De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 19 februari pagina 8

19 februari 1899 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

8 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. De Psenio-NaiiflleoiL (Lustige Blatter.) PAUL BB CASSAGNAC (tot de Fransche Republiek): Mag ik het genoegen hebben u Napoleon IV voor te stellen ? DE FBANSCHE REPUBLIEK : O, neen.! dank u feestelijk. Napoleon III zit my nog Teel te dwars in de maag. Het draaiorgel. (Caran d'Ache in den Figaro.) DB FRANSCHE REPUBLIEK : Zal die ellendige muziek dan nooit ophouden ? Mr. DUPUY : Jawel, maar dan moet de doos terug naar de fabrikant te Neurenberg. De aanslag in liet Oosten op den Mtsclieii Keizer. (Vlk.) Wat er uit een Anarchist al groeien kan. Voorzichtigheid is de tante der Diplomatie, betere stemming te New-York en te Londen zon in verband staan met de vorderingen in de aanhangige consolidatie-plannen en de aan gekondigde spoedige voltooiing van de kanaalen havenwerken te Port-Arthur. De defini tieve berichten zullen, daar de heer De Goeye wellicht nog deze week terug komt, spoedig volgen. De algemeene toestand der spoorwegmarkt blijft zeer bevredigend. De ontvangsttotalen wijzen nog steeds vermeerdering vooral van de netto's aan. Dit schijnt het gelukkig gevolg te wezen van de meerdere samenwerking of wel van minder nadeelige tarieven. J. M. B. Er is een abuis in de berekening. Ge zult » moeten contenteeren met n 3 pCts. Louisville en n Utah North. Deze zijn iets gerezen sedert de vorige week; verkoop van een stuk zou dus geen bezwaar zyn. Wed. J. L. B. Ik zou verkoopen om de winst te incasseeren. De aankoop van een paar hyp. obiig. van de door u genoemde soort. kan voor speculatieve belegging wel dienen Wed. K. te L. Uw brief ontvangen. Ik zal naar Arnhem schreven. Mevr. G. P. Voor nadere inlichtingen heb ik uitvoerige mededeelingen en een juist adres noodig. Ph. P. te W. I. Geen papier eerste klasse, daarom behoort ge slechts een klein gedeelte van uw vermogen daarin te beleggen. II. Niet ongeschikt voor belegging van een matig bedrag. III. Nog niet bekend. Gewoonlijk verschijnt in Mei het jaarverslag. Mej. A. te A. Nog houden, ze zijn niet onbeduidend gestegen. Wil later nog eens vragen. P. R. I. Voor de gewone en pref. aand. zoudt u kunnen koopen 3 pCts. Louisville en 5 pCt. Uiah Northern gec. Ie hyp. De andere stukken houden. II. Nog niet met zekarheid bekend. J. H. te R. Nog houden. U hebt al een aardig winstje. J. W. B. DB balans, de winstrekening en het jaarverslag zal ik gaarne inwachten. * * * Brieven, verslagen, circulaires en prospec tussen voor deze rubriek te zenden aan D. STIGTEB. Amst., Alexanderkade 4, 16,17 Feb. '99. iiiuiiiHiiiiiiiimiimiitiMimiiiiHiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiu BOEKAANKONDIGING. De Lapekoer fen Gabe Skroar. Noch ris yn 't Ijocht joun fen dr. F. BUITENRUST HETTEMA. Dit kear printe in 'joun by W. A. Eisma Cz., Ljouwert. 1809. Dit boekje is een herdruk van de eerste Lapekoer, zooals die door de broeders Halbertsma in 1822 uitgegeven en aan magen en vrienden ten geschenke gegeven was, in het zelfde 12°formaat en met dezelfde spelling, nu door dr. Hettema cadeau gedaan aan de Friezen. Deze present-uitgave heeft ten doel de Friezen aan te sporen meer gebruik en werk te maken van hun schoone moedertaal. Dr. Hettema zegt toch in een kort woord vooraf: »Wij hoopje dat jyme dit noch'ris oanfitere mei om jyme rnemmesprake to lézen, in to underhalden." 't Schy'nt dus, dat de belang stelling voor het Friesch, die buiten Friesland is toegenomen, in de provincie zelve eenigszins verflauwt. Waaraan dat toe te schrijven? Misschien voor een deel aan den inhoud der in den laatsten tijd in de Friesche taal ver schenen geschriften, maar zeker ook aan de spelling, die dikwijls zoo ver van de spreek taal afwijkt en waarmee dan de menschen niet overweg kunnen. Voor velen is die meer wetenschappelijke spelling ook een bezwaar tot recht verstand van de Lapekoer in de 3 a uitgaaf en van dit en de andere werken door Halbertsma's bijeenverzameld in Jiimen in Teltfjes. Om nu aan dat bezwaar tegemoet te komen, vereerde Dr. Hettema aan het Friesche volk bovengenoemd geschrift, waar van »de boekstaveriug is so as min noch praten heart." Moge menigeen van de gelegenheid om zich bovenstaand boekske aan te schaffen profiteeren, opdat deze nieuwe (gratis) uitgave van de oorspronkelijke Lapekoer aan het doel beantwoorde. NIEUWE UITGAVEN. Spanje. Reisverhaal door J O/EP ISRAELS. 's Gravenbage, Mart. Nijhoff. Leerplicht en Sclwoldwang. De katholieken en liet on1werp-l>wge>>iu,*, door Mr. S. J. VISSER. 's Gravenhage, Mart. Nijhoff. Pro Rancto. Studiën en Reden, door F. FKKNSTRA J n. Haarlem, H. D. Tjeenk Willink. De Vragen run den dag. Naar zijn ervaring beliandeld'door Dr. A. LUYIKN, 2e vermeerderde en verbeterde uitgaaf. Amsterdam Uitgeversm. Elsevier. Gij zult Uct kwaad niet wederxlaan, door S. C. KUI.STUA. J. Laverman, Drachten. Van de compleete werken van mevrouw A. L. G. liosnooM TOVSSAIXT zijn thans by den uitgever . Bolle te Rotterdam deel 2 en 3 verschenen. Deel 2 is het tweede deel van «De Delftsche Wonderdocter" met fraaie illu straties van Wm. STEKUXK. In het derde deel komen voor: »Kene Kroon voor Karel den Stouten", »De Hertog van Alha in Nederland'', »De Hertog van Alba in Spanje", >IIet Kunstuur van Kardinaal Ximenès" en »Alkmaars Beleg". Dit deel is verdienstelijk geïllustreerd door AVsi. II. VAX J'KW NAT. Inhoud van Tijdschriften. Kigen Jlaurd No. 7: Kijkjes in de Huizen, door Virginie Lopeling (Slot.) Langen Sari, met afbeeldingen. In Huizen (bij de plaat). Huizensche typen, naar een teekening van Franz Althaus. In sprookjestoon, door Marie van Scaldem. lleiiri Poolman, door Mr. J. j Kalft', met portret en afbeeldingen. Ken ! llrandweervCTordening met hiv dernissen, door j Dr. C. te Lintum, I. Verscheidenheid. ! Feuilleton. atmiinnniiniiii ETSJES Het Tertade hoedje. glanzend zwart haar tot op zyn borstelige wenkbrauwen, waaronder de groote, donkere oogen rustig loerden. Mazzel en brooge, zei ik, omdat hy niets beweerde. Dank je, zei ie. Maar 'k heb er niks an. Ik heb vaste klantjes en die komen nog niet eens. Geef me liever een sigaar, jy rookt niet slecht. Ik gaf een sigaar. Moos liet de el, die hij in de rechterhand droeg met behendigen zwaai hanteeren tot onder zijn linkerarm, bij het pak bukskin, stak zijn sigaar op aan myn sigaar, blies rook uit, onverschillig, alsof het merk hem niet meeviel, zweeg weer. Jij wandelt tegenwoordig maar, zei ik, vastbesloten om myn sigaar niet voor niemendal te hebben gegeven (menschelijk egoïsme) jij schijnt een kootsen 1) te zijn geworden. Moos keek verontwaardigd over zooyeel spotternij. 'n Kootsen! ... Hoe kan een man een köotsen wezen, die een stuk of vier kinderen heeft ? Waarom niet ? Ik zeg: een stuk of vier, als ik dat zeg, mot je al begrijpen, dat ik een gattes 2) ben. Zeg je van 'n man: hij heit vier zoons entwee dochters, dan is ie een kootsen, maar zeg je: hij heit 'n stuk of zes kinderen, dan is ie een gattes. Zoo gauw as je de kinderen by het stuk gaat tellen, is de vader een gattes. Kom, kom, jij hebt tegenwoordig nog wel magazijn ... Me winkel ? 'k zal het alle minuut ver dienen wat er in kan! Maar 'k heb er een hekel an, 'k sta niet graag in m'n winkel, 'k heb er n keer iets iu verkocht en een cent een makke as 'k het weer doel m'n Hesje bedient de klanten in het magazijn, ik bedien ze an huis, ieder zijn reijon. De stemming verbeterde merkbaar. Met meer welgevallen blies Moos nicotine-walmpj es weg. Nee? Hè'k ja dat stukkie niet verteld van m'n eerste verkoop in mijn winkel ? Nooit! Nou, je weet, vroeger woonde ik op kamers, gemeubeleerd, op een tweede verdieping in een hofje. Maar ik kreeg zooteel bezoek van sehlemielim, die nog minder hadden dan ik, dat de ruimte te klein was. Die kwam om een kop soep, die kwam een stuk galle leenen, een ander had 'n stukkie kleeren noodig. Nou, ik gaf. 'k Heb altijd een la vol met opgekochte lommerdbriofi is. Geef ik een schlemiel een broekie, nou een papiertje voor 'n broekie, mot hij zien hoe ie an centen komt om het te los sen. Komt dan de vrouw van wie het briefie is, geef ik z'een ander briefie voor een broek, is zij tevreden, 't kan toch een betere wezen, weet ik veel en 'n schlemiel is óók gehol pen. Nou, zooals gezeid, Hes, zeg ik tegen m'n vrouw, God laat z' gezond, we zelle de zaak uitbreiden, 'k Huur het onderwoninkie naast de poort, 'k hang d'r wat jassen op en leg wat schoure 3) voor het glas. Atin, nou vertel ik je verder. Op een goeien dag, 't was eigenlijk een kwaje, koop ik 'n rommeltje van een temeije 4). Je kan met recht zeggen, dat 'r an oneerlijk verdiende schoure geen mazzel zit. Hoe 'k gesappeld heb om dat zoodje weer kwijt te worden, 't ging niet. Daar wa% n dameshoedje bij God weet wat ze d'r voor betaald heeft -- dat ging elk jaar met goomets battelen 5) weer met de rommel mee. 'k Kon het niet kwijt, 'k had het zuur an dat hoedje. Nou, Hes is op 'n dag niet lekker, ze mot rust houwen. Mooslief, zeit ze, kom een beetje gauw uit KJoel terug, 'k heb een werkvrouw motte neeme en toevallig heb 'k de naaister ook, kan jij op de winkel passen, hoef ik die goijes niet te vertrouwe as 'r volk komt. Ik kom dadelijk thuis en 'k heb me voeten nog niet in de kamer, komt er een juffie binnen. Zoo waar zal me God helpen, ze vraagt na een hoedje, dat op de toonbank leit. Wat kost, dat hoedje, zeit ze. Hes, roep ik, was kost dat biefje? Me zorg, roept ze terug, verkaaf maar! Verkaaf die metseiwe 6), 'k ben blij, dat ik 't pooier 7) ben. Noe, wa< mos f s tajten, vraag ik. Ver kaaf maar, zeit zij weer. Een daalder, juf frouw, zeg ik an 't juffie. Twaalf stuivers, biedt zij. Z? gibt zwelf stieber roep ik teugen lies. Alle weitak 8) er mit weg! zeit Hes weerom. Aniijn, 'k verkoop an 't juffie 't hoedje. Nou weet je niet wat er gebeurd is ? ... Ik bekende mijn onkunde. Nou, 's avonds gaat de naaister weg, zeit ze ken die hoed nergens vinden, heit 'm van morrege op de toonbank geleid, om als dat er geen garderobbe bij me is. Zeg ik, zoek maar 'k zal je hellepe. Frummel 'k de rommel op de toonbank 'n beetje door mekaar.... Allemogenste god, leit het hoedje van de temeije d'r nog .... heb 'k het hoedje van de naaister verkocht ! 'n Spektakel van de naaister en 'n spek takel van Hes.. .. weet ik veel van hoedjes . .. 'n Pauze. 'k Zal 't alle dag verdienen wat me die dag gekost heit. Mijn niet, 'k had geen cent op zak, maar Hes heeft an de naaister twee en vijftig stuiver motte betale, zoowaar as 'k voor je sta, voor zoo'n frot hoedje! Nou jij! 'n Cent 'n makke as ik in mijn magazijn weer wat verkoop! D e n II a ag, Jan. J. E. v. i>. W. 1) kootsen rijk man. 2) gattes arm man. .'{) schoure koopwaar. 4) temeije lichte vrouw. 5) goomets battelen ;=: schoonmaak voor het Paascnfeest. G) metseiwe grafzerk. 7) pooier kwijt. b) weitak ~ leed. llniilliiliiniiiiiiiiiiiiii umiMimmiiiiiiMili IIIIHlmlMHMIIIIIIIHIIIIIIIIIlHi Zij: Stop den bengel toch dadelijk in de kuip. Hij : Neen ! hij moet langzamerhand aan zindelijkheid wennen. i 'k Voelde een tikje op mijn arm. Moos ston.'i j voor me, een pak bukskin onder den linkerarm ' van zijn ex-dutl'elschen jas, die eens blauw was, ' maar ;.n een onbestemde kleur had gekregen. j Een vet doppie was neergedrukt over zijn nog l Het schandaal in de Gids. j 'MijnJiecr de Redacteur '. ' Vergun mij een paar opmerkingen naar aan; leiding van het ingezonden stukje van dr. van ' Deventer in uw nummer van 12 Febr. jl. i liet is u misschien bekend, dat ik in de l (,'iils van Nov. en Dec. '!« het werk en de ', denkbeelden van den heer Bui land heb gekrii tiseerd. Ik gaf daar, naar ik meen, een ernstige, i zakelijke en' overvloedig gedocumenteerde kri! tiek. Ik concludeerde, dat het denken van l P.ollanJ geheel stond onder de heerschappij j zijner gemoedsaandoeningen, dat hij dus geen philosoof was, en beter zon doen zyn talenten te gebruiken voor de beoefening eener andere> wetenschap, wier onderwerp zyn gemoed in minder heftige beweging brengt. Dat was streng, hard zelfs misschien, maar volgens my'ne mee ning juist, en het liet het moreel knrakler van den heer Holland volkomen onaangetast. Deze wy'ze van doen heeft niet de goedkenring van Dr. van Deventer. Hij vindt er zelfs aanleiding in tot een niet zakelijken, niet of slecht gedocumenteerden, maar grof per soonlijken aanval op MIJN moreel karakter. Hy scheldt mij om van geringer dingen te zwijgen een sluipmoordenaar. Dat is zeker min of meer belachelijk, maar tegelijk treurig. Hoe het echter te verklaren ? Is het kortzichtigheid of een zekere lust om te schelden en anderen te bekladden ? Ik vermoed het eerste, omdat hij in de noot onder zijn stukje en in de bewering, welke door die noot moet bewezen worden, toont niet behoorlyk in samenhang te kunnen lezen. Hij geeft daarin uit voor myn definitieve meening, wat ik in den aanvang van mijn tweede artikel vermeld als myn eersten indruk, toen ik Bolland's stukken begon te lezen (zie pag. 8). Ik gebruik enkele pagina's om aan te toonen, dat die eerste indruk niet geheel ongemotiveerd was en besteed de rest van het artikel aan het betoog, dat die indruk in weerwil hiervan toch volkomen onjuist is. M. a. w., dat Bolland wel van tijd tot tijd in woorden een aanhanger is van die wysgeerige overtuiging, welke ik zoo gewichtig acht, maar dat ze bij hem niet is een werkelijk inzicht, een werkelijke overtuiging, omdat hij, heen en weer gaande op de golven zijtier aandoeningen, telkens ontrouw aan haar wordt en ieder oogenblik dingen leert, die met haar volkomen in stry'd zyn. Dit is n van deredenen, waarom ik aan Bolland's werk wy'sgeerige beteekenismeen te moeten ontzeggen. Dr. van Deventer meent echter, dat men uit de bovengenoemde gegevens de tegenovergestelde conclusie moet trekken. Dit nu ik wil het ronduit zeggen komt my voor zeer kortzichtig te zyn; en met een zóó kortzichtig man, die zich bovendien in zijn kortzichtigheid tot zóó felle persoonlijk heden laat vei leiden, schy'nt my iedere discussie onmogelijk. Hoogachtend, Amst., 16 Febr. '99. uw dw. dien., D. G. JELGERSMA. Een boos-iicnt? Mijnheer de Redacteur! Overeenkomstig uw verzoek zal ik zooveel ik kan naar kortheid streven. Ik moet, totdat het tegendeel blijkt, natuurlijk aannemen, dat dr. E. zelf gelooft aan de juistheid zyner beweringen aangaande de vennootschap »Sachs" en dan ziet hij daarin niets anders dan eene doodgewone vennoot schap. Met zooveel woorden maakt hij er mij geen verwyt van, dat ik mij aan zoo'n vennootschap zou wijden, luó onbillijk zijn wij (is hij) niet!" Neen, maar hij is preiies onbillijk genoeg om mij allén te verwijten iets waaraan ik absoluut onschuldig ben, n.l. het uitvoerig bericht dat door de groote bladen zou hebben gewandeld, en de vennootschap »Sachs" als »eenig in ons land" zou hebben geroemd. Wie er eventueel door den bril van dr. E. deze vennootschap mocht bekijken en het ns mocht zijn met zijne sociale appreciatie er van, zal toch moeten toegeven, dat zoolang dr. E. die berichten niet aanwijst, en bovendien niet aantoont dat »wij" er de schrijvers van waren, zijn geheele opstel het karakter draagt van 'n kwaadsprekerij, die eigenlyk geen weerlegging verdient. Maar ook zijne sociale appreciatie acht ik onj'iist. De hoegrootheid van 't winstpercentage aan de werklui heeft voor de sociale waarde eener productie-onderneming slechts een onderge schikt belang ; het hoofdbelang ligt in het feit, dat allen die in of voor de vennootschap intellectueelen- of materieelen arbeid verrichten, op den duur, gezamenlijk en ieder voor zijn bepaald doel, eigenaars worden van het kapitaal waarmee de vennootschap werkt, dat dit kapitaal ook het gezamenlijk eigendom blijft van allen die er werken in en voor de ven nootschap, zoodat zij die niet of niet meer werken, op den duur hun aandeelhouderschap in de onderneming verliezen. Het winstpercentage hier toegekend aan den arbeid bedraagt 50 pCt., waarvan aan hen, die materieelen arbeid verrichten kouit 15 pCt. Waar de intellectueele arbeid, van wiens toewijding juist in eene zaak als deze, zoo goed als geheel het al of niet maken van winst afhangt, en die juist daarom allén zijn belooning vinden moest in een deel der ge maakte winst, voor zijn belooning alle risico loopt acht ik deze verhouding ook volkomen billijk. En welke onbiilijkheid ligt er in dat het kapitaal, zonder hetwelk geene handels- of productie onderneming te beginnen is nadat aan de employés een vast en hoog loon is uitbetaald, eveneens een vast loon krijgt van 5 pCt. en voor de risico een deel van de. winst 'i Of iu dit winstdeel, aan 't kapitaal toege kend, iets hooger of iets lager, of zelfs vél lager had bebooren te zijn, is een kwestie van meer of minder, geen quaestie van beginsel ; dat inoet voor iedere zaak afzonderlijk worden uitgemaakt. Maar als dr. E. zich toch nog ongerust mocht maken over het lot der employés in deze onderneming, dan kan ik hem zeggen, dat vroeger door de firma Sachs, en in 't vervolg door de vennootschap »Sacbs", de hoogste salarissen en loonen hier te lande worden uitbetaald, en dat als gevolg van de genomen maatregelen en van het verwacht wordend winstcijfer, naar menschelyke bere kening, bun winstdeel zal bedragen circa 15 ii 25 procent van het bereids genoten salaris en reeds over n a twee jaar, verscheidene employés zich een of' meer aandeelen a/1000 elk, in het kapitaal zullen verworven hebben. Diegenen onder hen, die nu reeds genoeg ontwikkeld zijn om de zaak te begrijpen, zijn dan ook uiterst tevreden met de genomen maatregelen, en arbeiden met nog meer lust, ijver, toewijding en zuinigheid dan ooit te voren. D.; voorbeelden die dr. E. mij voor oogen stelt dragen een ander karakter. Zij zijn immers gevormd door groepen werk lieden, die zich vereenigd hebben in arbeidersmaatschappen. Deze arbeiders-maatschappen hebben hun bedrijth-kapitaal geleend, de eene tegen eene rente van (i pCt, de andere voor wat minder. Als ik, zijnde eene naamlooze vennootschap of arbeiders-maatschap, van iemand kapitaal

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl