De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 19 februari pagina 3

19 februari 1899 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1130 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. déoptimisten, d. i. van de annexioniaten. Op ietwat meer nuchtere wijze beschouwd, komt zijn betoog hierop neer, dat bij deze quaestie de oude partijverdeelingen van republikeinen en democraten niet zijn ge handhaafd. Dit is echter reeds meermalen voorgekomen. De onverhoedsche(?) aanval derFilipinos op de Amerikaansche voorposten bij Manilla heeft het pleit beslecht ten voordeele van de annexionisten. Maar tevens zi>u de Amerikanen, die, volgens de officieele voorstelling uit liefde voor de onafhan kelijkheid der volkeren den oorlog met Spanje hebben begonnen, nu genoodzaakt, de Filipinos, die zij willen gelukkig maken, eerst te beoorlogen. Het is te vreezen, dat deze betrekkelijk onontwikkelde lieden niet zoo heel gemakkelijk zullen inzien, met welke alleruitmuntendste bedoelingen zij worden doodgeschoten en hunne be zittingen worden vernield. »Die men lief heeft, kastijdt men," ongetwijfeld ; maar de kastijder is van die waarheid gewoonlijk veel eer overtuigd dan de gekastijde. "Wanneer men in aanmerking neemt dat de Amerikanen van den gansenen archipel der Philippijnen weinig meer dan de stad Manilla bezet hebben, denkt men daarbij onwillekeurig aan den langen en afmattenden strijd, dien wij zelven op Atjeh hebben gevoerd. Uncle Sam zou voor die vergelijking misschien slechts een minach tend glimlachje over hebben: de almach tige dollar hij heeft het nu pas weer gemerkt is toch inderdaad de zenuw van den oorlog. Maar het deficit over het loopende jaar wordt nn reeds becijferd op 400 reillioen dollars, waarbij dan nog de kosten komen voor de uitbreiding der vloot. Het imperialisme moge prikkelend zijn voor de eerzucht en het zelf bewustzijn, goedkoop is het niet! Brief nit utrecht, door JAN VAN 'T STICHT. Rumor in casa! De geheele stad was in rep en roer. Wie je tegenkwam op de straat trachtte, als hy niet familiaar genoeg was om het te vragen, toch op je gezicht te lezen of je 't wel wist, het groote nieuws. En hy glimlachte zelf voldaan als hij aan uw gelaatsuitdrukking zag, dat gy ook op de hoogte waart van het ge beurde. En anderen in koffiehuizen, in huiselijken kring, in den schouwburg, op de wandeling overal riepen zy elkaar toe: ze hebben 'em, hè? En niemand vroeg wien ze hadden, ieder een wist het reeds; het was of er een storm wind over de stad gewaaid had en het ge rucht door straten en stegen, door reten van deuren en ramen tot binnen de woningen van ryk en arm was doorgedrongen. Het was of heel het mannely'k gedeelte van Utrecht rondliep met zwarten rok en kuitenbroek en met een steek met lamfer op het hoofd om »de weet" te doen: ze hebben 'em! Wie »ze" waren begreep men evengoed als wie «'em" was ! En zooals de bidders indertyd gewoon wa ren om met de meid of de juffrouw, die de weet aannam, een praatje te maken over de deugden van den overledene en over hetgeen de achterbly'venden aan hem verloren, zoo bey'verde zich ook bij deze gelegenheid iedereen, die de aankondiging deed om iets van «'em'' te vertellen. Dat waren echter geen deugden en men beweerde ook niet dat er veel aan »'em" verloren werd het tegendeel was waar: zijn heengaan was gewin! Ja, ik heb brave stadgenooten ontmoet, die UI1IIIIIIIIIIIIIIHIII HittiiHntrtininiiiiiiiiiiitifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiii Het verraad van Mrs. Bunker. 6) DOOK B R E T HARTE. (Slot.) ,Ho?o-o ! Hou-vast." ... t Verduiveld, Riley; je bent toch wakker?" Hou' je mond, Flanigan; hou jij de haak maar. Allo, angepakt!" Het plotselinge rukken en trekken aan de met water gevulde boot, het schuren van hout tegen hout, het gedwarrel van mannen in blauwe jassen om haar heen, bracht haar een oogenbhk tot zich zelve, doch om onmiddellijk haar be wustzijn weder te verliezen. Toen ze nogmaals bijkwam, had men een soldatenjas over haar heen gelegd en rustte haar hoofd in den arm van een korporaal der artillerie, in de aehtriems Gouvernementssloep, die ze zich herinnerde gezien te hebben. Doch de eenige officier was een jongensachtig luiteuaatje, die de uniformpet had afgezet,; de roeiers beston den uit artilleristen eu infanteristen, die, hoe fl.nk ook gebouwd, in niets op zeelui gelekeu. «?Waar kom je van daan drijven liefje." Mrs. Bunker deed een vergeefsche poging om overeind te vliegen bij die benaming. //Ik dreef niet. Ik roeide naar het fort." «Ei, ei! Naar het fort!..." Ja. Ik moet den generaal spreken." »Kan de luitenant je niet hslpen ? Of anders de adjudant ; 't is een knappe kerel." Zwijg l'lanigan," beval het oihciertje op scher pen toon. En zich tot Mrs. Bunker keerende, zeide hij: Luister niet naar hem; ziju vrouw zal u als wij binnenkomen, meenemen naar de cantiue, en u van drooge kleederen voorzien." Doch Mrs. Bunker door de beleedigende woorden geheel tot ziclizelve gebracht, bedankte op afgemeten toon, en verzocht toen zij aan wal kwamen onmiddellijk bij den generaal te worden toegelaten. Een paar ollicieren, die hetgeen ze gezien hadden naar de pier had gelokt, voldeden aan haar verzoek. Ze herkende den statigen ouden heer die dic!it bij haar huisje geland was. Verontwaardigd over hetgeen ze had moeten aanhooren, vertelde ze in het kort hetgeen ze te zeggen had. Doch de generaal luisterde koud en ernstig en wendde den blik niet vau haar af. U zegt dat u in een hunner iemand herkendet dien u vroeger gezien had. Wanneer was dit?" my staande hielden, om over de zaak" te spreken en ook al n et biddend opzien tot den Heere in al ge m een e termen zich zeer ongunstig over em" uitlieten. En als ik dan vroeg: maar wat weet ge dan nn toch van »em", vertel mij dat dan toch eens! dan werd ik afgescheept met een nieuwen blik naar den hemel en met de woorden: >o, meneer, ik heb staaltjes van dien man geboord, die ik niet graai; zou navertellen! Schandelijk, vreesely'k!'1 En weer keken de oogen naar den hemel! Van weer anderen heette het: »0ch, meneer, hij hield een nachtkantoor; z\jn kler ken zaten tot 's nachts n, twee uur te werken!'' »Nu, wat zon dat, als hij ze goed betaalde en 's morgens niet te vroeg liet komen ?" »Wat dat zou ? Ik zeg dan maar, dat het niet te pas komt en iedereen er van denken kan wat hy wil!" »Nou," viel een ander insinueerend in, «die sociëteit waar 's nachts zoo zwaar gedobbeld wordt is er immers vlak by !" Met dergelyke kletspraatjes trachtte men »em" nog zwarter te maken dan hij bij zijne medeburgers reeds stond aangeschreven en wanneer iemand het waagde om zijne verde diging te kiezen en tegenover die niets zeg gende beweringen feiten te noemen, die een geheel ander licht op »em's" karakter wierpen, dan werd hy met een ongeloovigen glimlach aangeboord en als hij had uitgesproken dan werd hem toegevoegd: »En geloof j\j dat nou ? Och wat een onnoozele jongen ben jy toch. Neen, ik wil jou niet beleedigen, jij bent vol komen te goeder trouw, maar neem dat van mij aan: als die mooie daad werkelijk door »em" bedreven is, zooals jy daar zegt, dan zat daar wel iets anders achter, hoor, daar kun je op aan." 't Ergste wat ik door een geloofwaardig per soon tot nadeel van »'em" heb hooren vertellen, was, dat die geloofwaardige persoon er eens bij tegenwoordig was geweest dat »'em" in een bijeenkomst zulke grove beleedigingen werden naar het hoofd geworpen dat als de geloof waardige persoon in »'ein's" plaats was geweest, hij zeker den beleediger een inktpot of zoo iets naar het hoofd zou hebben geworpen. Maar »'em" lieten die beleedigingen naar het scheen geheel koud. Hij keek niet eens rond of er ook een iuktpot stond. Nu, ik geloof niet dat de AmBterdamsehe rechters »em" om die wauwelpraatj es in de ge vangenis zullen houden en er zullen zeker wel andere termen voor «ern's" inhechtenisneming bestaan, al ben ik er zeker van dat alle verhalen die in de kranten de ronde hebben gedaan, omtrent spoorwegdiefstal, het monsterproces tegen den Griekschen Consul, en dergelijke, eenvoudig duim-essence zijn, voor zoover die met deze zaak in verband zouden staan. De zaak wordt door de rechterlijke macht zoo strikt geheim gehouden, dat ik het slechts ain een zeer byzonder toeval te danken heb dat ik te weten ben gekomen, dat de akte van beschuldiging »em" slechts te laste legt dat hij tegen een accept van / 15,000.?aan iemand waardelooze effecten heeft doen afgeven door een derde. Dit wordt door »em" ontkend, maar die derde, een in Amsterdam niet onbekende figuur, schynt zulke bewijzen te kunnen aan voeren dat de rechtbank daarin aanleiding vindt om »em" voorloopig in arrest te houden. Deze preventieve hechtenis is het juist die de groote menigte nog versterkt in haar on gunstig oordeel over »em". Behalve dat de rechtmatige trots van den Nederlander er door gevleid wordt, als hij zeggen kan, zooals ik dezer dagen hier iemand hoorde doen : in ons gelukkig land is toch maar niemand, hoog of laag «veilig voor de wet", geven de aanzienlijke familierelatiën van »em", die tot een oud patricisch geslacht behoort zoowel als zy'n enorme rykdommen gereede aanleiding tot de bewering dat men zoo iemand toch niet als een misda diger zou behandelen, indien er niets van waar was. Nu het zal later wel blijken of er iets van waar is. In elk geval kan men »em" het ge grond verwijt doen dat hij bad moeten denken lllllliiiiiiiiliiiMiHlillllllllllllllimilllllHiliililliniMiMiiMiHtniiiiiiiiiiiii Mrs. Bunker kreeg een kleur en aarzelde. ,liij kwam kolonel Mariou uit onze hut afhalen." Waar u bem verborgen hadt ? ja, wij heb ben die geheele geschiedenis gehoord. Maar mag ik vragen, Mrs. Bunker, wat u, die op de haud der Zuidelijken zijt, weuscht te winnen met een dergelijk verhaal ?" Doch hier barstte Mrs. Bunker uit. Ik ben niet op de hand van de Zuidelijken ! Nooit Inojit! nooit ! Ik behoor tot de Gi uieerderi ; ik beu de vrouw van iemand uit, het Noorden. Ik heb dien man geholpen vóór ik wist wie.hij was. Ieder Christen, of liij uit het Noorden of het Zuiden is, zou hetzelfde gedaan hebbeu !" De aandoening waarmede ze dit alles zeide liet geen twijfel over aan de waarheid er van. De generaal stond op, opende de deur eeuer aangrenzende ka u < er, sprak even met een adjudant eu keerde tot haar terug met de woorden ; Wat u vau mij vraagt, Mrs. Bunker, is haast even vreemd eu buitengewoon als uw verhaal. U begrijpt, even goed als uw man, dat wanneer ik met mijne manschappen op uw terrein kom, het wezen zal om het m naam van het Gouver nement, in bezit te nemen." Ja. ja," riep zij terstond, «-dat weet ik. Eu ik vind het goed; Zeplias zal het ook goed vinden." Eu," vervolgde de generaal, haar strak aan ziende, u begrijpt, ook dat ik mij verplicht gevoel u hier in gijzel.ng te houden als eeu waarborg voor de veiligheid mijner soldateu." O neen, neen ! dat, niet !" riep Mrs. Bunker, eenklaps met eeu smeekend gebaar tot den gene raal gaande; ik verwacht mijn man. llijjkan ieder oogenblik terugkomen ; ik moet er zijn om hem het eerst te zien. Laat mij, als 't u be lieft, met uw mannen mee teruggaan, mijnheer, laat mij ergens aan wal zetten tusschen nen eu de meiischeu die lauden zullen, iu. Sluit mij i op; houd mij in mijn eigen huisje gevangen, doe wat u wilt als u dtukt dat ik u bedrieg, maar laat mij niet hier blijven eu weg wezen als hij komt!" «Doch u ziet hem later weer," zei de generaal. Ik wil hem het eerst zien," riep Mrs. Bunker wanhopig. u Ik moet lieui liet eerst zien, want?l want //;'/ icect hier niets vini. Hij weet niet | dat ik kolonel Mariou geholpen heb; hij weet ! niet hoe hoe dwaas ik mij heb aangesteld, j eu en hij mag het van niemand anders hooreu i dan vau mij !" i Eindelijk was het er uit. Zij snikte uu hevig, ! doch haar trots was overwonnen. Zij had eeu gevoel van-verlichting, en merkte niet dat, er i een paar ollicieren wareii binnengekomen, die ! haastig eenige woorden met hun chef wisselden ' en haar verbaasd aankeken. j liet strakke gelaat van den generaal out- ' spande zich, en hij glimlachte. Goed, Mrs. j Bunker, het zal gebeuren zooals u verlangt. U aan het spreekwoord: waar men mee verkeert daar wordt men mee geëerd. Ons hier heeft hy' intusschen een veertien dagen bezorgd dat w« weer wat te praten hadden. En dat hebben we hard noodig. 't Is zoowat de eenige afleiding die we nemen en daaraan wijden we ons dan ook met alle kracht, die in ons is. Daarbij komt dat praten niets kost en reeds daarom alleen veel beoefenaars heeft, evenals inderty'd de studentenconcerten zoo druk bezocht werden die kostten ook niets. Komedie, die geld kost, is ons wel een beetje ordinair! Tuch, het Nederlandsen Tooneel maakt hier in den regel nogal zaken en als de Rotterdammers, Paassen en Van Zuylen hier komen dan is het huis tot aan den nok vol. Van Zuylen bly'ft nog altijd de lieveling van het publiek en Rosier Paassen, die kunstenaar bij Gods genade, die op de planken zoo tot in merg en nieren artiest, en daarbuiten zoo geheel en volkomen een «gewoon" mensch is, zonder eenige affectatie of aanstellery, Rosier Faassen mag zich alty'd in de grootste be langstelling van het publiek verheugen. Een ander Rotterdamscb gezelschap, uit Tivoli meen ik, wordt nog al met onverschil ligheid door het publiek hier behandeld Het valt niet in den smaak en de entrée's dekken nauwelijks de gemaakte kosten. Mal uit mal thuis, zegt de Kassier, en de menschen doen toch zoo 'r best. Trouwens, het uitgaand publiek is hier niet groot en het is te begrijpen, dat zij die uitgaan,dan toch ook het beste kiezen. Mlriiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiimimmi iiliiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiititii Sociaw iiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiMiiiiiiiiii Een salon-socialist. Dr. FREDEEIK VAN EED EN: ^Waar van leven ivij?" Eene JNutsrede. Ik wilde wel, dat ik een tooneelstukkon schrijven. Indien ik dat kon, indien mijne fantasie voldoende krachtig, mijne pen voldoende versneden ware, zoo name ik deze terstond ter hand en schreef een recht vroolijk blij spel, dat tot titel zou voeren : »De Salon socialist, of' Hoe dr. Frederik van Eeden, de staathuishoudkunde op poolen zetten." De hoofdrol in dat stuk zou ik laten vervullen door een zekeren dr. Frederik van Eeden, een medicus, dien ik zou schetsen als een man niet een goed hart, met een open oog voor de sociale nooden des volks, doch daarbij van eene ongeëvenaarde naïviteit omtrent den waren gang der maat schappelijke ontwikkeling, gepaard aan eene onmiskenbare zelf-overschatting. Indien ik slechts, ik herhaal het voldoende verbeeldingskracht bezat, om de rollen der bijpersonen naar behooren te schrijven, zoo ware ik weldra met mijn blijspel gereed, daar de rol voor den titelheld, reeds bijna kant en klaar voor mij ligt: de brochure van den bussumschen ge neesheer, die toevallig denzelfden naam draagt als de hoofdpersoon van mijn klucht, welke brochure den titel voert: «Waarvan leven wij ?" en welke woordelijk weergeeft de sensatie makende rede, door dezen ge neesheer onlangs in het »Nut" te Rotter dam gehouden, biedt daartoe namelijk zóó grooten overvloed van stof, dat ik dien onmogelijk geheel zou kunnen verwerken. Doch daar mij nu eenmaal het noodige dichterlijke talent ontbreekt, blijft mij niets anders over, dan de aandacht van heeren tooneelschrijyers op bovengenoemd thema te vestigen, in de hoop, dat zich weldra een hunner geroepen moge voelen, de taak, die voor mij te zwaar was, op zijne schouders iimiininiiiiiiii IIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIflIB kunt uw man met kapitein Jennings bier te gemoet gaan," bij wees op een der officieren, //hij staat aan liet hoofd en zal u beschermen." En," zei Mrs. Bunker, terwijl ze met haar mooie oogen den officier smeekend aanzag, //hij zal niets tegen Zeplias zepgen 'i" //Geen woord," gaf kapitein Jennings op vrieudelijken toon ten autwoord. «Maar kon het niet goed zijn, generaal, a's Mrs. Bunker, terwijl de boot iii oide wordt gemaakt, even bij vrouw Elanigau giug ':" Neen, dat is niet noodig," zei de generaal met een veelbetcekenendeu wenk aan den offi cier, terwijl hij Mis. ISimktr hod'slijk den arm bood. Ik mag hoop ik, wel het genoegen heb ben haar bij mijn vrouw te brengen." Dezelfde beleefdheid bad men kunnen opmer ken in de houding van manschappen en oilicieciereu toen Mrs. Bunker eindelijk aan boord kwam van de stoom barka- die lieii over de stormachtige baai brengen zou. Doch zij lette er niet op, evenmin als op de krachtige bries, op de moeite welke men had om te landen ; de vlugheid van de sappeurs, die wonderen deden met hun pieken en houweeleu ; de tenten welke vlug overal om haar heen werden opge slagen, de keeten en omheiningen, die als het ware voor haren voet nit, den grond oprezen; de merkwaardige vlugheid, orde en tucht, welke in weinig uren haar eenvoudig gebied in een formeel kamp herschiepen, waaraan zelfs de schildwacht niet ontbrak, die op de rotsen bij de landingsplaats heen en weer liep als had hij het jaren lang gedaan ! Toch u ding deed haar vau vreugde beven het wapperen van de Nationale vlag die eensklaps aan den top van haar kleine vlaggest.ok verscheen. Hij zou het wellicht opmerken en zich er in verheugen! En waarlijk het was alsof de soldaten door haar onrust waren aangestoken, want toen zij te vergeefs de oogen inspande om door den nevel die over de Poort h mg heen te zien, kwam er een naar haar toeloopen met het, bericht, dat de schildwacht door zijn verrekijker een schoener met volie zeilen voor den wind zag biuuenloopeu liet was haar man. Nauwelijks een uur na het invallen der duisternis was liet scheepje de punt omgezeild, en had na het anker te laten vallen, de boot uitgeztt. In een oog«enk rende Mis. Bunker, blootshoofd de rotsen af, en viel, midden onder een in allerijl gegeven uitleg, dien de uaciithebbeude officier bezig was hem te geven, haren man om den hals, slikkend en lachend alsof haar het hart zou breken ! ok hoorde zij niets van hetgeen Zephas den oiü'jier met een enkel haastig woord ten ant woord gaf, hoewel het een bevtstiging was vau haar eigen verhaal, namelijk dat een brik hen van de i'oort had nagezi-iid, met cleu voorsteven naar de kust, doch eensklaps rechtsomkeert te nemen. Dat hij succes zal hebben met zijne schepping durf ik te garandeeren. Müalthans heeft de lectuur van dr. Van Eeden's brochure een vermakelijk uurtje verschaft, zij het ook, dat dit, naar ik meen te mogen veronderstellen, niet in des schrij vers bedoeling heeft gelegen. Indien dr. Van Eeden echter wil, dat men ernstig blijft bij het vernemen van hetgeen hij verkon digt, zoo zal het noodzakelijk zijn, dat hij van het uitspreken en schrijven van rede voeringen, als die, waarop hij het Rotterdarneche Nutspubliek heeft vergast, in het vervolg zich onthoudt, want heusch, dokter Van Eeden kwam daar wel wat «raar" uit den hoek. Natuurlijk schaar ik mij geenszins aan de zijde van hen, die »verontwaardigd" zijn over de krasse wijze, waarop de heer Van Eeden aan een deel zijner klasse-genooten de maatschappelijke toestanden ge schilderd heeft, al kan ik het ook niet volkomen billijken, dat hij aan het bestuur, dat hem, den dichter, uitnoodigde, niet vooraf heeft laten doorschemeren, hoe prozaïsch hij juist zou optreden. Dit feit echter nu eenmaal zoo zijnde, kan ik mij er eigenlijk wel innerlijk over verkneukelen, dat een zekere groep van menschen, die zich in den regel weinig om de nooden hunner medemenschen bekommeren, eens onverwacht een flinken «geestelijken opstopper" ont ving. Nog eenige zulke opstoppers, in ver schillende plaatsen toegediend, en wij zijn misschien weder een flink eind verder ge schoven op den weg van den maatschappelijken vooruitgang. Wat ik echter viel betreur, waarover ik wel geneigd zou zijn, mij verontwaardigd te toonen, indien de zaak der moeite waard was, is, dat de man, die het recht meent te hebben zulke opstoppers toe te dienen, zich bloolstelt aan de verdenking van, behalve over een goed, medelijdend hart, en een wél-versneden pen, over niets anders te kunnen bes-chikken dan over eene groote mate van oppervlakkigheid en naïveteit en toont, absoluut geen rekening te willen houden met de toestanden en menschen zooals zij zijn, en welke niet plotseling kunnen worden veranderd, en met het goede, dat ontegenzeggelijk ook in onze hedendaagsche samenleving te vinden is. Te bejammeren is het bovendien, dat een zóó hoog staand man ais dr. Frederik van Eeden, over zóó groote talenten be schikkend, zich niet o'itziet, den indruk te maken, als wilde hij u een dertigtal blad zijden de geheele taathuishoud kundige wetenschap eene o ..wenteling doen on dergaan. Te bejammeren is het verder, dat een man als dr. Van Eeden, die toch weet wat wetenschap is, meent, te mogen komen aan dragen met eenige holle frasen, om daar mede het onrechtvaardige van den huidigen maatschappij-vorm aan te toonen, zijne kracht zoekt in platte scheldwoorden, als: dieven, sclweljes, laag, vuil en soortgelijke, toont zich nog niet te hebben opgewerkt uit de phase van de eerste jaren van den voormaligen Sociaal-Dernocratischen Bond, toen men nog eveneens door groote woor den alleen den heilstaat meende te kunnen invoeren. Wanneer dr. Van Eeden ten bewijze «dat wij een schandelijk en onhoudbaar woeker-leven leiden ten koste der armen", om aan te toonen »hoe wij in onze onnoozelheid dat lage en gevaarlijke feit volbren gen" als argument eene frase bezigt als deze: «Hebt ge wel eens diep gespit ? Na vijf minuten, de eerste maal, is men bek-af. Na een half' uur, als men 't zoo lang uit houdt, snakt men om op te houden. Heeft men 't tot drie uur gebracht, dan voelt men niet meer. Men is een machine, men denkt, noch voelt, noch verlangt, men is een spit-dier, een aard-beest," zoo gevoelt een kind dat dit argument pure anvin is lUIInlIlltllllllllllHIIIIIIIIIIHIlllllltllMIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIH gemaakt en opnieuw zee gekozen had, alsof zij een signaal hadden gekregen van de kust. Ja die rots..." viel kapitein Jennings op knorrigeu toon in de rede, //dat heb ik wel gedacht, maar de ouwe vond het meer diplo matiek een aanval te voorkomen, dan met succes af te slaan." Doi-h toen zij wederom alleen waren in hun eenvoudige hut, eu Zephas' trouwe oogen zonder een spoor van argwaan, vol vertrouwen in de hare blikten, toen beefde Mrs. Bunker, toen greep de angst haar aan, en hield zij het spijt mij het te moeten zeggen haar bekentenis voor zich. Doch hier kwam de God heid die de beschermer is der vrouwelijke zwakheid, als met een wonder tusschenbeide. Terwijl hij zijne vrouw in het beangste gelaat keek, werd zijn eigen verweerd, maar open voor hoofd door een wolk van schaamte overdekt en een zekere linkscbe verlegenheid sprak uit heel zijn houding. Eindelijk stootte hij het er uit op zijn onhandige manier. //'k Weet waarachtig niet, Mollie, hoe 'k het zeggen zal, maar 't moet er uit, ofschoon ik meende het voor mij te houden. Doch als ik dan jou lieve, onschuldige gezicht voor me zie" hier nam hij haar gloeiende wangen tusschen zijn koele, ruwe zeemansknuisten ,/en in die trouwe oogen kijk" ze werden op dit oogenblik vau schaamte nedergeslagen //en bedenk wat je zooeven voor je land gedaan hebt evenals die dappere vrouwen van het, jaar'9G dan heb ik een gevoel alsof ik zelf maar een miserabele verrader ben. Welnu dan! wat ik je zeegen wou is dit: Je. heb! mij wel hooren spreken van die Mrs. Eairfax, die van haar man wegliep om dien schoft van een Marion ? Die met hem door dik en dun ging, en hem geen oogerblik alleen liet? Die hier op de kust voor hem op wacht stond alsof ze een man was? Nu dan, juist toen ik aan de werf van l'risco mijn anker ophaalde, komt de teef mij aan boord, en vraagt: Zie ik kapitein Bunker voor me ?" Dezelfde," zeg ik. //Je bent uit het Noorden, en houdt je bij je eigen partij," zegt ze ; maar je bent een blanke, en hebt geen negerbloed in je aderen ; maar hoe is 't, Mollie, je luistert niet ? je bent doodaf, kind" met een medelijdenden blik op haar uu bleek gelaat drink eens, ik zal even wachten." Nu, om kort te gaan, ze wilde dat ik haar een eind mtêkon nemen, tot ze bij Mariou kon komen. Ze zei dat zijn vrienden haar aan haar lot overlieten, dat, de spionnen haar achterna zaten ??en waarachtig Mollie, als het trotsche wijf niet als een klein kind begint te grienen '. En wat uu de reden is dat ik mij heb laten overhalen 'r1 't Is dat die raenecren die altijd den mond vol hebben van hun Zuidelijke dames" /,en hun" mooie vrouwen/' en het bezigen daarvan eene onnoozelheid, (beide woorden zijn aan dr. Van E.'s woor denboek ontleend), en een kind kan daarop antwoorden: »Zet een grondarbeider aan uwe schrijf tafel en laat hem schrijven ... eerst een half uur, en de man heeft reeds ver moeide vingers, een uur en de pen. valt hern uit de handen. Laat hem op uw kantoor, in uw studeerkamer zitten, laat hem schrijven, lezen, rekenen, studeeren ... en weldra zult gij den man zien bleek wor den, vermageren, zijn eetlust zal vermin deren, zijne kracht, zijne levenslust zullen gebroken zijn : hij is een schrijf-, een reken machine geworden, een boekenwurm " En getuigt ook deze vraag niet van groote oppervlakkigheid : »"Wat heeft die daggelder aan uw beleid, aan uw beschaving, aan uw kunst, uw wetenschap, aan de door u be vorderde welvaart ? Niets, niets, niets ; hij is blij als hij 't leven houdt!'? Gelukkig ontkent dr. Van Eeden niet geheel en al, dat «wij gegoeden" ook wer ken ; maar, zegt hij, »als we werken, zoo werken wij voor elkander en bewijzen elkander min of meer onnutte diensten". Waarom stelt dr. v. E. nu den arbeid van eiken gegoede gelijk met het schrijven van «Waarvan leven wij?" Want daarin heeft hij felijk: en onnut werk is het van hem, te omen beweren dat geld «volstrekt geen ruilmiddel is, maar een teeken van macht, een machtsbewijs"; en onnut werk is het ook, te trachten het onrechtvaardige van de kapitaal-rente, met aanhalingen uitdeu bijbel aan te toonen zonder de uitspraken daarover van staathuishoudkundigen als Knies, Roscher, Schaffle, Böhm-Bawerk en anderen, die er toch ook wel wat van af weten, daar tegenover te stellen. Doch het alleionnuttigste werk verrichtte de heer Van Eeden, toen hij den weg ter ontkoming aan al het kwaad, dat hij had aangewezen, beschreef. Die weg toch is geen weg, doch slechts eene denkbeeldige lijn, die niet kan worden bewandeld, hoe een voudig onze wereld-hervormer hem ook beschrijft. »Nu kan ik het laatste deel mijner rede, wat de weg is ter ontkoming, wel achter wege laten", sprak hij, en hec ware voor hem zeker wellicht beter geweest, indien hij dat verstandige voornemen had uitge voerd, en niet getracht had, ons diets te maken, dat »niet meer woekeren, geen geld of goed op rente meer beleenen, den grond vrij laten en een nuttig werk doen'' de «eenige uitweg" is, dien zelfs «een kind kan vinden". Begrijpt van Eeden dan niet, dat hij met zulke gekheden de zaak, waarvoor hij zegt, te strijden, veeleer benadeelt dan vooruit brengt? Gevoelt hij dan niet, dat hij met zulke laag-bij-den-grond-gezegden «heilage feit" (stijl van Eeden) begaat, aan de tegen partij een machtig wapen in handen te spelen, daar deze zijne brochure natuurlijk met graagte zal aangrijpen om op den onpraktischen geest, op het «onmogelijke" der sociaal-democratie en van alle andere vooruitstrevende hervormingspartijen te wijzen, ook al wenscht hij zich niet socialist te noemen ? Waarlijk, brochures als die van van Etiden zijn gevaarlijk, doch niet voor de gehate bourgeoisie, want die lacht erom, maar voor die arme arbeiderspartij, die zich al dat gesol en verliefd, walgelijk gekus van zulke «vrien den" moet ia|en welgevallen. Dr. van Eedens vermeende liefde voor de maat schappelijk misdeelden, is geen liefde, doch lechts eene voorbijgaande passie, die hem het ernstig denken en studeeren belet. Neen, zoolang dr. Van Eeden zóó met woorden goochelt, zoolang hij het maat schappelijk vraagstuk zoo eenvoudig acht als de vermenigvuldigingstafel 2x2 = 4, zoolang zal ik althans zoo vrij zijn, hem te blijven beschouwen als een braaf mensch en een knap dichter, zal ik tot hem, als umimiii luiimiiiniMiiiiiiiiiitiiimHimliiHtmiiiiiiitmtiiiiiiiiiiMH juist de lui zijn om een vrouw over boord te gooien als ze er genoeg van hebben, maar ik dacht er anders over eu wou haar eens laten zien hoe groot het verschil is tusschen Charleston en kapt'n God. Ik zei dus dat ik de ringen en de diamanten die ze mij aanbood, niet van noode had, maar als ze niet den donker de werf op komen wou, zou ik haar wel aan boord smokkelen, en bij de quipage laten doorgaan voor je tante die vrijen overtocht heeft. Goeie God! wie had ooit gedacht dat ik zoo'u wijf zou willen laten doorgaan voor Mollie Buuker's tante! Stel je voor," vervolgde kapitein Bunker, terwijl hij zich lachend de handen wreef, dat ik jou tante aan kol'nel Marion breng ais zijn zijn maitres! 't Verwondert me niets dat je er om huilt en lacht te gelijk, vrouw.J' ? want zij was in een zenuwachtig snikken uitgebarsten 't Kt/s erg! maar het ging goed, ik nam haar nuê, en wat meer is, ik heb haar bij Mazatlau aan boord geholpen, waar Mariou was ; uu gaan ze samen naar Virgiuia en zullen Cihfomi vooreerst wel met rust laten. Nu weet je 't vrouwtje," hij kon haast niet spreken, zoo vast hield zij hem omklemd waarom ik je niet goeden dag beu komen zeggen. Maar dat is nu voorbij Mollie. en 't is van mijn hart af schrei niet langer, kind." Doch het was niet voorbij. Want kort daarna begon kapitein Bunker met de hand die niet zijn vrouw om het midden hield, in zijn vestzak naar iets te zoeken, en hernam: «Er is nog iets, Mollie. Toen ik wegging en geen diamanten wilde aannemen, stopte ze mij een ring in de hand, een vreemdsoortige)! ring, en zeide met een glimlach zooals ik nog nooit bij iemand gezien heb, ik was er beduisd van dat ik dien als een herinnering moest bewaren. Kijk, daar is hij maar Mollie word je nu heelemaal gek 'r*' Zij had hem den ring uit de hand gerukt, en vloog er mede het huis uit, in den stormachtigen nacht. Hij volgde haar, tot zij op de uiterste rots stond. Daar gekomen, zag hij in het maan licht hoe zij met een hartstochtelijk gebaar de haud ophief en den ring een eind ver in zee wierp. Terwijl hij haar naar de hut, terugbracht, fluis terde zij hem toe dat zij jaloersch was, en de brave kapitein Bunker gevoelde zic'i, met ziju arm om haar midden, de gelukkigste man van de wereld. * * -XVan dien dag af wapperde de vlag gereeeld boven de rotsachtige kust, en na verloop van tijd hoorden de voorbijzeilende schepen er de taptoe blazen. Want de Gefedereerdeu hadden het land voor gebruik geschikt verklaard, en na aan kapitein Bunker een goede som betaald te hebben, het huisje van Mrs. Bunker met de geschiedenis er aan verbonden voor altijd achter wallen en kassematten verborgen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl