De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 12 februari pagina 3

12 februari 1899 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1129 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Henri Fooiman kreeg z'n zin en kwam aan het tooneel. Het was m 'tjaar 1874. Tourniaire gaf hem een rok cadeau. Hij zat al vast in de plunje. Had Fooiman van de kinderkomedie bij Mok Verwoest veel geleerd, in Morriën, dien begaaf den en artistieken man, vond hij een uitnemenden leermeester. Hij debuteerde als knecht in een parodie op Don Juan. In Sept. -1875 werd hij verbonden aan het gezelschap van Boas, Judels en Bouwmeester. Daar heeft hij van alles gespeeld, 't Gezelschap was gesplitst: de twee troepen werden, om de vriendschap onder elkander, de Hoekschen en Kabeljauwschen genoemd. Bij beiden heeft hij gediend. Vier jaar bleef hij daar en werd een groote en goede vriend van Judels. Judels was dan ook met Louis Bouwmeester getuige bij zijn huwelijk in Mei 1878 met Gesine Hnysers, kleindochter in de rechte lijn van Rosenveldt. Verder speelde Poolman bij Driessens in Ant werpen, om in 1881 geëngageerd te worden aan de Rotterdamscbe afdeeling van de Koninklijke vereen iging: Het Nederlandsch Tooneel, die spoedig ontbonden zou worden. Toen dit ge schied was, toog Fooiman weder naar Amster dam en speelde bij Charles de la Mar inlivoli in de Nes gepeperde fransche blijspelen. Zeer trok hij daar de aandacht, zoodat de Tooneel vereeniging voor de eenige en enkele voorstel ling, die zij als model voor beter repertoire, mise- en- scène en spel wenschte geven, hem uitnoodigde een rol in Nora en Mascarille te vervullen. De vervulling dezer rollen werd voor Pool man een triomf. Zijr. naam was er voor goed mede gemaakt. Al wat hij later, directeur ge worden met Kreukniet, in de Salon des Variétés speelde, deed hem meer en meer als een groot en veelzijdig acteur kennen. Na den dood van Kreukniet kwamen moeilijke jaren, enkele jaren mede-directeur van Tivoli te Rotterdam, dan weder zonder engagement. De goede moed zijner vrouw, en eigen opge wektheid en levensvreugde hebben, hem niet aan 't kwijnen gebracht. Een engagement voor een talent als het zijne, kon niet uitblijven. Sinds September van het vorige jaar speelt hij met zijne vrouw weder in den vriendelijken en gezelligen Tivoli-schouwburg te Rotterdam. Daar herdenkt hij nu deze week zijn 25jarige tooneelloopbaan, spelende de titelrol in Molière's Vrek, waarvoor hij sinds lang ernstige studie maakt. Tot zijn schoonsten tijd rekent Pool man het jaar van De Tooneelvereeniging en de daaraan volgende reeks modelvoorstellin gen. Als Poolman van de vertooning van Krogsiadt in Ni ra en Mascarille in Belachelijke Hoofsche jujers bij de Tooneelvereeniging spreekt, wordt hij warm en erkent, dat hij, even als meer dan n artiest, aan die enkele voor stelling zijn reputatie te danken heeft. J. H. R. iefc in de De violist Willy Hess, die Donderdagavond 2 dezer in het abonnementsconcert van het IIIIHIIIIIMIMlIfll Concertgebouw optrad, gaf als nastuk ten beste de Ciaccoua van Bach. Reeds in het begin van den winter op n der trio-avonden Paur?Hess Grünfeld was dit meesterwerk door hem ge speeld in de kleine zaal. Men wist dus dat bij het zeer goed speelde. Gaarne erken ik dat dit magistrale opus van den grooten Johan Sebastiaan nog beter tot zijn recht kwam dan destijds, daar de groote zaal zich beter leent tot het opvangen van de stroomen geluids, die bij een goede voordracht van dit stuk, zich in de ruimte verspreiden. Hadde de heer Hess dit toegift niet gespeeld, dan zou ik hebben kunnen volstaan met te zeggen dat hij de Gesangscene van L. Spohr en de onbeduidende Romanze op. 40 van Bruch op zeer voldoende wijze, echter zonder eenig spoor van innerlijke warmte voordroeg. Indien Spohr's vioolconcerten niet op buitengewone wijze gespeeld worden, dan komen zij den toehoorder al zeer verouderd voor. Verzwegen mag ook niet worden dat de intonatie voortdurend een weinig te hoog was in de Gesangscene. Echter, ik herhaal het, met de Ciaccona werd veel van den onbevredigenden indruk uitgewischt. Het programma was ditmaal niet zoo belangrijk als wij dat meestal in het Concertgebouw gewend zijn. Ook werd niet alles even fijn uitgevoerd. Zoo waren er in Strauss' Guntram-voorspel eenige ongelukjes, terwijl ook het tempo van den aanhef m.i. te snel werd genomen. Dat dit voorspel naast het daaropvolgende viool concert vau Spohr broederlijk op het programma prijkte, zij hier vermeld als curiositeit, meer dan als proeve van stijl in de samenstelling van een programma. De Steppenskizze van Borodin en een gedeelte uit de symphonie van Smetana betiteld «Mijn Vaderland" vormden de overige nummers van het programma. Een der belangrijkste kamermuziekavonden van dit seizoen was wel die van 4 dezer, toen het z.g. conservatorium-quartet bestaande uit de heeren Jos. Cramer, AndréSpoor, H. W. Hof meester en J. Mossel naast het quartet in D van Mozart en het F-dur op. 59 van Beethoven, een nieuw opus vau den Franschen componist Vincent d'Indy tot uitvoering bracht. Het laatstgenoemde werk is boeiend in de hoogste mate. Welken maatstaf in de beoordee ling men het ook aanlegt, men is getroffen in rbythmisch opzicht, men staat versteld over den rijkdom in kleurschakeering en niet het minst is men in de grootste bewondering voor het meesterschap, waarmede d'Indy uit het eenvou digste motief, van slechts 4 noten, een uitge breid toonwerk in symphouischen vorm weet te ontwikkelen. Wel kan men beweren dat er herinneringen aau Wagner (Parsifal) en Liszt opdoemen, maar ik houd niet van reminiscentiejagerij, vooral niet bij eeu zoo belangrijk werk, hetwelk toch uit een oogpunt van stijl een geheel nieuw aspect oplevert in de litteratuur voor kamermuziek. Het eerste deel imponeert dadelijk door zijn ernstig karakter en meester lijke bewerking. Het tweede deel door zijn overmoedig rhythmus in 5/4 maat en door het goed volgehouden petillante in de bewerking. Het derde deel, het Adagio, heeft op mij een waarlijk grootschen indruk gemaakt. De breede melodiek, voortspruitende uit het eenvoudige thema en de gecompliceerde, dikwijls dissoneerende stemvoering boeien van het begin tot het einde ; niet het minst, als die telkens ineenvloeiende dissonanten, eindelijk oplossen. Doch ook het laatste gedeelte is vol van de interessantste combinatiëu. Gespeeld werd het quartet op eene wijze, die de schoonheid van het werk op zijn duidelijkst deed uitkomen. Zóó klaar en onge dwongen, zóó met warmte en gloed voorgedragen MminnMintimmiiliillliiiiiiiiliiitnlliiiiii iiiliilllllilllllllll i> Het verraad van Mrs. Bunker. 5) DOOR BRET HARTE. III. Het eerste wat zij deed, was naar de kreek te ijlen, want daar lag het scheepje dikwijls aan, en in haar wanhoop te beproeven hem in halen. Doch terstond gevoelde ze dat dit onmoge lijk was, en een doffe moedeloosheid deed haar onbewegelijk stilstaan en met strakke oogen de schuit volgen, als kon zij een antwoord lezen van het dek. Zoozeer was zij in hare beschouwing verdiept dat ze niet zag hoe een loods, die bijna vlak voor de kreek voor anker lag, een tweeriemssloep had uitgezet, welke met kracht op de rot» aanroeide. Zoodra zij deze in het j oog kreeg, begon ze van het hoofd tot de voeten te beven; een veorgevoel zeide haar dat deze haar tijding bracht. Zoo was het ook; een kort briefje van haar man berichtte haar, dat hij onverwacht een klein zeereisje maken moest; dat hij geen gelegenheid had aan wal te komen, doch baar bij zijn terugkomst alles vertellen zou. Een oogenblik gevoelde zij zich merkbaar verlicht; toch was zij reeds genoeg op de hoogte [ van al wat zijn beroep betrof om te weten dat dit slechts een uitvlucht was. Hij had bij het verlaten van de Poort gemakkelijk even kun nen aanleggen, en het signaal voor haar geheschen hebben om in haar eigen sloepje bij hem aan boord te komen. Den volgenden dag sloot ?.e haar huisje, en roeide de Punt om naar de Embarcadero, waar de groote stoombooteu nu en dan aan leggen om passagiers op te nemen naar San Francisco. Kapitein Simmons had deze reis haar man niet gezien ; ja, wist zelfs niet dat hij de Baai uit was gegaan. Mrs. Bunker kwam op een wanhopigen inval. Zij begaf zich naar den Secretaris van de Visscherij Maatschappij. Doch deze, door en door man van zaken, was stil en in zichzelf gekeerd. Haar man had van hen geen opdracht om zee te kiezen; hij zou bovendien wel weten dat kapitein Bunker uu zijn eigen heer en meester was; dat hij zelf tijd en plaats om te visschen uitkoos. Hij wist niets van ge heime diensten, die kapitein Bunker vanwege de Maatschappij zouden zijn opgedragen. Hij hoopte dat mrs. Bunker niet vergeten zou dat het duel, waarop zij zinspeelde, een oude ge schiedenis was, sedert lang vergeten, eigenlijk een persoonlijke gebeurtenis waar de Maat schappij in het geheel niet mede gemoeid was en hij allerminst ooit iets te maken zou hebben. Hij raadde mrs. Bunker in haar eigen belang, en vooral ook in dat van haar man, die zaak hoe eer hoe liever te vergeten. Het waren slechte tijden tegenwoordig. Als men mrs. Bunker's diensten niet genoeg beloond of erkend had, was dit zeker hél jammer, maar hij kon er niets aan doen. Sommige partijen hadden hem al genoeg last gegeven. Bovendien, wezenlijk, zij begreep toch zelf wel dat zijn positie tusliituiitiiimiitiiitiiiiiiiiiiHiiiiiMiiliillitiiiiiiiltlullliiiiifiinillliiiiilitra schen haar man, dien hij hoogachtte, en een zekere andere partij, hoogst moeilijk was. Doch mrs. Bunker hoorde reeds niets meer. Zij keerde zich om en vloog de trappen af, met gloeiende wangen, en vlammende oogen, welke den statigen beambte verbaasden. Hoe zij naar huis ging, zij wist het niet. Ze herinnerde zich flauw dat zij door de volle stra ten liep, met een gevoel dat de menschen het haar konden aanzien welk een verworpeling zij was, verlaten door haar man, bedrogen door haar ideaal, haar held, teruggestooten door hare vrienden ! Een menigte menschen stonden in troepjes voor de couranten-bureaux, druk pratend en gesticuleerend onder het lezen der bulletins, die wonderlijke opschriften droegen, als: /,De crisis," Bijzonderheden over eene ontdekte samenzwering om het Gouvernement omver te werpen" De Moord vanHenderson," Geruch ten van Arrestatiën op de Grenzen van Mexico." Somtijds meende zij de beteekenis er van te begrijpen, zelfs verbeeldde zij zich dat het een gevolg was van haar komst, alsof reeds haar verschijning alleen verraad ea argwaan wekte, doch meestal klonk alles haar in de ooren als de doffe, holle echo van iets, lang geleden ge beurd. Toen zij dien avond laat in haar huisje kwam, deed de bekende on,geving van het een zame strand en van de zee haar een oogenblik tot zichzelf komen, doch tegelijkertijd had zij het ontzettende gevoel dat zij er geen recht op had, dat, als haar man terugkeerde, het haar niet langer zou toebehooren, en dat, wanneer zij elkander weder zagen, het niet meer het hare zou zijn. Want onder al haar kinderlijke weife ling en angst, had ze een vast'besluit genomen. Zij zou hem alles zeggen, en het ergste hooreu. Misschien kwam hij nooit terug ; misschien zou zij het niet beleven. Zoo kropen de dagen eu nachten voorbij. De eenzaamheid, die zij voorheen in haar schande lijk bedrog met zulke heerlijke visioenen wist te vervullen, scheen thans, nu het berouw ge komen v/as, haar ellende slechts te vergrooteri. AVare zij ouder, ja meer schuldig geweest, zij zou minder geleden hebben. Zonder iemand om te raden of met haar te gevoelen, zelfs zonder eenige kennis van de wereid en wat deze zede lijkheid" noemt, beschouwde zij haar eenzaam heid en gemis aan vrienden als een noodzake lijk gevolg van haar misdrijf. Haar eenige maatstaf was haar vijandin mrs. Fairfax en deze kon haar toevlucht nemen tot haar minnaar; doch mrs. Bunker gevoelde uu dat zij dien zeifs nooit gehad had en alleen stond ! Mrs. Fairfax had openlijk met haar echtgenoot gebroken; zij echter, had den haren bedrogen ; de gevolgen daarvan, de straf, moesten nog komen. In haar pijnigend berouw was het waar lijk niet vreemd dat het arme schepseltje, half kmd, half vrouw, somtijds van die grijze zee, welke altijd daar was die zee, die haar alles ontnomen en er niets voor in de plaats gegeven had den dood verwachtte die haar vergetel heid, en misschien vergiffenis zou doen vinden. De derde dag van eenzaamheid werd ander maal door een groote gebeurtenis gekenmerkt. In plaats van de zware regenwolken, het seizoen eigen, welfde de lucht zich over de zee als een eentonige, kleurlooze massa. Ook scheen het alsof de oceaan, die zich achter de kreek uit strekte, dichter bij was dan anders, en hooger dan de Baai, telkens hel verlicht door lange liilMmiitiiiiiliiiimii en met zooveel eenheid in opvatting en phraseering weergegeven, maakte het een uitste kenden indruk. Maar ook wat was die Mozart mooi; innig en kuisch werkt zijn muziek als uit engelensfeeren. Dat nu Beethoven met zijn F-dur-quartet de kroon spande, zal men wel willen gelooven, Hoe goed was het gezien van ons voortreffelijk viertal kunstenaars om daar mede den avond te besluiten. Een Adagio zooals Beethoven dit voor zijn opus 59 componeerde, behoort tot het edelste en verhevenste wat de muzikale kunst heeft voortgebracht. Doch ook het prachtige, doorzichtige Allegro en het wonder baar bewerkte Finale op een Russisch thema zijn ware meesterstukken. Ook de uitvoering van dat quartet was zoo schoon, dat alle aanwezigen opgetogen waren en onzen kunstenaars eene warme ovatie brachten. Amsterdam mag zich gelukkig achten een strijk- j quartet te bezitten dat aan zulke hooge eischen j beantwoordt. j Een diep gevestigde overtuiging en heilig ge- i loof in de hoogheid van een genius, bovendien ! den moed om voor die overtuiging te strijden ; moet wel de kunstenaar hebben, die een ge- ; heelen avond durft wijden aan klaviercompositiën van Brahms. Men weet het de taal van Brahms is niet gemakkelijk te verstaan. In zijn vader land noemt men haar ,spröde'', stroef dus, zou den wij haar kunnen noemen. Lamond is echter de kunstenaar, die met zijn enorm talent, met zijn overweldigend kunnen geheel en vol voor hem in de bres springt. Lamond versmaadt het gemakkelijk te verwerven lauweren te plukken ; Lamond bedelt niet om de gunst van het pu bliek; Lamond gevoelt dat hij eene zending te vervullen heeft en die zending weegt bij hem meer dan uiterlijk succes. Lamond gaat op in Beethoven en wel in deu Beethoven van de laatste periode, in den Beethoven die thans, drie kwart eeuw na zijn verscheiden, nog zoo moeilijk verstaan wordt. Wie zou nu beter ook een Brahms-missie kunnen vervullen, dan hij die zich zoo abstract houdt van alle uiterlijk heden, die zich zoo in zijn kunstwerk verdiept, dat de eigen persoonlijkheid geheel op den ach tergrond gedrongen wordt; die zijne hemelgave, vereenigd met de vrucht van enorme studie en diep inzicht zoo impulsief tot uiting weet te brengen, dat een wel is waar uitgelezen publiek, tot het allerlaatste toe in spanning verkeert en den heros eene ovatie bereidt, zóó warm, zóó innig, zóó spontaan als hier in onze concert zalen slechts zelden voorkomt. Wie echter zou dat ook beter kuncen doen, dan Lamond, die in intiem verkeer met Brahms zich steeds heeft verkwikt aan de sympathieke persoonlijkheid van den componist, die als nauwelijks een ander, door zijn verrukkelijk spel de gunst mocht verwerven van den meester en die door volkomen vertrouwdheid met zijne intentiën uitverkoren zou worden den geest zijner werken te gaan verkonden aan de vrien den zijner muze ? Nu, dat Brahms' geest in het concertgebouw was 1.1. Maandag, bewees wel de indruk dien de pianist wist te maken met alle der door hem uitgevoerde werken. Wan neer nu die indruk na de Handel-variatiën grooter was dan na de f-mol sonate, dan moet men zulks op rekening schrijven van de straks ge noemde stroefheid, welke misschien in de sonate heerscht en die een groot aantal kunstvrienden weerhoudt in Brahms den meester te vereeren, wien men zonder eenige restrictie den tol zijner bewondering kan betalen. Wanneer men bij de twee Klavierstücke uit pp. 76 meer geniet dan b.v. bij de Rhapsodie uit op. 79, kan men veilig zeggen dat het innige, poëtische gehalte dezer werkjes meer tot het gemoed spreekt dan de zwaarwichtige phantasie van het laatstge noemde werk. Maar de ballade uit op. 10 was toch heerlijk en wat dan te zeggen over de Paganini-variatiën, waar de grootste virtuositeit in dienst gesteld is van een kunstwerk, dat aan geestigheid kan gelijk gesteld worden met het beste wat wij hebben in de klavier-litteratuur. Met dit werk heeft Lamond zich zelven over troffen. Na aldus voor Beethoven en Brahms het heiligste te hebben geofferd wat hij bezit, heeft de kunstenaar zich laten overhalen een derden avond ten beste te geven, waarop vele klavier componisten een plaats erlangd hebben. Eén naam ontbreekt er echter aan, en dat is zijn eigen naam. Als men nu weet dat van Lamond, naast eene symphonie, eene ouverture, een trio, sonates voor viool en piano, en violoncel en piano, ook verschillende klavierstukkeu in druk verschenen zijn, dan kan men hierin ook wederom waardeeren de groote bescheidenheid van den kunstenaar, die niet zichzelven zoekt te ver heffen, maar er de voorkeur aan geeft op te treden als pionnier van anderen. In een vol gend artikel hoop ik den derden klavieravond van Lamond te bespreken. AST. AVERK.WIP. streken schuim, dat als het weerlicht in den zomer omhoog stoof en weer omlaag viel. Zij wist dat dit een storm uit het zuidwesten voor spelde, en begon met half werktuigelijk overleg haar klein domein te verzekeren tegen den komenden orkaan. Zij dreef de koeien naar het schuurtje onder de kale eiken, haalde de geiten met haar jongen binnen de omheining en bracht van den houtstapel eenige, brandstof in huis. Zij was geheel door de struiken verborgen, toen zij eene boot langzaam, tegen den wind in, naar de kreek zag komen, waar ze een oogenblik te voren haar eigen vaartuig had opgehaald om bet buiten bereik te stellen der woedende golven. Het was een robbenvangersboot van Sancelito. Toen ze dicht bij de landingsplaats waren herkende zij in den man aan het roer, een der vrienden vau kolonel Marion deu man die hem met zijn secretaris was komen afhalen, maar dien zij nooit weergezien had. In haar angst besloot ze verborgen te blijven, i en, het kostte wat het wilde, eeu ontmoeting l te verhinderen. Aan wal gekomen bleef eeu der mannen juist bij hare schuilplaats plotse ling stilstaan, toen hij de kreek in het oog kreeg, welke de Punt tot nog toe voor hen verborgen had. //Zeg, Bragy," zei hij, zich tot Marion's vriend keerende, zoo zacht, dat mrs. Bunker hem nauwelijks verstaan kon, wat zullen we tegen die lui zeggen ';" »Er is er maar n," gaf de ander ten ant woord. De man is op zee. Zijn vrouw is alleen. Zij kan geen kwaad.'' Ze is immers vóiic ons ':" //Dat wil zeggen... Zij is het, die Marion voortgeholpen heeft toen hij hier kwam. 't Schijnt dat hij liet dadelijk met haar eeus is kunnen worden, althans ze heeft, hem sedert trouw ge schreven, maar mocht je haar zien, je kunt haar zooveel of zoo weinig vertellen als je wilt." //Ja, dat is goed en wel, maar dat moeten we nu afspreken," pruttelde Bragy. lic stel voor haar /nets te vertellen. Ik heb geen zin om nog meer van dat vrouwvolk deu neus in ouze zaken te laten steken. Ik ben van plan het terrein goed op te nemen en mij niet om haar te bekreunen." Maar we moeten toch een reden opgeven, waarom we hier komen, en haar vragen het geheim te houden, of ze begint te klappen tegen den eersten den besten, dien ze ziet," voerde de ander aan. 't Is niet waarschijnlijk, dat ze vóór den nacht iemand zien zal; dan is de brik binnen en zijn de kanonnen aaii wal. Vooruit; laat Jim zijn opnemingen doen bij de kreek, ik neem de kust voor mijn rekening. Gelukkig is hier een huisje en iets om zich in te verstop pen," hij wees naar het struikgewas de soldaten zouden anders te veel uitkomen eer de borstweringen opgeworpen zijn. Ze hebbeu scherpe oogen in liet fort tegenover ons." Er schijnt op het oogeublik niemand in de hut te wezen," hernam de ander, na het huisje nauwlettend te hebben opgenomen, de vrouw zou er anders wel uitkomen nu de honden aan slaan, zelfs al had ze ons niet gezien. Ze zal naar Sancelito wezen." j //Des te beter, 't Is eigenlijk verkieslijker j dat zij nergens van weet, voor het zoo ver is. l Later zullen wij 't met den man wei eens wor den over den koopprijs; hij heeft enkel squattersAmalie JoacMm.t Jozef Joachim, de groote violist, geeft »tot zrjn diepe droefheid" kennis van het over lijden zijner vrouw, de niet minder groote zangeres Amalie Joachim, op den avond van den 3en Februari 1.1. Met haar is een der meest volmaakte verschijningen aan den Duitschen zangershemel verdwenen, een verschij ning, waarvan de herinnering nog lang zal blijven voortleven als schitterend voorbeeld voor alle ernstige jongeren der zangkunst. Hoewel Amalie Joachim reeds sedert lange, lange jaren den dramatischen zang en daar mede ook het tooneel had vaarwel gezegd, was zy als liederen- en oratorium-zangeres en als uitstekende zangonderwijzeres haar kunst toch trouw gebleven, en zij was er in geslaagd, een schare van geloovigen om zich heen te verzamele, die vol geestdrift tot haar bleef opzien, ook toen haar kunnen ten slotte niet meer gelijken tred hield met het groote willen. De moeilijke begin-periode, waaraan bijna geen enkel groot kunstenaar kan ontkomen, bleef ook Amalie Joachim niet bespaard. De jonge Stiermarkerin (zij was in 1859 te Marburg aan de Drave geboren) had reeds in het huis van haar vader, een Oostenrijksch ambtenaar, die den titel Kaiserlicher Jiath had, ruimschoots gelegenheid tot bewustheid van haar muzikale gaven te komen, zoodat, reeds toen zy nog een kind was, de loopbaan van zangeres voor haar de eenig aangewezene scheen te zijn. Haar talent ontwikkelde zich als van zelf. In haar vaderstad had zij als Amalie Schneeweisz zoo was haar eigenlijke naam zeer onvolledig zangonderwijs ge noten, maar daar zij dikwijls in de gelegenheid was in Graz voortreffelijke opera-voorstellingen iiiiiiMitiiiiiiiiiiiiiimiiiiuiMiiiiiiiiiiiiiliiimmimiimmiiuiimiiiitiiiiii rechten. Kom, ga mee; we krijgen boos weer voor we de Punt om zijn, maar dat is niets, 't zal nieuwsgierige kruisvaarders op een afstand houden." Zij liepen door. Doch mrs. Bunker als door een addersteek opgewekt uit hare doffe moede loosheid, en met den moed der wanhoop, die nog toenam nu zij opnieuw aan hare vorige zwakheid herinnerd werd, had genoeg gehoord om haar vurig te doen wenschen nog meer te weten. Zij wisten door het dichte kreupelhout goed den weg. Zij wist, bij de open plekjes, altijd daar uit te komen waar het houtgewas eenige schaduw wierp, en, als een kat van struik tot struik kruipende, gelukte het haar, zonder zelve ontdekt te worden, de mannen steeds onder het bereik van haar gezicht en gehoor te houden. Er was niet veel scherpzinnigheid toe noodig, zeifs niet voor een onervaren jong vrouwtje als zij, om, na verloop van een uur, geheel op de hoogte te zijn vau het doel hunner komst. Dit was: alles in gereedheid te brengen voor de geheime landing eener gewapende macht, die, als werklieden gekleed, onder den schijn in de rotsen te houwen, borstweringen zouden opwerpen en de klip versterken. De landing zou dienzelfden avond plaats hebben, en ge schieden door middel van een schip, dat nu buiten de Hoofden kruiste. Thans begreep zij alles. Zij herinnerde zich hetgeen Marion gezegd had over de belangrijk heid der klip voor militaire doeleinden ; zij her innerde zich het bezoek der ollicieren van het fort aan deu overkant. De vreemdelingen zouden het Gouvernement de loef afsteken, en tegen den nacht in het bezit er van zijrj. Misschien getuigde het voor haar dat zij in het geheel niet dacht aan het verlies van eigen have en goed misschien was er nu weinig dat er waarde aan gaf ze was vervuld van een veel grooter onheil een ramp, die gedeeltelijk haar schuld zou zijn, waarvoor eike andere vrouw haren man zou gewaarschuwd hebben, of althans die olheieren van het Fort die... ja, juist! de ollicieren vau het fort vlak tegen over haar! Zij beefde, en bloosde tegelijkertijd bij wat haar nu inviel. Het was nog niet te laat waarom hen nog niet waarschuwen? Maar hoe? Een briefje, via Sancelito en per stoomboot naar San Francisco gezonden de gewone manier zou er van avond niet meer komen. Zelf te gaan, met haar bootje er heen roeien, was het eenige middel om bij tijds te zijn. Zou ze het kunnen ? 't Was een heel eind de zee begon onstuimig te worden ? toch, ZB zou het beproeven. Zij wachtte tot de laatste man in de boot was, steeds doodsbang dat er een zou achter blijveu. Toen, nadat het vaartuig om de Punt uit het oog verdwenen was, ijlde ze naar de hut terug, sloeg den oliejekker vau haar man om, zette zijn zuidwester op, trok zijn zeelaarzen aan, en maakte de boot los. Het was een lompe, zware schuit, maar gelukkig een waar men op aan kon om zee te bouwen. Eerst toen zij een goed eindje van de kust was kreeg ze de volle kracht van wind en golven, en be greep ze het moeielijke en gevaarvolle van het geen ze ondernomen had. Zij wist dat het raadzaam was met den wind mede te gaan, maar de hoope golven sloegen de boot lijwaarts, hetgeen ze voor omkantelen bewaarde, al ver traagde het den tocht. Ook hielp haar korte te hooren, wist zij uit hetgeen zij hoorde, voordeel te trekken en op die wijze haar muzikale vorming door eigen kracht voort te zetten. Zij voelde zich onweerstaanbaar tot het tooneel aangetrokken, en zoo zien wij haar nog als bakviscbje plotseling een engagement te Troppan aannemen, waar zij gedurende een seizoen bleef. Daar leerde zy op het tooneel loopen, staan en zich bewegen. Een engage ment te Hermannstadt was het gevolg van deze eerste vuurproef. Maar, nauwelijks in die stad aangekomen, kwam zij tot de treurige ont dekking, dat de directeur plotseling verdwenen was, zoodat zij zich financieel in een hoogst onaangenamen toestand bevond. Nu vestigde zij haar blikken op Duitschland, en begaf zich op weg naar Ansbach. Maar door een gelukkig of ongelukkig toe val, bereikte zij die stad zelfs niet. Op haar doorreis kwam zij te Weenen, en daar nam zij plotseling het besluit, den toenmaligen directeur van het Karntnerthor-theater, den heer Cornet, een bezoek te brengen en om een «audiëntie" te verzoeken. Stem en voordracht van de jonge kunstenares bevielen den direc teur zoozeer, dat hij haar dadelijk voor drie maanden op proef en daarna voor zeven jaar engageerde. Maar het stond in de sterren be schreven, dat dit geluk niet van langen duur zou zijn. Haar beschermer Cornet moest het veld ruimen tengevolge van zekere intriges, en zijn opvolger scheen geen hoogen dunk te hebben van de begaafdheid der jonge zangeres die nu den naam Amalie Weisz droeg zoo dat hij haar zelfs op een goeden dag verzocht, de rol van een der drie »Kranzjungfern" in den Freischütz op zich te nemen. Verontwaardigd zond de solo-zangeres het vel papier terug, waarop haar rol stond uitgeschreven, en merkwaardig toeval! in haar plaats moest een der koristen inspringen, en wel Pauline Lucca, die met deze eerste rol den grondslag voor haar latere schitterende carrière legde. Van nu af had Amalie Weisz aan de Weener hof-opera een serie van bittere pillen te slikken, want men gaf haar slechts tweede of derde rollen, en het was een schrale troost voor de jonge artiste, dat verscheiden zaakkundigen vertrouwen stelden in haar begaafd heid, en haar een schoone toekomst voorspelden. Tot de vrienden uit deze eerste periode behoort in de eerste plaats de Hannoveraansche hof-operazanger dr. Gunz, die toen juist in den bloeitijd van zijn groot talent was. Gunz had Amalie te Weenen in een besloten gezel schap hooren zingen en beval haar dadelijk warm en dringend aan bij den kapelmeester van het Hannoveraansche hoftheater. Deze ondernam zelf de reis naar Weenen om de aanbevolene te hooren, was verrukt over haar talent en engageerde haar oogenblikkelijk voor zijn opera, waaraan op dat tijdstip naast Gunz ook Albert Niemann verbonden was. Het was in de glansperiode v&n deze opera, dat Amalie Weisz in April 1862 voor de eerste maal als Fides in den «Profeet" voor het publiek der Hannoveraansche residentie optrad, en bij ieder een, zelfs bij den tamelijk stuurschen Niemann, die den Johan van Leiden zong, spontane uitingen van warmen geestdrift verwekte. In Hannover echter nam haar lot een be slissende wending. Hier leerde zy namelijk Jozef Joachim kennen, met wien zij herhaal delijk optrad op kerkconcerten en andere muziekuitvoeringen, en die haar reeds het volgende jaar hart en hand aanbood, zoodat in 1863 de aanstaande »Geigerkönig" met de jonge zangeres in den echt verbonden werd, waarbij hij echter als voorwaarde stelde, dat tiiiiimtiiiiiiiiHuiiiiiiiiMimimttmimmimuiiimiimiimmiiimiiiiliil slag, die haar nimmer over een golf heen bracht maar slechts halverwege er op, om de boot geen water te doen scheppen, terwijl haar vaste, steeds naar de kust gerichte blik haar behoedde voor een zeuuwachtigen angst welke zich van haar zou kunnen meester maken, zoo zij de dreigende op haar aanrollende golven gezien had. Het bootje had dus, dank zij haar zwak heid, haar onbekendheid met het gevaar en het eenvoudige van haar pogen, al het veilige van een drijvende boot, behalve dat het langzaam maar zeker vooruit, ging. Zoo bereikte ze gaande weg de Punt, waar zij in den tegenstroom kwam, die haar goed en wel in het vaarwater bracht, thans, wegens de kentering van het tij, op het doode punt. Na een half uur geroeid te hebben, zag zij zich tot haar vreugde wederom in een andere strooming, vlak tegenover hare hut, maar steeds verder er van afdeinend. De waarheid was dat zij zich dicht bij een grooten draaikolk bevond, ge vormd door de kracht van den wind in een inham van de kust, en dat zij in een halven cirkel om de baai heen werd gevoerd, die ze nooit dwars over had kunnen roeien. Zij dob berde nu in ne lijn met de kust en het fort, zij kon den vlaggestok boven het groen en de vierkante, witte gebouwen zien uitsteken; van de landingsplaats scheen ze nog slechts een mijl verwijderd. Waar de kust haar nu tegen de woede van den wind en zelfs van de zee be schermde, dreef de stroom, tegelijk met de eb, haar steeds sneller voort. Eensklaps beving haar de angst. Zij draaide den voorsteven naar de kust, doch in een oogenblik was de boot weer om. De onervaren vrouw verdubbelde hare pogingen, en trachtte half radeloos met de riemen te werken. Het weinige wat haar ge lukte was de boot dwarszeils te krijgen, waar zij, na een rukwind die dreigde haar te doen omslaan, goddank, op de kiel terechtkwam, en naar den wal dreef. De arme zwerfster was nu bijna op de hoogte vau de batterijen; zij hoorde een trompet; het was alsof er vlak bij haar hoofd op geblazen werd, ze meende zelfs dat ze de soldaten in hun blauwe uniform op de pier zag heen en weer loopen. Ze dreef er voorbij; deed nogmaals een wanhopige poging om te keeren, doch werd onmeedoogend medegesleept naar de Poort, en de open zee. Thans begreep ze het. Waarom was zij hier gekomen, dit was het einde! Daar ginds, slechts een weinig verder, nog enkele minuten, en ze zou in die golven de rust vinden waarnaar ze verlangd had, maar die zij niet had durven zoeken. Ze kon het niet helpen, men mocht er haar geen verwijt van maken. Hij zou thuis komen, en nimmer weten wat er gebeurd was zelfs niet hoe zij .getracht had het bedrog goed te maken. En hij zou zijn huisje in het bezit vinden van die die duivels! Neen, neen! ze mocht nog niet sterven, althans niet voor zij het fort ge waarschuwd had! Wederom sloeg ze de riemen met de kracht der wanhoop in het water; de ongewone tegenstand deed de boot een oogen blik stil liggen; ze steigerde, trachtte zich op te werken op een hooge golf, die gedeeltelijk er over heen sloeg, en mrs. Bunker op den bodem smeet onder een halve ton zeewater; de riemen als speelgoed uit hare handen rukte, over de verschansing wierp, en haar bewuste loos liggen liet. (Slot volgt.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl