De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 19 februari pagina 4

19 februari 1899 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

~ i 4 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1130 zoodanig steeds hoog blijven opzien, doch zal ik zijne «sociaal-economische" geschriften geen plaats inruimen in mijne wetenschap pelijke bibliotheek, maar deze rangschikken onder de werken der belletrie, onder-afdeeHng 'humoristische schetsen". Delft. DE. J. C. E. MnM in de Hoofdstad, En zoo is het dan der Waguervereeniging gegeven geworden, met de eerste opvoering van 0Das Rheingold", den Ringeyclus te mogen completeeren. Zoo mag zij den avond vaa 11 dezer als een belangrijken in hare annalen opteekenen, daar nu met »das Rheingold" niet alleen de geheele »Rmg" doch ook alle andere werken uit Wagner'o rijpste jer'ode, ten tooneele gebracht zijn. Hiervan is Parsifal natuurlijk uitgezonderd, daar dit B hnenweitfestspiel alleen te Bayreuth zijne betooverende uitwerking mag te weeg bre1 gen. Op deu vooravond van 's meesters sterfdag (13 Febr.) brengen wij dai der Wa^nervereeniging ouzen oprechten gelukwenscb met het scboone resultaat van haar ideaal streven en hare on ver moeide en ouverüauwde geestkracht! Moge zij uu de kroon op haar werk zetten en den gebeelen cyclus achter elkaar uitvoeren. Dan zal Amsterdam het voorrecht hebben eene »stricbfreie" en stijlvo Ie uitvoering te mogen genieten van een werk, zou grandioos in zijne conceptie, zoo imposant m zijue dimens.ëu en zoo verbazingwekkend in de volkomenheid zijner uitvoering, dat nooit iemand vóór Wanner gedacht ial hebben aan de mogelijkheid van zulk een muziek-dramatisch wonder. Het is voor den ingewijde geen geheim dat Henri Viotta de ziel is der Waguervereeniging en als ik straks sprak van geestkracht, dan weet men dat hij drgeen is, uit wien die geest kracht voortkwam. Het is plicüt hem in de eerste plaa's hulde te betuigen. Was bij in het vorige jaar door eeue hardnekkige ziekte gedwongen de beide uitvoeringen aan andere Landen toe te ' ve trouwen, tiians, nu hij zelf weer met zijn dirigeerstok allen bezielde en met zijn geestdnlt alle uitvoerenden wist te onttrek ken aan de sleur van het gewone muziek maken en hen te doen besiff n het gewicht dezer uitvoering, thans weuscti ik hem toe dat hij de kroon zal mogen zetien op ziju werk. Geen enkele der vier Ri.igavouden levert voor de uitvoering zoo ontzettend veel moeilijk heden op als deze «Vorabend'. He herhaaldelijk plaats heboende verwisseling der decors bij open doek, dus zonder dat, er eene pauze optreedt, de eigenaardige gesteldheid vau die décjrs, zooals b. v. op den bodem van den Rijn, een onderaardsche schacht, en op de hoogten der bergen, het ten tooiieele voeren van een draak en een pad, iets dat zoo licht de hilariteit opwekt en in een poppenkastvertooning ontaardt, kortom de geheele mise en scène is zoo zwaar dat men steeds min of meer van geluk mag spreken, indien alles réus-eert. Doch ook de zangers hebben het zwaar; woord toon en gebaar moeten zoo te juister tijd komen en met het orcbest correspjudeereu, dat men den indruk krijgt van eene improvisatie. Hetgeen ons nu de Müichener meesterzanger Heinrich Vogl als Loge Ie genieten gaf, scheen werkelijk eene improvisatie. Hier was juist het gezongen woord op buitengewone wijze in contact met het orchest. Daarom was ook zijne creatie er eene die hemelhoog boven alle andere uitstak. Niet alletn echter het intens muzikale in de vervulling van zijn rol, doch ook de karakteriseering der figuur en zijne volle, schoone, licht aansprekende stem maken hem tot een zanger van Gods genade. Hoe is het mogelijk dat wij Vogl niet reeds vroeger hier gehad hebben. Wie hem van Müuchen of Bayreuth kennen weten dat zijn Siegmund, Siegfned en Tristan evenzeer onovertroffen Meisterleistungen zijn. Moge hij spoedig wederkeeren ! riedrichs (Alberich) hield niet wat hij in het begin beloofde. In de eerste scène klonk zijn stem schoon, later, bij deu vloek was hij een schaduw vergeleken bij wat hij in '96 te Bayreuth hiervan te genieten beeft gegeven. Juist in de scène met Loge m Nibelheim viel het op, hoe weinig voeling hij had met het orchest. Echter is bet niet onmogelijk dat de ongesteldheid, waaraan hij bij de tweede voor stelling lijdende was, zich reeds toen begon te openbaren. Mime (Hans Breuer) bleef beneden hetgeen hij te Bayreuth presteerde; het was alsof hij thans met den stijl minder vertrouwd was dan destijds. Carl Perron was een voorname Wotan; hoe jammer echter, d>t voortdurend detoneereu! Mevr. Staudigl leverde het bewijs dat bare stemmiddelen nog niets geleden heb ben door den tijd. Mejuffrouw Ada Robinson was eene bevallige Ereia, terwijl de dames v. Artner, Rösing en Geiler uitstekende Rijndochteren waren; de laatste zong ook nog prachtig de Erda. De Heer Ruffeni uit Wiesbaden was een geheel onvoldoende //Fasolt", veel beter was »ïafuer" vau Ileichmann. De Heeren Bucksath en Burastalier zongen de kleine partijtjes van Donner en Froh op voor treffelijke wijze. De laatste hier reeds door zijn Siegfried" bekend, had thans zijn gelaats uitdrukking niet in zijn voordeel. Wat men in den Siegfried als uitdrukking van naïveteit mag billijken, wordt hier indolentie. Het orchest had verrukkelijke momenten; het legde eene groote mate van intelligentie aan den dag, want het beteekent niet weinig om voor de eerste maal deze partitie zóó te vertolken. In het voorspel had nog meer rust kunnen beerschen; het valt overigens niet te loochenen dat dit geniale stuk in iSayr euth, met den mystieken klank van het overdekte orchest, eerst volkomen tot zijn recht komt. Bij de eerste scene-verw^eling was er te veel leven op het tooneel; het subtiel behan delde orchest is niet bij machte zulks te over stemmen. Ook begon het goud van den Rijn wel wat spoedig te gloeien, terwijl het optre den van de Reuzen, met hunne onbeduidende knodsen, niet gewichtig genoeg was. En zoo zijn er meer bemerkingen te maken die aan de volmaaktheid der uitvoering afbreuk deden; doch men mag niet vergeten, dat een werk als das Rheingold" ook te Bayreuth op verre na niet volmaakt wordt, uitgevoerd. Laten wij dus slechts dankbaar zijn voor het buitengewone genot hetwelk ons de uitvoering schonk en niet langer stil staan bij onbedui dende tekortkomingen. Na mijn bespreking over den Brahms avond van den pianist Lamond, zijn er nog twee avonden te vermelden met gemengd programma. De eerste avond bevatte de Chromatische Fantaisie van Bach, de sonate van Beethoven «Les Adieux, l'Absence et Ie Retour", en Sohumaun's Carnaval" als hoofdnummers, benevens eenige minder omvangrijke werken van Raff, Chopin en Liszt. Opnieuw bewees Lamond hoe diep hij Beet hoven en Bach weet te doorgronden. Doch nieuw was ons zijn talent in het weergeven van virtuozen-muziek. De Berceuse van Chopiu kou men zich eenvoudig niet poëtischer voorstellen en wie was niet medegesleept door Chop:n's As-dur Polonaise? Voorts is het ongeloofelijk hoe Lamond de spieren van zijn armen in zijn macht heeft. Om onmiddellijk na den Erlkönig van Schubert?Liszt, met zijn zware octaven-passages, den teederen Liebestraum te spelen met zulk een fijnheid in het figurenwerk en zulk een idealen toon, moet men wel aan de hoogste technische eischen kunnen be antwoorden ! Zelfs de Tarantelle van Liszt en de toegegeven wals vau Strauss?Tausig, die uit een muzikaal oogpunt bij den ernstigen muziekliefhebber misschien eenige bedenking kunnen doen ontstaan, mogen bij zulk een re productie in ieders oogen genade vinden! Tot mijn leedwezen was ik verhinderd den vierden avond op Dinsdag 14 dezer bij te wonen. Wederom een geheel nieuw programma, waarop o. a. de sonates van Beethoven op. 90 en Cnopin op. 35 voorkwamen, voorts nog Schumann's Etudes symphoniques en eenige kleinere werken, legde getuigenis af van het enorme kunnen en het onfeilbare geheugen van den klavierheros. Zondag 19 dezer speelt hij in het Concertgebouw het concert van Tschaikowsky. Ik stel mij voor in het volgende nummer nog eenige regelen daaraan ts wijden. ANT. AVEKKAMP. IMIMHIIIIilllMIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIHIIICIIIIIIHIIInilllimillllllimilllllHIIM 'Hen lichtdrukken naar schilderyen en teekeningen van Vincent van Gogh, uitgegeven door Arts and Crafts", Den Haag. Het voelen van de dingen zelf, van de werkelijkheid, is van meer belang dan het voelen van schilde rijen, het is vruchtbaarder en meer levenwekkend. VINCENT VAN GOGH. Liefde tot de hem c "ringende natuur, was een der machtigste fac >ren in het leven en werken van dezen ernsti nn zoeker, die in alles trachtte te geven de e ence der dingen, in bun zuiverste vormen en kleuren. Hij was als een kind, dat onbewust vreemd wordt geëmotioneerd door sterke contrasten van licht en donker, door tintelingen van kleuren. Hij zag de zon, als levenwekkende bron, die hare verkwikkende stralen uitschoot over de aarde: hij zag ze als een oranjegele schijf aan den hemel staan, omgeven door vibreeringen van licht. En 's avonds schitterden de sterren aan het uitspansel voor hem als een immens groot vuurwerk van draaiende bollen, waartusschen de maan stond, omkransd door telkens zwakker wordende licbtkriugen. Hij zag de golvende korenvelden, door de zon beschenen, als gloeiende z«ëu van enkel geel, waar hij heel zijn passie in uit kon zingen. Hij hield van geel; met blijkbare verrukking schreef hij in een zijner brieven, aan zijn vriend Emile Bernard: *J ai louéune maison peinte en jaune au debors, en plein soleil." In alles gaf hij de grootheid der dingen, in pure sterke kleuren, zooa's ze zich aan hem voordeed in zijn geest, die gevormd was, niet door lessen en navolging van anderen, maar door eigen observatie van alles wat hem omgaf. Vreemd aan andere invloeden; geen rekening houdende met het al of niet verkoopbare gaf hij zijn eigen visie van boomen, van planten, van velden, van huizen, van menschen; en vaak week die sterk af van wat men als noodzakelijke eischen van een schilderij was gaan beschouwen. Voor velen is zijn kunst dan ook niet meer dan het werk van een zonderling, hoogstens merkwaardig om de eigenaardigheid. Wil men dan ook dieper doordringen iu het wezen der schilderingen; dan zal men moeten afschudden alle conventie, om Vincent te kunnen volgen in al den omvang van zijn persoonlijk zien. Veel hebben verschillende exposities er reeds toe bijgedragen om niet alleen het ernstig stre ven van dezen hoogwillende te doen zien; maar zij gaven ook het resultaat zijner onvermoeide pogingen, waaruit ongetwijfeld sprak het be reiken van het schoonste, dat er in zijn ziel leefde. In dankbare herinnering blijft ons de zoo complete tentoonstelling in December 3S92 te Amsterdam gehouden, waar graanvelden waren en bloeiende boompjes, gloeiend van liefde en leven, waar koppen waren, sterk van expressie en landschappen, zuiver en forsch van kleur. Later hielden enkele kunsthandelaren kleine beperkte tentoonstellingen, waar we, bij weinige nog-niet'geziene, vele bekende werken vau van Gogh terug zagen. Ouk gaf de Mercure de Prance" bij een publicatie zijner brieven aan Einile Bernard en ziju broeder tieo vau Gogh tal van reproductiëu naar uitstekende penteekeningen; en wijdde het tijdschrift der jongere Belgen, //Van nu en straks" een zijner nummers aan het werk van Vincent. E» i\u onlangs waren we iu de gelegenheid in een der zalen van de Utrechtsche vereerdging Voor de Kunst," bijeen te zien eeu groot aantal forsche penteekeningen van landerijen en vergezichten, van oude bouwvallige huizen in sterke zon, vau wild begroeide tuinen en vaste stoere studies in krijt naar nx-nschcn uit zijn dagelijksche omgeving: een wever in het weefgetouw, vrouwen met de typische mutsen van het land, die ver boven het hoofd uitsteken, een meisje, voorovergebogen met eeu omslagdoek over de schouders. Enkele der toen te Utrecht geëxposeerde teekeningen, zien we nu terug in het album door de kunsthandel Arts a:id Crafts" in den Haag uitgegeven. En het zijn zeker niet de minste, de beide perspectivische gezichten over velden en akkers, die tot ouderschrift dragen : //La Crau, vue prise ;i Mout, Major" ; en La campagne du cotédes bords du Rhóne, vue du Mont Major." Zeer uitvoerig en compleet en toch niet overdreven en in kleinigheden ver vallend. Behalve deze, bevat dit omslag, naast eenige goede landschapstudies, een zeer expressief ge schilderden mannenkop met breedgeranden hoed, een mooie reproductie naar schepen op liet strand, een stilleven van een koffiekan en verder tafelgerei met groote gouden sinaasappelen. Slechts een tiental lichtdrukken bevat dit album, dat, hoewel niet het beste gevend, wat van Gogh gemaakt heeft, toch een zeker over zicht van zijn werk doet zien. Aangenaam is het in deze uitgaaf dingen terug te zien, die men in werkelijkheid kent en zich bierdoor in het geheugen kan terugroepen ; zoo zullen dan ook vele vrienden en vereerders van dezen eenvoudige te midden der grootsche natuur in dit bundeltje welkome herinneringen vinden, en wellicht het verschijnen van een tweede mogelijk maken, waardnor men een vol lediger beeld zou krijgen van het onvermoeide streven van dezen zei r persoonlijken kunstenaar, die, voor hem kenmerkend, in een zijner brieven zegt; «H faut travailler autant et avec aussi peu de prétentions, qvi'un paysan, si on veut durer." R. W. P. JB. Hontsneilen van S. J. A, Mespta. In den afgeloopen week zagen we bij Gebr. SchröIer, Rokin 50, een aantal houtsneden van Mesquita, die ons, al was het alleen om de zuiverheid van grondgedachte, zeer be langrijk toeschenen. Uitgaande van het principe, dat de houtsnede niet moet z\jn het reproductiemiddel, waarmee men penteekeningen, aquarellen, schilderyen, photographieën zelfs weergeeft, maar wel degelyk een geheel apart procédé, dat zyn eigen eischen stelt, en waarvoor men teekeningen moet maken, die geheel in over eenstemming zijn met de behandeling van het materiaal; ontwierp de heer Mesquita een aantal figuurstudies, en enkele eenvoudige interieurs, uitsluitend in effen zwarte vlakken en contouren, waarmede h\j het karakter der dingen vaak zeer juist uitdrukte. Dat de groote eenvoudigheid waarmede hij du dingen behandelde, direct noodzakel^'k was, wil ik volstrekt niet beweren, en zeker zou meerdere geacheveerdheid, zooals men die ziet in de goede houtsneden van Félix Vallotton en Pissarro, te verkiezen zijn; maar in ieder geval dragen zij den stempel van ernstige over weging, van een zich duidelijk rekenschap geven, hoe een houtsnede wezen moet. Strak en forsch staan de lijnen, juist op hun plaats om het typische in iets weer te geven en zwaar staan de stukken zwart er tegen aan, die echter niet van akelige inktzwartheid zy'n, daar de heer Mesquita zijn afdrukken zelf maakte en de grofheid van het papier, en de meerdere gevoeligheid van de handpers, in dezen medewerkten tot een aangenaam geheel. Onder de besten uit deze collectie, waarvan reeds eenigen, en waarschijnlijk niet de minsten, verkocht waren, behooren ongetwijfeld een staand mannenfiguur in overjas gehuld, goed van actie en juist van verdeeling, van wit en zwart; iets, waarin enkele anderen hier en daar wel wat te kort schieten, en daardoor min of meer onrustig worden en iets vermoeiends kry'gen. Mede tot de besten, mogen we wel rekenen, een zittend vrouwenfiguurtje, een heer en dame in een café, een zeer uitvoerig behandeld kopje van een dienstmeisje, en niet te vergeten, z\jn eigen portret, dat niet weinig, zeer goed de gelijkenis weergeeft. Minder geslaagd, wellicht eenigszins door het genre, lyken mij zijn bal-masqué-studies, waarbij het zwarte halfmasker, tegen het lichte ondergedeelte van gelaat en hals, als van zelf het evenwicht verbreekt, terwijl nog enkele op japonnen en andere kleedingstukken, aange brachte versieringen niet bij iragen tot de rust van het geheel, maar het veel eer iets rammelends geven, dat onaangenaam aandoet. Afgescheiden echter van deze opmerkingen vertoonen deze houtsneden zoo veel goede kwaliteiten dat we verlangend uitzien, naar een tweede serie, die men ons mededeelde, dat in bewerking was. R. W. P. JE. DaYifl, harpspelende Toor San!. Door een smalle gang van bruin hout ben ik er gekomen, een gang met naast elkander veel kleine schilderijen in bruin-houten lijsten. Vol verwachting ben ik er binnengetreden, vol eerbied als in een heiligdom der godheid en ik heb het gezien, het groote, het verhe vene, het tot be-ild geworden gebed, de zicht baar geworden ziel van den kunstenaar, de jongste schepping van Jozeph Israëls, David, harp spelende voor Saul. Nu pas besef ik hoe 't me heeft aangegrepen, hoe 't in zijn grootschheid mijn kleine ziel heeft overweldigd, me van weemoed heeft vervuld, me nog steeds vasthoudt met diepe bekoring. Ik sluit mijn oogen en weer zie ik Saul, krampachtig de handen gekromd, liggend op een rustbank, in heel zijn wezen donkere nijd; daar bij hem staat zijn speer en hij brandt om er David mee te «spitten" aan den wand; maar hy durft niet en geen mensen zou 't durven. »Want de Heer was met hem". Gij ziet het, gij voelt het, Godes oog rust op David, de hemel beschermt hem tegen den brandenden nijd des konings. Meer stichtend dan duizend preeken, edel en wijs, als de stem eens profeten, is dit schilderij. Bekorend door licht, overweldigend door waarheid, vol van diepe, droeve weemoed wekt 't eene emotie, die u doet voelen het hooge van 't menschzijn. 't groote van 't leven. En gij zult de natuur, het leven, schooner zien, inniger, gij zult de werking voelen van deze openbaring des lichts. Daar zijn oogenblikken, waardoor het leven 't leven waard wordt. Wie ooit zulke beleefd heeft, die zal in droeve donkere dagen steeds nog een licht punt zien. Leiden. A. J. H. D. Een tentoonstelling van zeventiendeeeuwsche Hollandsche Kunst te Parijs. Een Fransch blad deelde dezer dagen mede, dat de Socictc des Amis du Loutre van plan was, te Parijs eene Kembrandt-tentoonstelling te organiseeren. Dit bericht is volgens het Journal des DSbats, dat blijkbaar goed is ingelicht, minder juist. "I^es Amis du iMiicre", zoo schrijft het blad »hadden gewenscht, dat hun eerste kunstuiting zou zijn gewijd aan een Fransch schilder, en hadden het uitmuntend denkbeeld opgevat, van de teekenschool te Saint-Quentin de geheele serie der pastels van La Tour ter leen te vragen; de administratie der school heeft echter deze kostbare schatten niet aan de gevaren eener reis willen blootstellen en van het plan La Tour zal dus voorloopig niets komen. Toen dachten de A mis du Loiwre er over, de schoonste Iteinbrandt's bij een te brengen uit de l'arijsche kabinetten, die, zooals men weet zeer ry'k zy'n in werken van dien meester. By nadere overweging kwamen zy' echter tot het besluit, dat de verzamelaars wellicht niet allen hun Rembrandt's in bruik leen zouden willen afstaan; dat daaren boven de Parysche Rembrandt's allen por tretten zijn, en dat een deel van het publiek meer belang zou stellen in een tentoonstelling met meer afwisseling. Zij besloten dus, hun program uit te breiden en al de voornaamste Hollandsche schilders der zeventiende eeuw toe te laten. Men zal dus op deze tentoonstel ling, die in den loop der maand Mei zal plaats hebben, niet alleen stukken van Rembrandt te zien, maar ook van Frans Hals, van Terburch, van Metzu, van Pieter de Hoogh, van Hobbema en de Ruysdael's; want de Parijscbe verzamelingen bevatten een groot aantal bewonderenswaardige werken van deze Hollandsche schilders.'' Alweer een. Geachte Redactie! Ik zou mij gaarne vergund zien, 'n kort woord van protest te doen hooren tegen MAGNÜS' stukje «Alweer een!" in de Amsterdammer van 12 Februari. Het komt me zoo vóór, dat MAGNÜS tot de niet zeldzamen behoort, die het 'n werkelyk groot man, nu ja, niet als 'n misdaad, maar dan toch als 'n soort ---- belachelijkheid aan rekenen, wanneer hy zich vermeten heeft ge durende z'n leven het predikambt te bekleeden. Zulke groote nederlanders als T. K. worden dan, zelfs zeer lang na hun dood, niet gequalificeerd als de dichter TEN KATE, de schrijver en letterkundige HASEBROEK ^reenHa^ebroek! , maar ze bekomen en behouden «tot in lengte van dagen" het praedicaat ds, in den regel toegepast met 'n goed in 't oog loopende ironie. Het is jammer, dat »MAGNUS" zoo weinig voelt voor den grooten nederlandschen zanger (wat, tusschen twee haakjes geen «magnifieken" dunk geeft van z'n liefde voor de taal en z'n schoonheidsgevoel) om hem geen plaatsje naast anderen te geven in 's Rijksmuseum, maar het zou zeer velen in den lande waarlijk als schro melijk vooroordeel of verwaande laatdunkend heid kunnen voorkomen, wanneer zij, aan 't slot van M's zorgvol woord voor de plaats ruimte in 's R. M., lezen, dat het gevolg zal moeten wezen: »eene overvulling van 's Ry'ksmuseum met middelmatigheden, 1) zoodat het ten slotte het kenmerk van een werkelyk groot man zal wezen, ala hy er niet staat." MINUS, (geen predikant.)' 1) Hier cursiveert Minus. De inzender moge ons gelooven, wanneer wy hem verzekeren, dat Magnus, evenmin als wy zelf, minder van iemand denkt, zoo deze eenigen tijd het predikambt heeft vervuld. Niemand wenscht ten Kate'u buste buiten dat Museum te houden, omdat hij dominéis geweest, maar evenmin mag men wensohen haar daar geplaatst te zien, wijl hij als domin zich een kring van menden had verworven. Alleen geniale mannen behooren daar, zooals men het noemt, onder de onsterflyken te worden opgenomen. En wat heeft men zien gebeuren? Reeds werd daar Ds. Laurillard, bij zy'n leven gehuldigd, als dominé; immers het van eenig genie getuigend werk, dat Laurillard eens zal achter laten, bestaat tot dusverre ganschelijk niet. Een kringetje van vrienden bracht er hem. Zoo werd er Hasebroek een buste geschon ken door z\jn vereerders, en opgelijke wy's ook zou Ten Kate daar worden bygezet, omdat hij dominéis geweest. Zeker, Hazebroek heeft ala Jonathan iets geleverd, dat hem over leeft, en Ten Kate, gely'k Magnus op merkte, kon als predikant en dichter van stich telijke verzen met voag in een der kerken of consistoriën een gedenkteeken worden gewijd. Maar zou dezen drie dominés, in het Rijkimuseum een plaats zijn gegeven, als zij b. v. eens niet dominé, maar makelaar, apotheker of drogist waren geweest ? Hier mengt zich dus de eerbied voor het dominéschap als een element onder de waar deering, waardoor de halle van het Rijks museum ten slotte met een onafzienbare reeka van dominés zal worden gevuld ; mannen, in hun kring, van zekere beteekenis, maar daar buiten toch moeilijk anders dan als middel matigheden bekend. En het Rijksmuseum is juist voor die weinigen, wier naam en werk de eeuwen zullen trotseeren. Dit is, dunkt me, zoo eenvoudig, dat de minste der minnen, en zeker Minus zelf, het moet inzien. Zeer terecht heeft o. i. Magnus gevraagd : hoevelen van hen, voor wie thans geyverd wordt, zullen na honderd, twee honderd, drie honderd jaren blijken de plaats waardig. te zijn, die zij innemen, d. w. z. tot de vy'ftig of zestig verdienstelijke mannen van ons land te behooren, aan wien een plaats in ons na tionaal Pantheon werkelijk toekomt 'f En niet minder ter snede bracht hij in herinnering den regel voor de opname in de National Portrait Gallery te Londen gesteld : »dat er minstens tien jaren na den dood moesten verloopen zijn" eer er sprake van zulk een hul diging kon wezen. Wat rationeeler dan een dergelijke bepaling ? Zeer zou bétons verwonderen, als de Regee ring den wenk van Magnus en het voorbeeld van de Londensche Portrait- Gallery niet volgde, en een eind maakte aan de aanbieding van zulke gaven. Immers wat is de toestand 'i Eenige vrienden van een overleden of nog levend niet geheel onverdienstelijk man, vormen een commissie, zamelen gelden in, laten een borst beeld vervaardigen, en stellen dan de Rsgeering of de directie van het Rijksmuseum voor de keus Of dat geschenk aan te nemen, of de schenkers voor het hoofd te stooten. M. a. w. de Regeering wordt gedwongen zulk een buste te aanvaarden, wil zij niet eenige personen van naam teleurstellen en beleedigen. Blijft dit zoo voortgaan, dan is het aanwijzen van huldigenswaarde personen in Nederland overgelaten aan zekere kringetjes, die zich in het bezit van eenige relaties mogen verheugen en over wat geld kunnen beschikken. Hier tegen op te komen, strekt o. i. Magnus tot eer. lilllllllÏMIIIIIlnlIlltlllllllllllllllllllllllMIHIMIIIIIUIIIIIIIIIIIIItlllllllHIIM Nopaals: HMa". II (SlotJ. In mijn vorig opstel wees ik er op dat mevrouw Goekoop de Jong van Beek en Donk aan de overtuigingskracht vau haar betoog af breuk heeft gedaan door overdrijving. Als sterk sprekend voorbeeld van die overdrijving haalde ik aan dat op n uitzondering na en welk een onbeduidend en weinig sympathiek type werd daarvoor nog wel gekozen, alle mannen figuren in het boek van mevrouw Goekoop misselijke individuen zijn. Dit is feitelijk geheel in strijd met het Evangelie der emancipatie, in dezen roman als hoogste ideaal, iu de plaats van ieder andere Openbaring, gesteld, en met de belijdenis van dat Evangelie door den auteur afgelegd in de meeslepend scboone en meeslepend schoon gesproken rede, waarmede zij de Natio nale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid op dien zonnigen Zaterdag van Juli '98 geopend heeft. «-Niet den man verdringen willen wij," heette het daar ongeveer, awij weten zeer goed dat de vrouw niet buiten den man kan, evenmin ali de man buiten de vro w; wij willen alleen niet langer bij den man achterstaan; wij willen hem op zijde streven." En dit vooropstellende, mevrouw Goekoop ook in uwen roman hangt Gij ons eeu tafe reel op van de samenleving, waarin, met uitzon dering uisschien van Uw als jeune premier dienstdoenden lamlendeling. Maarten, alleen mannen voorkomen die haast te slecht zijn voor het touw waarmede zij verdienden ezemplair aan den lij M te worden gecorrigeerd. Is dat niet een sterk sprekend staaltje van hoogst onbillijke eenzijdigheid, van niets bewij zende, ja elk bewijs ontzenuwende, overdrijving? Ik meende bij het aanhalen van dit voorbeeld oorspronkelijk te zijn geweest. Men vestigt er echter en zulks terecht mijne aandacht op, dat reeds anderen, waaronder Pater Familias in zijn merkwaardigen Open Brief" daarop heb ben gewezen. Dat reeds anderen hadden aan gevoerd wat ook mij getroffen heeft, zal echter aan de bewijskracht van het argument wel geen afbreuk doen. Mijn betoog integendeel van dien wordt er veeleer door versterkt. Nog voor een ander staaltje dier overdrijving kom ik thans de aandacht vragen. Het geldt slechts een détail, maar juist uit kleinigheden leert men karakters kennen... in casu het karakter van den roman //Hilda". Gelukkig voor mijn betoog, komt de schade der overdrijving ditmaal niet ten laste der sterkere kunne. Ik heb het oog op een tooneeltje uit het begin van het boek, afgespeeld op de slaapkamer der nichtjes »Eus en Cor", waar ik, indieu ik zoo als Hilda er niets te maken had gehad, op dien laten lentemorgen, vol zonneschijn, bij nuchtere maag miin neus maar liever buiten had gehouden. Het is 's morgens half tien. Met ontbijten schijnt er geen haast te zijn. Corry ligt half gekleed" op een sofa te lezen uit een roman van Albert Coppet, een romancier, in wiens werken, zooals uit een gesprek blijkt, veel pikants" voorkomt, waar »Cor" zegt veel van te houden", en welke »van die prikkelineen" veroorzaakt, waar de een-en-twintig-jarige Hilda met heel veel wijsheid over meepraat. De arme Corry dit tot geruststelling der protectionisten moest zich destijds wel met de pikante saus van den Franschman behelpen, want mevrouw Goekoop's fabrikaat was toen nog niet in den handel. .. evenmin als de otticieele versla gen der Congressen van het uVromcenparlement?' //Eus" leest geen pikante rommannetjes. Neen waarlijk, die is uit zich zelve reeds pikant genoeg. Zien we hoe Hilda haar ? geen kamerkrauke maar een meisje dat volop meedoet in bet ??uitgaan"?op dien zonnigen morgen 's ochtends om half tien aantreft; Eugeiiie lag nog te bed. Het bjceko gezichtje met de paarsige vermotide oogleden halt' gesloten, lag dirp in de kussens gezonken, mager handje hing slap en bleek neer als van een dooie, nog witter schijnend in de borduursels vau baar nachtldeed. Ken leeg eharn|)agneglH^stond voor haar bed. Zij deed dat tegenwoordig heel dikwijls: zoo'n slokje champagne 's morgens wekte baar z 10 op " ch kom mevrouw Goekoop U weet wel beter! Hoe onsympathiek U ons het gezin der van Starreus ook hebt willen schilderen, het was toch een geregeld huishouden, en neemt U aan dat het daar kan voorkomen dat 's morgens om half tien twee volop uitgaande meisjes gewoon ziju vóór haar ontbijt //half gekleed" vuile romannetjes te lezen of in bed champagne te drinken ? Neemt U heusch aan mevrouw dat dit gebeurt, of zoo U wellicht n geval mocht bekend wezen waarin dat mogelijk is voorgekomen.... in trouwe .... ontleent U daaraan het recht te generaliseeren en uw opgetogen femiuistjes te doen ginnegappen over de verdorvenheid der Haagsche liigh life? Is die overdrijving eerlijk, mevrouw Goekoop de Jong van Beek en Donk, en schrijft die niet het woord: Logen op het titelblad van uwen roman der emancipatie ? Deze staaltjes echter, zij wijzen slechts op overdrijving in de leeketiiitg, op eenzijdigheid in de voorstelling van feilen. Veel gevaarlijker worden die gebreken waar het conclusiën geldt, aan die ouware voorstellingen ontleend; en ook op dit stuk zondigt mevrouw Goedkoop's roman vele malen. lIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIlnlIllllllllllllllmtl 40 cents per regel. IflIllllimlmilMMIHIMIIIIMI ....... MIIIHIIIIHIMIIMHIllllllllllllll TRADE MARK. MARTELUS COGNAC, Dit beroemde merk is verkrijg baar bij alle soliede Wijnhandelaars en bij de representanten KOOPMANS «fc BKUOUEK, te Amsterdam. Prijzen vanaf ?2.50 per Ftei Hooftt-Depöt VAN Dr. JAEGER'S ORIG. K. F. DEUSCIILE-BENGER, Amsterdam, Kalverstr. 157. Eenig specialiteit in deze artikelen in geheel Nederl.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl