De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 5 februari pagina 3

5 februari 1899 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

fto. DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. L STiitLLTTHltN Roltört FrniB, t Ift de stilte van den besneeuwden Februarijnoïgen stonden bloedverwanten en vrienden, ambtgenooten en leerlingen om zijne groeve geschaard. Ook wie hem persoonlijk niet of weinig kenden, maar hem eerden als den grooten voorganger in hunne wetenschap, waren opgekomen om zich van den schuldigen plicht te kwy'ten en het laatste saluut aan den hoofd man te brengen. En toen zyn stoffelyk overBchot ten grave was gedaald, zyn wy' heengegaan onder den stil makenden indruk, dat de Nederlandsche historici hun oppersten leider hebben verteren en dat niemand hem kan vervangen. Een groot man was Robert Fruin. Schitte rende gaven, die de menigte verblinden, waren hem niet ten deel gevallen: geen ontzag wekkend uiterlijk, geen welsprekendheid, die vervoert en meesleept, geen vonken schietend vernuft. Maar wat hem tot den meerdere ook van de besten maakte, dat was de vastheid van zyn brein, de doordringendheid van zijn blik, de rustige zekerheid van zijn met wijze matiging voorgedragen oordeel en de reusachtige omvang van zyn weten. Voortreffelijke historici heeft hy' gevormd, maar geen school gesticht: daarvoor was zijn geest te kritisch en het veld van zyn onder zoek te wy'd; van hem konden zyne leer lingen geen voorkeur voor een bepaald stelsel van meeningen of het zich opsluiten in een beperkt terrein hunner wetenschap overnemen. Ook was zy'ne methode geen kunstgreep, die kan worden afgezien en nagedaan, geen vak bekwaamheid, die ijverige leerjongens door volharding zich verwerven om den meester graad in het gilde te behalen. Toch was zy' schijnbaar zoo eenvoudig. In den stry'd over richtingen en methoden op het gebied der historiographie, die sinds vele jaren over onze Oostelyke grenzen met zooveel gerucht wordt gevoerd, heeft Fruin zich nooit gemengd; maar meer dan eens heeft hy' uitgesproken, hoe naar zijne meening de historicus behoort te werk te gaan. Hy' vorme zich een leven dige voorstelling van de toedracht der ge beurtenissen, voor hy' begint te schrijven. Om daartoe te geraken heeft hy eerst de geloof waardigheid te toetsen van de auteurs, die hem iets over zijn onderwerp verhalen. Maar met de herhaling van het betrouwbaar geblekenemag hij zich niet vergenoegen. Zorgvuldig geve hij zich rekenschap van de leemten, die er nog in zijne voorstelling zyn en poge die aan te vullen; ook wat niet uitdrukkelijk in zijne bronnen is gezegd, moet hy trachten te weten te komen, op de wy'ze zooals de rechter van instructie handelt: wanneer de getuigen hebben verhaald wat zij te zeggen hebben, controleert hy die verhalen, stelt zelf vragen, zoekt ook van on willige getuigen een antwoord te krijgen, let op wat zy' zich ter loops hebben laten ontvallen en vult zoo de leemten aan, die oorspronkelijk nog bestonden. Heeft hy aldus zich een klare voorstelling van het gebeurde gevormd, dan moet hy het voor zyne lezers afschilderen, gely'k het hem zelf voor den geest staat. Het schy'nt zoo eenvoudig en het is toch zoo moeielyk. Om zich eerst goed bewust te wor den van de leemten in zy'ne kennis, om de juiste vragen te stellen en de verkregen antwoorden in onderling verband te brengen, om het zelfgeziene ook aan den lezer te doen zien, is een mate van scherpzinnigheid en vermogen van combinatie en beeldende kunst noodig, die alleen den bevoorrechten ten deel valt. Zulk een uitverkorene naar den geest was Fruin. Ook hem is het gebeurd, op vroeger uitgesproken meeningen te moeten terugkomen, maar bijna altijd alleen hierom omdat er, na zyn onderzoek, stukken in het geding werden gebracht, die by vroeger niet kende. Maar hoe dikwyls ook hebben zulke latere ontdekkingen niet bevestigd, wat hy vroeger, by gebrek aan afdoende bewyzen, riet stellig had durven verzekeren, maar reeds als gissing had voor gedragen. Algemeene beschouwingen over den loop van onze geschiedenis heeft Fruin zelden geschre ven. Deed hy het een enkele maal zooals in zyn Gids-artikel over »De drie tydvakken der Nederlandsche geschiedenis" dan ge schiedde het met schroom en meende hij zich te moeten vero, tschuldigen. Want hij wilde liefst eiken regel, dien hy schreef, kunnen verantwoorden, en ontdekte telkens weer leemten in zijne voorstelling van den samen hang der dingen; dan ging hij aan het onder zoeken en navorschen, totdat hij had gevonden wat hij wenschte te weten en een andere onzekerheid hem tot nieuwe détailstudie bracht. De geschiedenis van den tijd van Jan de Witt en van den patriottentyd, waarvoor hij een uitgebreid materiaal had bijeengebracht, zijn ongeschreven gebleven. In plaats daarvan enkele uitvoerige artikels over sommig?? perioden heeft hij ons nagelaten zijne »Titn jaren", een groot aantal kleine monographiëen en een lange reeks van speciale studiën, modellen van historische kritiek, ook boekbeoordeelingen, die gewoonlijk veel meer zijn dan wat de tit«l doet vermoeden en waarin hy dikwijls, als hij zich niet kan vereenigen met het verhaal van den auteur, zyn eigen verhaal er voor in de plaats geeft. En hoeveel meer heeft hy' niet gearbeid dan de ly'st zijner gedrukte geschriften aanwijst! Want hy behoorde niet tot die soort van his torici, die geen oogenblik kunnen wachten met het publiceeren van wat zy gevonden hebben; de drang tot mededeeling aan anderen van de resultaten zy ner onderzoekingen bleef bij hem vaak uit. Dat ondervonden allen, die het voor recht hebben gehad hem te mogen raadplegen in hunne studiën; zelden vroeg men hem te vergeefs om hulp bij het oplossen van een moeilykheid ; uit de schatkamer van zijn weten en herinneren of den rijken voorraad zijner aanteekeningen en excerpten werd de gewenschte inlichting altij i te voorschijn gebracht. Want bij kende het verleden van onze natie in zyn vollen omvang: de geschiedenis van haar staatsbestuur en diplomatie, haar recht en volkshuishouding, haar godsdienst en let teren, haar handel en wandel was in zijn brein samengevoegd tot n harmonieus weten. Zijn logisch denken uitte zich in een kristalhelderen stijl, hartstocht was er nooit in te hooren, wel, voor wie goed luisterde, de naklank van de inwendige beroering, die vooraf ging. In zijne polemiek was hij nooit per soonlijk, wel scherp : met in den vorm onbe rispelijke, daarom doodende ironie, met een recht op den man afgaande beschuldiging, met een krachtig gemotiveerd vonnis heeft hij neergeslagen wie zyn toorn had opgewekt door lichtvaardige kritiek of onbesnisden aanval. Een Hollander was Fruin: gehecht aan zijne dagelijksche gewoonten, aan zijn huis, zijne stad, zijn land over de grenzen kwam hy nmaal, in buitenlandsche archieven heeft hy nooit persoonlijk onderzoekingen ingesteld, maar des te meer gewoekerd met den schat, dien anderen er beurden ; verknocht ook aan het geslacht van Oranje, waaraan hij ons volk voor altijd verplicht rakende door wat de eerste en de derde Prins Willem hebben gedaan. Eu ook een protestant. Aan de verdiensten van den Katholieken geschiedschry ver N u yens heeft hij volle recht laten wedervaren, maar tegen denzelfden auteur ook met kracht ver dedigd de Protestantsche traditie, die hem lief was. Mter dan eens heeft hy met nadruk ge waarschuwd tegen Katholiek fanatisme. Nog in een van zyn laatste geschriften, waar de uit spraak van den inquisiteur Tapper : »de waar heid en de kerkleer zyn noodzakelijk n, doch gebeurt het onmogely'ke en verschillen zy' van elkander, dan behoort, op straffj der ver doemenis, de kerkleer boven de waarheid ge» loofd en bekracht te worden" hem den uit roep ontlokte: «Gezegend de Hervorming, ge zegend de scheuring der kerk in tweeën! Wat zou het lot zyn geweest van Wetenschap, als Tappers geestverwanten by machte waren ge bleven om dit motto van hun overmoed te handhaven en de waarheid van de kerkleer afhankelijk te stellen !" Mij, die in den academietijd het voorrecht heb moeten missen van tot Fruin's leerlingen te behooren en eerst in latere jaren zjjn vriendschappelijken omgang heb mogen ver werven, paste slechts een poging om te schetsen wat hy als geschiedvorscher is ge weest. Ik heb met deze weinige regels alleen uiting willen geven aan het geroel van diepen eerbied, dat mij voor dezen onsterfelijken historicus bezielt. Utrecht, l Febr. 1899. G. W. KEBNKAMP. iHiiiiiiiitiiiiiMmiHiiiiimiimiiiijjj Het Huishouden en de Vrouwenbeweging. {Ltziny vün Mej. M. Meijboom op de Amst. Hmsk. School. 1) Geen andere omstandigheid oefent op het karakter van den menscli zooveel invloed uit als ijn huiselijk leven. De huiskamer ze moet zijn de vluchtheuvel voor ieder, de plaats, waar ieder zich begrepen voelt, waar de laffe vleierij der wereld wordt opgewogen door gezonde kritiek, waar 's werelds miskenning wordt vergoed door echte waar deering. Luister, hoe Marianne (in Gösta Berlirg) zich een beeld vormt van het ouderlijk huis, dat pal stftat als een rots, als alles om ons heeu dreigt weg te zinken. »Waar kon ze barmhartigheid vinden, als ze »die bier niet vond! Als ze een mensch ver smoord had, zou ze toch uog hier aangeklopt «hebben, in de overtuiging, dat zij daarbinnen »ba»r vergeven zouden Al was ze de ellendigste «onder de menschen geworden, al was ze diep gezonken en in lompen, dan nog zou ze met «vertrouwen naar deze deur zijn gegaan en een liefderijk welkom verwacht hebben. Deze deur «was de ingang naar haar huis. Daarachter kon «ze alleen liefde ontmoeten." Eu van dat huis met zijn gezagenden invloed is de vrouw het middelpuut; in kaar macht liggen de stemming, de gezondheid, de karakter vorming der huisgenooten, van haar hangt af het geluk harer omgeving. Hoe bereiden zich in deu regel onze jonge meisjes voor tot deze groote taak, die ze of ia eigen of in andrer gezin zullen moeten ver vullen? Over haar, die voorbereiding zoeken in bals en partijen, die baar jeugd beschouwen als een tijdperk, dat verbeuzeld mag worden, willen we niet spreken; maar hoe gaat het bij de meeste anderen ? Het jonge meisje leert thuis naaien, strijken, koken, soms wasschen, en heet dan een goede huisvrouw; men rekent den jongen man gelukkig, die zulk een meisje tot vrouw krijgt. Maar als de kinderen gewasschen, gekleed, gevoed zijn, is dan hun opvoeding volkomeu ? Als het huis keurig in orde is en alles in de kleinste kleinigheden wordt verzorgd, is dan gezelligheid eu warmte en hartelijkheid ge waarborgd ? Zie. als lichaam en ziel, zóó verhouden zich huishouding eu huiselijk leven. Walmeer men zijn lichaam niet verzorgt, dan lijdt daarouder de geest; maar schande den meupch, die aan zijn lichaam de meeste zorg besteedt, en daardoor zijn ziel verwaarloost. Wanneer de praktijk der huishouding te wenschen overlaat, dan kan het huiselijk leven niet aau alle «ischen voldoen; maar schande de vrouw, die het huiselijk leven doet verloren gaan in de beslommeringen vau wasch, verstelwerk of keukeu. Harmonisch ontwikkeld moet de vrouw zijn, die «au het hoofd van een gezin staat. Zij, die voortdurend overgaat van de eene stemming in de andere, is niet harmonisch: ze Voert strijd met zichzelf en is daarom niet in staat haar omgeving te leiden. Zoo iemand is als huisvrouw ongeschikt; immers, vandaag in een opgewekte stemmiug deukt ze alles te kun nen, en morgen, als ze terneergedrukt is, ziet ze geen kans haar plannen te volvoeren, en blijft het werk half-af liggen. Ze mist het zoo hoognoodige »geestelijk evenwicht". Aan de jongeren lijkt zulk een harmonisch karakter koel toe; want de ziel, door verschil lende aandoeningen uit den evenwichtstoestand gebracht, schijnt koud, wanneer ze daaraan niet toegeeft. Toch is dat het gezondste zieleleven dat na een schok het snelst zijn evenwicht her stelt; en het zijn zulke menschen, die in tijden van gevaar, ziekte of wat dan ook, de grootste steun blijken. Om in geestelijk evenwicht te blijven, moet de huisvrouw staan boven haar huishoudelijke bezigheden, in plaats vau er zich door te laten beheerscheu. Een piauist, die het spel niet in 1) IQ den loop van dezen winter zullen op de Amsterdamsche Huishoudschool lezingen en voordrachten over verschillende onderwerpen worden gehouden. De serie werd geopend door Mej. Meijer met een voordracht over Bijen ea bijenteelt , de tweede is de hier opgenomene. Waarschijnlijk zullen wij ook van eenige der anderea bier melding maken. zijn macht heeft, agiteert zich, terwijl hij, die Volkomeu zeker is van ziju kunst, met kalmte de vingers over de toetsen kat gaan. Zich beheerschen door haar huisiiouden laat zich de huisvrouw, die voor alles vaste, onwrik baar vaste regels eeft en daarvan ouder geen voorwaarde nieeut te mogen afwijken. 't Is half vijf: er moet gedekt worden. Daar komt n der kinderen verdrietig uit school eu heeft behoefte aau troost. Maar er moet gedekt worden, later eten kun niet, dus het, kind blijft met zijn onuitgesproken verdriet alleen. l)e wascli moet Vrijdag in de linneukast liggen. De huisvrouw is moe eu zou beter doen, z.ch wat minder te reppen. Maar de wascli moet opgeborgen zijn, dus de gezondoeid der huisvrouw wordt opgeofferd. Een. der jougeus heelt op ziju wandeling een mooien vlinder gevangen: hij stuift, binnen om zijn. schat aan moeder te touneu. //Ga je voeten vegen, je maakt het kleed vuil," moet hij tot ziju ontgoocheling hooren. En nu is de gevolgtrekking niet: eet van daag eens om vijf uur, morgeu oji zes en overmorgen om half zes, maak uw wasch af, wauiieer ge er lust in hebt en vermoei u niet met u* kinderen ordo eu netheid te leereu, maar: heb vau alles uw regels, doch sta er zelf boveu e» zorg, dat onder de machine van uw hu,s:ioudmg de teere plantjes vau harte lijkheid eu vertrouwelijkheid iiiet verbrijzeld worden. Er zijn huishoudens, waar htt gezellig, warm en genoegehjk is, waar tegelijkertijd huishouding en huiselijk leveu verzorgd worden, maar waar de huisvrouw zelf de dupe is, waar ze 's avouds doodmoe en bleek achter het theeblad zit, terwijl de huisgenooten het dikwijls niet eens bemerken. Zulk een toestand is gevaarlijk. Eed stapje verder, en moeders zwakte zal de overhand krijgen op haar belangstelling; haar lust eu opgewektheid zulltii er door worden gedood. Er bestaat hiervoor tegenwoordig meer ge vaar dau vroeger. Vroeger toch leefde de tiuisvrouw bijna uit sluitend buiueu de wandeu vau haar tehuis; tegenwoordig neemt ook de buitenwereld haar iu beslag met haar genoegens, haar conversatie, de vele gasten, door velerlei vervoermiddelen gebracht, enz. euz. Boveudien - de meeste huishoudens zijn vau den, begiuue af clorn ingericht. Meu regelt zich naar rang en stand, m plaats van rekening te houden met de persoonlijkheid vau den uiau en de vrouw, be vrouw heeft haar aauleg voor eeu of ander vak eveu goed als de man; vau haar evenmin als van den man, mag geé'ischt worden, dat ze alles kan. Daarom zou het bet r zijn, als vóór het huwelijk het meisje eerlijk bekende: dit of dat iu de huishoudmg kan ik desnoods wel verrichten, maar het kost mij heel veel moeite, het spant mij '? veel i:;, het maakt, dat miju humeur eu ook op dcu duur miju gezondüeid er onder zal lijden. Dan zou bij de inrichting der nieuwe huishouding met zulk een feit rekening gehouden kunnen worden. Bijvoorbeeld De huisvrouw is niet sterk en kau niet tegen staau; ze laat daaro n een vreemde zorgenvoor het schoonmaken der lampen, voor het aan kant maken der wasch, enz. Zelf neemt ze in plaats daarvau het naaiwerk onder handen. De onkosteu zijn niet veel mér, waut ze spaart de naaister uit; eu het resultaat is, dat ze's avonds niet te moe zal zijn, om met haar man te spreken, dat ze de kinderen opgewekt kan bezig houden, iu plaats van hen voortdurend tot stilte te vermanen, omdat ze geen drukte verdra gen kan. Mevrouw is bedrijvig, maar het gebruik iu haar omgeving brengt mee, dat ze twee meiden moet nemen. Zij zelf mag zich bezig houden met uaaiwerk, waarvan ze niet houdt en dat ze ook niet goed uitvoert. Haar humeur lijdt daaronder, ze beknort de werkmeid, die uiet naar haar ziu werkt en ze verliest haar gezondheid omdat stilzitten verkeerd voor haar is. Zou mevrouw ook beter doen met een naaister in plaats van een werkmeid te nemen en zelf mee te doen aan het huiswerk ? Roode haudeu zal ze er misschien door krijgen; maar hoogstwaarschijnlijk zal haar gezin haar liever opgewekt en met roode handen zien, dan met fijne, blauke handjes en een knorrig gezicht. Eeu onderwijzeres bij het lager onderwijs be zit uitstekend de gave, om haar leerlingen te boeien eu hun de lessen prettig te maken. Ze trouwt eu neemt vau dien tijd af het bestuur der huishouding op zich. Haar kindt ren stuurt ze naar school, maar ze leeren sleci.t, omdat de onderwijzeres geeu tact heeft. Zou de moeder in dit geval niet beter doen, zelf Haar kinderen te ouderwijzeii en de huishouding aau een ander op te dragen? Schoolgeld en salaris der huis houdster wegen wel tegtu elkaar o,). Eeu vrouw heeft zich vóór haar huwelijk aan de kunst of studie gewijd; voor het huishouden heef', ze geen aanleg, eu wanneer ze met groote iuspaumug toch haar taak als huisvrouw wil volorengeu, voelt ze, dat ze haar gezin niet geeft, wat huu toekomt. Ook zij zou eeu huis houdster kuuneu nemen voor hè; practische deel der huishouding; haar invloed als vrouw cu moeder zou daaronder volstrekt met lijden, integendeel ze zou met, frissche krachten zich aau man eu kmdereu kunueu .geveu. Is het geld een bezwaar, dun zou ze haar vroeger vak weer kunuen opvatten m haar vrije ureu, om daar door het salaris der hu.shoudster uit te winnen. Eu is deze oplossing minder geschikt, dau blijlt nog eeu audere oi'er, nl. vereenvoudiging van alles, wat de huishouding drukker maakt. l)e vraag: wat, zeggeu de keimisseu of de buren er vau, weegt bij de uieesteu zóó /waar, dat ze meeueu, met minder dau 3 gordijusoorteu over elknar te moeten nemen eu dat ze aau stollige kleedeu eu suuisterijeu haudeuvol geld en zeeëu vau tijd opofferen. Desnoods zuu mou ook het middagmaal vau buitenshuis kunueu laten komen. Als bezwaar hiertegen voert meu aan, dat het zoo //ongezellig" ziju zou. Maar aau het voedsel proeft meu toch uiet, of het thuis iu de keuken of buitenshuis door eeu kookster is bereid en m vele gevallen zal zelfs het laatste meer aau te bevelen ziju, dau de spijzen die thuis dikwijls door ouoekwame haudeu wordeu gereedgemaakt. Deze oplossing zou b. v. mogelijk ziju, als m verschillende wijkeu der stad bekwame kooksters zich vestigdeu. Op dit oogeublik lijkt zulk etu raad inisscuieu vreemd; maar is het uiet evenzoo gegaan met ous brood, ons bier, onze beschuit, die vroeger m huis, tegenwoordig bijua uitsluitend buitenshuis be reid wordeu? Vele bezwaren zullen waarschijnlijk komen vau den kant der maimeu. Maar daarom moet ook de kwestie door de vrouw ernstig besproken worden met verloofde, echtgenoot, vader en broeder. Een mau, die het hart op de rechte plaats heeft, kau niet beter weiischen dau dat, zij, die ziju huishouden bestuurt, zieh geluk kig voelt. En gelukkig voelt men zich, als men iu staat is, zijn plichten goed te vervullen; uiet als men zich dag aau dag voor de moeilijkheid gesteld ziet zich te geveu aan eeu taak, waar voor men niet berekend is. In de volgende stellingen laat zich het ge sprokene resumeereu: 1. Het huiselijk leveu is de grondslag van ons geluk. 2. De huisvrouw (moeder) moet daarvan de ziel wezen, en om dat te kunnen, harmonisch ontwikkeld en in eveuwicht ziju. 3. Dat kau zij niet als de inrichting van het huishouden voortdureud strijdt met haar aard eu persoonlijkheid. Conclusie: Dus moet het huishouden, als zijude middel en uiet doel, ondergeschikt gemaakt worden aau de persoonlijkheid der huisvrouw, juist ter wille van het huiselijk leveu. Dat deze stellingen aanleiding gaven tot eeu zeer levendig debat, behoeft wel uiet te wordeu vermeld. M. W. K. llnillllMltlllltlllllmlMiMIIIIH iMiitiiiiiniiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiin Een beroep. Jiloemenhorlogc. Huysmam' Egenu. Een beroep voor jonge dames, maar om het er ver in te brengen moet men energie, smaak en kunde hebben, is «eerste mediste", anders gezegd upzichteres in een atelier van kleermaaksters. In Frankryk is dit sinds lang niet meer in discrediet by meisjes van burger familie, die haar brood moeten verdienen ; in Duitsehland dringt het door; in ons land be hoort het nog tot de beroepen die men niet meer telt dan dat van naaister, en waar b. v. de meisjes die onderwys of telegrafie studeeren, zich verre boven verheven achten. Maar er behoort by' den aanleg, ook eene flinke oplei ding toe: naaien, knippen, teekenen, liefst ook wat costuurnstudie en vooral energie en zelfbewustzijn. Evenals een combinatie van keukenmeid en wetenschappelijk ontwikkelde de »rlirectiico der kookschool" gevormd heeft; zoo kan ook de combinatie van naaister, kunstenares en industrieel-ontwikkelde de «première" g-ven, die nu nog in alle groote zaken uit het buitenland komt. Het voorbeeld van Engeland kan hi, r niet dienen, omdat daar, behalve de groote modistes, die meest uit het buitenland komen, een itantal verarmde dames van heel hooge geboorte, gravinnen en markieannen, hopdenwinkels en ateliers ongezet hi-.bhen. Dit is intussclu-ri een modegril ; het is de vraag of zij werkelijk van het vak ver stand hebben, dan wel alleen haar naam leenen ea met het publiek praten, terwyl het dirigeeren van het werk door deskundigen geschiedt. »Kon, ce n'est pas Ie jour, ce n'est pas l'alouette, C'est Ie doux rossignol, Ie messager d'amour . . .'' In de poëzie en bij de wilde volken regelt men zijn tijd niet naar de klok. maar naar de dieren- en plantenwereld. Bij ons is deze tamelyk onbetrouwbaar. Leeuwerik en haan doen zich lang niet op de minuut hooren. Onder de kefirkringen intusschen, waar alle dagen even lang zijn, en de dieren en planten niet door de duize.nde toevalligheden van het menschelijk bedryf gestoord worden, kan men er byna zijn dag naar inrichten. Op Java rekende prof. Haberlandt, in het bosch van Tjiboda tusschen G en 8 zijn tijd naar het optreden der verschillende zangvogels; van 8 tot 9 was er geregeld eene pa'ize, van 9 uur tot 10 hoorde men het kirren en koekeloeren der diverse duiven, besloten met den klokkentoon van den Javannschen koekkoek. Na 12 uur is het doodsiil; alleen nu en dan het geschreeuw vau een pauw, en de eenzame rluitklatik van een middagzanger. Eerst tusschen 5 en G, na het onweer, begint een nieuw concert, dat van de krekels en cicaden, steeds toenemend naarmate de avondnevelen door de takken trekken. Man kan naar de intensiteit bijna afineten hoever men van zonsondergang af is Maar ook in Europeesche landen kan de bo r zeggen, hoe laat de vink gaat kwinkeleeren. ongeveer 's morgens om half twee; hoe laat de mees, om half drie; dan volgt de kwartel, om o uur, en het roodstaartje om half vier. 0:n 4 uur komen de lijsters, om half vijf de moerasmeezen, om 5 uur de musschen. Maar dit alles is niet betrouwbaar, het verandert met de saizoenen <m de land streken. Veel geregelder is het bloemenhorloge, omdat men dit met zorg en oplettendheid kan in orde houden. Linnaeus stelde er reeds een samen ; om half vijf opent zich de wilde roos; om half zes de zwarte nachtschade, om half zeven de leeuwentand, de aardappelbloem en de wilde cichorei, om half acht de convolvulus. Tusschen 8 en 9 wordt de zon begroet door de witte waterlelie, de eereprijs en al de gentianen: tusschen half tien en 10 komen de tulpen, tusschen 10 en 11 het duizendguldenkruid, om 12 uur de gele digitalis, eerst tegen l uur de ganzedistel. De rest van het horloge wordt, ofschoon niet in dezelfde orde, door het sluiten der bloemen aangegeven. De ganzedistel bly'ft geen uur open; deleeuwentand en hare groep sluit zich vóór 3 uur, de klaver om half vier, de gele crocus tusschen 4 en 5, de gentianen en bijbehoorenden tusschen B en G, de winde voor 7, de waterlelie voor 8, de wilde roos eerst tusschen 8 en 9. De tuinbouwkunst der Chineezen, zoo vol maakt, heeft van deze wetenschap kunstig partij getrokken. In Li-Hung-Chang's tuin ziet men, in een kringvormig bloembed, de namen van 18 cy'fers ieder door eene afzon derlijke soort van bloemen gevormd. Een lange wijzer komt uit eene vaas in het midden van het bed, met bloemen gevuld, waaronder een uurwerk begraven is. Langzaam ronddraaiend richt zich de uurwijzer steeds op een cy'fer door geopende bloemen gevormd, terwijl de anderen gesloten zijn; om 12 uur bijvoorbeeld op een prachtige groep chineesche passie bloemen, de fraaiste van het uurwerk. Daar entegen is l uur oningevuld; er is nog geen bloem in China gevonden, die op dat uur opent. Men beweert dat de chineezen in het binnenland noch bloemen, noch andere uur werken hebben, maar precies aan het oog der kat kunnen zien, hoe laat het is. * * * Iluysmanp, de schrijver van A reltou s, En route. La-bus, Lfi (.aihédrale, zal in zyn verblijf in eenzaamheid ook »zijn getrouwe dienstbode" meenemen. Dit is een zonderlinge figuur, Anne Tnibaut. die wel is waar des dichters huishouden doet en met de bondschapmand naar de Halles gaat, maar ook haren meester tot profetes en muze dient, en de eigfnlijke bewerkster zijner »!>ekeering" is geweest. Anne Thibaut beschouwt zich als rechtstreeks door Jdanne d'Arc, haar patrones, gezonden, en is in die qualiteit eerst naar een anderen man, een weduwnaar, gegaan, wiens huishouden en wiens ziel zy heeft verzorgd; en na den dood van dezen is zij Huysmans gaan oppassen. Zij is uit Champagne, van welgestelde f imilie, maar heeft haar eigen man, een herbergier, verlaten om in de bosschen te gaan leven van kruiden en water. Haar gesprek is vol extases en mirakelen; ieder jaar neemt zij eens» vacantie om een pelgrims tocht te gaan doen ; zij vraagt geen loon en let ft grootendeels van melk, maar tracht niet enkel haar meesters maar ook, ondanks af stooting en spot, hun vrienden en toevallige kennissen te bekeeren. E-e. HHIlllllMMIIf MINIMI tlMHIIIM II MIIIIMIIIMMIIIII c7iiqczcnbe,n. Aan den heer j'\ W. Drijcer. Teneinde u er van te overtuigen, dat mijn oordeel over vele predikanten, het mocht dan streng zijn in uw oog, althans niet oppervlakkig was, zond ik voor het vorig nummer van dit blad een uitvoerig antwoord aan u in, een te uitvoerig antwoord: de redactie kon de er voor vereischte ruimte niet afstaan. Ik doe u dit antwoord nu op andere wijze toekomen. Na lezing er van zult u inzien, dat ik, helaas! niets kan laten vallen van myn beschuldiging aan 't adres van velen uwer ambtsbroeders, dat hun geloof zoo weinig in hen »leeft". Wat betreft het, ook in uw oog, «zedelijk misdry'f", waarvan ik in myn door u gewraakt artikel melding maakte, ja, ik kan helaas! met de stukken bewijzen, dat waarheid is, wat ik hierover schreef; ook dat by bedoeld kerk bestuur het feit en de persoon (niet: »de persoon, door mij genoemd", zooals u schryft; want ik noemde geen persoon; en doe 't ook nog niet, al ben 'k er toe in staat) bekend zijn. De beschuldiging van oppervlakkigheid moet ik terugkaatsen. Van oppervlakkig lezen toch getuigt uwe meening, als zou ik deze feiten op rekening van het christendom stellen. En eene smet op den naam christely'k werpen? 'k Dacht zoo, dat dat deden zy, die zich noemen de Dienaars van Christus' Evan gelie, maar die och, zoo weinig tdónen, te hebben begrepen Zy'ne Bly'de Boodschap van VREDE, van LIEFDE, van GERECHTIGHEID en niet ik, die my over dit feit bedroef, al noeic. ik mij geene christin. BEKTHA VAN 'T STICHT. Zeer geachte Heeren, Mag ik een bescheiden plaatsje verzoeken in uw blad, voor een opmerking naar aanlei ding van het artikel van E. Boske, in de rubriek «Voor dames" van het nommer van 29 Jan.? In genoemd artikel wordt het zeer bizondeie boek van Mathilda Serao: »I1 paese di Cuccagna" door E. B. met groote waardeering besproken en met warmte aanbevolen ter lezing.... in fransche vertaling. Het is uw medewerker(ster) blijkbaar niet bekend, dat reeds in '94 of '95 van dit «ma gistrale en majestueuze" boek een uitstekende Hollandsche vertaling door Hanna van Brielen, het licht zag onder den titel »Speelzucht", dus is het my een voorrecht te kunnen wijzen op de overzetting in onze eigen taal, van een werk dat met zoo groote ingenomenheid in uw blad wordt aangekondigd. U zult het met my ns zy'n dat wij niet bij onze buren behoeven te leenen wat wy' zelf in onzen voorraad hebben. Met beleefden dank, Uw. dw. 'sHage, l Febr. '99. J. C.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl