toegerust zouden kunnen
zijn, om op dit vrouwelijk terrein haar
diagnose of prognose vast te stellen; wij
genieten van hun verklaringen, alsmede van
het meeningsverschil der beide heeren, wat
op zich zelf alweer bewijst, dat we met twee
professoren te doen hebben, en daar komen
freule Huygens en mevrouw Roland Holst
ons verklaren, dat het debat tusschen
Winckler en Treub volmaakt nutteloos is
geweest; op zijn zachtst genomen een absur
diteit; aangezien de oplossing van het vraag
stuk in de toekomst, dus in het _duister
ligt, en dat prof. Treub, zoo min als iemand
anders weet of de vrouw geschikt is voor
de studie ! Dit gaat, meen ik, wat te ver,
en indien ik mijn indruk moet weergeven,
door zulk een houding van de beide dames
op mij gemaakt, dan kan ik alleen
constateeren, dat zij het bewijs geleverd hebben,
hoe zelfs de uitnemendste vrouw, moge
zij al iets kunnen leeren, van
tvetenscliappelijke studie geen begrip heeft, en voorde
ware manier van argumenteeren den aanleg
mist.
Dat arme Grieksch! Niet het nieuwe
Grieksch, want dat heeft een toekomst, nu
er zooveel mannen zijn, wier namen op os
uitgaan, die er hun leven voor overhebben.
Als eerst de Turken maar naar de heele
of de halve maan zijn, zal men eens iets
zien! Neen, ik denk aan dat echte, dat
volmaakte, dat oude Grieksch, de taal der
Hellenen, die zoo lang reeds ter ziele zijn.
Zij loopt gevaar. Daar lees ik nu weer, dat
pas nog, in deze week, de vice-rector van
de Parijsche Universiteit, prof. Gréard, drie
uur lang heeft staan te betoogen, dat men
ook in de rechten en in de medicijnen moest
kunnen studeeren zouder latijn of grieksch
te hebben geleerd. Is het niet om er
van te rillen? De moderne vakken zou
den dan worden uitgebreid. Hoe is 't
mogelijk! Alsof er in die moderne vak
ken iets zat van de ontwikkelende en
de opvoedende kracht van oud Grieksch!
En dan heet die Gréard een bekwaam
paedagoog. Ik wou hem wel eens tegen komen
op mijn weg. Ik zou hem zeggen, professor,
compromitteer u toch zoo niet.
Ik kan uit ervaring spreken. Ik heb'zelf
grieksch geleerd, of, zoo ik uit bescheiden
heid den lezer niet over mijzelf wil onderhou
den, ik heb honderden lui gekend, die het
grieksch hadden verschalkt, en wat een kop*
pen ! Zet ze eens naast de lui, die vreemde
lingen in Hellas bleven I Ja wel, daar
zijn juristen die hun gedingen ver
liezen, en medici, die menschen vóór den
tijd naar de andere wereld helpen maar
vraag dan ook eens hoeveel die botterikken
kennen van Latijn en Grieksch! Juist zij
zija de afschrikwekkende voorbeelden; want
een minder goede opleiding in de klassieke
talen wreekt zich direct, terwijl het denken
in het Grieksch en Latijn, zooal niet voor
alle, zeker voor veel kwaad behoedt. Het
is niet noodig dit nader met vermel
ding van feiten en namen toe te lichten,
maar een aardig voorbeeld van den
heilzamen invloed van. het grieksch wil ik
toch noemen. Daar hebt ge onzen minis
ter Borgesius. Dooi- een maalstroom van
slechte meeningen meegesleept, was ook brj
hem de gedachte gerezen, evenals bij den
ontaarden Franschen professor, het Grieksch
facultatief te stellen voor hen, die zich voor
de juristerij willen bekwamen. Men zal het
zich herinneren, verleden jaar spookte zoo'n
plannetje in zijn brein om, en, als wist hij
niet wat grieksch was, zwoer hij het grieksch
den dood. Maar denkt ge dat hij zijn
boos opzet heeft volvoerd ? Volstrekt
niet. Het grieksch heeft hem tot betere
gedachten gebracht. Zelf Graecus, kon hij
zijn verzenen tegen de prikkels blijven
slaan. Het grieksch heeft hem gered.
Maar wie weet hoe spoedig we hem zullen
moeten missen, en als er dan eens een
Minister komt, die van het Grieksch even
veel verstaat als een apotheker van het
Latijn, wat dan ; ja, wat dan ? Ik mag
er niet aan denken.