Historisch Archief 1877-1940
No. H29
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR
NEDERLAND9
iiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiii
iiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiniii
met vage teekeningen, vernauwd aan de enkel.
Zy draagt schouderstukken van zwart fluweel
en groote mouwen, zeer majestueus, die, tot
«p de aarde dalend eea soort mantel vormen;
deze zyn gemaakt van een stof, bezaaid met
gouden versiersels in ruitvorm geplaatst en
de voering bestaat uit effen satyn.
Een Chrysanthemum 2) van geciseleerd goud
schittert op de wapenrusting; het hooge,
kegel«chtige kapsel wordt vastgehouden door een
lus van zy'de, geknoopt onder de kin, de
strydbyl steekt in den gordel naast twee sabels,
en de heldin verheft zich aan een stok van goud
?en ivoor, zoo lang als een piek.
De zeilen spannen voor den wind, de baren
wiegen de schepen, terwy'l Tsin-Gou, de blikken
in de ruimte verloren, uitroept: Ziet l Ziet!
De zeegod Foumi-Yori-Mio-Zin strekt ons tot
gids en gaat voor ons uit !"
Zy alleen aanschouwt den god van den
Oceaan, maar niemand twy'felt aan haar woord.
De koning van Korea beeft en weent in het
diepst van zyn paleis. Zyn staten zyn over
weldigd, zijn soldaten zijn verslagen. Tegen
het onoverwinnelijk leger der Japanners was
iedere weerstand onmogelijk, en hy zelf voelt
sich vóór den stry'd reeds vernietigd.
Reeds hebben de «veroveraars de stad ge
nomen. De krygshaftige Keizerin staat voor
de deuren der paleizen. Inderdaad haar be
zielt de geest der helden. Zy is het, die door
de stormen en de bindernissen haar leger heeft
gevoerd tot zooveel zegepralen. Zy' werpt zich
het eerst ten aanval, overschry'dt de gracht,
stuit op de koninklyke poort en roept met
een geweldige stem:
De koning van Korea is de hond van Japan!
De vleugeldeuren slaan open, vallen in en de
veroveraarster treedt over hun puin.
Boven den ingang laat zy' haar piek op
hangen van goud en ivoor, die daar zal blyven
gedurende eeuwen.
Het is het uur van slachting en plundering:
de soldaten zullen eindelyk vergoeding zoeken
voor hun vergoten bloed; zy wachten niet meer
op de bevelen der gebiedster.
Met gebogen hoofd, de handen op den rug
gebonden, komt de koning van Korea in den
eerehof, bedekt met dooden en gekwetsten.
Hy heeft zich zelf geboeid als een gevangene
en zal zich vernederen, onderwerpen, over- l
geven. '
Ik ben uw slaaf! roept hy' met een snik en
<valt de schoone heldin te voet.
Toen onder het harde pantser werd het
vrouwenhart warm en ontroerde ... Tsin-Gou
heft den armen koning op, en ontdoet hem
van zyn banden.
Gy zy't my'n slaaf niet", zegt ze, gy zult
koning blyven van Korea", maar gy zult my'n
vazal worden".
En zy verbiedt de stad te plunderen. Men
zal zich alleen van de schatten des konings
meester maken, terwy'l men voor haar de schil
derijen bewaart, de kunstvoorwerpen, al die
heerly'ke dingen, door China voortgebracht, en
die Japan toen nog niet maken kon.
Op de wanhoop volgt de vreugde, men juicht
de doorluchtige veroveraarster toe, zij, die
haar belooning zoekt in de oogen van den
schoonen Také-Outsi, steeds meer beneveld van
bewondering en liefde.
Het is meer daa zestien eeuwen geleden, dat
de glorieryke Tsin-Gou-Gwo-Gou in triumf
teruggekeerd naar haar hoofdstad, het leven
schonk aan een zoon en een gelukkige re
geering had. En zou men niet zeggen, dat
het moderne Japan, zoo begeerig naar voor
uitgang, zoo verschillend van het oude, toch
niet veranderd is ? De soldaten dragen geen
zwarte helm meer, versierd met schitterende
horens; in plaats van den boog van nieuwe
vinding", die steenen slingerde, hebben zy de
beste kanonnen en geweren, maar het zijn nog
steeds dezelfde onverschrokken, den dood ver
achtende helden.
De Mikado, die thans regeert, Mitsoe-Hito,
de Man des Vredes, uit de goddelijke dynastie,
die volgens de officieele term over Japan,
sedert het begin der tijden en tot in der
eeuwigheid" regeert, stamt onmiddellijk af van
de doorluchtige keizerin Tsin-Gpu. De periode,
ingeleid door zyn troonsbestyging heet
MeejDzji: de verlichte regeering! en werkelijk
die ^schittert grandioos. De tegenwoordige
souverein, waarvan de overwinningen Europa ver
bazen, is zeker zyn voorvaderen waardig en
de Zongodin: Ten-Sio-Daï-Tsin, zijn glanzende
voorzaat, kan zich zelf in hem herkennen, den
zoon van haar zonen en mag hem toelachen,
hoog uit den hemel.
1) Kisaki : keizerin.
2) De Crysanthemum h de bloem van het
keizerlyk wapen.
Mars, Themis en Marianne.
Kindervoeding en kleeding.
De vereenigingen »Kinderkleeding", J.
Leefson Jzn., voorzitter en Maurits Brandon, Ie
secretaris en «Liefdadigheid zy' ons doel", H.
de Vries Mz., voorzitter en E. Sons Jz., Ie
secretaris, meer en meer inziende, hoe groot
^HIIIIIIIIIIIIlrllMIIIIIMIIIIIIIIIIIlnlIIIIIIIIIIIIMIHIIIMMIIIIIIIIIIIHIIIIIIlnilll
SM 11,1 ES.
iiiiiimmmiimiiiiiiMimiMiniiiimiii
de behoefte aan kleeding en voeding by
schoolgaande kinderen wordt, hebben na ge
houden conferentiën besloten, stappen te doen
de verschillende vereenigingen van gely'ke
strekking aan elkaar te verbinden, om zoo
doende meer kracht aan hun doel te kunnen
by'zetten, daar geïsoleerd werken in dit geval
belemmerend werkt. Om hiertoe te geraken
wenschen z\j te beginnen met het stichten van
een federatieven bond en roepen zy daarom
door deze de verschillende hier ter stede be
staande vereenigingen op het gebied van
kinderkleeding en voeding op, tot het stichten
van bovenbedoelden bond. Vereenigingen, die
adhaesie wenschen te betuigen met het in dit
stukje vervatte doel, kunnen hiervan vóór
l Maart a.s. blijk geven aan het bureau der
vereeniging «Kinderkleeding" Oude, Schans 49
of aan het secretariaat der vereeniging
»Liefdadigheid zy' ons Doel", Weesperstraat 88. Bij
genoegzame deelname zal binnenkort een ge
combineerde vergadering belegd worden ter
bespreking van de verschillende voordeelen
verbonden aan het stichten van een federatieven
bond.
De vereenigingen worden in het belang der
philantrophie in het algemeen dringend ver
zocht aan deze oproeping gevolg te geven.
Maatschappij tot opvoeding van
Weezen in het Huisgezin.
De vorige maand hield bovengenoemde
maatschappy eene buitengewone algemeene verga
dering tot wijziging harer statuten, waarbij het
voorstel van het Bestuur, met eene kleine
redactiewyziging, onveranderd werd goedge
keurd. In verband met deze herziening werd,
met ingang van l Februari 1899, tot directeur
secretaris der maatschappij benoemd, de heer
J. Woudstra, Zandbergen, Amersfoort, die
sinds een jaar deze functie waarnam.
llllllllllllnlIllllllllllllllllllllHIIIIIIIIIIIIMMIllllllllllllllllllllllHIIIIIIIUil
Zon voor handel en nüferneifl.
Hoe menigmaal hebben wij op gelijke
wijze ons uitgelaten maar wat baat het?"
(Weekblad, voor Nederland 28,1/99).
Naar aanleiding van uw hoofdartikel van
deze week onder bovenstaand opschrift en in
het bijzonder in betrekking tot hierboven ge
noemde, daarin voorkomende zinsnede, richt
de ondergeteekende zich tot U met verzoek
tot opname dezer regelen.
Na lezing van mr. G. Bierens de Haan's
artikel in de Nieuwe Rotterdamsche Courant
was de vraag, door u uitgedrukt en hierboven
genoemd: Wat baat het?" de eerste ontboe
zeming welke ook hem ontviel. Niet er mede
tevreden zich daarbij neer te leggen, zon hy'
op middelen, daarop gericht, ziekelyke en on
gezonde toestanden in ons vaderland te genezen,
of althans tot het heelen derzelven zijn steentje
bij te dragen. Hij achtte derhalve niets beter
dan zijne gevoelens in bovengenoemd blad te
uiten naar aanleiding daarvan, in de hoop
hierdoor die sneeuwbal aan het rollen te
krygen, welke hij zoo gaarne tot een groote af
meting hadde zien aangegroeid. Het terrein
was echter hiervoor niet geschikt en bleek hem
ook weder hier, wat hem helaas zoo vaak
opviel, dat onze Nederlandsche pers voor een
groot deel slechts berekend is op finantieel
voordeel, als te zijn eene exploitatie of onder
neming, evenzeer als bij onze /Sïaaïs-spoorweg
de publieke belangen (getuige aansluiting met
de H. IJ. S, enz ) indien zy al bestaan, dan
toch een zeer gering achteraf plaatsje innemen.
In het kort, dit stuk werd niet geplaatst,
wel echter een anoniem schrijven van zekeren
X, klaarblijkelijk komende uit officieele" bron,
en in hetwelk deze X op diplomatische wijze
het stuk des Hn. B. d. H. tracht te weerleggen
en de eventueel in ons kalme Holland bewogen
gemoederen weder in slaap worden gesust. Op
meer welwillende wijze dan de anonimus X
mijns inziens verdiende (doch welk strijdmiddel
heeft men anders tegen gemaskerde tegen
standers ! V) weerlegt de heer B. d. H. alle
gecritiseerde punten en daarop zwijgt X. verder
en schijnt de zaak weer afgeloopen, zonder iets
in de zoo zaakkundig door mr. B. d. H. aan
getoonde richting is tot stand gebracht. Daarom
gevoelt de ondergeteekende zich dan ook ge
drongen z'ch tot uw blad te wenden, hetwelk
zoo vaak de bewijzen leverde, getuige weer
bovenstaand opschrift, ons Nederlanders,
onderderdanen, corporatiën of regeering op onze
gemeenschapsplichten te wijzen. Hij neemt dan
ook de vrijheid u onderstaande letteren ter op
name aan te bieden welke door de N. 11. Ct.
werden geweigerd:
Aan de Redactie van de Nieuwe
Rotterdamsche Courant.
Het vake en algemeene aandringen in de
De President der StrafJcamer van het Hof van Cassatie: «Mevrouw, de Justitie is gereed!"
De Militarist: »In 's hemels naam, mevrouw, uitstellen, uitstellen !"
Nederlandsche pers tot verbetering van de in
ons goede Vaderland helaas zoo overvloedig
heerschende wanverhoudingen, doet mij nalezing
van mr. J. Bierens de Haan's belangwekkend
artikel: Nederland's optreden in het Oosten"
de pen opvatten, geheel bezield met de strekking
zijner wijdloopige uiteenzettingen.
Dat ook uw veelgelezen blad de kolommen
opent voor dergelijke op kuische wijze uiteen
gezette en met bewijzen gestaafde kritiek van
diegenen welke tot oordeelen bevoegd zijn en
het beste met land en volk vóór hebben,
bewy'st dat uw blad hieromtrent niet eene struis
vogelpolitiek wenscht te volgen.
Dergelyke stemmen uiten zich schier dage
lijks op alle mogelijke terrein in onze pers en
in alle mogelyke vorm; honderdvoudig is echter
het aantal diergenen, welke van een en ander
doordrongen zijn als behoevende verbetering,
doch welke aan deze gevoelens geene open
baarheid geven.
In dit als in zoovele andere gevallen, kan j
ik niet nalaten diezelfde trotsche, de halve
wereld beheerschende Staat der Vereenigde
Nederlanden van toen, (welke nochtans nu de
enige positie bekleedt van Tweede Koloniale
Mogendheid) te vergelijken met de zoo mees
terlijk door Justus van Maurik beschrevene
gentil-burgerlijke huishoudentjes, ergens in
zijstraatje op een bovenhuisje".
Doel dezer regelen is eene bespreking uit
te lokken, hoe de elementen, welke zich in
een dergelijk huishoudentje niet gelukkig noch
tehuis gevoelen, te verzamelen en als eene
krachtige, hecht aaneengeslotene organisatie
werkzaam te doen zijn, ten einde als een toon
aangevend lichaam datgene tot stand te bren
gen, waartoe de individueele invloed helaas
bijna altijd tekort schiet. Daar, waar een
Algemeen Nederlandsen Verbond" zich, hoe
goed de strekking daarvan ook zij, op taai
zuivering en instandhouding van het
Nederlandsch in andere gewesten toelegt, diende dit
strijdplan slechts een onderdeel van zijn pro
gramma uit te maken in plaats van hoofddoel.
Liever dan zich toe te leggen op meer of
minder te verwezanlijke taalutopiën in hoofd
zaak en idealistische zelfbegoocheling, ware
voor hetzelve mijns inziens door een in meer
practischen zin werken als aangegeven, zulk
een prachtig en dankbaar werkveld weggelegd!
Dat de bestuursleden derhalve het door mij
voorgestane in overweging nemen en de publieke
opinie hieromtrent worde bewogen!
Welke andere uitwerking hebben in 99 van
de 100 gevallen, dergelijke met zooveel zorg
en moeite gestelde stukken als het hierboven
genoemde en zoovele andere', dan dat zy hoog
stens gelezen worden, sympathie verwekken
om dan te worden weggelegd en in de
dagelyksche sleur weer even spoedig voor andere,
nieuwe indrukken plaats te maken? Deze kan
toch niet de bedoeling zijn van den schry'ver,
noch ben ik overtuigd, dat zulks uw wensch
is en toch zult u het met mij eens zyn, dat
zulks helaas by'na steeds het geval is, enz.
Nieuw, jong leven openbaart zich van alle
zijden. Hier vormt zich eene Vereeniging tot
bevordering van het handelsonderwys, ginds
een Bond van Nederlandsche handelaren en
industrieelen, elders wekt ons consulaire corps,
of welmeenende Nederlandsche leden van het
zelve, land en natie op tot hooger streven.
In de provinciesteden worden afdeelingen ge
sticht van de Vereeniging Mercurius, de leden
lijst van Neerlaudia neemt maandelijks in bui
tengewoon tevredenstellende wyze toe. De
vrouwenbeweging laat ook hier te lande van
zich spreken evenzeer als de Vredebond. Trawier
maatschappijen worden opgericht teneinde met
het middeneeuwsche, niet doeltreffende systeem
te breken. Onze schilderkunst toont teekenen
van leven en nieuw streven, terwijl tevens deze
geest spreekt uit de vele en fraaie in 1898
verschenen Nederlandsche boekwerken. In dat
jaar kwam tot voltooing in ons land het hoogste
gebouw hetwelk zich op het vasteland van
Europa bevindt. En niemand zal vergeten
hoeveel vuur en jonge kracht in ons volk in
de Septemberdagen van het afgeloopen jaar
schuilde, en hetwelk zelfs den minst pessimis
tisch gestemden Hollander, wat betreft onze
toekomst, verbaasde.
Veel is gedaan en doet men, doch niet vol
doende nog, noch algemeen en daarom ware
zoo wenschelyk door vereeniging en organisatie
de tegenwoordige goede richting welke wij uit
gaan te versterken of te versnellen. Deze is
de wensch van den ondergeteekenden en doel
dezer regels.
Hoogachtend verblijve,
J. VAN DER GEUS.
Delft, 31 Jan. 1899.
iliHiiiiimiiiiim
llllllllMMIIllllim
IMNIIIimlIIIIHII
Niet zonder enige spanning heb ik
Dinsdagmorgen het ochtendblad afgewacht,
om te zien of er geen ongelukken op het
paleis waren voorgevallen. Ik had toch
gelezen dat de leden van de Eerste Kamer
de uitnoodiging ontvingen, om een th
dansant ten Hove bij te wonen. Ware
dat nu nog een théfumant, een théparlant
zelfs een thémarchant geweest ik zou
het ergste niet hebben geducht, maar een
thédansant voor onze oude heeren, die
bovendien zooveel werk achter den rug
hadden het maakte mij ongerust. Toch
schijnt_de afloop bevredigend te zijn geweest.
Daaruit kun je alweer zien, dat wij Hol
landers een kranig ras zijn. 't Is waar, het
is geen eierdans, het vermaak had aan nog
moeilijker voorwaarden verbonden kunnen
zijn, maar toch ik vind het al een zeer
sterk stuk van Rutgers van .Rozenburg,
Rahusen of Fransen v. d.Puttedencotillon
te gaan dansen met een kopje thee in de
hand. Ik houd het er voor dat er wel
kellners zullen zijn, die tegen het slaan van
een kuitenflikker op zulk een manier zouden
opzien.
Maar waarom nu juist de Eerste Kamer
leden bij deze gelegenheid tot zoo'n hofbal
genoodigd; anders wordt er bij de feesten
ten paleize vooral bij de pretjes net
zoo min notities genomen van de 50 als
van de 100.
..Zou het, heb ik al gedacht, ook een proef
zijn geweest met het oog op de
Vredesconferentie ? Natuurlijk dat we dan graag
op het voordeeligst uitkomen en nu heeft
Du Tour eens willen zien, hoe ver hij zou
kunnen gaan. Daar komt bij, dat oorspron
kelijk als onze opperhofceremoniemeester
altijd geweest is, hij zijn gasten graag iets
ongemeens zal aanbieden. Hij houdt niet
van de platgetreden banen. Het is, wie
gevoelt het niet etn lieve attentie van
den Czaar om in ons pijpenland al de
mogendheden bijeen te brengen, teneinde
ze daar den vredespijp te laten rooken,
maar nu dienen wij ook iets te doen. Ik
althans, zie ieder mensch, die het hart op de
rechte plaats heeft, zoo nu en dan al een
traantje wegpinken bij de gedachte aan de
eer den lande en de weldaad heel der wereld
bewezen, en bij mij zelf overleg ik met
gestage inspanning: hoe zullen wij van
onze zij dit den Russischen keizer en zijn
helpers vergelden?
Mijn vriend Obreen heeft reeds voorge
steld, dat het gemeentebestuur der hoofdstad
de afgevaardigden moge uitnoodigen hier te
verschijnen, in het paleis op den Dam,
»dat vredesgedenkteeken bij uitnemendheid,
en dat vele steden in Nederland wedijveren
een blijk te geven van de ingenomenheid
met de eer aan ons vaderland ten deel
vallend". Iets dergelijks was ook al bij mij
opgekomen ; ik zou ze zoo gaarne hier eens
zien, al die vredes-apostelen, maar ik erken
het eerlijk met een arrière-pensée: want
het zou, dunkt me, zoo nuttig zijn voor
enkelen, die nog niet heelemaal te vertrou
wen waren, dat hun eens een kijkje gegeven
werd in de Stelling-Amsterdam. Eland
en Eutgers b.v. konden hen daarin rond
leiden.
Maar ik dwaal af. Ik wilde zeggen, dat
wij den C/aar dankbaar moeten zijn, en
die dankbaarheid bewijzen door iets te
doen; maar tevens dat de Czaar door den
Haag te kiezen tot plaats van samenkomst
»om de beschaafde wereld voor de
oorlogsplaag te vrijwaren" een daad van recht
vaardigheid heeft verricht, die ook hem per
soonlijk tot eer verstrekt. Want, laten wij het
niet verzwijgen: »de vredesbeweging op groote
schaal in Europa" is van Nederland uit
gegaan, en heeft haar oorsprong genomen
in de onmiddellijke nabijheid van het «vre
desgedenkteeken bij uitnemendheid" in de
St. Nicolaasstraat, ten bureele van het
dagblad De Telegraaf. Reeds in haar eerste
nummer het worde nimmer vergeten
28 Dec. 1892 is het der wereld verkondigd,
dat een uitgebreide propaganda voor
blijvenden vrede het best kon uitgaan van
kleine staten en wat zien wij nu, dat
de souverein van den grootsten staat ter
wereld, »de Czaar aller Russen in eigen
persoon" »het denkbeeld in handen
neemt".
Nu zijn er weer lui, die ik gesproken heb,
welke het den Czaar euvel duiden, dat hij
Obreen en den kleinen staten is vóór ge
weest, zonder dezen te waarschuwen; en
vinden dat niet eerlijk, niet recht. Maar
men moet niet overdrijven, zeg ik. Je dient
na te gaan wie de Czaar is, die zoo iets
doet. En als je dan bedenkt, dat hij, om
den vrede te bevorderen, nog minstens tien
volken onder den duim heeft te houden of
er zijn knie op te zetten, is zoo'n klein
diefstalletje van »een denkbeeld dat hij in
handen neemt," haast het noemen niet
waard. En geeft nu zoo'n al machtige aan
Holland de eer, het denkbeeld van een
Hollander, onder zijn naam, tot het gemeen
goed der natiën te maken, dan beschouw
ik dat kleine vergrijp tegen Obreen als
voldoende hersteld.
Enfin, hier kan men over denken, zooals
men wil, maar in niet mindere mate dan
des Czaars betrekkelijker wijze groote
royaalheid, dwingt Obreens gulle
vergevensgezindheid mij bewondering af. Hij
heeft het idee van de vredesbeweging
der kleine Staten gepopulariseerd van den
eersten dag van zijn optreden als
Telegraafredacteur tot nu. En in plaats van te
chicaneeren en b.v. te zeggen: wijl de Czaar
met de groote mogendheden en niet ik met
de kleine mogendheden er mee begon,
komt er toch niets van te recht ontdekt
ge geen zweem van ambitieuse kribbebijterij.
Ze zullen den vrede voor alle volgende
geslachten in ons land komen voorbe
reiden, roept hij uit; de beschaafde wereld
vrijwaren voor de oorlogsplaag, dat hun
dus een luisterrijke ontvangst ten deel
valle ; een schitterende betooging, de warmste
sympathie voor dit vredewerk worde hun
gebracht!
Zoo staat nu de zaak en wat moet
Du Tour ? Hij zal ze natuurlijk op de
vredespijp tracteeren; de beste Goudsche
liggen ter zijner beschikkingen degeurigste
tabak. Maar dat is niets nieuws. Zelfa bij
de Rood huiden bleef die ceremonie niet
onbekend. Zou het nu zoo onwaarschijnlijk
wezen, dat hij bij die vredespijp ook den
vredesdans introduceerde en daarmee com
bineerde, een thédansant fumant? Welk
een allegorie zou dit zijn ! Immers, de inge
togenheid, de vroolijkheid en de gezelligheid
worden, na de vredesconferentie,
derEuropeesche mogendheden element.
Uit dit oogpunt beschouw ik het laatste
hoft'eest. Du Tour is bezig zich en zijn volkje
te trainen. Al wat groot en indrukwekkend
is in de Nederlanden, waar na Hugo de
Groot Obreen met de moderne internatio
nale rechtsidée is verschenen, zal de afge
vaardigden ter conferentie komen compli
menteeren, deze zullen zich aan den
vredesinvloed, die van onze hoogere kringen uit
gaat, niet kunnen onttrekken en daarom,
zoo waar als ik in den ernst en het wel
slagen van de conferentie zelve geloof,
verwacht ik na afloop van dat grootsche
hervormingswerk een bal met thee en lange
pijpen