Historisch Archief 1877-1940
8
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.
De Psenio-NaiiflleoiL
(Lustige Blatter.)
PAUL BB CASSAGNAC (tot de Fransche Republiek): Mag ik het genoegen
hebben u Napoleon IV voor te stellen ?
DE FBANSCHE REPUBLIEK : O, neen.! dank u feestelijk. Napoleon III
zit my nog Teel te dwars in de maag.
Het draaiorgel.
(Caran d'Ache in den Figaro.)
DB FRANSCHE REPUBLIEK : Zal die ellendige muziek dan nooit ophouden ?
Mr. DUPUY : Jawel, maar dan moet de doos terug naar de fabrikant te
Neurenberg.
De aanslag in liet Oosten op den Mtsclieii Keizer.
(Vlk.)
Wat er uit een Anarchist al groeien kan.
Voorzichtigheid is de tante der Diplomatie,
betere stemming te New-York en te Londen
zon in verband staan met de vorderingen in
de aanhangige consolidatie-plannen en de aan
gekondigde spoedige voltooiing van de
kanaalen havenwerken te Port-Arthur. De defini
tieve berichten zullen, daar de heer De Goeye
wellicht nog deze week terug komt, spoedig
volgen.
De algemeene toestand der spoorwegmarkt
blijft zeer bevredigend. De ontvangsttotalen
wijzen nog steeds vermeerdering vooral van de
netto's aan. Dit schijnt het gelukkig gevolg
te wezen van de meerdere samenwerking of
wel van minder nadeelige tarieven.
J. M. B. Er is een abuis in de berekening.
Ge zult » moeten contenteeren met n 3 pCts.
Louisville en n Utah North. Deze zijn iets
gerezen sedert de vorige week; verkoop van
een stuk zou dus geen bezwaar zyn.
Wed. J. L. B. Ik zou verkoopen om de
winst te incasseeren. De aankoop van een paar
hyp. obiig. van de door u genoemde soort.
kan voor speculatieve belegging wel dienen
Wed. K. te L. Uw brief ontvangen. Ik zal
naar Arnhem schreven.
Mevr. G. P. Voor nadere inlichtingen heb
ik uitvoerige mededeelingen en een juist
adres noodig.
Ph. P. te W. I. Geen papier eerste klasse,
daarom behoort ge slechts een klein gedeelte
van uw vermogen daarin te beleggen.
II. Niet ongeschikt voor belegging van een
matig bedrag.
III. Nog niet bekend. Gewoonlijk verschijnt
in Mei het jaarverslag.
Mej. A. te A. Nog houden, ze zijn niet
onbeduidend gestegen. Wil later nog eens
vragen.
P. R. I. Voor de gewone en pref. aand.
zoudt u kunnen koopen 3 pCts. Louisville en
5 pCt. Uiah Northern gec. Ie hyp. De andere
stukken houden.
II. Nog niet met zekarheid bekend.
J. H. te R. Nog houden. U hebt al een
aardig winstje.
J. W. B. DB balans, de winstrekening en
het jaarverslag zal ik gaarne inwachten.
* *
*
Brieven, verslagen, circulaires en prospec
tussen voor deze rubriek te zenden aan
D. STIGTEB.
Amst., Alexanderkade 4, 16,17 Feb. '99.
iiiuiiiHiiiiiiiimiimiitiMimiiiiHiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiu
BOEKAANKONDIGING.
De Lapekoer fen Gabe Skroar. Noch ris
yn 't Ijocht joun fen dr. F. BUITENRUST
HETTEMA. Dit kear printe in 'joun by
W. A. Eisma Cz., Ljouwert. 1809.
Dit boekje is een herdruk van de eerste
Lapekoer, zooals die door de broeders
Halbertsma in 1822 uitgegeven en aan magen en
vrienden ten geschenke gegeven was, in het
zelfde 12°formaat en met dezelfde spelling,
nu door dr. Hettema cadeau gedaan aan de
Friezen.
Deze present-uitgave heeft ten doel de
Friezen aan te sporen meer gebruik en werk
te maken van hun schoone moedertaal. Dr.
Hettema zegt toch in een kort woord vooraf:
»Wij hoopje dat jyme dit noch'ris oanfitere
mei om jyme rnemmesprake to lézen, in to
underhalden." 't Schy'nt dus, dat de belang
stelling voor het Friesch, die buiten Friesland
is toegenomen, in de provincie zelve
eenigszins verflauwt. Waaraan dat toe te schrijven?
Misschien voor een deel aan den inhoud der
in den laatsten tijd in de Friesche taal ver
schenen geschriften, maar zeker ook aan de
spelling, die dikwijls zoo ver van de spreek
taal afwijkt en waarmee dan de menschen niet
overweg kunnen. Voor velen is die meer
wetenschappelijke spelling ook een bezwaar
tot recht verstand van de Lapekoer in de 3 a
uitgaaf en van dit en de andere werken door
Halbertsma's bijeenverzameld in Jiimen in
Teltfjes. Om nu aan dat bezwaar tegemoet
te komen, vereerde Dr. Hettema aan het
Friesche volk bovengenoemd geschrift, waar
van »de boekstaveriug is so as min noch
praten heart."
Moge menigeen van de gelegenheid om zich
bovenstaand boekske aan te schaffen
profiteeren, opdat deze nieuwe (gratis) uitgave
van de oorspronkelijke Lapekoer aan het doel
beantwoorde.
NIEUWE UITGAVEN.
Spanje. Reisverhaal door J O/EP ISRAELS.
's Gravenbage, Mart. Nijhoff.
Leerplicht en Sclwoldwang. De katholieken
en liet on1werp-l>wge>>iu,*, door Mr. S. J. VISSER.
's Gravenhage, Mart. Nijhoff.
Pro Rancto. Studiën en Reden, door F.
FKKNSTRA J n. Haarlem, H. D. Tjeenk Willink.
De Vragen run den dag. Naar zijn ervaring
beliandeld'door Dr. A. LUYIKN, 2e vermeerderde
en verbeterde uitgaaf. Amsterdam Uitgeversm.
Elsevier.
Gij zult Uct kwaad niet wederxlaan, door
S. C. KUI.STUA. J. Laverman, Drachten.
Van de compleete werken van mevrouw A.
L. G. liosnooM TOVSSAIXT zijn thans by den
uitgever . Bolle te Rotterdam deel 2 en 3
verschenen. Deel 2 is het tweede deel van
«De Delftsche Wonderdocter" met fraaie illu
straties van Wm. STEKUXK. In het derde deel
komen voor: »Kene Kroon voor Karel den
Stouten", »De Hertog van Alha in Nederland'',
»De Hertog van Alba in Spanje", >IIet Kunstuur
van Kardinaal Ximenès" en »Alkmaars Beleg".
Dit deel is verdienstelijk geïllustreerd door
AVsi. II. VAX J'KW NAT.
Inhoud van Tijdschriften.
Kigen Jlaurd No. 7: Kijkjes in de Huizen,
door Virginie Lopeling (Slot.) Langen Sari,
met afbeeldingen. In Huizen (bij de plaat).
Huizensche typen, naar een teekening van
Franz Althaus. In sprookjestoon, door Marie
van Scaldem. lleiiri Poolman, door Mr. J.
j Kalft', met portret en afbeeldingen. Ken
! llrandweervCTordening met hiv dernissen, door
j Dr. C. te Lintum, I. Verscheidenheid.
! Feuilleton.
atmiinnniiniiii
ETSJES
Het Tertade hoedje.
glanzend zwart haar tot op zyn borstelige
wenkbrauwen, waaronder de groote, donkere
oogen rustig loerden.
Mazzel en brooge, zei ik, omdat hy niets
beweerde.
Dank je, zei ie. Maar 'k heb er niks
an. Ik heb vaste klantjes en die komen nog
niet eens. Geef me liever een sigaar, jy rookt
niet slecht.
Ik gaf een sigaar. Moos liet de el, die hij
in de rechterhand droeg met behendigen zwaai
hanteeren tot onder zijn linkerarm, bij het pak
bukskin, stak zijn sigaar op aan myn sigaar,
blies rook uit, onverschillig, alsof het merk hem
niet meeviel, zweeg weer.
Jij wandelt tegenwoordig maar, zei ik,
vastbesloten om myn sigaar niet voor niemendal
te hebben gegeven (menschelijk egoïsme) jij
schijnt een kootsen 1) te zijn geworden.
Moos keek verontwaardigd over zooyeel
spotternij.
'n Kootsen! ... Hoe kan een man een
köotsen wezen, die een stuk of vier kinderen
heeft ?
Waarom niet ?
Ik zeg: een stuk of vier, als ik dat zeg,
mot je al begrijpen, dat ik een gattes 2) ben.
Zeg je van 'n man: hij heit vier zoons entwee
dochters, dan is ie een kootsen, maar zeg je:
hij heit 'n stuk of zes kinderen, dan is ie een
gattes. Zoo gauw as je de kinderen by het
stuk gaat tellen, is de vader een gattes.
Kom, kom, jij hebt tegenwoordig nog wel
magazijn ...
Me winkel ? 'k zal het alle minuut ver
dienen wat er in kan! Maar 'k heb er een
hekel an, 'k sta niet graag in m'n winkel, 'k
heb er n keer iets iu verkocht en een cent
een makke as 'k het weer doel m'n Hesje
bedient de klanten in het magazijn, ik bedien
ze an huis, ieder zijn reijon.
De stemming verbeterde merkbaar. Met meer
welgevallen blies Moos nicotine-walmpj es weg.
Nee? Hè'k ja dat stukkie niet verteld
van m'n eerste verkoop in mijn winkel ?
Nooit!
Nou, je weet, vroeger woonde ik op kamers,
gemeubeleerd, op een tweede verdieping in
een hofje. Maar ik kreeg zooteel bezoek van
sehlemielim, die nog minder hadden dan ik,
dat de ruimte te klein was. Die kwam om een
kop soep, die kwam een stuk galle leenen, een
ander had 'n stukkie kleeren noodig. Nou, ik
gaf. 'k Heb altijd een la vol met opgekochte
lommerdbriofi is. Geef ik een schlemiel een
broekie, nou een papiertje voor 'n broekie, mot
hij zien hoe ie an centen komt om het te los
sen. Komt dan de vrouw van wie het briefie
is, geef ik z'een ander briefie voor een broek,
is zij tevreden, 't kan toch een betere wezen,
weet ik veel en 'n schlemiel is óók gehol
pen. Nou, zooals gezeid, Hes, zeg ik tegen m'n
vrouw, God laat z' gezond, we zelle de zaak
uitbreiden, 'k Huur het onderwoninkie naast
de poort, 'k hang d'r wat jassen op en leg
wat schoure 3) voor het glas.
Atin, nou vertel ik je verder. Op een
goeien dag, 't was eigenlijk een kwaje, koop ik
'n rommeltje van een temeije 4). Je kan met
recht zeggen, dat 'r an oneerlijk verdiende
schoure geen mazzel zit. Hoe 'k gesappeld heb
om dat zoodje weer kwijt te worden, 't ging
niet. Daar wa% n dameshoedje bij God
weet wat ze d'r voor betaald heeft -- dat ging
elk jaar met goomets battelen 5) weer met de
rommel mee. 'k Kon het niet kwijt, 'k had het
zuur an dat hoedje.
Nou, Hes is op 'n dag niet lekker, ze mot
rust houwen. Mooslief, zeit ze, kom een beetje
gauw uit KJoel terug, 'k heb een werkvrouw
motte neeme en toevallig heb 'k de naaister
ook, kan jij op de winkel passen, hoef ik die
goijes niet te vertrouwe as 'r volk komt.
Ik kom dadelijk thuis en 'k heb me
voeten nog niet in de kamer, komt er een
juffie binnen. Zoo waar zal me God helpen,
ze vraagt na een hoedje, dat op de toonbank
leit. Wat kost, dat hoedje, zeit ze.
Hes, roep ik, was kost dat biefje? Me
zorg, roept ze terug, verkaaf maar! Verkaaf
die metseiwe 6), 'k ben blij, dat ik 't
pooier 7) ben.
Noe, wa< mos f s tajten, vraag ik. Ver
kaaf maar, zeit zij weer. Een daalder, juf
frouw, zeg ik an 't juffie. Twaalf stuivers,
biedt zij. Z? gibt zwelf stieber roep ik
teugen lies. Alle weitak 8) er mit weg! zeit
Hes weerom.
Aniijn, 'k verkoop an 't juffie 't hoedje.
Nou weet je niet wat er gebeurd is ? ...
Ik bekende mijn onkunde.
Nou, 's avonds gaat de naaister weg, zeit
ze ken die hoed nergens vinden, heit 'm van
morrege op de toonbank geleid, om als dat er
geen garderobbe bij me is. Zeg ik, zoek maar
'k zal je hellepe. Frummel 'k de rommel
op de toonbank 'n beetje door mekaar....
Allemogenste god, leit het hoedje van de temeije
d'r nog .... heb 'k het hoedje van de naaister
verkocht !
'n Spektakel van de naaister en 'n spek
takel van Hes.. .. weet ik veel van hoedjes . ..
'n Pauze.
'k Zal 't alle dag verdienen wat me die
dag gekost heit. Mijn niet, 'k had geen cent
op zak, maar Hes heeft an de naaister twee
en vijftig stuiver motte betale, zoowaar as 'k
voor je sta, voor zoo'n frot hoedje! Nou jij!
'n Cent 'n makke as ik in mijn magazijn weer
wat verkoop!
D e n II a ag, Jan. J. E. v. i>. W.
1) kootsen rijk man.
2) gattes arm man.
.'{) schoure koopwaar.
4) temeije lichte vrouw.
5) goomets battelen ;=: schoonmaak voor het
Paascnfeest.
G) metseiwe grafzerk.
7) pooier kwijt.
b) weitak ~ leed.
llniilliiliiniiiiiiiiiiiiii
umiMimmiiiiiiMili
IIIIHlmlMHMIIIIIIIHIIIIIIIIIlHi
Zij: Stop den bengel toch dadelijk in de kuip.
Hij : Neen ! hij moet langzamerhand aan zindelijkheid wennen.
i 'k Voelde een tikje op mijn arm. Moos ston.'i
j voor me, een pak bukskin onder den linkerarm
' van zijn ex-dutl'elschen jas, die eens blauw was,
' maar ;.n een onbestemde kleur had gekregen.
j Een vet doppie was neergedrukt over zijn nog
l Het schandaal in de Gids.
j 'MijnJiecr de Redacteur '.
' Vergun mij een paar opmerkingen naar
aan; leiding van het ingezonden stukje van dr. van
' Deventer in uw nummer van 12 Febr. jl.
i liet is u misschien bekend, dat ik in de
l (,'iils van Nov. en Dec. '!« het werk en de
', denkbeelden van den heer Bui land heb
gekrii tiseerd. Ik gaf daar, naar ik meen, een ernstige,
i zakelijke en' overvloedig gedocumenteerde
kri! tiek. Ik concludeerde, dat het denken van
l P.ollanJ geheel stond onder de heerschappij
j zijner gemoedsaandoeningen, dat hij dus geen
philosoof was, en beter zon doen zyn talenten
te gebruiken voor de beoefening eener andere>
wetenschap, wier onderwerp zyn gemoed in
minder heftige beweging brengt. Dat was streng,
hard zelfs misschien, maar volgens my'ne mee
ning juist, en het liet het moreel knrakler van
den heer Holland volkomen onaangetast.
Deze wy'ze van doen heeft niet de
goedkenring van Dr. van Deventer. Hij vindt er zelfs
aanleiding in tot een niet zakelijken, niet
of slecht gedocumenteerden, maar grof per
soonlijken aanval op MIJN moreel karakter. Hy
scheldt mij om van geringer dingen te
zwijgen een sluipmoordenaar. Dat is zeker
min of meer belachelijk, maar tegelijk treurig.
Hoe het echter te verklaren ?
Is het kortzichtigheid of een zekere lust
om te schelden en anderen te bekladden ?
Ik vermoed het eerste, omdat hij in de noot
onder zijn stukje en in de bewering, welke
door die noot moet bewezen worden, toont
niet behoorlyk in samenhang te kunnen lezen.
Hij geeft daarin uit voor myn definitieve
meening, wat ik in den aanvang van mijn
tweede artikel vermeld als myn eersten
indruk, toen ik Bolland's stukken begon te
lezen (zie pag. 8). Ik gebruik enkele pagina's
om aan te toonen, dat die eerste indruk niet
geheel ongemotiveerd was en besteed de rest
van het artikel aan het betoog, dat die indruk
in weerwil hiervan toch volkomen onjuist is.
M. a. w., dat Bolland wel van tijd tot tijd in
woorden een aanhanger is van die wysgeerige
overtuiging, welke ik zoo gewichtig acht, maar
dat ze bij hem niet is een werkelijk inzicht,
een werkelijke overtuiging, omdat hij, heen en
weer gaande op de golven zijtier aandoeningen,
telkens ontrouw aan haar wordt en ieder
oogenblik dingen leert, die met haar volkomen in
stry'd zyn. Dit is n van deredenen, waarom
ik aan Bolland's werk wy'sgeerige
beteekenismeen te moeten ontzeggen. Dr. van Deventer
meent echter, dat men uit de bovengenoemde
gegevens de tegenovergestelde conclusie moet
trekken.
Dit nu ik wil het ronduit zeggen komt
my voor zeer kortzichtig te zyn; en met een
zóó kortzichtig man, die zich bovendien in
zijn kortzichtigheid tot zóó felle persoonlijk
heden laat vei leiden, schy'nt my iedere discussie
onmogelijk. Hoogachtend,
Amst., 16 Febr. '99. uw dw. dien.,
D. G. JELGERSMA.
Een boos-iicnt?
Mijnheer de Redacteur!
Overeenkomstig uw verzoek zal ik zooveel
ik kan naar kortheid streven.
Ik moet, totdat het tegendeel blijkt, natuurlijk
aannemen, dat dr. E. zelf gelooft aan de
juistheid zyner beweringen aangaande de
vennootschap »Sachs" en dan ziet hij daarin
niets anders dan eene doodgewone vennoot
schap.
Met zooveel woorden maakt hij er mij geen
verwyt van, dat ik mij aan zoo'n vennootschap
zou wijden,
luó onbillijk zijn wij (is hij) niet!"
Neen, maar hij is preiies onbillijk genoeg
om mij allén te verwijten iets waaraan ik
absoluut onschuldig ben, n.l. het uitvoerig
bericht dat door de groote bladen zou hebben
gewandeld, en de vennootschap »Sachs" als
»eenig in ons land" zou hebben geroemd.
Wie er eventueel door den bril van dr. E.
deze vennootschap mocht bekijken en het ns
mocht zijn met zijne sociale appreciatie er van,
zal toch moeten toegeven, dat zoolang dr. E.
die berichten niet aanwijst, en bovendien niet
aantoont dat »wij" er de schrijvers van waren,
zijn geheele opstel het karakter draagt van 'n
kwaadsprekerij, die eigenlyk geen weerlegging
verdient.
Maar ook zijne sociale appreciatie acht ik
onj'iist.
De hoegrootheid van 't winstpercentage aan
de werklui heeft voor de sociale waarde eener
productie-onderneming slechts een onderge
schikt belang ; het hoofdbelang ligt in het feit,
dat allen die in of voor de vennootschap
intellectueelen- of materieelen arbeid verrichten,
op den duur, gezamenlijk en ieder voor zijn
bepaald doel, eigenaars worden van het kapitaal
waarmee de vennootschap werkt, dat dit
kapitaal ook het gezamenlijk eigendom blijft
van allen die er werken in en voor de ven
nootschap, zoodat zij die niet of niet meer
werken, op den duur hun aandeelhouderschap
in de onderneming verliezen.
Het winstpercentage hier toegekend aan den
arbeid bedraagt 50 pCt., waarvan aan hen, die
materieelen arbeid verrichten kouit 15 pCt.
Waar de intellectueele arbeid, van wiens
toewijding juist in eene zaak als deze, zoo
goed als geheel het al of niet maken van
winst afhangt, en die juist daarom allén zijn
belooning vinden moest in een deel der ge
maakte winst, voor zijn belooning alle risico
loopt acht ik deze verhouding ook volkomen
billijk.
En welke onbiilijkheid ligt er in dat het
kapitaal, zonder hetwelk geene handels- of
productie onderneming te beginnen is nadat
aan de employés een vast en hoog loon is
uitbetaald, eveneens een vast loon krijgt van
5 pCt. en voor de risico een deel van de. winst 'i
Of iu dit winstdeel, aan 't kapitaal toege
kend, iets hooger of iets lager, of zelfs vél
lager had bebooren te zijn, is een kwestie van
meer of minder, geen quaestie van beginsel ;
dat inoet voor iedere zaak afzonderlijk worden
uitgemaakt.
Maar als dr. E. zich toch nog ongerust
mocht maken over het lot der employés in
deze onderneming, dan kan ik hem zeggen,
dat vroeger door de firma Sachs, en in 't
vervolg door de vennootschap »Sacbs", de
hoogste salarissen en loonen hier te lande
worden uitbetaald, en dat als gevolg van
de genomen maatregelen en van het verwacht
wordend winstcijfer, naar menschelyke bere
kening, bun winstdeel zal bedragen circa 15
ii 25 procent van het bereids genoten salaris
en reeds over n a twee jaar, verscheidene
employés zich een of' meer aandeelen a/1000
elk, in het kapitaal zullen verworven hebben.
Diegenen onder hen, die nu reeds genoeg
ontwikkeld zijn om de zaak te begrijpen, zijn
dan ook uiterst tevreden met de genomen
maatregelen, en arbeiden met nog meer lust,
ijver, toewijding en zuinigheid dan ooit te voren.
D.; voorbeelden die dr. E. mij voor oogen
stelt dragen een ander karakter.
Zij zijn immers gevormd door groepen werk
lieden, die zich vereenigd hebben in
arbeidersmaatschappen.
Deze arbeiders-maatschappen hebben hun
bedrijth-kapitaal geleend, de eene tegen eene
rente van (i pCt, de andere voor wat minder.
Als ik, zijnde eene naamlooze vennootschap
of arbeiders-maatschap, van iemand kapitaal