De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 19 februari pagina 2

19 februari 1899 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1130 die mate zal die zoom breeder en breeder worden. Het ontwikkelingsproces brengt het beeld voor oogen van de wateroppervlakte, waarin een steen is geworpen: de kringen, die er zich op vormen breiden zich meer en meer uit. Met de opkomst der steden brak in Europa de macht der roofridders. Zoo zal ook in China, tenware machten van buiten mochten ingrijpen en eene verdeeling hou den, de hervorming uitgaan van uit de kern der natie, d. w. z. van uit het nijvere arbeidzame volk. Nog kortelings bevatte de N. R- Courant eene correspondentie uit China, die ons mededeelde dat de Chineesche kooplui te Shanghai eene petitie hadden gericht tot den ngelechen consul, welk verzoekschrift ten krachtigste aandrong op het invoeren van hervormingen. Hier kan men spreken van eene heusche hervormingsgezinde partij. De heer Reid gebruikt telkens het woord ?civilization"; op de uitnoodigingskaart voor de séance in 't Concertgebouw staat hij gesignaleerd als de Champion of Civilization in China. Wij vertalen »ciyilization" door bescha ving, doch in dit bijzonder geval, wat ver staan wij er onder ? Bedoelen wij »moral civilization" of »civilization of uxury". Zendelingen l ebben ons vaak verzekerd : Cbine raiher wants moral purificaüon thau civilization, enkele schrijvers hebben rondweg verklaard; the chinese are a nation of liars and thieves. Een Nederlandsch dorpsbewoner, die nooit met chineezen te doen gehad heeft, zal na zulke verzekerinfen wel denken : Nou nou, men noemt geen oe bont of er is wel een vlekje aan. De zendelingen doen dagelijks hun best het geweten der langstaarten wakker te schud den, edoch wat wil men in een land waar geen rech szekerheid bestaat? Gesteld het gemeentebestuur, de j\istide en de fiskale ambtenaren van Amsterdam konden naar gelieven en eigen inzichten met de wet omspringen, de deur zou immers onmiddel lijk open gezet zijn voor omkooping en grove willekeur en een ieder zou om bestwil be ginnen te liegen, desnoods te stelen. Zonder eene radicale hervorming van het civiel bestuur in China zijn alle pogingen om het geweten der langstaarten wakker te schudden, zelfs met behulpvan 't evan gelie, boter aan de galg, zijn al die vertoo(;e;i over het invoeren van Westersche beschaving met belrekking tot het verbeteren der zeden eenvoudig weg geleuter. Stneca zegt in zijn boek »de Ira" : Nemo prudens punit quia peccatum est, sed ne peccetur. Door de straf maakt men het hart vau den misdadiger niet beter de vos ruilt wel van baard maar niet van aard doch men tracht door de straf den misdadiger het hoofd beter op zijn lijf te zetten ; zijn door de straf verscherpt ver stand moet hem doen zien, dat hij verkeerd handelde, wat in zijn gevolg zal hebben.dat hij niet weer zondigen zal ne peccetur. Mu tatis mutandis is het hier precies zoo gescha pen met den in dwaze vooroordeelen bevan gen Chinees; hij is een keer Aziaat, Mongool, met al de eigenaardige karaktertrekken van dat ras, m zijn hart blijft hij een Chi nees, zijne Chineesche natuur laat zich niet vernietigen, het eenigste wat men kan doen is den Chinees zijn hoofd beter op zijn romp te zetten, en wat wij Europeanen in 't bij zonder willen is, dat hij door een Europeeschen bril de wereld leere beschouwen. Nu zijn er twee wegen om tot levens wijsheid te geraken, oor nadenken, de edelste, door ervaring, d. w. z. door lijden, de bitterste. Van dat laatste weet (Jniiia reeds mee te praten. Laten wij kooplui de openhartigheid hebbeu hier te verklaren, dat de moreele beschaving oiis niet zoo na aan 't harte gaat als de civilization of luxury. \Vat wij beoogen is weelde te kweeken in China, vraag iiaar Westersche voortbrengselen, we want to do busuitss and to make money. Dat men zaken behalve met het gou vernement voor de levering van oorlogs materiaal enz. te Peking d. w. z. met de gewone handelaren zou kunnen doen, ont kennen wij beslist. Overal waar Cnineezen over en weer zaken kunnen doen verschijnt de Europeesche handelaar; de raad van den heer eid om te Peking syndikaten op te richten moet derhalve als volstrekt on" practisch worden verworpen. De liter Reid zeide, dat «iedereen." in. China zou vernemeu, dat ook Holland had medegewerkt tot het stichten vaii het instituut en dat dit den NederlandEchen handel ten goede zou komen. De handel is niet sentimenteel, doch waartoe nog meer woorden verspild over zulke enormiteiteny Alleen dit nog, de ' heer Keid zegt, dat Nederland door het stichten van. het Museum zich spoediger een weg zal banen dan de andere naties, die mee oorlogschepen komen en concessies eisenen. Wij kennen ze ook in ons Nederlandje de mannen, die de borst welven en op hoogen toon verkondigen, dat de Lom bok en A'jeh-politiek beneden de waardig heid eener beschaafde natie is, een schande voor een christelijk volk. De gunboat-politiek af te keuren, er met geringschatting over te spreken is gemakkelijk, maar de positie der zende lingen in China zoude niet gemakkelijk, 'niec benijdenswaardig zijn, indien die guiiboat-politiek werd opgegeven. De tractaatrechten, krachtens welke zendelingen in China mogen prediken en kerken bouwen, zijn gevestigd door hetzvva_ard, de handha ving dier rechten is nog innig verknocht met de politiek, die steunt op de scherpte des zwaards. De geschiedenis van China ever since Lord Napier in 1834 te Oanton ver scheen en het regime der hongmerchauts onder hun hoppo den nek slag kreeg, is een protest tegen de pyramidale bewering des heeren Reid. De Chineezen theoretiseeren graag, zijn eerste praters en beschikken over eene onuit puttelijke hoeveelheid geduld. De geschie denis van de openstelling van Chuug King en de inbezitneming van Kiao Chao is te dien opzichte uiterst leerrijk. Hier zij in herin nering gebracht wat de Duitsche gezant de heer von Heyking aan zijn gouvernement schreef: er valt volstrekt geen vertrouwen te stellen in de beloften van het Chineesche ouvernement. De heer Reid zegt, dat hij e autoriteiten kent, die men noodig heeft om relaties aan te knpopen. De zaak is evenwel niet alleen relatiën aan teknoopen, contracten af te sluiten ; tot de zaak behoort ook, dat men waarborgen bezitte, dat de bepalingen van het contract nageleefd wor den. De ervaring 9 jaar geleden door het Hollandsche syndikaat opgedaan is van de allertreurigste soort; men leze het stuk van den heer v. Schermbeek in <fc Gids van deze maand. De Tientsin Times schreef destijds: The Dutch suray of the Yellow River is another gratuitous addition to the many gifted horses m the golden stable of Li Hung Chang; doch laten wij blij zijn dat het gebleven is b\j de levering van ne baggermachine. Gesteld, ' de Hollanders hadden aan de ' Gele Rivier een Sqlovallei gehad ; de ramp ware niet te overzien geweest. De levering van een watermolenije kan een.Hollandsch aannemer gerust op zich nemen, maar wij ontraden hem beslist eene onderneming van eenigen omvang aan te pakken, tenzij in vereeniging met Russen, Erigelschen, Franschen of Duitschers. In een critiek op het beleid van Sir Robprt Hart, voorkomende in de Londensche Times van 10/1 99, »The Far East" kan men lezen welke moeite de heer Hart heeft gehad om uitgaven, r opdzakelijk geworden wegens de uitbreiding van den dienst, door de Tsung Li Yamen bewilligd te krijgen. Waar nu Sir Robert Hart, misschien wel de invloedrijkste man te Peking, met hangen en wurgen iets ge daan moet krijgen, daar ., ake men zich toch geen illusies omtrent de macht vaneen Nederlandsch minieter-resident. Het is een heel ander ding, als ik bij een Chinees op de thee kom om met hem te keuvelen dan wanneer ik voor zaken hem bezoek. Gij ontvangt geregeld op de thee een vriend, doch op een goeden dag haalt de gezellige prater een prospectus eener levensverzekeringmaatschappij voor den dag. Welke gewaarwording wekt dit bij u? Wie de voorstelling in het Concertgebouw heeft bijgewoond, zal onder den indruk naar huis gegaan zijn, dat de heer Reid vtle vrienden te Peking heeft, »My friend" klonk het voor en na. De performance, die zoowel >educational" als «sensational" zou zijn begon met een grap n bleef grap pig tot het einde toe. De vertooning met het gele vest en de kotow waren het hoogte en glanspunt van den avond. De tooverlantaarn was kostelijk, de Chineesche land schappen schilderachtig lief, edoch you cannot appreciate a chinese landscape with out having the odour of it; 't zelfde gtldt van de mandarijnen, die den een voor den ander na met praedikaten naar 't hoofd gegooid werden van »man of rare sagaciiy", »ievelminded man", »man wilh a keen eye on human affairs" en meer zulke dithyramben, altegader waren het »typical Chinamen''. Zelden hebben wij iemand zoo woest het wierookvat zien zwaaien. De voorstelling, die zich nergens boven het peil eener kin dervoorstelling wist Ie verheffen, heeft op ieder weldenkende een bedenkelijken indruk moeten maken. Heeft men ooit een ernstig echt wetenschappelijk man aldus zien ageeren ? Wij willen zwijgen van die groteske aankondiging, zij is misschien te veront schuldigen al biijft ze een groote onhan digheid, evenzeer als de grap bij 't begin der voorstelling. D"di wat te zeggen van dat stoffen op zijn Schotsen bloed, van dat briefje, dat de heer Reid van een Ghineeschen prins ontving? Opdat lu-1 publiek toch nitt de beteekenis van dit briefje mocht onderschatten, gaf de heer Reid de volgende toelichting: Bedenk toch. eens, een gewoon sterveling geheel vertrouwelijk omgaande met en biUfj'-s ontvangende van den prins van Wales. De heer Keiel voelt zich gestieeld door den omgang rnethooge personaadjes; zijne zelfstandigheid is er glad en al bij omgekomen ; de Chineezen cajoleeren den heer Reid, de heer Reid cajoleert de Chineezen. Geen mensch meer misplaatst in China dan hij, die niet vrij is van persoonlijke ijdelheid: een gans omringd door vossen. Van het vragen en antwoorden spel letje der verschillende séances, doen wij het best te zwijgen. De heer Reid zeide, laten er eenige jongelieden naar China komen om te helpen den handel te bevoideren. Ein delijk dan toch krijgen wij grond onder onze voeten, alleen dat «helpen den handel te bevorderen" is zoo'n onrnensrchkundige redeneering. Jongmenscb, ga naar China om geld te; verdien en, canière te maken; zit die prikkel niet in je, blijf dan bij mama thuis ! Het heuglijk feit hunnen wij constateeren, dat in de laatste jaren eenige Hollaridsche jongelui naar China gegaan zijn; enkelen hebben er zich reeds gevestigd. Wij zijn van meen ing, dat Holland niet genoeg jongelui, bekwame jongelui naar Cliii-a kan sturen. Mocht er een Hollandsche zaak in China zijn, die na een vijf- a zesjarig bestaan op flinke resultaten kan wijzen en door vermeerdering van kapitaal uitbreiding aan hare zaken zou kunnen geven, dat dan de NederJandfche kapitalisten, in plaats van een museum te bouwen, die zaak linaiitieel steunen. Hoe groote r kapitaal, hoe invloedrijker compradore men kan k i ij gen ; het succes eentr zaak h ai gt nauw samen niet de keuze van den compradore en de keuze van den compradore met de hoegrootheid van het bedrijfskapitaal. Ons bestek gedoogt helaas niet hier uit voeriger te zijn. Van alle Neeierlar.elsche voortbrengselen geschikt voor de Chinetsche maikt staan de Twentsche katoentjes boven aan. Verblijdend is het feit, dat de verzen dingen van Twente naar China toenemen. Wij lazen onlangs in da N. IL C. dat Li Hung Chang liet plan koesterde elc Gele Rivier te bezoeken en een internatio naal instituut van ingenieurs in 't leven te roepen. Het bouwen van duizend musea weegt niet op tegen het plaatsen van n Hollandsch ingenieur in Chineeschen dienst er kan dan tevens wrijving van gedachten plaats hebben te Peking en wellicht wordt dan niet meer de geboorte gegeven aan zulke : dwaze plannen als het bouwen van een i hanelelsmuseum. Wanneer de heer Reid naar China terugI gekeerd zal zijn, dan zal hij met veel lof'van ; Holland gewagen. Hebben wij elen trant van zijn spreken goeel gegrepen, dan zal de heer Reid zich ongeveer aldus uitdrukken : [ associate with Holland ele most pleasant remiiiiscences, I think it is the meest nation of the world, I was eveiywhere received with the gieatest cordiality, I made lots of friends in Holland, I spoke at Amsterdam, Haarlem, Leiden, Delft, the Hague and Rotterdam In the Hague ministers, exministers, ministers of state, all sorts of high Dutch officials oh ye Dutch mandareens ! thty all hastened to see me, they listened to me with the utmost attention put me questions for more than one hour and a half, they took'the liveliest interest in my institute, they were in rapture about_ the museum, they applauded, they promised me their fin... no their heartiest support. En toch, wij maken ons sterk, dat op weinige uitzonderingen na de Amsterdamsche en Rotterdarnsche beurs zoo koud als een steen is n voor het instituut n voor het museum. Het is in het licht dezer overweging dat wij het prospectus hebben te beschouwen, dat de heer Reid de welwillendheid had aan zijn gehoor uit te reiken. De beteekenis van het instituut als een middel van dusgenaamd beschavingswerk in China willen wij verder laten rusten ; mits er dergi-lijk onderwijs worde gegeven en mits de Chi neezen zelven de gansche inrichting be kostigen, verdient het plan aanbevelingen als zoodanig beschouwd zal het plan. elunkt ons, de goedkeuring verworven hebben der buiterlandsche gezantfn en consuls. Doch het Nederlandsch publiek geve er zich wel rekenschap van, dat het wordt uilgenoodigd bij te dragen tot de subsidie van eene school, waar zonen van rijkeen schat rijke Chineezen onderrichtzullen ontvangen. Van eeiie edele poging kan hier moeilijk sprake zijn. Wil men aanphilanthropiede)en, men steune de mediei-zendelingen, die zich van eene in den waarachtigen zin des woords edele taak kwijten, door het lijden te ver zachten van een volk, dat dejor allerlei afzichtelijke kwalen en afschuwelijke ziekten geteisterd wordt, en voor zoover het huist i D. steden, leeft in een poel van vervuiling, verd ierlij kin g en verrotting. Voorts, indien gij kunt, geeft China eene justitie, dien naam waardig, dat ne noodige: rechts zekerheid. Wij willen hier nog aanstippen, dat de Jezuïeten te Si Ka Wei bij Shanghai in hun reeds sints jaren gevestigd instituut menigen Chinees hebben grootgebracht, die later tot een mandarijnenpost geroepen is geworden. Hoe denken de Fransche paters over het instituut des heeren Reid en hoe denken zij over het keuvelend onderwijs ? Edoch, wij hebben in het prospectus te vergeefs gezocht naar eene stellige verkla ring, naar een warm woord vari aanbeve ling van eenig man van gezag op hanelelsgebieel, tevergeefs gezocht naar eene door dachte heldere uiteenzetting van het verband, elat beweerd wordt te bestaan tusschen de beteekenis van het instituut en de belangen van den hanelel, en in ons geval met name van den Nederlandschen handel, m. a. w. ele heer Reid is iri gebreke gebleven op deugdelijke degelijke gronelen eiuielelijk te maken, dat door ele stichting van het instituut deNederlanelschehanelelsbelangen gebaat zullen worden. Ons oordeel over den heer Reid en zijn werk, in n wooiel saamgevat, is dit: oppervlakkig, grenzenloos opper vlakkig. Wil men ten overvloede nog twee eclatante bewijzen: de heer Reid zegt, dat wat hem gelukt is, namelijk e)p voet van vertrou wen te geraken met zoovele hooggeplaatste Chineezen zelfs niet aan een gezant, ooit is kunnen gelukken. De vergelijk in g gaat zoo mank als een ezel op drie poolen. Een gezant is een grand seigneur, eiie op moet treden a la fscon eies grands seigneurs. Als toe lichting van he-t groote; geheim van zai?en eloen met de Chineezen het »do ut des" beginsel gaf de heer Keid het volgende ten beste: Russia saiel l let you have Manchuria, China antwoordde all right, you take Ta Lien Wan anei Port Aithur Almachtige Goelen ! De heer Reid is een Chinees geworelen, neen, er is meer uit hem gegroeiel Plus ivyaliste ejue Ie roi een superlatief van een Chinees. In ele tevoren reeels aangehaalde critiek in de 'limr.s, »The f'ar East' lezen wij o. m. Sir Robert Hart would probably be the first to admit that persixleid ficclnsion in a chinese atmoxji'itre ia nut um/allij a ntoral tonic anel thty who have cluseiy studieel his woik ar,d its results are forced to the conclusion that had hè: kt-|.,t lnmself more cle>sely in touch wilh Ei r p3 hia inlluence as a poiitical adviser might have proveel of much greater bene fit than bas been the case b:>th tor Great Hritain anel for China. Ten slotte, wij zijn eie eeivlen ie erkennen dat waar door zachtheid wat ge.wonnen kan worden, het elwaashe-id is met gewelel op te treden, maar in ele keuze der mielek-len om iets van het Chinetsche gouvernement gedaan te krijgen meieten wij ons laten leiden door de lessen eier ervaring. Ervaring'moet einze leidsvrouw zijn. Onze verbeelding teekent ems haar als cet.e vrouw van majestueuze gestalte, van ge biedende houding, met een ernstig geplooid gelaat, met een hoog diep gegiotl'tl voor hoofd ; haar geheele wezen ademt elit bevel : cogita! Het is geknield aan hare voeten, hel e)og vorschenel eip haar gelaat gericht, elat wij te luisteren hebben naar de lessen van levenswijsheid, die zij spreekt. Kolonel Ulricli Wille oYer liet Zwitsersclie volksleger, Teger.over liots-een de heer KieTPch in de nummers van S, 13 en -2'2 Januari van dit blad omtrent het zwit&ersche bondsleger publiceert, wensch ik te stellen het, oe>rdeel van den zwitserschen kolonel Ulrich \Ville over dat 1< ger. Zijn werkje, dat e)iis ze>o warm wordt aanbevolen dcmr ileii lieer K; Kolonel Wille's //Skizze eincr \Vehrverfixsbung de r sebwe'izeris-ehen Eidgenossenscliaft", leeit ons dit oordeel vol doende kennen. In liet Vorwort lezen we: //Es sind jet/, 10 Jalire her, dass eme luiichtige Bcwegui]<i durch das ganze Oilicierskorps der Echweizcrifclien Ai mee gin<r. Die se Kewe£;ui!g war verursacht durch die t'llyenieine Ltl/eftcafjimg (alle cursiveeringen zijn van mij) das es nut eieni gegen\i.ïrt:gen VVelirgesetze i/nmi'igHi'/i sei, das Vaterland so trehrjahig :t( MHC/IC/I, wie der Scliutz seiner UuabLüugigkeit und Seibbtsïiindigkeit verlange. Iets verder lezen we: //Es kéhmte aber fast den Anechciu habru-, als ob das Oiiicien-korps der Schweii glaube, mit der Auregung vor 10 Jaliren hahe es tciuer l'flicht gei ^e gelhan, und riach eler Abstimmuug vom 5 Nov. 1SÜ3 c'ürfe es ohue Gewisseusbedenken die Zus'linde ruhig fortbi stehen lassen, die von ihin selbst als eine llrjahrdung i/er Welu-jüliiyliCit, d. h. der Selbs'audigkeit und Ui.abl augigkeit, des Laiides erk'iirt worden waren". Het bestaande leger, zooals het is voortgekomen uit de legerwetten van 1874 wordt dus veroordeeld. Zooals de heer K. ons mededeelt bevat bet werk van den kolonel Wille, eene kritiek op deze verouderde wetten. Hieruit ma» men niet besluiten, dat deze wet ten ook vóóc ze verouderd waren, de goedkeu ring van deskundigen wegdroegen. Het leger dat ze in het leven riepen, was in '74 even onvoldoende voor zijne taak berekend, als in'98. De kolonel W. schetst nieuwe legerwetten die de laagste eischen bevatten waaraan een militie-leger nog moet voldoen, om bruikbaar te zijn. In de toelichtingen op de artikelen is de critiek gevlochten pp het bestaande. We lezen daar o. a.: Op bladz. 61. In unserer Armee sind eine viel grössere Anzahl Ottuiere, als man glauben möchte, deren physische Rüstigkeit ungenügend ist, oder die aus f.Éuizliclier Interesselosigkeit ihrer Stellung nicht, mehr gewachsen sind". Op bladz. 83. Man darf sagen, denn man kann es bevrasen, im vergleich zur Hauptsache ist in uuserer H» eresorganisation alles Beiwerk der Art ausgewachsen und gepflegt und zu hoher Vollkommenheit entwickelt, dass derZweek des emchteteii Qebaudes wie aus den Augen verloren erscheint. Op bladz. 89. »Dafjenige, was zunachst erstrebt werden muss, ist die Herbeiführung einer besseren Ausbildung der Truppe, einer höheren Tilclitigkeit der Führer ieglichen Grades, " Op b'adz. 92. Eine der grössten Schwachen der Müizorganisatiou bleibt immer, dass die höheren Führer aller Grade nicht genügend durch eigene Erfaurnng vertraut sind mit den Bedmgungenfür den Erfolg der uiederenGefecutEführung, mit den Erfordemissen, urn den Truppen lebenskiaftig und frisch zu erhalten. Op bladz. 110. Es war geradezu betrübend, um nicht, zu sagen (ür die herschende Saclikunde und Auffassung beschamend, wenn man bei uns horen musste dass unsere Truppe mit 43 agen Ausbilduug und nachher alle zwei Jahre Wiederholungskurs anderer Armeen, die zwei oder drei Jahre Dienstzeit habeii, gewachsen sein sollte. Es lag darin eine Selbstüberhebung, die das Gegentheil von rniinnlichem Selbstvertrauen ist. lutusschen acht kolonel Wille 2 of 3 jaren eerste oefentijd onnoodig lang. Op bladz. 121. »Das der grösste Fehler unseres jetzigeu Unterrichtsgesetzes, dass wir niemals bemü'it waren, den Manu auch nitr aunaherend gründlich auszubilden, aber ihn dafür bis an die Stufe des Greisenalters das uugeuiigend Erlernte wieder repetieren machten". Op bladz. 127. Bekanntlieh sind die t chtigsten Ii fanterie-ollicicre uneerer Armee jetzt der Ansicht, dass unsere Schiessvereiue nicht so viel nutzen wie sie kosten. Op bladz. 150, Unser jetziges Generalbtabskorps ist so vorzüglich, wie es unter unseren gegenwiirtigen Verliiiltiiissen uur sein kann, und doch muss man sagen dass es uugei i'uend sei. En ten slotte op bladz. 200. /./Wenn man unbefangen unsere grosseren Truppeiiiïbungen bitrachtet, so wird man hnmer dieselbe Ersclieinung erkennen tonnen. Solange alles sorgfiiltig vorbereitet und zurecht gelegt werden kanu und sicli plansreniiUs von der Holle abwickelt, siud unsere Manöver der Art, dass sie das ehrliche ErstauneuderausJundifchenFachmanuer iïber das hervorrufen, was mit, Hülfe von iiiilürlicher Veranlagung durch ernstes strebea und Opfersiun in ;-o kurzer Zeit erreicht ist. So wie ulier ehi Zufiill, dn MisxversldmJnis etc, uiienrdiiot storend dazwixclien kornuit, so Idsulsirh die u/iiffesrAiiii^i'i/e Vbrxtclltüig kaum mehr au/richten. Ik erken dat deze citaten een onvolkomen beeld geven van het werk waaraan ik ze ont leen ; daar het me echter niet te doen is, Ulrich Wille's brochure te doen kennen, maar wel ui-ns oordeel over het, tegenwoordig Zwitsetsche lege-r, en dit nit de bovenaangehaalde volzinnen onmiskenbaar duidelijk spreekt, ? meen ik door het sanieulezeu dezer uitspraken den schrijver geen onrecht te doen. liet zal den aand&cht.igeu lezer zij u opgevallen dat, de kolonel VVMle een ander oordeel uitspreekt omtrent liet, zwitsersehe leger elan de heer Kiersch. liet verschil ia beider meening grondt zien wellicht, hierin dat de eerstgenoemde dit leger, waaraan hij zijn beste levenskrachten wijdde, dooi' en door kent, terwijl de heer Kiersch zijn oordeel uitspreekt na eene zeer oppervlakkige kennismaking. De kolonel \\rille mtusschen is een voor stander van een militie-leger, doch slechts voor kleine landen, en voorwaardelijk. In het Zeitsehrift f i ir Social wissenschaft l Band 10 Heftls'JS vinden wij np bladzijde (i!)'J de volgende uiting van hem: »Lm iiurigeu darf nicht vergesseu werden, dass die Schweiz eüeses .MiliztyMem nicht, alsdie ileitkliitr hcxte ISi.tmiff der ll'elii'/ïnr/e gewiililt bat, sondern dass dies die elurch Traeüt.ion vorhandene und die liir sie bei den eigentiunlichen historisch gewoi'deuen inuerpolitischen Verliiiltiiissen einzig iM'igiichi.' Lösuiig ist. Es ist daher fiir den arlK-it.enden Schweizer militür gauzlich wertlos elariïber uach./.udenken, ob mit Milizsystem oder btehondeni lieer eine grö=sere Wehrfühigkeit seines Landes zu schallen sei. Seiue Aufgabe ist einfach unter den geyebe-iien \ ei'Liiltnisseu das iiiCLselunimigliclie zu leisten". Uit antwoord aan den duiUchen llijksdagaf:revaardigde August Bebel, die ia een geschrift: //Nicht stellende» Heer, sonderu Volkswehr" voor liet laatste propaganda zocht te maken, verklaart het, standpunt van den kolonel. Het \vaatsehuwf, elat men uit, zijn st/uven voor eeu militie-leger in Zwitserland (doch dan van beter gehalte), de gevolgtrekking iiiet mag maken, dat d:-ze wijza vau legervoriniipg hem de beste schijnt althans nut voor groote Kijken. Mocht de heer Kiersch meenen dat, de kolonel Wille een militie-leger zooals het Z\vitsersche, voor ons land, dal nagenoeg in dezelfde politieke verhouding tot andere Rijken staat als Zwitserland, en dat, ook zich zal moeten be-paVn tot, het, strategisch, defensief wel geweuscht acht, dan wil ik hem uit dezen waan helpen door de volgende uitspraak van den kolonel: lm allgemeineu also auch bezüglich der ueue U'clirorduung Ihres Landes geht memo ansicht dahin. dass ciu completes Milizheer wie in der Schweiz, uur t/orl möglich ist, wo daselbe wie in der Schweiz historisch yeirordcu ist, den jeder Vertuch anderswo eiu gum yli Icluirtiges IVfhnrewu zu schaffen zur VOLLSÏKDIGEN "WEinu.osiGKKiT des Landes führen muss. Deze uitspraak ontleen ik aan een schrijven mij eenige dagen geleden door den kolonel Ulrich Wille gezonden. Op grond van een en ander meen ik dat men wel zal doen op degelijker argumenten van den heer K te wachten voor dat men zich aan zijne zijde stelt. Goedmoedigheid en volg zaamheid, twee eigenschappen, die wij, volgens den heer K van nature bezitten, vormen een bans, te onvast, om er een volksleger op te bouwen. Bezitten we die eigenschappen echter wel in de mate als de heer K meent te weten? J Ik betwijfel ik. Mijn volgzaamheid althans begeeft mij als ik zie in welke richting hij ons ! leiden -wil, en mijn goedmoedigheid wordt door zgn betoog op een zware proef gesteld. l Februari 1899. JHR. RAM, Ie luitenant der grenadiers. De Yeraiilr] Staten en Je PMlipijnen. Op den Oden Februari heeft de Senaat van de Vereenigde Staten het vredesver drag; met Spanje goedgekeurd. Vier maanden heeft de oorlog geduurd, terwijl de vredesonderhandelingen volle zes maanden hebben in beslag genomen. Dat die onderhandelingen zoo lang duurden, was het gevolg van den eisch, door presi dent Mac Kinley na het onderteekenen van het vredesprotocol van Augustus 1898 gestelel, dat de Philippijnen aan de Ver eenigde Staten zouden worden afgestaan. In het protocol zelf was alleen bepaald, dat het vredesverdrag het noodige zou vaststellen omtrent »de contiöle, de be schikking en de regeering over de Philip pijnen." Eerst later heeft de president aan de Amerikaansche regeeringscommissarissen te Parijs instructiën gegeven, om op den geheelen en onvoorwaardelijken af stand van de eilanelengroep aan de Ver eenigde Staten aan te dringen. De heer Mae Kinley had toen juist eene reis ge maakt door de westelijke Staten van de Unie, waar men sterk voor annexatie was. Het is echter alles behalve zeker, of de meerderheid van het Amerikaansche volst deze meening deelt. Op 10 December van het vorige jaar werd het vredesverdrag door de gevol machtigden te Parijs onderteekend, doch eerst op 5 Januari 1899 bereikte het elen Amerikaanschen Senaat. Hier stuitte het op een sterke oppositie, die de aanneming van het regeeringsontwerp met de dooi de wet vereischte meerderheid van twee derden der stemmen uiterst onwaarschijn lijk maakte. President Mac Kinley deed toen eene concessie aan de oppositie: op 25 Januari verklaarele hij, er geen be zwaar tegen te hebben, dat de Senaat aan de regeering zekere «aanwijzing" gaf om trent de ten opzichte van de Philippijnen toe te passen maatregelen. De argumenten eler oppositie waren gansch niet verwerpelijk. In de Ameri kaansche constitutie is aan het verwerven van koloniën niet geelacht. De bekende »Declaration of Independence'', die wel geen ?wettelijke kracht bezit, maar te>cli voor ieder Amerikaan eene soort van politiek evangelie is, verklaart uitdrukke lijk, dat ele instelling van eene regeering over een volk zonder de uitdrukkelijke toestemming der geregeerden in hooge mate afkeurenswaardig is. Veroveringszucht leielt tot militarisme, militarisme tot onvrij heid en despotisme. En ten slotte het dubbeltjes-argument: de annexatie van de Philippijnen zal het oorlogsbudget minstens met l'jO millioen dollars per jaar verhoogen. Tegenover dit betoog maakten ele annexatie-mannen een tamelijk pover figuur. Onder hen bevinden zich idealisten, die stokstijf volhouden, dat de Filipinos hoogst dankbaar zullen zijn, wanneer zij ten slotte bemerken, dat het den Ameri kanen alleen te doen is om hun vrije instellingen te geven. Kolonel Roi sevelt van ete Itoiif/Ii llidcrs, die onlangs tot gou! verneur werel verkozen, gaat nog vereier i en laat die dankbaarheid geheel buiten j rekening. Volgens hem moet men op geen l andere belooning rekenen elan op elie, welke geschonken wordt eloor het bewust' zijn, elat men optreeelt voor de bevrijding j van het rnetisclielom uit de mieldeleeuwsche j slavernij. Dat moet allereerst aan de Philippijnen blijken. All K koloniën (dus elio eler Europeesche mogendheden) moeten geleidelijk tot zelfbeheer worden gebracht, om een statenbond te vormen, waarvan alle leden dezelfde rechten hebben. Wan neer eleze proefneming gelukr, wanneer de »<lemocrat.iseering'' eler volkeren, elie tot dusver naar middeleeuwsche grondbegin selen werden geregeerd, een feit is gewor den, dan zal »zelfs" in Europa, in klingen, die thans ele deme>cralie als de heerschappij van het gepeupel bestrijden, de zaak der vrijheid gewonnen zijn. In liet heetst van «Ie discussie (1-1 Janu ari) schreef de New-Yovker correspondent van ele Frankfurter Zci/u<}: »Wil men elen. tefenwoordicren toestand in korte woorden teekenen, elan kan men zeggen, dat een strijd wordt gevoerd tusschen optimisten en pessimisten. De eersten verklaren, dat de Unie iets kon volbrengen, wat vroegere republieken niet vermochten, terwijl de laatsten het uit den booze achten, als men experimenten neemt en afwijkt van de wegen, welke de Vaderen hebben bewan deld. Stoffelijke belangen staan slechts op het spel voor politici van beroep en voor enkele groote groote ondernemers, terwijl verreweg de meerderheiel dor strijdenden geenerlei persoonlijk voordeel kan verwach ten. Desniettemin wordt ele strijd, al is het ook zonder verbittering, met hevigheid geve>erd. Doch hoe ook die woordenstrijel in elen Senaat me>ge afloopen, voor het land zal hij van onberekenbare beteeke nis zijn. Hij zal opnieuw bewijzen, elat onze wetgevers, al sluiten zij zich ook in minder gewichtige vraagstukken aan bij de partijpolitiek, zich bij groote probleemen gemakkelijk van deze ketenen weten te ontdoen; met n woord, dat zij hunne burgerplichten stillen boven hunne partij plichten. Zoolang dit geschiedt, zal geen vriend van vrije instellingen twijfelen aan de toekomst der republiek." Zooals men ziet, zijn de sympathieën van den correspondent aan de zijde van

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl