De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 5 februari pagina 2

5 februari 1899 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1128 Zedelijke moed, daartoe vereischt, is schaarsch. Maar hoe zou heel het land Borgesins en Lelv toejuichen, indien zij toeaden dezen te bezitten, en zich, uit een positie terugtrokken, die voor hen n als Minister, n als Kamerlid zoo bijster scheef en schuin moest blijken te zijn. Juveualis en Monsieur Jules oTer l'affaire." Minachting voor recht en wet van de zijde eener overmoedige militaire cöterie, slaafsche onderwerping anderzijds aan eene gewetenlooze praetorianenbende, ziedaar een motief, dat reeds met groote scherpte door Juvenalis in zijne fragmentarische zestiende satire is behandeld. »Wie zou de privilegiën kunnen opsommen van een soldaat, die bij het hof goed is aange schreven f*' vraagt de Romeinsche hekel dichter. »De groote quaeeüe is maar, door het lot begunstigd te zijn. De lafste eu de domste kan het grootste geluk hebben, en wie onder een gelukkig gesternte is geboren, dien is dit van meer voordeel, d*n wanneer hij aan Mars zelf door een brief van Venus aanbevolen ware. Laat ons eerst spreken van de voorrechten, die *He soldaten gemeen hebben. In de eerste plaats een zér groot: Wee den burger, die een soldaat waagt aan te raken! Zelfs wanneer de burger de getroffene is, moet hij zich doodstil houden. Hij mag het niet wagen, zijn ingeslagen tanden, zijn opgeiwollen wangen, zijn bont en blauw ge stompte oogen aan den praetor te laten zien. Wanneer hij op zijn stuk blijftstaan, en zijn aanvaller in rechten wil vervol gen, dan geeft men hem als rechter een hoofdman over honderd, die in volle wapenrusting op een hoogen zetel troont. Zóó wil het de wet, die verbiedt, dat de soldaat buiten zijn militairen stand terecht staat. »Het zij zoo," zegt ge »het is billijk, dat het oordeel over mili taire misdrijven aan de hoofdlieden wordt overgelaten. Is mijne klacht gerecht vaardigd, dan wordt de schuldige zeker bestraft." Maar daarop behoeft ge niet te rekenen! Wanneer gij een soldaat aan klaagt, haalt ge u de gansche cohorte op den hals, en alle soldaten spannen samen, om de aanklacht te doen mislukken. Hoe, zoudt ge u blootstellen aan het gevaar, dat de wraak voor u nog erger wordt dan de beleediging? Loop heen, ge zijt niet wijs, ala ge met uw naakte beenen wilt opkomen tegen zoovele met spijkers beslagen soldaten-laarzen! En wie zal zich de moeite geven een omweg te ma ken, om ten uwen gunste te getuigen? Daarom, droog uw tranen maar zoo spoe dig mogelijk en verlang van uw vrienden geen dienst, dien zij u stellig verzoeken zullen hun te besparen. »Maar de rechter zal mij zeggen: breng uwe getuigen hier!'' Getuigen? Als er onder degenen, die ge zien hebben dat ge afgeranseld zijt, maar n is, die stoutmoedig genoeg is om te zeggen: »Ik heb het gezien!", dan zou die te vergelijken zijn met de meest deugdzamen van onze voorvaderen, en hun langen baard en hunne lange hoofd haren waardig zijn. Weet, dat het ge makkelijker is, een valschen getuige te vinden tegen een burger, dan tegen het nnniin "'*"*" ?t"ititiiiinniiinriii'"iir?iiiri'irn'ir " Het verraad van Mrs. Bunker. 4) DOOR BEET HARTE. Verwonderd, boos, met een vaag gevoel van angst, keerde zij naar de hut terug. Wie was die mrs. Fairfax, die zich haar roem en stille toewijding toegeëigend had ? In de boot die hem was komen afhalen, zat geen vrouw; ook was het bekend dat hij alleen was scheep gegaan. Als er een praatje gtloopen had, dat er eene vrouw bij hem was waarom dacht men aan mrs. Fairfax ? Misschien wist Zephas er iets van, maar hij was op reis. De gedachte daaraan liet haar dien dag en den volgenden geen rust. Den derden dag gebeurde er iets dat haar nog mesr deed ontstellen. Zij had haar klein gebied rondgewandeld, in een toestand van onlust, die haar de eentonig heid van baar huisje had doen ontloopen, toen ze bet blaffen hoorde van den grooten Newfoundlander, dien Zephas onlangs had gekocht om haar te beschermen en tot gezelschap te zijn. Zij keek op, en zag de boot met haar eenen roeier bij de landingsplaats. Haastig liep zij naar huis om het pakje te halen. Zoodra ze binnentrad, deinsde ze in stomme verbazing achteruit. Want het zitkamertje was reeds ingenomen door een dame, die rustig bij de tafel zat. De onbekende keek mrs. Bunker aan met dien onbescheiden, onderzoekenden blik, dien alleen eene vrouw zich tegenover eene vrouw durft veroorlooven. Die blik deed mrs. Bunker gevoelen dat zij zich in tegenwoordigheid van een meerdere bevond, zelfs al hadden haav eigen oogen niet gezegd dat de onbekende in voor komen, kleeding en houding tot een stand be hoorde, verre boven die waarin zij zelve tot nu toe verkeerd had. Wat haar te meer van streek bracht, was, in deze trotsche vrouw hetzelfde contrast met den eenvoud in haar huisje op te merke», dat haar in den vreemdeling getroffen had. »TJ is mrs. Bunker, geloof ik ?" vroeg zij met een 'eelijk zuidelijk accent. Ik ben mrs. Bunker," was kortaf het antwoord. »Zoo ... Dus hier heeft kolonel Marion op de boot gewacht die hem kwam af halen" mompelde de onbekende, alles om haar heen op nemende, en met een krenkenden glimlach de verklaring, dat zij begreep dat mrs. Bunker verwachtte, verschuivend. ,De kolonel zei dat het er zoo armoedig uitzag, maar 't valt me mee. Hij zal te vermoeid geweest zijn om goed uit de oogen te kijken, en, blij dat er kans was geluk en de eer van een sabeldrager een getuige, die de waarheid zegt." Aldus Juvenalis, gestorven onder de regeering van keizer Hadriaous. Hooren wij thans een minder klassieken getuige. Hij is een Parijsch conciërge, dien wij Monsieur Jules zullen noemen, en die door Theodor Wolf, den geestigen correspondent van het Berliner Tageblalt, sprekend wordt ingevoerd. M. Jules praat gaarne over politiek. »Ik weet wat ik weet," zegt hij. »Al onze ministers zijn verkocht. Onze politici zijn ons ongeluk. Ze zijn allemaal, zooals wij het noemen, bandieten. Het stinkt van boven tot onderen. Maar mij verrast niets meer, ik ken die republikeinen. Ik heb ze gezien ... U gelooft het mogelijk niet, maar er is in al die republikeinsche families geen n, waarin niet om zoo te zeggen, een cadaver is. Zooals in de fa milie van M'sieu Félisque" 1). M. Jules is een mopperaar, dat heeft hij met Juvenalis gemeen. En natuurlijk spreekt hij ook over de »a/fo,*Ve,'' zonder er doekjes om te winden, ofschoon wel een beetje geheimzinnig, Hij is van den beginne af tegen de révision geweest, die alleen maar dienen moest »om de groote tentoonstel ling te verhinderen.'' Hij is in het diepst van zijn hart overtnigd, dat het Hef van Cassatie is omgekocht, dat Zola zijn geld in goudmijnspeculatie heeft verloren en het in l'affaire heeft teruggewonnen, en dat Brisson van de vrijmetselaarsloges de opdracht heeft gekregen, het leger te ver nietigen. »Maar als het nu werkelijk blijkt, dat Dreyfus onschuldig is," vraagt ge hem »zoudt ge hem dan op het Duivelseüand willen laten?" »Ik weet, wat ik weet," antwoordt hij: »Ze zijn allemaal omgekocht; het is, om zoo te zeggen, allemaal boevenpak!" »Zeker, M. Jules,... maar hebt ge niet gelezen, dat Esterhazy zelf heeft verklaard, betrekkingen met eene vreemde mogend heid te hebben onderhouden ? En toen anderen dat beweerden, heeft de krijgsraad hem vrijgesproken. En Picquart zit in de gevangenis, omdat hij heeft willen bewijzen, wat Esterbazy nu zelf vertelt. Hoe rijmt ge dat met elkaar?'' . »Hm. .. dat is mijn zaak niet. De een zegt dit, de ander dat. Eigenlijk ben ik tegen de heele vrijheid van drukpers. Er is geen eene krant, die deugt, De eenige om wien ik nog wat geef, is Paul 2). Die zegt tusschenbeiden de waarheid. Ik ken hem heel goed; hij heeft mij dikwijls een hand gegeven. Na den oorlog kwam hij dikwijls in de huizen, waar ik toen diende, en hij was altijd de vroolijkste van de heele tafel. «Nietwaar, Monsieur Jules,1' heeft hij mij dikwijls gezegd »wij met ons beiden halen Elzas Lotharingen nog eens terug?" »Wat ge over de kranten zegt, Monsieur Jules, is uitstekend. Maar ge zult erkennen dat di\ïirdoor Dreyfus niet van het Duivelseiland terugkomt. En als hij onschuldig is..." »Bij ons is alles verrot. Wij hebben geen mannen meer . . . Niemand heeft meer moed. Zie ons parlement maar eens ! Dat is, om zoo te zeggen, een compleete menagerie. Ik ben tegen het heele parlementarisme." «Natuurlijk . . . maar daarom is de ver dienste van de lieden die hun plicht hebben gedaan, die het eerst den moed hebben gehad de waarheid te zeggen, juist des te om weg te komen. Je hadt hem eens aan 't praten moeten zien te krijgen gewoonlijk is er niet veel toe noodig om hem met vrouwen op zijn gemak te doen zijn ; ten minste als ze er lief uitzien." »Hij maakte volstrekt geen haast om heen te gaan," liet mrs. Bunker hier verontwaardigd op volgen. Onmiddellijk zag zij in hoe verkeerd het was dit te zeggen, nog eer de boosaardige glimlach harer schoone bezoekster het haar ge voelen deed »üat dacht ik al," hernam de ander, hier is hij geweest, dit is het plekje. Maar 't, is jammer dat u uzelf zoo gemakkelijk hebt over gegeven aan den eersten den besten. Wat had de kolonel u ir die paar urtn die hijhierdoorbracht wel kunnen leeren ':" »Wat verlangt u vau mij?" klonk het toornig van mrs. Bunker's lippen. Ik kom. eeu brief vau kolonel Marion halen, dien u voor mij hebt." »Ik heb niets voor u," hernam mrs. Bunker, ,/ik ken u niet." «Zoo ? Dat is niet zooals het behoort. U is de tusschenpersoon gewet st tusschen den kolonel en mij," Dat is niet waar," viel mrs. Bunker op drif. tigen toon in de rede, zich met moeite inhoudend. De dame stond op en langzaam en bevallig naar de deur loopende, riep zij: vPedro, oho !" De roeier klauterde de rots op en vertoonde zich aan de deur. Is dit de dame die de brieven voor mij gaf en aan wie je de mijne gebracht hebt 'f' rSi Senorct " Ze waren geadresseerd aan mr. Kirby," zei mrs. Bunker knorrig. Kon ik het weten dat ze voor mrs. Kirby waren?" Mr. Kirby, mrs. Kirby en ik zijn een en dezelfde persoon. Of dacht je soms dat ik dpn kolonel mijn naam en adres zou opgeven? Heb je misschien zelf het pakje aan hem geadres seerd, of aan een ander f Heb je soms aan je man verteld voor wien ze waren ?" Vreemd op eens overviel mrs. Bunker een gevoel van walging over het gepleegde bedrog en hare dubbelzinnigheid. Zonder een woord meer te spreken, ging ze naar haar slaapkamer en keerde terug met kolonel Marion's laatsten brief, dien ze haar bezoekster in den schoot wierp. Wel bedankt. Ik zal niet vergeten aan den kolonel te vertellen hoe goed je voor zijn cor respondentie gezorgd hebt. Hij zal er u meer dankbaar voor zijn dan als hij boort, dat u voor aller oog zijn ring draagt dien ieder keut.(' Hij heeft hem mij gegeven; hij hij wist ?wel dat ik geen geld wilde aannemen," zei mrs. Bunker verontwaardigd. Hij had ook niets te geven," hernam de dame op afgemeten toon, terwijl ze den brief uit de enveloppe nam en haar met een stralengroöter. En als de regeering haar plicht niel heeft gedaan ..." »De reoieering doet nooit haar plicht I"' »Dan moesten die lieden de waarheid wel een beetje harder uitschreeuwen. Vindt ge niet, dat in een staat de gerechtigheid moet worden gehandhaafd, en dat, als de regeering, zoo als ge zeer juist opmerkt, haar plicht verzuimt, het de plicht van de gewone burgers wordt, voor de ver krachte gerechtigheid optekomen?" Monsieur Jules dacht een oogenblik na, en zeide toen, langzaam: »Ja, natuurlijk. Recht moet er zijn. Maar wij', gewone burgers, zijn toch niet verplicht, de ivaarheid te Koeken.'' Wijze Monsieur Jules! Uw laatste uit spraak was het een bloot toeval? is woordelijk gelijkluidend met die van den erninenten schrijver en criticus, den talentvollen académicien Jules Lemaitre. Zou Juvenalis, als hij u en dien ande ren, dien eminenten Jules gehoord had, niet hebben gezegd: tdifficile est, salyram non scribere ?' 3) 1) Félix Fan re. 2) ijaul de Cassasnac, de bekende bonapirtist. 3) Eet' is moeielijk (hierover) geen, satire te schrijven. imumiimttmmmmiiimtiiinttittitimiitttiiiiiiiiitnimmmw Sociale, aanqal&g&nfizbzn. llllllllimilllHHIIMIIIMMIHMIMIMimtllllltllflIMIIIHIIIIIMIIMMIIlHlIMIM Een rüke bron, «Barthold Mwyan", door Comelie Huygen?. «Socialisme en sociale Beweging", donr \Verner Sombart. »Frank v. d. Goes", door Is. Quérido. Geen bron, zóó rijk als de sociaal-letter kundige; geen bron, zóó snelstroomend als die der sociaal-economische litteratuur, geen bron, die zóó veel lafenis brengt, die zóó veel dorst reeds heeft gelescht. Maar ook geen bron, wier stroom zóó afwis selend, welker gave zóó verschillend is. Al wie den drang in zich gevoelt, zijnen dorst naar wetenschap en kennis aan de sociaal litteraire bron te laven, onderzoeke eerst wél van welken aard de drank is, die zij hem aanbiedt, want (niet zelden is deze i u plaats van opwekkend en verkwik kend, bitter, onaangenaam van smaak, ja, gevaarlijk zelfs voor hetgeestelijk welzijn. \roorzichtigheid in de keuze van de vrucht welke men wil genieten, is dus ook hier een eerste vereisclite. Volop heeft zij in de laatste weken weer gestroomd, die bron, rijk zijn de gaven, welke zij weder heeft verspreid, te rijk zelfs om van elk dezer hier een «monster'' te geven, en een oordeel daarover uit te spreken. Doch vestigen wij onze aandacht slechts op de beste dier gaven, zoo grijpen wij allereerst naar »Barthpld Meryan"_ 1), het geesteskind van mejuffrouw Cornelie Huygens, \. aarvan dezer dagen een tweede druk het licht mocht zien. Wie heeit willen kennis nemen van hetgeen wij bij het eerste verschijnen van dit hoogst belangwekkende boek elders (in llollandia, Weekblad voor Ne derlanders in den vreemde) hebben geschre ven, zal ook ditmaal zeker niet anders dan eene warme aanbeveling verwachten. En deze geven wij wederom -van ganecher harte, want inderdaad, »Barthold Meiyaii" is een ,. ooi, een goed buek, is eene lezing en eene herlezing ten volle waard, vooral nu, EU de schrijfster de in de eerste druk den maar kwetsendeu glimlach aanzag. Iemand die in liet Zuiden thuis hoort, gaat niet met de zakken vol geld duelleeren. Evenmin als hij zij» moeders bijbel in zijn borst zak stop*, of een niedaillonportrel vaii zij u tante op de borst draagt, of de leereu sigareukoker, een geschenk van zijn meisje, ergens laat liggen wanneer bij om vuur vraagt. Dat iaat bij aaa de Yan kees over!" Is u hier gekomen om mijn man te beleedigen?" riep mr?. Bunker, woedend vau ergernis. Om uw man te beleedigen! Neen ik kwam den brief afhalen, dien zijn vrouw van zijn natuurlijken en politieken vijand ontvangen had, en misschien hebt u gelijk." Eu, met een zijdelingscuen blik op mts. Bunker's vuurroode wangen, liet zij er onverschillig op vol gen : //Ik heb niets tegen kapitein Bunker; hij is iemand die recht door zee gaat en met zijn partij mede moet. Hij heeft die houden van politiebeambten geholpen, omdat hij het met hen eens is. We zouden hem niet kunnen omkoopen, al wilden we. Maar dat begeeren wc niet." Als ze maar iets met zekerheid bad kunnen weten van de betrekking waarin die vrouw tot Marion stond ze had niets dan vermoedens, die haar instinct haar ingaven en zich kon wieken. Airs. Bunker had er haar leven voor willen geven. iKolonel Marion schijnt overvloed van menschen te viuden, die hij kan omkoopen," voegde zij haar toe, //en ik weet nog niet wie u bent, die hem zoo durft beoordeelen. Maar u hebt uw brief, en ik verzoek u heen, te gaan! Als hij er u weer een door mij wil doen vertrou wen, kan hij het een ander vragen; ik bedank er voor. Ziedaar!" Zij maakte plaats om de onbekende de deur uit te laten gaan, doch zonder een vin te ver roeren, las de dame rustig den brief uit, stond toen langzaam op, en trok bedaard den prachtigen mantel over baar schouders op. Je wilt graag weten wie ik ben, mrs. Bunker," zeide zij, den fluweelen kraag onder haar blauke ronde kin vastknoopend, #Nu dan, ik ben uit het Zuiden, uit Virginië; op en top, in merg en been uit Virgini<;." Zij schudde de mouwen en plooien van haren mantel uit. //Ik ijver voor de rechten van den Staat en van de slavernij ? als je weet wat dit beteekent. Ik haat het Noorden, ik haat het Uosteu, ik haat het Wes ten. Ik haat dit Gouvernement; ik zou dien kerel, dien Lincoln wel willen vermoorden, sneller daa de hliks-em !" Zij begon de vingers van haar glacéhandschoenen naar beneden te strijken en hield de fraaigevorrnde handen uit gestrekt naar omboog. ,/Ik ijver met hart en ziel voor de Goede Zaak. Ik heb er mijn huis en mijn slaven voor opgegeven." Het dichtknoopen der handschoenen ging niet gemakke lijk; zij klemde de lippen vast opeen. Ik heb veel voorkomende, zoo vaak stuitende fransche woorden door nederlandsche heeft vervangen, en daarmede blijk gegeven heeft voor op- of aanmerkingen der kritiek een oppn oor te hebben. Het boek heeft ongetwijfeld zjjne fouten ; voorzeker, maar welk boek bezit die niet? Maar wij achten het als publiek be oordeelaar niet onze taak bij de bespreking van eenig boekwerk, welk ook, in de eerste plaats de leemten in den arbeid van den schrijver of de schrijfster op te sporen ; integendeel vestigen wii, waar zulks moge lijk is, bij voorkeur vóór alles de aandacht op het goede, dat daarin ligt verscholen, althans indien dit goede in des auteurs geeHteskind den boventoon voert. «?Barthold Meryan" nu is spannend van het begin tot het einde; het eigenaardige karakter van den held der geschiedenis boezemt iedereu lezer direkt belang in ; de raadselachtige, valsche Carla is natuur lijk niet sympathiek, doch haar karakter buitengewoon genoeg om hare intrigues met spanning te zien ontwikkelen. De beschrijving der andere hoofdpersonen (in wie men aldra van der Goes, Domela Nieuwen huis, Troelstra en anderen meent te mogen herkennen), is voor hen, die in de arbeidersbeweging geen vreemden zijn, te eigenaardig, om hunne handelingen niet gaarne te volgen, hunne woorden n iet met oprechte belangstelling te vernemen. Kortom al deze goede eigenschappen achten wij rijkelijk voldoende, om enkele langdradige passages als b.v. de rede van Frank Martalis ten huize van professor Denner stilzwijgend te laten passeeren, wellicht in het geheel niet te doorworstelen, hoezeer deze langdradigheid der redevoering ons pok bevestigt in de overtuiging, dat ons in Frank Martalis een bekende figuur uit de sociaal democratische beweging wordt voorgesteld. Wat ons betreft wij blijven althans bij onze vroeger uitgesproken meening, dat »Barthold Meryan" getuigt van eene studie van vele, vele jaren en van grondige kennis vaji het sociale en het vrouwenvraagstuk, Zij het ook dat mize zienswijze over deze beide kwestiën zeer met die van Cornelie Huygens verschilt, herhalen wij toch met warmte en overtuigingonzen raad: »Barthold Meryan (tweede druk, met portret van de schrijfster) te koopen, te lezen, en dan te oordeelen.'1 Diegenen onder onze lezers echter, wier smaak niet naar sociale romans als deze neigt, doch liever een goed overzicht ontvangen, van de wijze, waarop zich de arbeidersbeweging, en in het bijzonder de socialisiische, van welke in den hierboven genoemden roman ons telkenmale span nende, zij het ook aan de fantasie ont leende brokstukken worden ten tooneele gevoerd, zich tot op haar tegenwoordig standpunt heeft ontwikkeld, waar en wan neer zij heeft aangevangen, en hoedanig zij zich in verschillende landen vertoond heeft, die nemen het boekje van Werner Sombart, professor aan de UniversiteitteBreslau, ter hand, waarvan Mejuffrouw Helene Mercier eene keurige vertaling leverde. 2) Ook dit werkje laat zich alleraange naamst lezen. Zonder onnoodigen wetenschappelijk-schijtienden omhaal wordt onder het motto: »je ne propose rien, je ne suppoee rien, j'expose", m.a.w. onder het voor nemen van volstrekte objectiviteit, een be knopt maar duidelijk overzicht gegeven van de sociale beweging in Frankrijk, Duitschland en Engeland; niet de feiten dier beweging zelve worden op den voor grond gesteld, doch veeleer de omstan digheden, welke haar hebben veroorzaakt, ora ten slotte met, eene «Kroniek der Sociale Beweging van 1750?1896" te eindigen. Socialisme en sociale beweging^) is een boekje, dat wij, ook aan hen, die niet gegewoon zijn, zich van den gang der rnaat ?MIIIIIIIINIIIIfHIIIUIIIIIIIIIIIIIIHIIHIIIIIIIHtlllllHIIIIIIIIIIIIMIUIIimilllJ er mijn man om verlaten en ben gegaan tot den man, die de Goede Zaak meer liefhad en er meer voor in de waagschaal stelde dan hij ooit gedaan had. Kolonel Mariou's is mijn vriend. Ik ben mrs. Fairfax, vroeger Josephine Hardee; zijn leerling en volgster. Misschien, wie weet' geven die Noorsche puriteinen er een anderen naam aau !" Zij liep langzaam en statig naar de deur, maar bleef op den drempel staan, precies zooals kolonel Alarion gedaan had, en kwam met uit gestoken hand naar mrs. Bunker. Ik zie niet in, dat wij zouden kibbelen. Daarvoor kwam ik niet. Ik ben gekomen om uw man en u te zien; ik vond het veel eerlijker ronduit met u te spreken, zooals ik l>et natuurlijk niet tegen nw man zou doen. Aan hem, mrs. Bunker, kwam ik vragen of hij mij weg wilde brengen naar den kolonel. Als ik het op een audere manier aanlegde zou ik bespioneerd en achter volgd worden,, en die houden. ... op zijn spoor brengen. Ik verlang niet dat u het uw man voor mij zult vragen; alleen dat u niet tusschenbeiden komt." Er klonk een oogenblik iets teeders in de stem, iets dat mrs. Bunker iiiet verwacht had, en in de oogeu schitterde dezelfde weemoed, die in Marion haar medelijden had opgewekt. Doch dit waren de oogen van eene, die haar vernederd had, en mrs. Bunker ware geen vrouw geweest zoo zij er niet een wreed genot in ge vonden had. Evenwel was de invloed welke de onbekende op haar uitoefende, nog zoo sterk, dat zij de toegestoken hand niet durfde wei geren, maar den ring trok ze van haar vinger, en gaf hem mrs. Fairfax, Dat kunt u meenemen," zei ze, met eene wanhopige poging om haar onvwscbilhgen toon na te bootsen. Ik zou u en uw vriend niet gaarne de gelegenheid benemen er nogmaals gebruik van te maken. Wat mijn man betreft, ik zal niet over n spreken, zoolang u tegenover hem van mij zwijgt dit is zeker uw be doeling?" Wederom kwam op rnrs. Fairfax's gelaat de vroegere insolente uitdrukking, terwijl zij de oogen strak op mrs. Bunker gevestigd, den ring in den zak stak met de woorden: Ik geloof dat u gelijk hebt; hij kan nog eens dienen. Goeden dag, mrs. Bunker." Zij wuifde achteloos met de band en verliet de hut. Een oogenhlik later stak de boot van wal en verdween om de punt. Toen hij vertrokken was, keek mrs. Bunker haar kamertje rond en naar haar vinger, met het gevoel dat er een eind was aan haren droom. Alles was nu voorbij ja, niet het beeld van die trotsche, insolente vrouw nog voor zich, vroeg ze zich af of er ooit eeu begin aan ge weest was. Dit was de vrouw die zij in hare verbeelding had willen worden. Dit was de vrouw aan wie hij dacht toen hij hier zat; dit schappelijke ontwikkeling geregeld op de hoogte te stellen, warm kunnen aanbt ve len. Zonder twijfel heeft mejuffrouw Mer cier met de vertaling ervan een goed en nuttig werk verricht. Besluiten wij voor heden de«e beschou wingen met de vermelding dat als derde gast gedurende enkele dagen oponze*schriiftafel gelogeerd heeft een boekje getiteld :»Fran k van der Goes", dat als nummer n van de eerste reeks van «Studiën over Ttjdgenooten" van de hand van Is. Quérido, eene beschouwing geeft over den heer Frank van der Goes den sociaal- demokraat en den litterator. Wij hebben echter de voorkeur eraan gegeven dezen gast weer te laten ver trekken, zooals hij gekomen was, zonder hem te laten uitpakken, daar de heer van der Goes ons nog niet voldoende belang stelling .kan inboezemen, om van eene bijna honderd bladzijden groote brochure aan hem gewijd, te genieten. Over Dr. Frederik van Eedens «Waar van wij leven", over het «Jaarboek van den Nederlandschen Gcöperatieven Bond jaargang 1899" en over den »Almanaeb. de la Queetion Ouvrière 1899" in eenvol gend artikel. DR. E. 1) Amsterdam. P. N. v. Kampen en Zoon. 2) Toch kunnen wij niet nalaten op te merken, met alle waaideering voor mejuf frouw Mercier's werk, dat mee in het nederlandsch liever van staathuishoud kunde dan van nationaal economie, (zie bla. 15) spreekt, 'en dat de mededeeling, dat O wen de vader van het engelsche genootscfeapswezen is ; ons niet veel wijzer maakt. Is hier niet het duitsche Genossenschaftsweser bedoeld ? 3) Haarlem. H. D. Tjeenk Willink. immmutiuitiiimtmiitiimmmmtitmtiMmuuimwmuiiMiiM 40 cent B per reg«L IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMItlllttllHUIIIIItttlllllllHIIIIIIMIIIIIIIItllliilllllilll TRADE MARK. MARTELL'S COGNAC, Dit beroemde merk is yerkrjjgbaar bij alle soliede Wijnhandelaars en bjj de representanten KOOPMAXS «fc BRUOUEK, te Amsterdam. Hoofd.Oepöt VAN Dr. JAEGER'S ORIG, Bormaal-IolartilÉH. K. F. DEUSCHLE-BENGEK, Amsterdam, Kalverstr. 157. Eenig specialiteit in deze artikelen in geheel Nederl. imiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiniiiniiiiiiiitiiiiiNiniiiiiiiiiMttmMwiiimmimiK de mrs. Fairfax van wie de officiereu gesproken hadden, en die haar -?mrs. Bunker de tusschenpersooc had doen zijn voor hare liefdes betrekking ! Al wat zij voor hem gedaan had, Bet bedrog aan haar echtgenoot gtpleeid, was enkel om hem en deze vrouw tot elkaar te brengen! En dit, hadden beiden geweten) en haar zouder twijfel om bare verwachtingen uit gelachen ! Met gloeiende wangen herinnerde zij zich nu haar plan tot Marion te gaan, en stelde zich voor hoe ze daar had kunnen aankomen en er dat schepsel aantreffen ! In haar vaag verlangen had ze er zich tot nog toe nimmer in verdiept tot welk een verlaging van zichzelve haar romaneske dwaasheid zou kunnen leiden. Thans zag ze het in; met dat vernederend gevoel dat wij allen ondervinden wanneer wij toevallig onze eigen verkeerdheden zien uitkomen in de persoon die wij haten. Tegelijk daarmede kwam de waanzinnige vrees in haar op dat Zephas haar geheim zou ontdekken. Waar zij haar ge weten tot nog toe had in slaap gewiegd met te zeggen dat hij aan haar misdaan had door haar te trouwen, begon zij nu voor het eerst te twijfelen of dit feit bedrog jegens hem wet tigde. De hulde hem door mrs. Fairfax gebracht de waardeering vau zija eerlijkheid en goede trouw door eene die tot eene andere partij be hoorde, en dan zulk eene vrouw ! ontroerde, ver ontrustte haar, gaf haar voor de eerste maal eene opwelling van jalouzie. Als deze vrouw hem eens alles vertelde ; als zij zich van hem ver zekerde zooals Marion het zich van haar gedaan had! Zephas trok zeer sterk partij voor het Noorden, doch zou hij bestand zijn tegeu de listige bekoringen van zulk eene duivelin ? Nooit was het in haar opgekomen aaa zijn trouw tegenover haar te twijfelen ; thans op eens her innerde ze zich eenige ruwe aardigheden van. kapitein Simmons over het onstandvastige aan zijn beroep eigen. Neen, er bleef haar slechts n keus, zij zou hem alles zeggen, al wat zij gedaan had, behalve haar dwaze fantasieën, die er toe geleid hadden ! Zij begon nu met afwisse lende hoop en vrees naar zijn komst uit te zien ja met ongeduldig verlangen ! De nacht waarin zij hem stellig verwachtte kroop traag voorbij; de morgen kwam, maar geen Zephas. Toen de mist optrok, liep zij uit ongeduld de rotsen op, en keek in spanning de baai over. De grauwe zeilen waren boven den grijzen water spiegel zichtbaar, doch de zijne waren het niet! Half werktuigelijk blikte ze zeewaarts, en plotse ling bleven haar oogen starend op óa punt gevestigd. Er was geen vergissen mogelijk ! Zij kende het driehoekige zeil! zij kon, toen het scheepje overstag ging, den lap onderscheiden welken zij er bad ingezet; het was de schoener van haar man, die langzaam de Gouden Poort uitzeilde ! (Wordt vervolgd}.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl