Historisch Archief 1877-1940
8
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1129
De Miiif Ier Vereenigfle Staten yan N A.
(Judge.)
Van 1783 tot 1861
Van 13 Staten tot 34 Staten.
Uncle Sam begon te groeien.
Van 1861 tot 1899
Van 48 Staten tot . . . . ?
En alle Natiën willen nu handjes geven aan dien dikken Uncle Sam.
ncle Sam en de PMlipppen.
(Judy.)
Doctor JONATHAN : Je hebt nog al wat opwinding gehad en dat
maakt jeugdige kereltjes onlekker, ik zal je eens een tonicum geven.
De nieuwe leider der Liberale partij in Engeland.
l Punch.)
dividend kon uitgekeerd worden, ofschoon een
belangrijk winstbedrag op papier waa gereser
veerd. De afgeloopen dienst heeft voor de
mpy' meer dan eenig vroeger jaar opgebracht
Moge voor het vervolg nu ook nog de rate-war
met de Grand Trunk vermeden worden.
Van de europeesche staatsfondsen verdient
vermelding de groote ryzing in de noteering
der Portugeezen De 3 pets. stegen van 23%
tot 26 en de 4^ pets. van 34% tot 37M. De
onderhandelingen tusschen de vertegenwoor
digers der oblig.houders en die van het portug.
gouvernement, schijnen goede verwachtingen
op te wekken.
Oostenrijkers brokkelden niet noemenswaard
af, ondanks het aanhouden der binnenlandsche
parlementaire onlusten. De vermindering der
Spanjaarden is wel van eenige betaekenis;
eenïge reactie op de laatste verbeteringen was
te verwachten.
Turken vast en wat hooger. Serie D klom
tot 24 en serie C tot 28M. Men spreekt van
verwachtingen omtrent het optreden van de
Duitsche Bank in de turksche financiën in
verband met een verlenging van de Anatolian
Spoorweg. Voor de aandeelhouders der ge
noemde bankinstelling die reeds de
voordeelige gevolgen zullen ervaren van de plaat
sing der groote 3 pets. pruisische en duitsche
leening zal het intermediair in de financiën
van de Halve Maan ook niet onvoordeelig zyn.
Als de eene hand de andere wascht.... enz.
Betere noteering mag ook geconstateerd
worden voor Mexicanen, Brazilianen en
OdiumManen om vroeger genoemde redenen. Ook
deoblig. Uruguay avanceerden wat. De schuld
brieven van Argentiniëbleven onveranderd.
Toch komen uitvoerige berichten aangaande
vooruitgang in 's lands financiën. Het ver
trouwen zal wellicht eerst dan grooter worden
als het gouvernement de provinciale schulden,
en vooral de door haar verstrekte garanties,
byv. die voor de Santa-Fé, zal hebben doen
eerbiedigen. Tot het uitgeven eener leening
groot 30 millioen dollars zou besloten zy'n,
maar wie zal het gelukken een syndicaat te
vormen ?
De Tabakken zijn uiteenloopend veranderd.
De Deli Tabakmpij keert een slotdividend
van 131A betaalbaar met /132,50 op dividend
bewijs no. 10.
De directie der Amsterdam Heli Lomp. zal,
over '98, een slot-dividend van 47% pet. voor
stellen.
De Stoomvaartmpijen over het algemeen
beter. Het meest wonnen Kon. J\ed. Stoomb.,
Ned. Amerik. Stoomv., Stoomv.mpij Nederland
en de pref. aand. Zeeland.
Van de Petroleumivaarden verbeterden
Arnhemsch, Dordt, Uoll. Rum., Ned. Petrol. en
de pref. aand. Schibayeff. Lager staan
Elzasser en Koninklijke aandeelen. Verruiling
van koninklijke en Sumatra-Palembang tegen
Russ. Pet. & Liq. l^uel komt mij nog steeds
wenschelijk voor.
Oost-Indische mijnen zwak. Opvallend is
de groote drukte te Londen en te Parijs in
mijnwaarden. Enorm zijn de koersverheffingen
en niet zonder reden. De goud-productie
neemt toe en de prijzen van koper, lood,
tin, zink zyn in de laatste weken met
groote sprongen vooruitgegaan. Liefhebbers,
die een klein gedeelte van hun vermogen
steeds beschikbaar houden voor speculatie
worden in die groep geïnviteerd.
Op samenwerking heb ik steeds aangedron
gen. Dat is 'net parool waaronder zooveel
grootsche werken en ondernemingen in de V.
S. slagen. Daarom heb ik veel sympathie voor
de kloeke twentsche ondernemers die, door
samenwerking, hun brandstof op gunstige
voorwaarden zullen weten te verkrijgen. Daar
toe hebben ze The Preston Goal Co. opgericht
met een kapitaal van 050 duizend pd. st. Op
de nog te plaatseu 300 aandeelen wordt de
inschrijving tegen pari opengesteld.
* #?
-XCor te A. Zijn stellige toon komt mij wat
aanmatigend voor. Ik zou vooreerst de zoete
winst behouden en een afwachtende houding
aannemen. Als ge kapitaalskracht genoeg hebt
om wat geduld te hebben, dan is aankoop van
een paar hyp. oblig. der maatschappij, door u
het laatst genoemd, op goeden grond aan te
bevelen. Zie boven.
L. te Arnhem. Niet af te raden. Verschei
denheid is steeds gewenscht.
H. J. C. G. E. I. Dat is geen algemeen
gebruik.
II. De officieele noteering heeft betrekking
op de stukken van de grootte daarbij genoemd.
Zoo kosten kleine Oostenrijkers altijd wat meer
dan de groote stukken waarvoor de noteering
geldt. Vroeg- en laatbeurs kan ook wel degelijk
verschillen.
III. Heel eenvoudig door het complex van
oorzaken en gevolgen dat men vraag en aanbod
noemt.
IV. Kog wat afwachten ; zie boven.
K. 'k Hoop gelegenheid te hebben. Wil
voortaan vooraf schrijven om teleurstelling te
voorkomen.
G. te A. Hoe is het mogelijk ? Wie is dan
toch uw adviseur geweest ? Ik vind dat on
verantwoordelijk beheer. Koop een 3 pets.
Louisi-ille en voor het restant een 5 pets.
Jlijks Ailels Agmr hnnk.
C. J. te II. U gisteren geschreven. Ik ver
wacht uitvoerige inlichtingen omtrent personen
en zaken.
A. S. te llott. Met uitzondering van de laatste
door u genoemde soort, acht ik houden het
best. Voor de S. P. zie de kronipk van heden.
u. te Z. I. De helft verkoopen. Voor de
opbrengst kunt ge koopen: een 3 pets
Louisville en 'l Utah North. gec. 1ste hyp.
II. Ken Kusje.
Dr. J. M. I. Niet bepaald solide. Nog
wachten.
II. Xog weinig van te zeggen. Voor een
klein bedrag bestaat geen bezwaar.
III. Veel risico.
* *
*
Brieven, verslagen, circulaires en
prospcetussen voor deze rubriek te zenden aan
D. STIGTER.
Amst., Alexanderkade 4, 9,10 Feb. '99.
flltllllllllllUllMIIMIEIMIIIItlllllllllllllllll
WJLLIAM HARCOUKT (die den dienst heef l opge.zegd) : Zoo,
Bannerman, kom jij nu hier? Gefeliciteerd, man. De ouwe
juffrouw was vroeger nog al liberaal, maar is nou erg dwars
geworden.
NIEUWE UITGAVEN.
Bij J. B. Wolters, te Groningen, verschenen:
TEN Biu:i;<a-;.\CATE, The Merchant of Venice;
CKEJIEKS, Gemeentewet, Ie au., 5e dr.; FLSCIIER,
Vocalndariumop X-enophons Anabasis; HEYNEN,
Natuurkunde I, Ie cursus; KOENEN, Neder
landsdie Spraakkunst, ;)e dr.; WORT', Vijfen
twintig liederen voor Mannenkoor.
Onze Giftmengers, door LOGOS. Amsterdam,
Joh. J. Lodewijk.
Beschouwingen omtrent eene Wettelijke Kege
ling van Ijeijervorming, in verband met de
regeling van den verplichten krijgsdienst, door
VEKO. Amersfoort, Valkhofl' & van den Dries.
Bij H. J. Poutsma te Amsterdam verschenen:
Twaalf Vrijheids-Liederen. Uit het Engelsch
e. a. door A. B.; De liefde in het Vrouwen
leven voorheen en thans, naar aanleiding van
»de liefde in de vrouwenkwestie" van Anna
de Savornin Lohman, door COENBLIE HUTOENS ;
De Vrouw en hare plaats in een vrije samen
leving, door EDWAKD CAKPENTLPK, vertaald uit
het Engelsch door GEOBHINE MAETSUYCKER.
Geïllustreerd Handboek der Pluimveeteelt
door A. C. E. BALDAMTJS, naar den derden
druk voor Nederland bewerkt door J. H. BEEK
MAN BZN. 6e afl. Zutpheu, Van Schillemans &
Van Belkum.
Wagner's Natuurlijke Historie, naar den
vierden druk voor Nederland bewerkt door
D. HOKN, afl. 4/8. Zutphen, Van Schillemans &
Van Belkum.
Inhoud yan Tijdschriften.
Wetenschappelijke Bladen, Febr.: Prins
Bismarck, Persoonlijke herinneringen; de
Vredeboodschap van den Czaar ; de Bewoners der
Philippijnen ; Tegenstrijdigheden in de
Fransche Republiek; Satan en Prometheus; onze
Graanvoorraad ; Russische kantteekeningen op
het artikel «Engeland in Oorlog"; de
algemeene behandeling der Geestesziekten.
Eigen Haard, No. 6 : Ky'kjes in de Huizen,
door Virginie Loveling, III. Een kjjkje in
een School, met afbeeldingen. (Slot.) Het
Amsterdamsche Burgerweeshuis, door S. Kalff,
met afbeeldingen. (Slot.) Vóór het middag
maal, naar de aquarel van Prof. N. van der
Waay. Gerard Keiler t, met portret.
Een Museum van Uurwerken. (Slot.) Ver
scheidenheid. Feuilleton.
Hiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiniiiin.iiiiiiiiiiiiiiniHiiiMMM
Een Protest,
(Ingezonden).
Mi/jnlieer de Redacteur!
Ik ben er op gesteld protest aan te teeke
nen tegen een ergerlyk feit onlangs in de Gids
geschied.
Aan het slot van een artikel over Bolland's
"Wereldraadsel zegt Dr. Jelgersma, dat hij aan
dit werk als wijsgeerig geschrift geen beteekenis
toekent. Een paar regels vroeger heeft hij
Bolland geraden maar niet meer aan filosofie
te doen.
Mynheer de Redakteur, beide deze uitspra
ken zijn onjuist, en gelijken zeer veel op
pogingen, om zoo grievend mogelijk te zy'n.
Aan een professor in de filosofie raadt men
aan maar niet meer aan filosofie te doen; tot
een professor in de filosofie zegt men, dat
zijn hoofdwerk geen wijsgeerige beteekenis
heeft! Kan het grievender ?
Dat het de bedoeling was om te grieven, mag
men, zonder te insinueeren, afleiden uit het feit,
dat Dr. Jelgersma's uitspraken onnauwkeurig
zijn, en hem dit bekend kon en moest wezen.
Vooreerst: aangenomen, dat Bolland in al
zy'n conclusies het mis heeft, in al zijn rede
neeringen zich vergaloppeert, blijft van zijn
werk toch dit over, dat het uitgebreide infor
matie geeft over wat al zoo over belangryke
problemen gedacht en gezegd is. Dit is geen
filosofisch nut van den hoogsten rang, maar
een wijsgeerig nut is het. Dr. J. weet dit;
niettemin besluit hij tot een volkomen onwaarde.
Ten tweede: uit Dr. J's opstel zelf blijkt,
dat hij aan Bolland althans een zeker besef
toekent van een wijsgeerig inzicht, dat voor
hem, Dr. J., zeer betangrijk is 1). Een zeker
wijsgeerig besef komt dus aan Bolland, ook
volgens dr. J. toe, en een zekere wijsgeerige
beteekenis moet hij dus gunnen aan een werk,
waaruit dit besef blijkt.
Dr. J. heeft het veel over Bolland's
hartstochtelykheid, die hem in zijn denken zou
belemmeren. Maar het gevoel van dr. J. zelven,
in zijn onmiskenbare bedoeling van te grieven,
gelijkt sprekend op die soort van haat, welke
in koelen bloede een moord pleegt; op de
haat der bekrompen onverdraagzaamheid, een
veel grooter en afzichtlijker vijand van de filo
sofie dan de royale passie, waarmee Bolland
optreedt.
Ken redaktie kan niet alles controleeren,
wat een medewerker schrijft, maar het
minurnum van zaakkennis noodig om het hier be
sproken schandaal te doorzien en te voor
komen, had ook de Gids moeten hebben.
Ik vind het zeer goed, dat Bollaud wordt
aangevallen, veei en scherp ; dit zal de
nadeelen van zijn kategorische voordracht verzachten.
Maar van een coni) de Jarnac, als thans door
dr. J. is verricht, moet men slechts afkeer
hebben.
Mijnheer de Redacteur, het is mij niet on
verschillig plausibel te maken want bewij
zen kan men zoo iets niet dat ik in mijn
meening bepaald word, niet door animositeit
tegen dr. J's werk in 't algemeen, of de Gids
in 't algemeen, noch door persoonlijke vriend
schap voor prof. Bolland, doch door afkeer
van het besproken feit.
Ik verklaar gaarne, dat ik tijdens mijn
medewerking aan de Gids steeds door de redak
tie hetzij mijn opstellen werden geplaatst,
het zij niet, op de meest gentlcmanlike manier
behande'd werd.
Voorts ben ik zoo onbescheiden te ver
tellen, dat ik, kort vóór het schrijven van dezen
brief, een opstel heb voltooid, waarin iets ten
nadeele van Bolland, iets ten gunste van
Dr. Jelgersma wordt gezegd, en de laatste
zelfs aangespoord om zich uit te spreken over
eenige gewichtige problemen, in de behan
deling van welke ik meer van hém verwacht
dan van prof'. Bolland: een verwachting die
zich ten deele grondt op zijn Cnds-artikel.
Ik stuur mijn stuk eerstdaags naar het
Tweematindelijlüieh Tijdsclmft, en naar ik hoop zal
Dr. J. zich binnen kort van de juistheid mijner
bewering kunnen overtuigen.
Inmiddels, geachte redakteur,
steeds de uwe
Dr. CIIAHI.ES M. VAN DKVKNTI-:K.
Weltevreden, 31 Dec. 1S98.
1) Gids, December, '98, blz. 437 : »Met deze
in het vorige hoofdstuk korteiijk omschreven,
opvatting onzer kennis als die van een sym
bool der buiten en onafhankelijk van ons
bestaande werkelijkheid, is Bolland het in
hoofdzaak eens. Hij stelt haar zelfs zeer op
den voorgrond en beschermt haar als de eenig
juiste, enz."
FIETSJES
Tsin Ooi
Uit Khou-N-Atonou (Armand
Colin Ed. Paris) van JUDITH GAUTIEB,
(vrij vertaald door J. K. R.)
In den schemer sluimert het keizerlijk paleis,
de wachters waken, alles is stil.
Maar onzichtbaar is een man de muren
overgeklommen, glydt door de hoven en de tuinen
en ijlings dringt hu door tot de Kisaki 1), die
reeds insliep. In de kamer, geparfumeerd al*
een tempel, branden de lampen, gesluierd door
zü'de. De man loopt zonder te wafelen voort,
onder zy'n tred kraakt de vloer en opvliegend
ontwaakt de Keizerin, maar zonder een kreet.
Zij bekijkt en herkent hem. Het is de knappe
generaal Také-Outsi-No-Soukouné. H\j is in
oorlogsdracht, geheel bevlekt met stof en nauw
afgewischt bloed. Met een koortsachtig gebaar
rukt ze het gaas-gorden ter bescherming tegen
de muskieten weg, ijlt op hem toe, mooi, groot,
gracieus in haar bleek, lang nachtgewaad, on
danks haar staat van zwangerschap.
U hier, roept ze, ver van het oorlogsveldt
Wat is er gebeurd ! De nederlaag ?"
Také-Outsi werpt zich op de knieën.
Neen, vorstin, maar erger dan dat."
Wat, wat dan?"
De afstammeling der goden, de verheven
Keizer, Uw echtgenoot is dood.... Hii streed
aan de spits van zyn soldaten en leidde ze ter
overwinning. Een koreaansche py'l trof hem. Hij
is teruggekeerd in het hemelsch verblyf."
O mijn voorgevoel", roept de Keizerin en
wringt de handen in haar lang, los haar, de
bovennatuurlijke waarschuwing die mij werd
gegeven, dat de beheerscher van Japan niet
in persoon tegen dat volk moest optrekken!
Tsiou-Aï-Tenno heeft mij niet willen gelooven
en luj is niet meer! HU heeft de aarde ver
laten, myn heldhaftige echtgenoot, de zoon
van den Koning der krijgslieden, hij, die uit
kinderlijke vereering meer dan honderdduizend
witte vogels verzamelde, omdat de ziel van zijn
vader gevloden was in het lichaam van een
sira-tori, den reiger met de groote vleugels.
Waar is op zijn beurt de ziel van een zoon,
zoo teerhartig! Ach, ach, waar is die ?" Maar
op eens bedaart de keizerin, schudt haar
trotsch hoofd en wenkt den generaal op te
staan.
Dan is alles verloren", zegt ze, de over
winning ontgaat ons".
Niets is verloren, gebiedster", antwoordt
Take-Outsi, die geknield blijit liggen, alles is
maar uitgesteld. Ik heb het lichaam van den
Mikado in mijn armen weggevoerd, ik heb
het onder zijn tent gelegd, zeggend, dat h\j
alleen maar gekwetst was, dat hy zou genezen;
daarna ben ik vertrokken, terwijl ik hem toe
vertrouwde aan de wachters, die met hun leven
het minste woord te veel zouden betalen, en
mijn weg bezaaiend met doode paarden, ben
ik genaderd tot aan uw voeten."
De knappe krijger heft de oogen naar de be
koorlijke vorstin, die met gebogen hoofd ook
hém aanziet. Zij schouwt in die brandende
ziel den heldenmoed, het genie, de wijding, de
liefde wellicht. En zij, tegelijk almachtig en
zoo zwak, begrijpt, dat ze steunend op een
dergelijken geest, vreeswekkead kan worden,
onoverwinnelijk. Een vreemd en geheel nieuw
gevoel doorgloeit haar, vol eerzucht en moed.
Alsof de geest van haar echtgenoot haar kracht
was komen verhoogen, voelt zij zich gereed
om alle gevaren te trotseeren, zij, de behaag
zieke en zorgelooze vrouw, die opschrikte bij
ieder voorteeken.
Mijn dank, doorluchtig krijgshoofd, zegt ze
tot Také-Outsi, gij hebt gedaan wat noodig
was. De Mikado leeft nog altijd, hij is slechts
gekwetst. Morgen zullen wij hem in het kamp
te gemoet komen. Ik zal hem vervangen. Zijn
zoon, de Keizer van morgen bezielt mij, in
den schoot van zijn moeder zal bij ten strijde
gaan, hij zal het leger beheerschen! ik zal mijn
heupen omgorden met een purperen band en
wij zullen ter* viktorie trekken. Gij Také-Outsi,
wees de steun van het Keizerrijk, ik verleen
U den titel van Nai-Dai-Tsin".
Sedert verscheidene dagen is de doorluchtige
Keizerin Tsin-Gou op weg. Také-Outsi vergezelt
haar en een nieuwe schare, die zij medeneemt
om het leger te versterken, volgt haar. Voorop
de lanciers, gekurasd, gedekt door den helm
met vizier, wyd uitstaande om den nek en
boven het voorhoofd versierd met een soort
wassende maan van koper, de piek in de
vuist, een kleine wimpel, bevestigd achter het
linkeroor; dan komen de boogschutters, het
voorhoofd omwonden door een wrong van witte
stof, waarvan de einden naar achteren waaien,
de rug stekelig van lange pijlen, een verlakte,
groote boog houden ze in de hand. Een nieuw
korps boogschutters sluit zich bij dezen aan en
de soldaten, die het samenstellen, dragen een
boog van zonderlingen vorm, waarmede men,
steenen slingert en die van nieuwe vinding is.
Na hen treden de voetknechten voorwaarts,
gewapend met hellebaarden, met
tweehandszwaarden en bijlen. Zwarte en grijnzende maskers,
beborsteld met roode snorren en wenkbrauwen,
dekken hun gelaat; koperen spitsen en groote
hertenhorens versieren de helmen; anderen zijn
verborgen onder een maliënkap, die alleen hun
oogen bloot laat. En over die troepen op marsch
wemelen banieren en bewegen veldteekens in
allerlei vormen. Vooraan rijdt de Keizerin op
een mooi paard, waarvan de gevlochten manen
eeii soort kam uitmaken, de voeten in groote,
geciseleerde stijgbeugels. Zoo komt men aan
den oever van een rivier: Matsoera?Kawa
genaamd. Dan beveelt de schoone Tsin-Gou
een halt. Zij is en blijft vrouw en een zonder
ling idee komt in haar op. Zij wil in den
stroom visschen met een angel. Staande op een
kleinen heuvel, werpt ze de hj'n uit en zegt met
luider stem:
Als ik in mijn onderneming slaag, zal het
aas doorgebeten worden, zoo niet, dan zal het
onaangeroerd blijven".
Een starre stilte ; alle blikken zijn gevestigd
op de lichte dobber, vlottend op den vloed.
Die schommelt en danst, de vorstin heft met
een vlugge ruk de lijn op, aan welks einde
een spiering bsweegt en schittert a!s een dolk.
Blijde juichkreten gaan op.
Voorwaarts l" roept Tsin-Gou, de vloot
wacht ons en zeker is de triomf!"
Men bereikt de kade van Kasifi-No-Oura.
De vloot rijst op, prachtig en vreeselijk; de
groote jonken lijken op monsters en de zeilen
zijn als wieken. De zeelieden juichen het kei
zerlijk leger toe, dat antwoordt met een langen
kreet.
De souvereine heeft voet aan wal gezet; zij
treedt voorwaarts tot aan den zoom der golven,
licht haar gouden kapseltooi op en maakt de
lange haren los. Om er de geuren uit te
verdrijven, baadt zij die in zee, wringt ze
deze en heft ze weer in den vorm van een
eenvoudigen bundel zooals de mannen die dra
gen. Dan grijpt ze een strijdbijl en bestijgt de
fraaiste jonk.
Vandaar af verschijnt de krijgshaftige Kei
zerin aan allen, alsof zij staat op een voetstuk.
Zij heeft het pantser van zwart hoorn aange
trokken, waarvan de schubben verbonden door
draden van purperen zy'de tot over de knieën
vallen en op do wijde broek van blank brokaat