Historisch Archief 1877-1940
NV 1130
DE AMSTERDAMMER
A°. 18991
WEEKBLAD V'OOE NEDEKLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAÜRIK Jr.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WABENBORF, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/»
Dit blad il verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover h»t
Grand Café, te Parys.
Zondag 19 Februari,
Advertentiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer ?0.20
Reclames per regel a 0.40
Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen dool
de firma RUDOLP MOSSE te Keulen en dóór alle filialen dezer firma.
INHOUD.
VAN VEEBE EN VAN NABIJ: Politiek en
Handel en Nijverheid. Revisie van militaire
arresten en vonnissen, door A. N. J. Fabias.
Beverend Beid, door ".*. Kolonel Ulrich Wille
over het Zwitsersche volksleger, door Jhr. Ram.
De Vereenigde Staten en de Philippynen Brief
uit Utrecht, door Jan van 't Sticht. SOCIALE
AANGELEGENHEDEN: Een salon-socialist, door
Br. J. C. E. KDNST EN LETTEREN: Muziek
in de hoofdstad, door Ant. Averkamp. Tien
lichtdrukken naar schilderyen en teekeningen van
Vincent van Gogh, uitgegeven door Arts and
Crafts," den Haag, door B. W. P. Jr. Houtsneden
T»n 8. J. A. Mesqnita, door R. W. P. Jr. David,
harpspelende voor Sanl, door A J. H D. Een
tentoonstelling van zeventiende-eeawsche
Hollandsche kunst te Parfls. Alweer een. (ingez.i door
Minus. Nogmaals Hilda", door J. W. van Nispen
tot Sevenaer. (Slot) Boek en Tijdschrift, door
J. K. Rensbnrg. FEUILLETON: Het verraad
van Mrs. Bunker, door Bret Harte. (Slot).
BECLAMES. VOOR DAMES: Het gevaar van
bonden, door M. W. K. Allerlei, door E?e.
Ingezonden. SCHAAKSPEL. FINANCIEELE
EN OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter.
SCHETSJE: Het verkeerde hoedje, door J. E.
T. d. W. INGEZONDEN. PEN- EN
POTLOODKBASSEN. ADVERTENTIËN.
Hlllltlll II IIIIIIIIIIIIIIIINIMH III II
MM en HaiÉl en liivriÉL
In n week tijds twee vergaderingen
gewijd aan stoffelijke belangen, en dat te
Amsterdam, bijeen geroepen door politieke
personen.
't Is haast niet te gelooven.
De eerste belegd door het
CentraalComitéder Vrijzinnige Kiesvereenigingen
Vooruitgang, had tot doel een bespreking
van het bekende plan tot reorganisatie
der Kamers van Koophandel en Fabrie
ken. Een der leden van de
Sub-Commissie, welke het ontwerp der in ons blad
meermalen besproken organisatie had
helpen samenstellen, Mr. E. Fokker, voerde
het woord en zette de denkbeelden door
hem en zijn medeleden voorgestaan voor
de vergadering uiteen. Een motie ter
ondersteuning van bet pogen dezer her
vormingspoging werd bij acclamatie aan
genomen. De politieke Kiesvereenigingen
vroegen een reorganisatie der Kamers van
Koophandel en Fabrieken uwelke leidt tot
verhooging der commercieele en industrieele
weerbaarheid van het Nederlandsche volk."
De tweede door ons bedoelde bijeen
komst betrof de verbetering van het
Noordzee kanaal. Zij ging uit van de vol
gende politieke vereenigingen: Vooruitgang,
Radicale Vereeniging, Kath.
Kiesvereeniging, Nederland en Oranje, Patrimonium,
Christ. Hist. Kiexersbond, alsmede van
eenige werklieden-vereenigingen. Over de
noodzakelijkheid der verbetering van het
Noordzee-kanaal werden zeer zaakrijke
redevoeringen uitgesproken door de Heeren
Cohen Stuart, Gerritsen en Wierdels; een
voor de hoofdstad bemoedigend woord gaf
de Heer Heemskerk, terwijl Mr. v. Nierop
door ongesteldheid verhinderd was de
stemming der vergaderden tot blijmoedig
heid op te voeren. Ook hier vormde een
motie het slot; het vertrouwen, dat het
ontwerp van den Minister tot wet zal
worden verheven, bleek het deel van allen.
Niet over hetgeen op beide vergade
ringen in het midden is gebracht, wenschen
wij thans eenige opmerking te maken.
Het feit, dat er in n week twee zulke
vergaderingen gehouden werden, geeft,
dunkt ons, iets te denken. Allereerst de
wijze waarop beide werden belegd.
De eerste, die betreffende de reorgani
satie der Kamers van Koophandel en
Fabrieken, ging uit alleen van de politieke
vereeniging Vooruitgang, en werd slechts
matig bezocht. 120 personen waren aan
wezig.
Jammer, want het onderwerp verdient
algemeene belangstelling.
Doch, de betrekkelijk geringe opkomst
was te voorzien geweest; Ie. omdat de ver
gadering op 8 Febr. gehouden zou worden,
terwijl voor 10 Febr. een meeting was uit
geschreven over de Verbetering van het
Noordzee-kanaal.
Dat was te veel te gelijk, en het laatste
moest natuurlijkerwijs den Amsterdammers
nog meer ter harte gaan dan het eerste.
Maar 2e. de vergadering over de Reor
ganisatieplannen werd belegd door de
Kiesvereenigingen van n politieke rich
ting ; die over de Verbetering van het
Noordzee-kanaal door bijna alle
Kiesvereenjgingen te gelijk. Het aan de orde
stellen van het eerste onderwerp door
Vooruitgang alleen was een fout. Nietwaar,
de bedoelde reorganisatie is even belangrijk
voor Roomschen, Radicalen, Socialen,
Anti-revolutionairen,
Christelijk-Historischen, Liberale Unie-mannen als voor de Li
beralen. Ter bespreking van haar had men
het publiek moeten bijeenroepen door een
comitéuit de verschillende politieke
vereenigingen.
Naar wij meenen te weten is het denk
beeld, om een meeting over het ontwerp
Noordzee-kanaal te houden gerezen bij
den radicalen heer Kouveld, en heeft deze
terecht begrepen, dat alles wat Handelen
Nijverheid aangaat, zooveel mogelijk be
hoort gehouden te worden buiten de partij
politiek.
Grondwet en de Soc. Dem. Arb.-party
echter schijnen zich niet te hebben willen
aansluiten. Grondwet, omdat het den tijd
voor een vergadering als deze nog niet
gekomen achtte, en de S. D. A. P.
misscnien om dezelfde, misschien om een
andere reden. Dat deze laatste partij,
die zich langs parlementairen weg verbete
ring der arbeiderstoestanden ten doel stelt,
- het Noordzee-kanaal haar belangstelling
niet waardig zou rekenen, is zeker niet aan
te nemen. Een achteruitgaand Amster
dam is voor vele duizenden van arbei
ders vermeerdering van armoede. Juist de
democratische partijen die op een betere
verdeeling van het maatschappelijk in
komen aandringen, zullen het meest het
oog geopend hebben te houden, voor de
behoeften van handel en nijverheid, welke
beide een volk, zoowel den arbeider als
den kapitalist, sterk maken in den
moeilijken strijd om het bestaan. Het
verwaarloozen van de bronnen, waaruit
de meerdere inkomsten van den werkman
moeten voortvloeien kan men van de
sociaal-democratische partij, zooals zij
thans optreedt, niet verwachten.
Hoe dit zij, de politiek moge bijzonder
nuttig zijn en niet weinig vermaak geven,
nu in geheel Europa de handel- en
nijverheidsoorlog met steeds grooter woede
wordt gevoerd, zal de zorg voor materieele
belangen, in de eerste plaats die voor
Landbouw, Handel en Nijverheid, moeten
toenemen, en een deel van den tijd aan
vergaderingen gegeven voor zich opeischen.
Zullen wij niet bij naburige volkeren al
te zeer ten achter geraken, dan zal de
Nederlandsche Staat ook tot op zekere
hoogte zich moeten inrichten als ware hij
zelf landbouwer, koopman en fabrikant;
hij zal zich genoodzaakt zien van zijn
ouderwetsche weelderige huishouding heel
wat overtolligs buiten de deur te zetten,
om eenvoudig, matig en spaarzaam zich
die uitgaven te kunnen veroorloven, van
welke hij zich niet onthouden kan, wil hij
de welvaart der natie, zoowel van den
kleinen als van den grooten man, be
vorderen.
Tot dusver wordt hieraan veel te weinig
gedacht.
Men behoeft de begrootingen slechts te
zien, om op te merken hoe jaar in jaar
uit er op geen enkel punt van die oude
huishouding bezuinigd wordt; integendeel,
het budget steeds tot hooger bedrag wordt
opgedreven; alsmede hoe de pers en
hoe de kamerleden, wanneer er nog van
bezuinigen gesproken wordt, alleen het
hoofdstuk van oorlog weten aan te wijzen,
dat voor vermindering vatbaar schijnt,
als wisten zij niet, dat we drie-en-een-halve
ton aan een zoogenaamde diplomatieke
vertegenwoordiging verdoen; minstens een
half millioen meer dan noodig is aan
Hooger Onderwijs besteden, om nu maar
van het overige niet te spreken.
Dit is en blijft mogelijk, omdat de be-.
langhebbenden zelf hun aandacht veel te
weinig wijden aan wat de stoffelijke belan
gen der natie vorderen, en de
kiesvereenigingen te zeer zuiver politieke lichamen
zijn, die dan ter bevestiging der gemoeds
rust van hen, die het roer van Staat in
handen hebben, zich onderling afmatten
in politieke krakeelen.
Welnu, met het oog hierop achten wij de
vergadering van 10 Febr. van meer dan
gewone beteekenis. Hoeveel onderwerpen
zijn er niet, even als de verbetering van
het Noordzee-kanaal en de reorganisatie
der kamers van Kooph. en Fabr., die allen
politieken partijen gelijkelijk aangaan, en
met succes in algemeene meetings konden
worden besproken.? De afwezigheid van
zulk een samenwerking ter verkrijging van
de noodige hervormingen op materieel
gebied, en de alleenheerschappij van de
politiek in de vergaderingen der
kiesvereenigingen, kost der natie jaarlijks
millioenen. Wat een nuttig tegenwicht zou
daar ontstaan tegen de eenzijdigheid der
politiek, wanneer juist uit de
kiesvereenigingen van allerlei kleur een ietwat geor
ganiseerd streveu kon te voorschijnkomen
tot behartiging van de stoffelijke belangen ?
Zou het consulaatwezen niet reeds lang,
gelijk zoo hoog noodig is, hervormd zijn,
als de politieke partijen gemeenschappelijk
in die richting hadden gearbeid? Zouden
we nog altijd Handel en Nijverheid zien
misdeeld van een eigen ministerieel depar
tement, zou Buitenlandsche Zaken tot op
den dag van heden hebben kunnen voort
gaan met het uitgeven van tonnen gouds
jaarlijks; ten deele, voor een groot deel
zelfs, weggeworpen, aan de belangen van
Handel, Nijverheid en Landbouw onttrok
ken geld? Tal van pntJerwerpen zijn hier
te noemen, wij hebben ze reeds meer
malen vermeld. Maar zeker is het, dat,
zoo de hoofdstad in deze het voorbeeld
wilde geven, in andere plaatsen van be
teekenis de navolging niet zou ontbreken,
en er van een belangstelling in onderwerpen
van stoffelijken aard zou blijken, veel
grooter dan die tot heden door enkele
vak vereen igingen werd gewekt.
Waarlijk de tijd om krachtig op te
treden is sinds lang aangebroken, zullen
wij niet onder de volkeren, die ons om
ringen, langzamerhand een arm land
worden; het verzuim moet worden inge
haald. Onttrek uitgezonderd de quaestie
van vrijhandel of bescherming Handel,
Nijverheid en Landbouw aan de politiek.
Hierop blijven wij aandringen, met ver
melding van de meeting betreffende de
verbetering van het Noordzee-kanaal, als
een gunstig teeken, dat nog door vele
dergelijken moge worden gevolgd.
Revisie van militaire arresten
en vonnissen.
In het nummer van 20 November werd
ter dezer plaatse er op gewezen, dat in
het Revisie-ontwerp verzuimd is rekening te
houden met arresten en vonnissen, door
den militairen rechter geveld. Hoe vreemd
het ook moet schijnen, doch juist terzelfder
tijd, dat de geheele beschaafde wereld on
afgewend het oog naar Frankrijk richt ter
wille van een vonnis, dadr door een mili
taire rechtbank gewezen, wordt in Neder
land door hen, die het revisie-vraagstuk
in het Parlement aanhangig maken, blijk
baar vergeten, dat ook hier een afzonderlijke
rechtspraak bestaat voor leger en vloot.
Immers noch in het wetsontwerp zelf,
noch in het voorloopig verslag was sprake
van vonnissen door krijgsraden of' van
arresten, door het Hoog Militair Gerechts
hof gewezen.
Alleen aan de omstandigheid, dat de
wijzigingen door de voorstellen in het oor
spronkelijke ontwerp gebracht, een nieuw
sectie-onderzoek schenen te vereischen,
danken wij het, dat althans bij dat ver
nieuwd onderzoek de revisie van de uit
spraken der militaire rechters is aangeroerd.
Het onlangs verschenen voorloopig ver
slag meldt daaromtrent het volgende:
»Door een der leden werd de revisie
van arresten en vonnissen van het Hoog
Militair Gerechtshof' en van Krijgsraden
ter sprake gebracht. In art. 210 van het
Crimineel Wetboek voor het Krijgsvolk
te land en art. 159 van het Crimineel
Wetboek voor hét Krijgsvolk te water
wordt bepaald, dat de voorschriften van
het algemeen recht omtrent het bewijs
de misdaden mede toepasselijk zijn op de
misdaden en overtredingen begaan door
personen aan de militaire jurisdictie onder
worpen, maar in die wetboeken zijn de
bepalingen van den 18en Titel van het
wetboek van strafvorderingen niet op uit
spraken van militaire rechters toepasselijk
gemaakt. Toepasselijkverklaring van die
bepalingen werd wenschelijk geacht, aan
gezien ook militaire rechters dwalingen
kunnen begaan. Daarom werd in over
weging gegeven in den tweeden regel van
art 375 achter het woord »vonnis" in te
voegen: »»ook wanneer het is gewezen door
het Hoog Militair Gerechtshof of door
een Krijgsraad.""
Andere leden, hoewel van het door dit
lid beoogde doel niet afkeerig, waren van
oordeel, dat Militaire strafzaken niet op
deze wijze bij den burgerlijken rechter
kunnen worden overgebracht."
De belangstellende mag uu vragen, op
welke wijze die strafzaken dan wél bij
den burgerlijken rechter kunnen worden
overgebracht, edoch het antwoord zal
vermoedelijk op zich laten wachten. Toch
heeft de belangstelling van dit ne lid in
de 2e Kamer althans dit gelukkige gevolg
gehad, dat de hoogleeraar Mr. D. Simons
dezer dagen mede zijn stem heeft verheven
voor een uitbreiding van de revisie, gelijk
wij die reeds bijna twee maanden gele
den voorstelden.
«Slechts in n opzicht/', zoo schrijft bij
in het Paleis van Justitie van den lOn
dezer, »zal bij aanneming van het ontwerp
de regeling onvolledig blijven. De revisie
van militaire strafvonnissen blijft onge
regeld. Terecht kan wordt-ri beweerd, dat
eene bepaling daaromtrent in ons wetboek
van strafvordering niet thuis behoort. Maar
zouden er zooveel bezwaren aan verbonden
zijn, iu een afzonderlijk wetje de
revisiebepalingen, misschien met enkele wijzi
gingen, ook voor het militaire strafproces
van toepassing te maken? Ik geef dit
alsnog in overweging. Het zou kunnen
gebeuren, dat de wetgever, anders plotseling
gesteld voor een ernstig, opzienbarend geval,
opnieuw gedwongen werd tot eene
gelegenheidswet, teneinde in te halen wat hij
vroeger verzuimde."
Mag men het ook bejammeren dat een
rechtsgeleerd schrijver als deze Utrechtsche
hoogleeraar eerst thans de aandacht vestigt
op een leemte, wier gevolgen niet zijn te
overzien, wij verwijzen gaarne naar zijn
advies. Waar alle andere heeren zwijgen en
bij het sectieonderzoek in de 2e Kamer
slechts n lid zich geroepen gevoelde ook
de belangen van de militairen ten deze te
behartigen, daar is de steun van Mr. D.
Simons mede van groote waarde.
A. N. J. FABIUS.
Reverend Reid.
De «Kruisridder" van het Internationaal
Instituut te Peking, de ^Champion of
Civilization in China" is weer in ons midden ;
de séances zijn weer in vollen gang, eene
seance hier, eene séance ginds; voorwaar,
de heer Reid laat er geen gras onder groeien,
de heer Reid is een rusteloos spreker. De
heer Reid is erg voldaan over Holland,
het gaat hem in ons landje als van een
leien dakje; in geen land werd de heer
Reid beter, hartelijker ontvangen; de pers
en het publiek wedijveren met elkaar, nier
brengt men hulde aan zijne energie, daar
wordt een enthousiast woord gesproken over
zijne edele grootsche plannen, in couranten
artikels worden af en toe zijne «hoogst be
langwekkende" redevoeringen aangenaaid,
ginds in den Haag snelt toe de keur
der natie, ministers, ex-ministers, ministers
van Staat luisteren in gespannen aandacht,
overstelpen den heer Reid met duizenderlei
vragen, de voorzitter dankt ten slotte voor
de «heldere" uiteenzetting; wat naam heeft
in onze koopsteden haast zich om zitting
te nemen in de comilé's ter introductie.
»Ende desespereert niei" roept eindelijk
iemand in de hoofdstad, in verrukking
geraakt, hartstochtelijk uit, Koen's motto,
ziedaar het tenige, wat den gevel van uw
instituut kan sieren, wat in gulden letteren
daar moet prijken. Roemruchtige nazaten
der Batavieren, in uw midden is verschenen
een Magiër, van wien uitgaat eene tot nu
toe ongekende, onwedersiaanbare
tooverkracht, tot u is gekomen een Wijze uit het
Oosten, wiens aangezicht omgloort de stra
lenkrans van het kampioenschap der be
schaving in het Hemelsche Rijk. Hoort
hoort, wat dit orakel u te zeggen heeft.
Op den debuutavuud te Amsterdam ver
klaarde de hetr Reid geen handelsman te
zijn, noch van den handel iets af te weten,
edoch, nauwelijks is die bekentenis zijn
lippen ontsnapt, of' de heer Reid vervolgt
in n adem: Om voor den handel vasten
voet in China te verkrijgen, moeten de
kooplieden »eerst" eene volledige diepe
studie van het land maken, de landstaal
leeren, zien welke goederen noodig zijn;
laat Nederland het Museum bouwen, de
erkentelijke dankbare Chineezen zullen deze
grootmoedige weldaad vergelden, het is het
geheim van het zaken doen met de Chi
neezen, »to show a favor in order to receive
a lavor", Nederland zal bekend worden,
richt syndicaten op om je goederen aan
den man te brengen, Nederland zal zich een
weg banen veel spoediger dan andere natiën,
die met oorlogsschepen komen en
concessiën eischen. De verzekering behoefde niet
vooraf te gaan; dit is geen koopraanstaal.
De ervaring, die men opgedaan heeft met
haudelsmusea is deze, dat zij zijn »utter
failures"; van de vijftig in Europa staan
er nog plus minus vijf' overend en die vijf
sleepen een kwijnend bestaan ; voor eenige
jaren hebben Hollanders te Warschau een
handelsmuseum opgericht, het liep op niets
uit, een tiental jaren geleden ging de Bel
gische consul te Shanghai met zoo'n museum
ideetje om, geen koopman ter plaatse, die
er ooren naar had. In Shanghai heeft ieder
koopman een museum van stalen en mon
sters in zijn eigen office; het idee is op
zichzelf' in strijd met alle begrip van goed
koopmanschappen. De eerste eisch, dien
men aan een koopman stelt is, dat hij koop
mansgeest hebbe, waren- en zakenkennis
bezitte, de volledige diepe studie van het
het land zijner nieuwe inwoning kan ach
terna komen. Wat is volledige diepe
studie V Trouwens men kan 18 jaar en lan
ger in een land geweest zijn, van dat land
eeiie volledige diepe studie gemaakt hebben
en toch geen kijk hebben op de dingen,
die dagelijks om ons heen plaats grijpen.
Waar het geloof de rol van het verstand
overneemt, wordt die paradox waar; men
(leuke slechts aan de resultaten van het
bekeeringswerk in China: all water on a
duck's back.
Men verplaatse zich in de positie der i
Chineezen, die dulden moeten, dat men in
hun midden kerken bouwt, waarvan zij j
niet gediend willen zijn, dat men hen tracht j
te vervreemden van eene leer, die van uit
het oogpunt der moraal minstens even hoog
staat als het Chiistendom. Giles, een der
degelijkste sinologen, een man van gezag,
.getft het volgende kort begrip van het
Confucianisme: He, (Confucius-) taught his
countrymen that duty to one's neighbour
compnses the whole duty of man.
Charitableness of heart, justice, sitcerily and
fortitude sum up the ethics of Confucius.
He kwew nothing of a God, of a soul, of
an unseen world. And hèdeelared that the
unknowable had better remain untouched.
Een Chinees, dien men trachtte te bekeeren,
zeide, ik neb niets tegen jullie christendom,
het is best, puik, de moeielijkheid zit 'm
niet daarin, dat het christendom niet voor
mij deugt, maar dat ik niet deug voor het
christendom.
Dat gezond verstand, dien zin voor humor,
tracht men te dooden door het iustampen
van een brok joodsche litteratuur, en dat
nog in deze eeuw, n adem aal de bronnen
van ons kenvermogen onderzocht zijn door
de grootste vernuften, die het Westen heeft
voortgebracht, wy geleerd hebben, dat al
onze kennis subjectief is, dat ons waar
nemen, kennen en weten aan vormen ge
bonden zijn, dat het subject nicht bersich
selbst hinaus kann, dat de mensch genoeg
heeft aan de wereld der immanente din
gen, dat het reeds eene verhevene taak
is in de kennis dier wereld samenhang, orde
en eenheid te brengen, dat in de aanschou
wing alle wijsheid ligt en alle metaphysieke
speculatie ijdel werk geknutsel is.
Van diezelfde blindheid der missionaris
sen voor wat de aanschouwing in China
het onbevangen oog onmiddellijk leert, vin
den wij iets terug in de wijze waarop de
heer Reid zich voorstelt het beechavingswerk
in China te beginnen; de heer Reid heeft
o. i. geen juisten blik op het vraagstuk der
sociaal-economische politieke ontwikkeling
van het hemelsche rijk.
Het is dikwerf opgemerkt »in chinese
society the higher you get the lower the
morals." De mandarijnen vormen de hoogste
klasse der chineesche maatschappij en die
hoogste klasse is zedelijk diep verdorven.
Met die rotte bovenste laag wil de heer
Reid beginnen, bij komt in Europa om
subsidie _ voor den bouw van een instituut,
waar chineezen van goeden huize, d. w. z.
zonen van riüce en schatrijke mandarijnen
onderwezen zullen worden, en het onderwijs
in die universitaire inrichting zal keuvelend
plaats hebben, bij afwisseling in den tuin,
onder het Peristyl of in den Social Hall,
het plekje bij uitstek des Heeren Rtid a,
la fa^on van Plato en de Peripatetici.
Universiteit, zeiden wjj; beter ware het
misschien te zeggen school voor uitgebreid
lager onderwijs. Min of meer thuis in hun
eigen litteratuur en vertrouwd met het
rekenbord (de chineezen rekenen met behulp van
een abacus) weten de chineezen tittel noch
jota af' van de meeste elementaire zaken
op het program van ons lager onderwijs,
als: reken-, stel- en meetkunde, vormleer,.
geschiedenis, aardrijkskunde en&. En wat
de te houden voorlezingen betreft, de spre
kers zullen meest missionarissen zijn. Zal
het niet-religieus karakter van het instituut
niet telkens gevaar loopen ?
Zonder methode geen wetenschap.
Wat zal de vrucht zijn van dat keuve
lend onderwijs? Half- en betweters. Wie
op de jongste gebeurtenissen let die in
Peking afgespeeld zijn, kan niet anders
dan met schrik zulk lichtvaardig werk
gadeslaan. Zeide de heer Reid zelf niet, de
keizer wilde te hard van stal, de staatskaros
liep gevaar? De Taiping-rebellie die van
1851 tot '65 China teisterde en ruim 20
millioen menschenlevens eischte, had haar
oorsprong in de ^misvatting van enkele
bijbelstukken, die in handen geraakt waren
van een dweepzieken Chinees.
Wat de heer Reid zou willen verhoeden,
zou juist dooreen onoordeelkundig onderwijs
veroorzaakt kunnen worden. De heer Reid,
naar zijn eigen getuigenis, is China's vriend,
China's integriteit ligt hem na aan 't hart.
Wie Hongkong en de verschillende
vr\jhavens in China heelt gezien, ter pkatse
met een onbevangen oog heeft opgemerkt,
dien gaat een geheel ander licht pp over
het ontwikkelingsproces, waarin China ver
keert. Bepalen wij ons_ tot de voornaamste
vrijhaven: Shanghai, in de wandeling
geheeten »het Parijs van het Oostea," een
levend museum van Westersche beschaving
en weelde. Wat u verbaast is, dat de Chi
neezen nog zoo weinig van de Europeesche
gewoonten hebben overgenomen; zijn ze
wel vatbaar voor Westersche indrukken
zucht gij, en het angstzweet parelt u op het
voorhoofd bij de gedachte aan het doode
museum der Hollanders te Peking en het
keuvelend onderwijs in het instituut. Doch
laat u niet verbijsteren. Dagelijks komen
te Shanghai duizende Chineezen in aanra
king met Westerlingen, zij komen in han
dels- en rechtsbetrekkingen met da
menschen uit de f ar West, zij maken kennis met
het eerste beginsel van alle gezonde wftze
van zaken doen: «honesty is the bestpolicy,"
zij zijn bovenal getroffen door het recht
vaardig verlicht bestuur, _ dat zorg draagt
voor de openbare gezondheid, voor goede ver
keerswegen, voor eene onpartydige
rechtaspraak, voor dit eene waaraan China zoo
boven en vóór alles behoefte heeft: rechts
zekerheid. Wel is waar vormen die dui
zenden Chineezen nog slechts een uiterst
smallen zoom der Chineeeche maatschappij,
doch naarmate de bestaande verkeerswegen
in China, die zich bijna alle in ergerlijk
verwaarloosden toestand bevinden, verbe
terd, spoorwegen aangelegd worden, naar