De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 12 februari pagina 9

12 februari 1899 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. H29 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND9 iiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiniii met vage teekeningen, vernauwd aan de enkel. Zy draagt schouderstukken van zwart fluweel en groote mouwen, zeer majestueus, die, tot «p de aarde dalend eea soort mantel vormen; deze zyn gemaakt van een stof, bezaaid met gouden versiersels in ruitvorm geplaatst en de voering bestaat uit effen satyn. Een Chrysanthemum 2) van geciseleerd goud schittert op de wapenrusting; het hooge, kegel«chtige kapsel wordt vastgehouden door een lus van zy'de, geknoopt onder de kin, de strydbyl steekt in den gordel naast twee sabels, en de heldin verheft zich aan een stok van goud ?en ivoor, zoo lang als een piek. De zeilen spannen voor den wind, de baren wiegen de schepen, terwy'l Tsin-Gou, de blikken in de ruimte verloren, uitroept: Ziet l Ziet! De zeegod Foumi-Yori-Mio-Zin strekt ons tot gids en gaat voor ons uit !" Zy alleen aanschouwt den god van den Oceaan, maar niemand twy'felt aan haar woord. De koning van Korea beeft en weent in het diepst van zyn paleis. Zyn staten zyn over weldigd, zijn soldaten zijn verslagen. Tegen het onoverwinnelijk leger der Japanners was iedere weerstand onmogelijk, en hy zelf voelt sich vóór den stry'd reeds vernietigd. Reeds hebben de «veroveraars de stad ge nomen. De krygshaftige Keizerin staat voor de deuren der paleizen. Inderdaad haar be zielt de geest der helden. Zy is het, die door de stormen en de bindernissen haar leger heeft gevoerd tot zooveel zegepralen. Zy' werpt zich het eerst ten aanval, overschry'dt de gracht, stuit op de koninklyke poort en roept met een geweldige stem: De koning van Korea is de hond van Japan! De vleugeldeuren slaan open, vallen in en de veroveraarster treedt over hun puin. Boven den ingang laat zy' haar piek op hangen van goud en ivoor, die daar zal blyven gedurende eeuwen. Het is het uur van slachting en plundering: de soldaten zullen eindelyk vergoeding zoeken voor hun vergoten bloed; zy wachten niet meer op de bevelen der gebiedster. Met gebogen hoofd, de handen op den rug gebonden, komt de koning van Korea in den eerehof, bedekt met dooden en gekwetsten. Hy heeft zich zelf geboeid als een gevangene en zal zich vernederen, onderwerpen, over- l geven. ' Ik ben uw slaaf! roept hy' met een snik en <valt de schoone heldin te voet. Toen onder het harde pantser werd het vrouwenhart warm en ontroerde ... Tsin-Gou heft den armen koning op, en ontdoet hem van zyn banden. Gy zy't my'n slaaf niet", zegt ze, gy zult koning blyven van Korea", maar gy zult my'n vazal worden". En zy verbiedt de stad te plunderen. Men zal zich alleen van de schatten des konings meester maken, terwy'l men voor haar de schil derijen bewaart, de kunstvoorwerpen, al die heerly'ke dingen, door China voortgebracht, en die Japan toen nog niet maken kon. Op de wanhoop volgt de vreugde, men juicht de doorluchtige veroveraarster toe, zij, die haar belooning zoekt in de oogen van den schoonen Také-Outsi, steeds meer beneveld van bewondering en liefde. Het is meer daa zestien eeuwen geleden, dat de glorieryke Tsin-Gou-Gwo-Gou in triumf teruggekeerd naar haar hoofdstad, het leven schonk aan een zoon en een gelukkige re geering had. En zou men niet zeggen, dat het moderne Japan, zoo begeerig naar voor uitgang, zoo verschillend van het oude, toch niet veranderd is ? De soldaten dragen geen zwarte helm meer, versierd met schitterende horens; in plaats van den boog van nieuwe vinding", die steenen slingerde, hebben zy de beste kanonnen en geweren, maar het zijn nog steeds dezelfde onverschrokken, den dood ver achtende helden. De Mikado, die thans regeert, Mitsoe-Hito, de Man des Vredes, uit de goddelijke dynastie, die volgens de officieele term over Japan, sedert het begin der tijden en tot in der eeuwigheid" regeert, stamt onmiddellijk af van de doorluchtige keizerin Tsin-Gpu. De periode, ingeleid door zyn troonsbestyging heet MeejDzji: de verlichte regeering! en werkelijk die ^schittert grandioos. De tegenwoordige souverein, waarvan de overwinningen Europa ver bazen, is zeker zyn voorvaderen waardig en de Zongodin: Ten-Sio-Daï-Tsin, zijn glanzende voorzaat, kan zich zelf in hem herkennen, den zoon van haar zonen en mag hem toelachen, hoog uit den hemel. 1) Kisaki : keizerin. 2) De Crysanthemum h de bloem van het keizerlyk wapen. Mars, Themis en Marianne. Kindervoeding en kleeding. De vereenigingen »Kinderkleeding", J. Leefson Jzn., voorzitter en Maurits Brandon, Ie secretaris en «Liefdadigheid zy' ons doel", H. de Vries Mz., voorzitter en E. Sons Jz., Ie secretaris, meer en meer inziende, hoe groot ^HIIIIIIIIIIIIlrllMIIIIIMIIIIIIIIIIIlnlIIIIIIIIIIIIMIHIIIMMIIIIIIIIIIIHIIIIIIlnilll SM 11,1 ES. iiiiiimmmiimiiiiiiMimiMiniiiimiii de behoefte aan kleeding en voeding by schoolgaande kinderen wordt, hebben na ge houden conferentiën besloten, stappen te doen de verschillende vereenigingen van gely'ke strekking aan elkaar te verbinden, om zoo doende meer kracht aan hun doel te kunnen by'zetten, daar geïsoleerd werken in dit geval belemmerend werkt. Om hiertoe te geraken wenschen z\j te beginnen met het stichten van een federatieven bond en roepen zy daarom door deze de verschillende hier ter stede be staande vereenigingen op het gebied van kinderkleeding en voeding op, tot het stichten van bovenbedoelden bond. Vereenigingen, die adhaesie wenschen te betuigen met het in dit stukje vervatte doel, kunnen hiervan vóór l Maart a.s. blijk geven aan het bureau der vereeniging «Kinderkleeding" Oude, Schans 49 of aan het secretariaat der vereeniging »Liefdadigheid zy' ons Doel", Weesperstraat 88. Bij genoegzame deelname zal binnenkort een ge combineerde vergadering belegd worden ter bespreking van de verschillende voordeelen verbonden aan het stichten van een federatieven bond. De vereenigingen worden in het belang der philantrophie in het algemeen dringend ver zocht aan deze oproeping gevolg te geven. Maatschappij tot opvoeding van Weezen in het Huisgezin. De vorige maand hield bovengenoemde maatschappy eene buitengewone algemeene verga dering tot wijziging harer statuten, waarbij het voorstel van het Bestuur, met eene kleine redactiewyziging, onveranderd werd goedge keurd. In verband met deze herziening werd, met ingang van l Februari 1899, tot directeur secretaris der maatschappij benoemd, de heer J. Woudstra, Zandbergen, Amersfoort, die sinds een jaar deze functie waarnam. llllllllllllnlIllllllllllllllllllllHIIIIIIIIIIIIMMIllllllllllllllllllllllHIIIIIIIUil Zon voor handel en nüferneifl. Hoe menigmaal hebben wij op gelijke wijze ons uitgelaten maar wat baat het?" (Weekblad, voor Nederland 28,1/99). Naar aanleiding van uw hoofdartikel van deze week onder bovenstaand opschrift en in het bijzonder in betrekking tot hierboven ge noemde, daarin voorkomende zinsnede, richt de ondergeteekende zich tot U met verzoek tot opname dezer regelen. Na lezing van mr. G. Bierens de Haan's artikel in de Nieuwe Rotterdamsche Courant was de vraag, door u uitgedrukt en hierboven genoemd: Wat baat het?" de eerste ontboe zeming welke ook hem ontviel. Niet er mede tevreden zich daarbij neer te leggen, zon hy' op middelen, daarop gericht, ziekelyke en on gezonde toestanden in ons vaderland te genezen, of althans tot het heelen derzelven zijn steentje bij te dragen. Hij achtte derhalve niets beter dan zijne gevoelens in bovengenoemd blad te uiten naar aanleiding daarvan, in de hoop hierdoor die sneeuwbal aan het rollen te krygen, welke hij zoo gaarne tot een groote af meting hadde zien aangegroeid. Het terrein was echter hiervoor niet geschikt en bleek hem ook weder hier, wat hem helaas zoo vaak opviel, dat onze Nederlandsche pers voor een groot deel slechts berekend is op finantieel voordeel, als te zijn eene exploitatie of onder neming, evenzeer als bij onze /Sïaaïs-spoorweg de publieke belangen (getuige aansluiting met de H. IJ. S, enz ) indien zy al bestaan, dan toch een zeer gering achteraf plaatsje innemen. In het kort, dit stuk werd niet geplaatst, wel echter een anoniem schrijven van zekeren X, klaarblijkelijk komende uit officieele" bron, en in hetwelk deze X op diplomatische wijze het stuk des Hn. B. d. H. tracht te weerleggen en de eventueel in ons kalme Holland bewogen gemoederen weder in slaap worden gesust. Op meer welwillende wijze dan de anonimus X mijns inziens verdiende (doch welk strijdmiddel heeft men anders tegen gemaskerde tegen standers ! V) weerlegt de heer B. d. H. alle gecritiseerde punten en daarop zwijgt X. verder en schijnt de zaak weer afgeloopen, zonder iets in de zoo zaakkundig door mr. B. d. H. aan getoonde richting is tot stand gebracht. Daarom gevoelt de ondergeteekende zich dan ook ge drongen z'ch tot uw blad te wenden, hetwelk zoo vaak de bewijzen leverde, getuige weer bovenstaand opschrift, ons Nederlanders, onderderdanen, corporatiën of regeering op onze gemeenschapsplichten te wijzen. Hij neemt dan ook de vrijheid u onderstaande letteren ter op name aan te bieden welke door de N. 11. Ct. werden geweigerd: Aan de Redactie van de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Het vake en algemeene aandringen in de De President der StrafJcamer van het Hof van Cassatie: «Mevrouw, de Justitie is gereed!" De Militarist: »In 's hemels naam, mevrouw, uitstellen, uitstellen !" Nederlandsche pers tot verbetering van de in ons goede Vaderland helaas zoo overvloedig heerschende wanverhoudingen, doet mij nalezing van mr. J. Bierens de Haan's belangwekkend artikel: Nederland's optreden in het Oosten" de pen opvatten, geheel bezield met de strekking zijner wijdloopige uiteenzettingen. Dat ook uw veelgelezen blad de kolommen opent voor dergelijke op kuische wijze uiteen gezette en met bewijzen gestaafde kritiek van diegenen welke tot oordeelen bevoegd zijn en het beste met land en volk vóór hebben, bewy'st dat uw blad hieromtrent niet eene struis vogelpolitiek wenscht te volgen. Dergelyke stemmen uiten zich schier dage lijks op alle mogelijke terrein in onze pers en in alle mogelyke vorm; honderdvoudig is echter het aantal diergenen, welke van een en ander doordrongen zijn als behoevende verbetering, doch welke aan deze gevoelens geene open baarheid geven. In dit als in zoovele andere gevallen, kan j ik niet nalaten diezelfde trotsche, de halve wereld beheerschende Staat der Vereenigde Nederlanden van toen, (welke nochtans nu de enige positie bekleedt van Tweede Koloniale Mogendheid) te vergelijken met de zoo mees terlijk door Justus van Maurik beschrevene gentil-burgerlijke huishoudentjes, ergens in zijstraatje op een bovenhuisje". Doel dezer regelen is eene bespreking uit te lokken, hoe de elementen, welke zich in een dergelijk huishoudentje niet gelukkig noch tehuis gevoelen, te verzamelen en als eene krachtige, hecht aaneengeslotene organisatie werkzaam te doen zijn, ten einde als een toon aangevend lichaam datgene tot stand te bren gen, waartoe de individueele invloed helaas bijna altijd tekort schiet. Daar, waar een Algemeen Nederlandsen Verbond" zich, hoe goed de strekking daarvan ook zij, op taai zuivering en instandhouding van het Nederlandsch in andere gewesten toelegt, diende dit strijdplan slechts een onderdeel van zijn pro gramma uit te maken in plaats van hoofddoel. Liever dan zich toe te leggen op meer of minder te verwezanlijke taalutopiën in hoofd zaak en idealistische zelfbegoocheling, ware voor hetzelve mijns inziens door een in meer practischen zin werken als aangegeven, zulk een prachtig en dankbaar werkveld weggelegd! Dat de bestuursleden derhalve het door mij voorgestane in overweging nemen en de publieke opinie hieromtrent worde bewogen! Welke andere uitwerking hebben in 99 van de 100 gevallen, dergelijke met zooveel zorg en moeite gestelde stukken als het hierboven genoemde en zoovele andere', dan dat zy hoog stens gelezen worden, sympathie verwekken om dan te worden weggelegd en in de dagelyksche sleur weer even spoedig voor andere, nieuwe indrukken plaats te maken? Deze kan toch niet de bedoeling zijn van den schry'ver, noch ben ik overtuigd, dat zulks uw wensch is en toch zult u het met mij eens zyn, dat zulks helaas by'na steeds het geval is, enz. Nieuw, jong leven openbaart zich van alle zijden. Hier vormt zich eene Vereeniging tot bevordering van het handelsonderwys, ginds een Bond van Nederlandsche handelaren en industrieelen, elders wekt ons consulaire corps, of welmeenende Nederlandsche leden van het zelve, land en natie op tot hooger streven. In de provinciesteden worden afdeelingen ge sticht van de Vereeniging Mercurius, de leden lijst van Neerlaudia neemt maandelijks in bui tengewoon tevredenstellende wyze toe. De vrouwenbeweging laat ook hier te lande van zich spreken evenzeer als de Vredebond. Trawier maatschappijen worden opgericht teneinde met het middeneeuwsche, niet doeltreffende systeem te breken. Onze schilderkunst toont teekenen van leven en nieuw streven, terwijl tevens deze geest spreekt uit de vele en fraaie in 1898 verschenen Nederlandsche boekwerken. In dat jaar kwam tot voltooing in ons land het hoogste gebouw hetwelk zich op het vasteland van Europa bevindt. En niemand zal vergeten hoeveel vuur en jonge kracht in ons volk in de Septemberdagen van het afgeloopen jaar schuilde, en hetwelk zelfs den minst pessimis tisch gestemden Hollander, wat betreft onze toekomst, verbaasde. Veel is gedaan en doet men, doch niet vol doende nog, noch algemeen en daarom ware zoo wenschelyk door vereeniging en organisatie de tegenwoordige goede richting welke wij uit gaan te versterken of te versnellen. Deze is de wensch van den ondergeteekenden en doel dezer regels. Hoogachtend verblijve, J. VAN DER GEUS. Delft, 31 Jan. 1899. iliHiiiiimiiiiim llllllllMMIIllllim IMNIIIimlIIIIHII Niet zonder enige spanning heb ik Dinsdagmorgen het ochtendblad afgewacht, om te zien of er geen ongelukken op het paleis waren voorgevallen. Ik had toch gelezen dat de leden van de Eerste Kamer de uitnoodiging ontvingen, om een th dansant ten Hove bij te wonen. Ware dat nu nog een théfumant, een théparlant zelfs een thémarchant geweest ik zou het ergste niet hebben geducht, maar een thédansant voor onze oude heeren, die bovendien zooveel werk achter den rug hadden het maakte mij ongerust. Toch schijnt_de afloop bevredigend te zijn geweest. Daaruit kun je alweer zien, dat wij Hol landers een kranig ras zijn. 't Is waar, het is geen eierdans, het vermaak had aan nog moeilijker voorwaarden verbonden kunnen zijn, maar toch ik vind het al een zeer sterk stuk van Rutgers van .Rozenburg, Rahusen of Fransen v. d.Puttedencotillon te gaan dansen met een kopje thee in de hand. Ik houd het er voor dat er wel kellners zullen zijn, die tegen het slaan van een kuitenflikker op zulk een manier zouden opzien. Maar waarom nu juist de Eerste Kamer leden bij deze gelegenheid tot zoo'n hofbal genoodigd; anders wordt er bij de feesten ten paleize vooral bij de pretjes net zoo min notities genomen van de 50 als van de 100. ..Zou het, heb ik al gedacht, ook een proef zijn geweest met het oog op de Vredesconferentie ? Natuurlijk dat we dan graag op het voordeeligst uitkomen en nu heeft Du Tour eens willen zien, hoe ver hij zou kunnen gaan. Daar komt bij, dat oorspron kelijk als onze opperhofceremoniemeester altijd geweest is, hij zijn gasten graag iets ongemeens zal aanbieden. Hij houdt niet van de platgetreden banen. Het is, wie gevoelt het niet etn lieve attentie van den Czaar om in ons pijpenland al de mogendheden bijeen te brengen, teneinde ze daar den vredespijp te laten rooken, maar nu dienen wij ook iets te doen. Ik althans, zie ieder mensch, die het hart op de rechte plaats heeft, zoo nu en dan al een traantje wegpinken bij de gedachte aan de eer den lande en de weldaad heel der wereld bewezen, en bij mij zelf overleg ik met gestage inspanning: hoe zullen wij van onze zij dit den Russischen keizer en zijn helpers vergelden? Mijn vriend Obreen heeft reeds voorge steld, dat het gemeentebestuur der hoofdstad de afgevaardigden moge uitnoodigen hier te verschijnen, in het paleis op den Dam, »dat vredesgedenkteeken bij uitnemendheid, en dat vele steden in Nederland wedijveren een blijk te geven van de ingenomenheid met de eer aan ons vaderland ten deel vallend". Iets dergelijks was ook al bij mij opgekomen ; ik zou ze zoo gaarne hier eens zien, al die vredes-apostelen, maar ik erken het eerlijk met een arrière-pensée: want het zou, dunkt me, zoo nuttig zijn voor enkelen, die nog niet heelemaal te vertrou wen waren, dat hun eens een kijkje gegeven werd in de Stelling-Amsterdam. Eland en Eutgers b.v. konden hen daarin rond leiden. Maar ik dwaal af. Ik wilde zeggen, dat wij den C/aar dankbaar moeten zijn, en die dankbaarheid bewijzen door iets te doen; maar tevens dat de Czaar door den Haag te kiezen tot plaats van samenkomst »om de beschaafde wereld voor de oorlogsplaag te vrijwaren" een daad van recht vaardigheid heeft verricht, die ook hem per soonlijk tot eer verstrekt. Want, laten wij het niet verzwijgen: »de vredesbeweging op groote schaal in Europa" is van Nederland uit gegaan, en heeft haar oorsprong genomen in de onmiddellijke nabijheid van het «vre desgedenkteeken bij uitnemendheid" in de St. Nicolaasstraat, ten bureele van het dagblad De Telegraaf. Reeds in haar eerste nummer het worde nimmer vergeten 28 Dec. 1892 is het der wereld verkondigd, dat een uitgebreide propaganda voor blijvenden vrede het best kon uitgaan van kleine staten en wat zien wij nu, dat de souverein van den grootsten staat ter wereld, »de Czaar aller Russen in eigen persoon" »het denkbeeld in handen neemt". Nu zijn er weer lui, die ik gesproken heb, welke het den Czaar euvel duiden, dat hij Obreen en den kleinen staten is vóór ge weest, zonder dezen te waarschuwen; en vinden dat niet eerlijk, niet recht. Maar men moet niet overdrijven, zeg ik. Je dient na te gaan wie de Czaar is, die zoo iets doet. En als je dan bedenkt, dat hij, om den vrede te bevorderen, nog minstens tien volken onder den duim heeft te houden of er zijn knie op te zetten, is zoo'n klein diefstalletje van »een denkbeeld dat hij in handen neemt," haast het noemen niet waard. En geeft nu zoo'n al machtige aan Holland de eer, het denkbeeld van een Hollander, onder zijn naam, tot het gemeen goed der natiën te maken, dan beschouw ik dat kleine vergrijp tegen Obreen als voldoende hersteld. Enfin, hier kan men over denken, zooals men wil, maar in niet mindere mate dan des Czaars betrekkelijker wijze groote royaalheid, dwingt Obreens gulle vergevensgezindheid mij bewondering af. Hij heeft het idee van de vredesbeweging der kleine Staten gepopulariseerd van den eersten dag van zijn optreden als Telegraafredacteur tot nu. En in plaats van te chicaneeren en b.v. te zeggen: wijl de Czaar met de groote mogendheden en niet ik met de kleine mogendheden er mee begon, komt er toch niets van te recht ontdekt ge geen zweem van ambitieuse kribbebijterij. Ze zullen den vrede voor alle volgende geslachten in ons land komen voorbe reiden, roept hij uit; de beschaafde wereld vrijwaren voor de oorlogsplaag, dat hun dus een luisterrijke ontvangst ten deel valle ; een schitterende betooging, de warmste sympathie voor dit vredewerk worde hun gebracht! Zoo staat nu de zaak en wat moet Du Tour ? Hij zal ze natuurlijk op de vredespijp tracteeren; de beste Goudsche liggen ter zijner beschikkingen degeurigste tabak. Maar dat is niets nieuws. Zelfa bij de Rood huiden bleef die ceremonie niet onbekend. Zou het nu zoo onwaarschijnlijk wezen, dat hij bij die vredespijp ook den vredesdans introduceerde en daarmee com bineerde, een thédansant fumant? Welk een allegorie zou dit zijn ! Immers, de inge togenheid, de vroolijkheid en de gezelligheid worden, na de vredesconferentie, derEuropeesche mogendheden element. Uit dit oogpunt beschouw ik het laatste hoft'eest. Du Tour is bezig zich en zijn volkje te trainen. Al wat groot en indrukwekkend is in de Nederlanden, waar na Hugo de Groot Obreen met de moderne internatio nale rechtsidée is verschenen, zal de afge vaardigden ter conferentie komen compli menteeren, deze zullen zich aan den vredesinvloed, die van onze hoogere kringen uit gaat, niet kunnen onttrekken en daarom, zoo waar als ik in den ernst en het wel slagen van de conferentie zelve geloof, verwacht ik na afloop van dat grootsche hervormingswerk een bal met thee en lange pijpen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl