Historisch Archief 1877-1940
No. 1130
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
déoptimisten, d. i. van de annexioniaten.
Op ietwat meer nuchtere wijze beschouwd,
komt zijn betoog hierop neer, dat bij deze
quaestie de oude partijverdeelingen van
republikeinen en democraten niet zijn ge
handhaafd. Dit is echter reeds meermalen
voorgekomen.
De onverhoedsche(?) aanval derFilipinos
op de Amerikaansche voorposten bij Manilla
heeft het pleit beslecht ten voordeele van
de annexionisten. Maar tevens zi>u de
Amerikanen, die, volgens de officieele
voorstelling uit liefde voor de onafhan
kelijkheid der volkeren den oorlog met
Spanje hebben begonnen, nu genoodzaakt,
de Filipinos, die zij willen gelukkig maken,
eerst te beoorlogen. Het is te vreezen,
dat deze betrekkelijk onontwikkelde lieden
niet zoo heel gemakkelijk zullen inzien,
met welke alleruitmuntendste bedoelingen
zij worden doodgeschoten en hunne be
zittingen worden vernield. »Die men lief
heeft, kastijdt men," ongetwijfeld ; maar
de kastijder is van die waarheid gewoonlijk
veel eer overtuigd dan de gekastijde.
"Wanneer men in aanmerking neemt dat
de Amerikanen van den gansenen archipel
der Philippijnen weinig meer dan de stad
Manilla bezet hebben, denkt men daarbij
onwillekeurig aan den langen en
afmattenden strijd, dien wij zelven op Atjeh
hebben gevoerd. Uncle Sam zou voor die
vergelijking misschien slechts een minach
tend glimlachje over hebben: de almach
tige dollar hij heeft het nu pas weer
gemerkt is toch inderdaad de zenuw
van den oorlog. Maar het deficit over het
loopende jaar wordt nn reeds becijferd op
400 reillioen dollars, waarbij dan nog de
kosten komen voor de uitbreiding der vloot.
Het imperialisme moge prikkelend zijn
voor de eerzucht en het zelf bewustzijn,
goedkoop is het niet!
Brief nit utrecht,
door JAN VAN 'T STICHT.
Rumor in casa!
De geheele stad was in rep en roer. Wie
je tegenkwam op de straat trachtte, als hy
niet familiaar genoeg was om het te vragen,
toch op je gezicht te lezen of je 't wel wist,
het groote nieuws. En hy glimlachte zelf
voldaan als hij aan uw gelaatsuitdrukking zag,
dat gy ook op de hoogte waart van het ge
beurde.
En anderen in koffiehuizen, in huiselijken
kring, in den schouwburg, op de wandeling
overal riepen zy elkaar toe: ze hebben 'em,
hè? En niemand vroeg wien ze hadden, ieder
een wist het reeds; het was of er een storm
wind over de stad gewaaid had en het ge
rucht door straten en stegen, door reten van
deuren en ramen tot binnen de woningen van
ryk en arm was doorgedrongen.
Het was of heel het mannely'k gedeelte van
Utrecht rondliep met zwarten rok en
kuitenbroek en met een steek met lamfer op het
hoofd om »de weet" te doen: ze hebben 'em!
Wie »ze" waren begreep men evengoed als
wie «'em" was !
En zooals de bidders indertyd gewoon wa
ren om met de meid of de juffrouw, die de
weet aannam, een praatje te maken over de
deugden van den overledene en over hetgeen
de achterbly'venden aan hem verloren, zoo
bey'verde zich ook bij deze gelegenheid iedereen,
die de aankondiging deed om iets van «'em''
te vertellen. Dat waren echter geen deugden
en men beweerde ook niet dat er veel aan
»'em" verloren werd het tegendeel was
waar: zijn heengaan was gewin!
Ja, ik heb brave stadgenooten ontmoet, die
UI1IIIIIIIIIIIIIIHIII
HittiiHntrtininiiiiiiiiiiitifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiii
Het verraad van Mrs. Bunker.
6) DOOK
B R E T HARTE.
(Slot.)
,Ho?o-o ! Hou-vast." ...
t Verduiveld, Riley; je bent toch wakker?"
Hou' je mond, Flanigan; hou jij de haak
maar. Allo, angepakt!"
Het plotselinge rukken en trekken aan de met
water gevulde boot, het schuren van hout tegen
hout, het gedwarrel van mannen in blauwe
jassen om haar heen, bracht haar een oogenbhk
tot zich zelve, doch om onmiddellijk haar be
wustzijn weder te verliezen.
Toen ze nogmaals bijkwam, had men een
soldatenjas over haar heen gelegd en rustte haar
hoofd in den arm van een korporaal der artillerie,
in de aehtriems Gouvernementssloep, die ze zich
herinnerde gezien te hebben. Doch de eenige
officier was een jongensachtig luiteuaatje, die
de uniformpet had afgezet,; de roeiers beston
den uit artilleristen eu infanteristen, die, hoe
fl.nk ook gebouwd, in niets op zeelui gelekeu.
«?Waar kom je van daan drijven liefje."
Mrs. Bunker deed een vergeefsche poging om
overeind te vliegen bij die benaming.
//Ik dreef niet. Ik roeide naar het fort."
«Ei, ei! Naar het fort!..."
Ja. Ik moet den generaal spreken."
»Kan de luitenant je niet hslpen ? Of anders
de adjudant ; 't is een knappe kerel."
Zwijg l'lanigan," beval het oihciertje op scher
pen toon. En zich tot Mrs. Bunker keerende,
zeide hij: Luister niet naar hem; ziju vrouw
zal u als wij binnenkomen, meenemen naar de
cantiue, en u van drooge kleederen voorzien."
Doch Mrs. Bunker door de beleedigende
woorden geheel tot ziclizelve gebracht, bedankte
op afgemeten toon, en verzocht toen zij aan wal
kwamen onmiddellijk bij den generaal te worden
toegelaten. Een paar ollicieren, die hetgeen ze
gezien hadden naar de pier had gelokt, voldeden
aan haar verzoek.
Ze herkende den statigen ouden heer die dic!it
bij haar huisje geland was. Verontwaardigd
over hetgeen ze had moeten aanhooren, vertelde
ze in het kort hetgeen ze te zeggen had. Doch
de generaal luisterde koud en ernstig en wendde
den blik niet vau haar af.
U zegt dat u in een hunner iemand
herkendet dien u vroeger gezien had. Wanneer
was dit?"
my staande hielden, om over de zaak" te
spreken en ook al n et biddend opzien tot
den Heere in al ge m een e termen zich zeer
ongunstig over em" uitlieten. En als ik dan
vroeg: maar wat weet ge dan nn toch van
»em", vertel mij dat dan toch eens! dan werd
ik afgescheept met een nieuwen blik naar den
hemel en met de woorden: >o, meneer, ik
heb staaltjes van dien man geboord, die ik
niet graai; zou navertellen! Schandelijk,
vreesely'k!'1 En weer keken de oogen naar den
hemel! Van weer anderen heette het: »0ch,
meneer, hij hield een nachtkantoor; z\jn kler
ken zaten tot 's nachts n, twee uur te
werken!''
»Nu, wat zon dat, als hij ze goed betaalde
en 's morgens niet te vroeg liet komen ?"
»Wat dat zou ? Ik zeg dan maar, dat het
niet te pas komt en iedereen er van denken
kan wat hy wil!"
»Nou," viel een ander insinueerend in, «die
sociëteit waar 's nachts zoo zwaar gedobbeld
wordt is er immers vlak by !"
Met dergelyke kletspraatjes trachtte men
»em" nog zwarter te maken dan hij bij zijne
medeburgers reeds stond aangeschreven en
wanneer iemand het waagde om zijne verde
diging te kiezen en tegenover die niets zeg
gende beweringen feiten te noemen, die een
geheel ander licht op »em's" karakter wierpen,
dan werd hy met een ongeloovigen glimlach
aangeboord en als hij had uitgesproken dan
werd hem toegevoegd: »En geloof j\j dat nou ?
Och wat een onnoozele jongen ben jy toch.
Neen, ik wil jou niet beleedigen, jij bent vol
komen te goeder trouw, maar neem dat van
mij aan: als die mooie daad werkelijk door
»em" bedreven is, zooals jy daar zegt, dan
zat daar wel iets anders achter, hoor, daar
kun je op aan."
't Ergste wat ik door een geloofwaardig per
soon tot nadeel van »'em" heb hooren vertellen,
was, dat die geloofwaardige persoon er eens bij
tegenwoordig was geweest dat »'em" in een
bijeenkomst zulke grove beleedigingen werden
naar het hoofd geworpen dat als de geloof
waardige persoon in »'ein's" plaats was geweest,
hij zeker den beleediger een inktpot of zoo
iets naar het hoofd zou hebben geworpen.
Maar »'em" lieten die beleedigingen naar het
scheen geheel koud. Hij keek niet eens rond
of er ook een iuktpot stond.
Nu, ik geloof niet dat de AmBterdamsehe
rechters »em" om die wauwelpraatj es in de ge
vangenis zullen houden en er zullen zeker wel
andere termen voor «ern's" inhechtenisneming
bestaan, al ben ik er zeker van dat alle verhalen
die in de kranten de ronde hebben gedaan,
omtrent spoorwegdiefstal, het monsterproces
tegen den Griekschen Consul, en dergelijke,
eenvoudig duim-essence zijn, voor zoover die
met deze zaak in verband zouden staan. De
zaak wordt door de rechterlijke macht zoo
strikt geheim gehouden, dat ik het slechts ain
een zeer byzonder toeval te danken heb dat
ik te weten ben gekomen, dat de akte van
beschuldiging »em" slechts te laste legt dat hij
tegen een accept van / 15,000.?aan iemand
waardelooze effecten heeft doen afgeven door
een derde. Dit wordt door »em" ontkend, maar
die derde, een in Amsterdam niet onbekende
figuur, schynt zulke bewijzen te kunnen aan
voeren dat de rechtbank daarin aanleiding
vindt om »em" voorloopig in arrest te houden.
Deze preventieve hechtenis is het juist die
de groote menigte nog versterkt in haar on
gunstig oordeel over »em". Behalve dat de
rechtmatige trots van den Nederlander er door
gevleid wordt, als hij zeggen kan, zooals ik
dezer dagen hier iemand hoorde doen : in ons
gelukkig land is toch maar niemand, hoog of
laag «veilig voor de wet", geven de aanzienlijke
familierelatiën van »em", die tot een oud
patricisch geslacht behoort zoowel als zy'n enorme
rykdommen gereede aanleiding tot de bewering
dat men zoo iemand toch niet als een misda
diger zou behandelen, indien er niets van
waar was.
Nu het zal later wel blijken of er iets van
waar is. In elk geval kan men »em" het ge
grond verwijt doen dat hij bad moeten denken
lllllliiiiiiiiliiiMiHlillllllllllllllimilllllHiliililliniMiMiiMiHtniiiiiiiiiiiii
Mrs. Bunker kreeg een kleur en aarzelde.
,liij kwam kolonel Mariou uit onze hut afhalen."
Waar u bem verborgen hadt ? ja, wij heb
ben die geheele geschiedenis gehoord. Maar
mag ik vragen, Mrs. Bunker, wat u, die op de
haud der Zuidelijken zijt, weuscht te winnen met
een dergelijk verhaal ?"
Doch hier barstte Mrs. Bunker uit. Ik ben
niet op de hand van de Zuidelijken ! Nooit Inojit!
nooit ! Ik behoor tot de Gi uieerderi ; ik beu
de vrouw van iemand uit, het Noorden. Ik
heb dien man geholpen vóór ik wist wie.hij was.
Ieder Christen, of liij uit het Noorden of het
Zuiden is, zou hetzelfde gedaan hebbeu !"
De aandoening waarmede ze dit alles zeide
liet geen twijfel over aan de waarheid er van.
De generaal stond op, opende de deur eeuer
aangrenzende ka u < er, sprak even met een adjudant
eu keerde tot haar terug met de woorden ; Wat
u vau mij vraagt, Mrs. Bunker, is haast even
vreemd eu buitengewoon als uw verhaal. U
begrijpt, even goed als uw man, dat wanneer
ik met mijne manschappen op uw terrein kom,
het wezen zal om het m naam van het Gouver
nement, in bezit te nemen."
Ja. ja," riep zij terstond, «-dat weet ik. Eu
ik vind het goed; Zeplias zal het ook goed
vinden."
Eu," vervolgde de generaal, haar strak aan
ziende, u begrijpt, ook dat ik mij verplicht gevoel
u hier in gijzel.ng te houden als eeu waarborg
voor de veiligheid mijner soldateu."
O neen, neen ! dat, niet !" riep Mrs. Bunker,
eenklaps met eeu smeekend gebaar tot den gene
raal gaande; ik verwacht mijn man. llijjkan
ieder oogenblik terugkomen ; ik moet er zijn om
hem het eerst te zien. Laat mij, als 't u be
lieft, met uw mannen mee teruggaan, mijnheer,
laat mij ergens aan wal zetten tusschen nen eu
de meiischeu die lauden zullen, iu. Sluit mij i
op; houd mij in mijn eigen huisje gevangen,
doe wat u wilt als u dtukt dat ik u bedrieg,
maar laat mij niet hier blijven eu weg wezen
als hij komt!"
«Doch u ziet hem later weer," zei de generaal.
Ik wil hem het eerst zien," riep Mrs. Bunker
wanhopig. u Ik moet lieui liet eerst zien, want?l
want //;'/ icect hier niets vini. Hij weet niet |
dat ik kolonel Mariou geholpen heb; hij weet !
niet hoe hoe dwaas ik mij heb aangesteld, j
eu en hij mag het van niemand anders hooreu i
dan vau mij !" i
Eindelijk was het er uit. Zij snikte uu hevig, !
doch haar trots was overwonnen. Zij had eeu
gevoel van-verlichting, en merkte niet dat, er i
een paar ollicieren wareii binnengekomen, die !
haastig eenige woorden met hun chef wisselden '
en haar verbaasd aankeken. j
liet strakke gelaat van den generaal out- '
spande zich, en hij glimlachte. Goed, Mrs. j
Bunker, het zal gebeuren zooals u verlangt. U
aan het spreekwoord: waar men mee verkeert
daar wordt men mee geëerd.
Ons hier heeft hy' intusschen een veertien
dagen bezorgd dat w« weer wat te praten
hadden. En dat hebben we hard noodig. 't Is
zoowat de eenige afleiding die we nemen en
daaraan wijden we ons dan ook met alle kracht,
die in ons is. Daarbij komt dat praten niets
kost en reeds daarom alleen veel beoefenaars
heeft, evenals inderty'd de studentenconcerten
zoo druk bezocht werden die kostten ook
niets.
Komedie, die geld kost, is ons wel een beetje
ordinair! Tuch, het Nederlandsen Tooneel
maakt hier in den regel nogal zaken en als
de Rotterdammers, Paassen en Van Zuylen
hier komen dan is het huis tot aan den nok vol.
Van Zuylen bly'ft nog altijd de lieveling van
het publiek en Rosier Paassen, die kunstenaar
bij Gods genade, die op de planken zoo tot
in merg en nieren artiest, en daarbuiten zoo
geheel en volkomen een «gewoon" mensch is,
zonder eenige affectatie of aanstellery, Rosier
Faassen mag zich alty'd in de grootste be
langstelling van het publiek verheugen.
Een ander Rotterdamscb gezelschap, uit
Tivoli meen ik, wordt nog al met onverschil
ligheid door het publiek hier behandeld Het
valt niet in den smaak en de entrée's dekken
nauwelijks de gemaakte kosten. Mal uit mal
thuis, zegt de Kassier, en de menschen doen
toch zoo 'r best. Trouwens, het uitgaand
publiek is hier niet groot en het is te begrijpen,
dat zij die uitgaan,dan toch ook het beste kiezen.
Mlriiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiimimmi
iiliiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiititii
Sociaw
iiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiMiiiiiiiiii
Een salon-socialist.
Dr. FREDEEIK VAN EED EN: ^Waar
van leven ivij?" Eene JNutsrede.
Ik wilde wel, dat ik een tooneelstukkon
schrijven.
Indien ik dat kon, indien mijne fantasie
voldoende krachtig, mijne pen voldoende
versneden ware, zoo name ik deze terstond
ter hand en schreef een recht vroolijk blij
spel, dat tot titel zou voeren : »De Salon
socialist, of' Hoe dr. Frederik van Eeden,
de staathuishoudkunde op poolen zetten."
De hoofdrol in dat stuk zou ik laten
vervullen door een zekeren dr. Frederik van
Eeden, een medicus, dien ik zou schetsen
als een man niet een goed hart, met een
open oog voor de sociale nooden des volks,
doch daarbij van eene ongeëvenaarde
naïviteit omtrent den waren gang der maat
schappelijke ontwikkeling, gepaard aan eene
onmiskenbare zelf-overschatting.
Indien ik slechts, ik herhaal het
voldoende verbeeldingskracht bezat, om de
rollen der bijpersonen naar behooren te
schrijven, zoo ware ik weldra met mijn
blijspel gereed, daar de rol voor den
titelheld, reeds bijna kant en klaar voor mij
ligt: de brochure van den bussumschen ge
neesheer, die toevallig denzelfden naam
draagt als de hoofdpersoon van mijn klucht,
welke brochure den titel voert: «Waarvan
leven wij ?" en welke woordelijk weergeeft
de sensatie makende rede, door dezen ge
neesheer onlangs in het »Nut" te Rotter
dam gehouden, biedt daartoe namelijk zóó
grooten overvloed van stof, dat ik dien
onmogelijk geheel zou kunnen verwerken.
Doch daar mij nu eenmaal het noodige
dichterlijke talent ontbreekt, blijft mij niets
anders over, dan de aandacht van heeren
tooneelschrijyers op bovengenoemd thema
te vestigen, in de hoop, dat zich weldra een
hunner geroepen moge voelen, de taak, die
voor mij te zwaar was, op zijne schouders
iimiininiiiiiiii
IIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIflIB
kunt uw man met kapitein Jennings bier te
gemoet gaan," bij wees op een der officieren,
//hij staat aan liet hoofd en zal u beschermen."
En," zei Mrs. Bunker, terwijl ze met haar
mooie oogen den officier smeekend aanzag, //hij
zal niets tegen Zeplias zepgen 'i"
//Geen woord," gaf kapitein Jennings op
vrieudelijken toon ten autwoord. «Maar kon het
niet goed zijn, generaal, a's Mrs. Bunker, terwijl
de boot iii oide wordt gemaakt, even bij vrouw
Elanigau giug ':"
Neen, dat is niet noodig," zei de generaal
met een veelbetcekenendeu wenk aan den offi
cier, terwijl hij Mis. ISimktr hod'slijk den arm
bood. Ik mag hoop ik, wel het genoegen heb
ben haar bij mijn vrouw te brengen."
Dezelfde beleefdheid bad men kunnen opmer
ken in de houding van manschappen en
oilicieciereu toen Mrs. Bunker eindelijk aan boord
kwam van de stoom barka- die lieii over de
stormachtige baai brengen zou. Doch zij lette
er niet op, evenmin als op de krachtige bries,
op de moeite welke men had om te landen ;
de vlugheid van de sappeurs, die wonderen
deden met hun pieken en houweeleu ; de tenten
welke vlug overal om haar heen werden opge
slagen, de keeten en omheiningen, die als het
ware voor haren voet nit, den grond oprezen;
de merkwaardige vlugheid, orde en tucht, welke
in weinig uren haar eenvoudig gebied in een
formeel kamp herschiepen, waaraan zelfs de
schildwacht niet ontbrak, die op de rotsen bij
de landingsplaats heen en weer liep als had hij
het jaren lang gedaan ! Toch u ding deed
haar vau vreugde beven het wapperen van
de Nationale vlag die eensklaps aan den top
van haar kleine vlaggest.ok verscheen. Hij zou
het wellicht opmerken en zich er in verheugen!
En waarlijk het was alsof de soldaten door
haar onrust waren aangestoken, want toen zij
te vergeefs de oogen inspande om door den
nevel die over de Poort h mg heen te zien, kwam
er een naar haar toeloopen met het, bericht,
dat de schildwacht door zijn verrekijker een
schoener met volie zeilen voor den wind zag
biuuenloopeu liet was haar man. Nauwelijks
een uur na het invallen der duisternis was liet
scheepje de punt omgezeild, en had na het
anker te laten vallen, de boot uitgeztt. In
een oog«enk rende Mis. Bunker, blootshoofd
de rotsen af, en viel, midden onder een in
allerijl gegeven uitleg, dien de uaciithebbeude
officier bezig was hem te geven, haren man om
den hals, slikkend en lachend alsof haar het hart
zou breken !
ok hoorde zij niets van hetgeen Zephas den
oiü'jier met een enkel haastig woord ten ant
woord gaf, hoewel het een bevtstiging was vau
haar eigen verhaal, namelijk dat een brik hen
van de i'oort had nagezi-iid, met cleu voorsteven
naar de kust, doch eensklaps rechtsomkeert
te nemen. Dat hij succes zal hebben met
zijne schepping durf ik te garandeeren.
Müalthans heeft de lectuur van dr. Van
Eeden's brochure een vermakelijk uurtje
verschaft, zij het ook, dat dit, naar ik meen
te mogen veronderstellen, niet in des schrij
vers bedoeling heeft gelegen. Indien dr. Van
Eeden echter wil, dat men ernstig blijft
bij het vernemen van hetgeen hij verkon
digt, zoo zal het noodzakelijk zijn, dat hij
van het uitspreken en schrijven van rede
voeringen, als die, waarop hij het
Rotterdarneche Nutspubliek heeft vergast, in het
vervolg zich onthoudt, want heusch,
dokter Van Eeden kwam daar wel wat
«raar" uit den hoek.
Natuurlijk schaar ik mij geenszins aan
de zijde van hen, die »verontwaardigd"
zijn over de krasse wijze, waarop de heer
Van Eeden aan een deel zijner
klasse-genooten de maatschappelijke toestanden ge
schilderd heeft, al kan ik het ook niet
volkomen billijken, dat hij aan het bestuur,
dat hem, den dichter, uitnoodigde, niet vooraf
heeft laten doorschemeren, hoe prozaïsch
hij juist zou optreden. Dit feit echter nu
eenmaal zoo zijnde, kan ik mij er eigenlijk
wel innerlijk over verkneukelen, dat een
zekere groep van menschen, die zich in den
regel weinig om de nooden hunner
medemenschen bekommeren, eens onverwacht
een flinken «geestelijken opstopper" ont
ving. Nog eenige zulke opstoppers, in ver
schillende plaatsen toegediend, en wij zijn
misschien weder een flink eind verder ge
schoven op den weg van den
maatschappelijken vooruitgang.
Wat ik echter viel betreur, waarover ik
wel geneigd zou zijn, mij verontwaardigd
te toonen, indien de zaak der moeite waard
was, is, dat de man, die het recht meent
te hebben zulke opstoppers toe te dienen,
zich bloolstelt aan de verdenking van,
behalve over een goed, medelijdend hart,
en een wél-versneden pen, over niets anders
te kunnen bes-chikken dan over eene groote
mate van oppervlakkigheid en naïveteit
en toont, absoluut geen rekening te willen
houden met de toestanden en menschen
zooals zij zijn, en welke niet plotseling
kunnen worden veranderd, en met het
goede, dat ontegenzeggelijk ook in onze
hedendaagsche samenleving te vinden is.
Te bejammeren is het bovendien, dat
een zóó hoog staand man ais dr. Frederik
van Eeden, over zóó groote talenten be
schikkend, zich niet o'itziet, den indruk te
maken, als wilde hij u een dertigtal blad
zijden de geheele taathuishoud kundige
wetenschap eene o ..wenteling doen on
dergaan.
Te bejammeren is het verder, dat een man
als dr. Van Eeden, die toch weet wat
wetenschap is, meent, te mogen komen aan
dragen met eenige holle frasen, om daar
mede het onrechtvaardige van den huidigen
maatschappij-vorm aan te toonen, zijne
kracht zoekt in platte scheldwoorden, als:
dieven, sclweljes, laag, vuil en soortgelijke,
toont zich nog niet te hebben opgewerkt
uit de phase van de eerste jaren van den
voormaligen Sociaal-Dernocratischen Bond,
toen men nog eveneens door groote woor
den alleen den heilstaat meende te kunnen
invoeren.
Wanneer dr. Van Eeden ten bewijze
«dat wij een schandelijk en onhoudbaar
woeker-leven leiden ten koste der armen",
om aan te toonen »hoe wij in onze
onnoozelheid dat lage en gevaarlijke feit volbren
gen" als argument eene frase bezigt als
deze:
«Hebt ge wel eens diep gespit ? Na vijf
minuten, de eerste maal, is men bek-af.
Na een half' uur, als men 't zoo lang uit
houdt, snakt men om op te houden. Heeft
men 't tot drie uur gebracht, dan voelt
men niet meer. Men is een machine, men
denkt, noch voelt, noch verlangt, men is
een spit-dier, een aard-beest," zoo gevoelt
een kind dat dit argument pure anvin is
lUIInlIlltllllllllllHIIIIIIIIIIHIlllllltllMIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIH
gemaakt en opnieuw zee gekozen had, alsof zij
een signaal hadden gekregen van de kust.
Ja die rots..." viel kapitein Jennings
op knorrigeu toon in de rede, //dat heb ik wel
gedacht, maar de ouwe vond het meer diplo
matiek een aanval te voorkomen, dan met
succes af te slaan."
Doi-h toen zij wederom alleen waren in hun
eenvoudige hut, eu Zephas' trouwe oogen
zonder een spoor van argwaan, vol vertrouwen
in de hare blikten, toen beefde Mrs. Bunker,
toen greep de angst haar aan, en hield zij
het spijt mij het te moeten zeggen haar
bekentenis voor zich. Doch hier kwam de God
heid die de beschermer is der vrouwelijke
zwakheid, als met een wonder tusschenbeide.
Terwijl hij zijne vrouw in het beangste gelaat
keek, werd zijn eigen verweerd, maar open voor
hoofd door een wolk van schaamte overdekt en
een zekere linkscbe verlegenheid sprak uit heel
zijn houding. Eindelijk stootte hij het er uit
op zijn onhandige manier.
//'k Weet waarachtig niet, Mollie, hoe 'k het
zeggen zal, maar 't moet er uit, ofschoon ik
meende het voor mij te houden. Doch als ik
dan jou lieve, onschuldige gezicht voor me zie"
hier nam hij haar gloeiende wangen tusschen
zijn koele, ruwe zeemansknuisten ,/en in die
trouwe oogen kijk" ze werden op dit
oogenblik vau schaamte nedergeslagen //en bedenk
wat je zooeven voor je land gedaan hebt
evenals die dappere vrouwen van het, jaar'9G
dan heb ik een gevoel alsof ik zelf maar een
miserabele verrader ben. Welnu dan! wat ik
je zeegen wou is dit: Je. heb! mij wel hooren
spreken van die Mrs. Eairfax, die van haar
man wegliep om dien schoft van een Marion ?
Die met hem door dik en dun ging, en hem
geen oogerblik alleen liet? Die hier op de kust
voor hem op wacht stond alsof ze een man
was? Nu dan, juist toen ik aan de werf van
l'risco mijn anker ophaalde, komt de teef mij
aan boord, en vraagt:
Zie ik kapitein Bunker voor me ?"
Dezelfde," zeg ik.
//Je bent uit het Noorden, en houdt je bij je
eigen partij," zegt ze ; maar je bent een blanke,
en hebt geen negerbloed in je aderen ; maar
hoe is 't, Mollie, je luistert niet ? je bent
doodaf, kind" met een medelijdenden blik
op haar uu bleek gelaat drink eens, ik zal
even wachten." Nu, om kort te gaan, ze wilde
dat ik haar een eind mtêkon nemen, tot ze
bij Mariou kon komen. Ze zei dat zijn vrienden
haar aan haar lot overlieten, dat, de spionnen
haar achterna zaten ??en waarachtig Mollie,
als het trotsche wijf niet als een klein kind
begint te grienen '. En wat uu de reden is dat
ik mij heb laten overhalen 'r1 't Is dat die
raenecren die altijd den mond vol hebben van
hun Zuidelijke dames" /,en hun" mooie vrouwen/'
en het bezigen daarvan eene onnoozelheid,
(beide woorden zijn aan dr. Van E.'s woor
denboek ontleend), en een kind kan daarop
antwoorden:
»Zet een grondarbeider aan uwe schrijf
tafel en laat hem schrijven ... eerst een
half uur, en de man heeft reeds ver
moeide vingers, een uur en de pen.
valt hern uit de handen. Laat hem op uw
kantoor, in uw studeerkamer zitten, laat
hem schrijven, lezen, rekenen, studeeren ...
en weldra zult gij den man zien bleek wor
den, vermageren, zijn eetlust zal vermin
deren, zijne kracht, zijne levenslust zullen
gebroken zijn : hij is een schrijf-, een reken
machine geworden, een boekenwurm "
En getuigt ook deze vraag niet van groote
oppervlakkigheid : »"Wat heeft die daggelder
aan uw beleid, aan uw beschaving, aan uw
kunst, uw wetenschap, aan de door u be
vorderde welvaart ? Niets, niets, niets ;
hij is blij als hij 't leven houdt!'?
Gelukkig ontkent dr. Van Eeden niet
geheel en al, dat «wij gegoeden" ook wer
ken ; maar, zegt hij, »als we werken, zoo
werken wij voor elkander en bewijzen
elkander min of meer onnutte diensten".
Waarom stelt dr. v. E. nu den arbeid van
eiken gegoede gelijk met het schrijven van
«Waarvan leven wij?" Want daarin heeft hij
felijk: en onnut werk is het van hem, te
omen beweren dat geld «volstrekt geen
ruilmiddel is, maar een teeken van macht,
een machtsbewijs"; en onnut werk is het
ook, te trachten het onrechtvaardige van
de kapitaal-rente, met aanhalingen uitdeu
bijbel aan te toonen zonder de uitspraken
daarover van staathuishoudkundigen als
Knies, Roscher, Schaffle, Böhm-Bawerk en
anderen, die er toch ook wel wat van af
weten, daar tegenover te stellen.
Doch het alleionnuttigste werk verrichtte
de heer Van Eeden, toen hij den weg ter
ontkoming aan al het kwaad, dat hij had
aangewezen, beschreef. Die weg toch is geen
weg, doch slechts eene denkbeeldige lijn,
die niet kan worden bewandeld, hoe een
voudig onze wereld-hervormer hem ook
beschrijft.
»Nu kan ik het laatste deel mijner rede,
wat de weg is ter ontkoming, wel achter
wege laten", sprak hij, en hec ware voor
hem zeker wellicht beter geweest, indien
hij dat verstandige voornemen had uitge
voerd, en niet getracht had, ons diets te
maken, dat »niet meer woekeren, geen geld
of goed op rente meer beleenen, den grond
vrij laten en een nuttig werk doen'' de
«eenige uitweg" is, dien zelfs «een kind kan
vinden".
Begrijpt van Eeden dan niet, dat hij met
zulke gekheden de zaak, waarvoor hij zegt,
te strijden, veeleer benadeelt dan vooruit
brengt? Gevoelt hij dan niet, dat hij met
zulke laag-bij-den-grond-gezegden «heilage
feit" (stijl van Eeden) begaat, aan de tegen
partij een machtig wapen in handen te
spelen, daar deze zijne brochure natuurlijk
met graagte zal aangrijpen om op den
onpraktischen geest, op het «onmogelijke"
der sociaal-democratie en van alle andere
vooruitstrevende hervormingspartijen te
wijzen, ook al wenscht hij zich niet
socialist te noemen ? Waarlijk, brochures
als die van van Etiden zijn gevaarlijk, doch
niet voor de gehate bourgeoisie, want
die lacht erom, maar voor die arme
arbeiderspartij, die zich al dat gesol en
verliefd, walgelijk gekus van zulke «vrien
den" moet ia|en welgevallen. Dr. van
Eedens vermeende liefde voor de maat
schappelijk misdeelden, is geen liefde, doch
lechts eene voorbijgaande passie, die hem
het ernstig denken en studeeren belet.
Neen, zoolang dr. Van Eeden zóó met
woorden goochelt, zoolang hij het maat
schappelijk vraagstuk zoo eenvoudig acht
als de vermenigvuldigingstafel 2x2 = 4,
zoolang zal ik althans zoo vrij zijn, hem
te blijven beschouwen als een braaf mensch
en een knap dichter, zal ik tot hem, als
umimiii luiimiiiniMiiiiiiiiiitiiimHimliiHtmiiiiiiitmtiiiiiiiiiiMH
juist de lui zijn om een vrouw over boord te
gooien als ze er genoeg van hebben, maar ik
dacht er anders over eu wou haar eens laten
zien hoe groot het verschil is tusschen Charleston
en kapt'n God. Ik zei dus dat ik de ringen
en de diamanten die ze mij aanbood, niet van
noode had, maar als ze niet den donker de werf
op komen wou, zou ik haar wel aan boord
smokkelen, en bij de quipage laten doorgaan voor
je tante die vrijen overtocht heeft. Goeie
God! wie had ooit gedacht dat ik zoo'u wijf
zou willen laten doorgaan voor Mollie Buuker's
tante! Stel je voor," vervolgde kapitein Bunker,
terwijl hij zich lachend de handen wreef, dat
ik jou tante aan kol'nel Marion breng ais zijn
zijn maitres! 't Verwondert me niets dat je er
om huilt en lacht te gelijk, vrouw.J' ? want
zij was in een zenuwachtig snikken uitgebarsten
't Kt/s erg! maar het ging goed, ik nam haar
nuê, en wat meer is, ik heb haar bij Mazatlau
aan boord geholpen, waar Mariou was ; uu gaan
ze samen naar Virgiuia en zullen Cihfomi
vooreerst wel met rust laten. Nu weet je 't
vrouwtje," hij kon haast niet spreken, zoo
vast hield zij hem omklemd waarom ik je
niet goeden dag beu komen zeggen. Maar dat
is nu voorbij Mollie. en 't is van mijn hart
af schrei niet langer, kind."
Doch het was niet voorbij. Want kort daarna
begon kapitein Bunker met de hand die niet
zijn vrouw om het midden hield, in zijn vestzak
naar iets te zoeken, en hernam:
«Er is nog iets, Mollie. Toen ik wegging en
geen diamanten wilde aannemen, stopte ze mij
een ring in de hand, een vreemdsoortige)! ring,
en zeide met een glimlach zooals ik nog nooit
bij iemand gezien heb, ik was er beduisd
van dat ik dien als een herinnering moest
bewaren. Kijk, daar is hij maar Mollie
word je nu heelemaal gek 'r*'
Zij had hem den ring uit de hand gerukt, en
vloog er mede het huis uit, in den stormachtigen
nacht. Hij volgde haar, tot zij op de uiterste
rots stond. Daar gekomen, zag hij in het maan
licht hoe zij met een hartstochtelijk gebaar de
haud ophief en den ring een eind ver in zee wierp.
Terwijl hij haar naar de hut, terugbracht, fluis
terde zij hem toe dat zij jaloersch was, en de
brave kapitein Bunker gevoelde zic'i, met ziju
arm om haar midden, de gelukkigste man van
de wereld.
* *
-XVan dien dag af wapperde de vlag gereeeld
boven de rotsachtige kust, en na verloop van
tijd hoorden de voorbijzeilende schepen er de
taptoe blazen. Want de Gefedereerdeu hadden
het land voor gebruik geschikt verklaard, en na
aan kapitein Bunker een goede som betaald te
hebben, het huisje van Mrs. Bunker met de
geschiedenis er aan verbonden voor altijd achter
wallen en kassematten verborgen.