Historisch Archief 1877-1940
HOL HSO
DE AMSTERDAMMER WEEKBLADVOORNEDERLA N D.
9
Iaën tegen eene overeengekomen rente (en
?6 pCt. ia d wikt n»ij mooi genoeg) dan heb
ik toch, all ik behoorlijk op tijd myne rente
«a aflossing betaal, bet volste recht op alle
whu-t die ik door de wijze waarop ik met
hoofd en handen werkend, het kapitaal gebruik,
weet te behalen?!
? Na zegt dr. E dat by van Marken's druk
kerij vennootschap 50 pet. van de winst, bij
?de .Voorpost" 6& pet. en bij »Trio" 60 pet.
v»n de winst, aan de werklieden wordt uit
gekeerd, ,.. maar, m.iju hemel! wie krijgt dan
??de rest, de overige 50 pet., de overige 35 pet.
«H de overige 40 pet. van de winst die er in
deze arbeiders-maatschappij overschiet? I
Baad van beheer, commissarissen, opzichters?
?wie zijn dat ? !
De gehéle winst is toch hier door de werk
lieden, de leden der maatschap, met hoofd en
handen verdiend ? ! Als zij de rente en aflos
sing op tjjd betalen, dan is toch de geheele
winst Kun rechtmatig eigendom! Bovendien
moet zoo'n eerstbeginnende onderneming toch
altqd zoeken naar afzet,- debiet, klandizie.
Dit is bij' de vennootschap «Sachs''1 niet het
geval, daar is. de afzet, het debiet, de klan
dizie, aanwezig, reeds 17 jaren bestaat,
«n «teeds meer bloeiend de zaak.
Slaagt zoo'n eerstbeginnende onderneming
van werklieden niet, dan wordt iet lot van
-deze menschen niet verbeterd, maar integedeel
_ veel slechter, adres aan de »Voorpost"
" niettegenstaande ten haren aanzien, de eigenaars
van het ter leen verstrekt kapitaal, door zuivere
.gevoelens van menschlievendheid gedreven,
volkomen belangeloos en met bewonderens
waardige toewijding, zoowel intellectueelen als
moreeten steun hebben verleend en daarmee
nog steeds doorgaan.
Nu moet Dr. E. wél begrijpen dat ik met
mijne bovenstaande redeneering aangaande
:arbeidersmaatschappijen, allén heb bedoeld,
aan te toonen hoe gemakkelijk het is om een
blaam te werpen op hen, die met goede maat
schappelijke gevoelens bezield, metterdaad
streven naar verbetering.
Ik heb namelijk in zyne kritiek te vergeefs
gebracht Benige wenk of opmerking te vinden,
die" tot verbetering van mijn werk zou kunnen
dienen. ik vond niets den onverdienden
blaam.
Voorzeker zal het lang duren voordat iedere
werkgever zijne verplichtingen tegenover zijne
werklieden duidelijk inziet, maar ik ben
-er heilig van overtuigd, dat de weg, dien wij
hier hebben ingeslagen, voert, en ook nergens
«nders heen voeren kan, als naar verzoening
van kapitaal en arbeid, naar ontwikkeling
van den werkman, naar men&chwaardig
bestaan.
Mynheer de redacteur, ik dank u voor de
verleende plaatsruimte, ik geloof niet, dat ik
nog eens nader by u aankloppen zal, want
vrerkelyk ik kan myn. tijd beter gebruiken.
MR. A. SLOTEMAKEK.
Degerloch, 181, '99.
(Wuerttemberg.)
Den beeren Redacteuren van
De Amsterdammer, weekblad voor Nederland,
Amsterdam.
Waarde heeren, veroorlooft mij naar aan
leiding van een klein gedeelte van den inhoud
van uw blad in zijn laatste en voorlaatste
nummer (15 en 8 Jan. '99) een punt aan te
roeren, dat my niet geheel en al van belang
ontbloot schijnt.
Aanleiding is het in 2 stukken op telkens
het groene omslag dier afleveringen verschenen
feuilleton »Heel toevallig" : eenige zinsneden
uit dat verhaal waren mg opgevallen en, nader
toeziende, ontdekte ik toen, de vorige week
reeds, eene novelle van Boudewijn Groller,
»ganz zufaellig", voor mij te hebben, mij even
eens «Heel toevallig bekend" van eenen
regenaehtigen zomerdag omstreeks 1S03, ergens in
eene leeskamer, toen ik na de lectuur der
dagbladen genoten te hebben, nog eenige
afleveringen van een belletristisch tijdschrift
doorbladerde. Tusechen hoop en vreeze of
wel de nog ongenoemde Nederlandsche »auteur"
den eigenlijken schrijver zou vermelden, wachtte
ik nu, na die van 8, de uitgave van 15 Januari
af en, ziedaar, mijne vrees werd bewaarheid,
schoon niet volkomen gelukkig, daar tenminste
ook geen ander onderteekende, de schepper
van het litterair product werd.... doodge
zwegen. Hierom nu wend ik mij heden aan
u, de verantwoordelijke redactie, met de vraag:
«waarom ?"
Ik sta in dit geval minder op het standpunt
»eere wien eere toekomt", ik kan den heer
?Groller riiet, noch acht ik mij geroepen zijne
mindere of meerdere letterkundige verdiensten
jn net licht te stellen, dan wel laat ik mij
leiden door overwegingen, die zich vastknoopeti
aan het antwoord dat, zoo al niet u beiden,
' dan toch velen in den lande voor bovenstaande
vraag, vergis ik mij niet, zonden gereed hebben :
»wat kan dat den lui nu schelen, wie het
'inniiiiimimmnuinnniiiniiiiiiMiMiiuiniiiiiiitiiiiHiiiiiM
SNUIFJES,
Nog altijd zijn de Maandagochtend- en
avondbladen de belangrijkste,die gedurende
?de geheele week verschijnen: maar toch ze
zijn er niet op vooruitgegaan bij de vroegere
vergeleken. Het heeft soms zelfs den schijn
alsof de redacteuren met opzet de beste be
richten minder interessant maken zóó
weinig zorg wordt er aan besteed, 't Meest
treft mij de nonchalance juist bij die
mededeeling, welke mij voor de volgende dagen
der week in goede stemming pleegt te
brengen,ik bedoel hetberichtaangaande het kerk
bezoek der koninklijke familie. Zoo mocht
ik nu weer lezen,dat H. M. de
KoninginMoeder en Prinses Elisabeth van Waldeck
's morgens te kerk zijn geweest bij Ds.
Quandt. Natuurlijk deed het mij genoegen.
dat te mogen weten. Quandt is een goede
Hét laatste bezoek aan Toekoe Oemar.
AGUINALDO : »Ge hebt het zoolang tegen de «Kompanie" uitgehouden, maar het ioopt nu met u op't end. Voor ge nu heengaat, geef mij en mijn Filipinos nog eens een goeden raad."
«geschreven heeft ? ze kennen den vent [sic!]
toch niet...."
.... Er worden in ons land menigmaal
vertaald, soms zelfe, cl., onvertaald,
schrifturen van kleineren of grooteren om
vang (zelfs onder werken voor de jeugd, b.v.
«het boek der uitvindingen, ambachten en fa
brieken," 3 deelen IV formaat, van ongenoemden
oorsprong met eene voorrede van Dr. J. Bosscha j
gedrukt, op wier geestelijk vaderschap geen
Nederlandsche onderdaan of in Nedetland ge
vestigde buitenlander aanspraak kan maken,
zonder dat steeds, zij het van de ontvangsten.
eene uitkeering aan het rechtmatige adres
plaats vindt, zij het als verontschuldiging voor
dit verzuim de kennelijke bedoeling der uit
gevers (of vertalers) kan gelden niet van eigen
winst, doch van veredeling des volks door ver
spreiding der in druk aangeboden denkbeelden;
of dergelijke ondernemingen al dan niet
met een batig saldo sluiten, misschien zelfs
niet zelden nauwelijks de kosten dekken, ook
zonder uitkeeringen als genoemd, dit doet
natuurlijk hier niet ter zake. Laat men nog
de flnaucieele zijde der quaestie voor wat zij
is, de bijzondere verhoudingen in Nederland
houden wellicht eenigszins eene verklaring
in, zoo bijft de moreele : het escamoteeren
van den oorsprong der op de markt gebrachte
waar. Ilfervoor eene verklaring te vinden, zelfs
waar in het vaag omschrijvend begrip van
«drang der omstandigheden," lijkt ondoenlijk;
en er is geene verklaring, eene verontschul
diging nog minder! Men moet dan wel
konstateeren een bedenkelijk iets, dat in allerlei
schakeeringen loopen kan, van onverschilligheid
ter eener tot het verlangen naar tooi met
vreemde veeren ter anderen zijde toe.
Twee voorbeelden van uiteenloopenden aard
wil ik hier nog aanhalen:
In een Nederlandsen dagblad verschijnen al'
en toe natuurwetenschappelijke feuilletons van
de hand van eenen Nederlandschen docent op
dat gebied; eenmaal, 't was alweer »heel
toevallig", ik mag dus niet generaliseeren
viel mij op, dat deze zich daarbij bediende
van den inhoud van een populair
wetensctiappelijk reforeerend buitenlandsch tijdschrift,
zoodat een groot deel van het Nederlandsche
opstel niets anders dan een beknopt resum
van enkele fragmenten uit de laatst versche
nen aflevering van dat tijdschrift beteekende,
zonder, alweer, dat deze bron was genoemd.
Met het andere voorbeeld komen wij ook
op ander terrein :
Een door eenen Nederlandschen fabrikant
geleverd artikel herkende ik als niet diens
fabrikaat, doch afkomstig van eene bepaalde
buitenlandsche lirma ; eene opmerking desbe
treffend, jegens den kooper met het toonen van
het Nederlandsche naamplaatje op het voor
werp beantwoord. Toen echter dit verwijderd
was, kwam de door mij genoemde buiten
andsche naam inderdaad te voorschijn ; tegen
hanger, dit laatste, van het dwaze en nietszeg
gende »made in Londen for. .. .", dat zooge
naamde »heorenartikelen" ten onzent met een
soort nimbus schijnt te omgeven.
Waartoe nu, heeren redacteuren, en
daarmede kom ik ten slofte tot den cardo
quaestioiüs, waartoe dit litteraire en andere
geknoei V '? Heeft het iets »goeds", zij 't het
allergeringste, 't zij zoo, men knoeie voort
in vrede wie zich niet schaamt allhans!
Valt echter op geen enkel lichtpunt te wijzen,
dixn breke men met de 't woord moet er j
uit, traditie en 't zedeiyke peil van zelf- |
bewustzijn des volks zal nog hooger stijgen !
dan het reeds staat, door de wetenschap dat j
uit zijn midden ouk waar ijc.cn i'erijrijp u'onll
yfp/eeqd, miar yccne straffende litind w te
rreezeii., dat het groot is, ook hier, »in dat- l
«gene, waarin ook een klein volk groot kan zijn."
J. J. T.UJMN ClIAIiilT.
Arnhem, 22 Januari 1809.
Den heer J. F. N. te R.
Mijnheer.
Vergun mij, dat ik u even lastig val; niet j
voor mij zelven, o neen ! maar voor mijn jongste
neefje, die op 't oogenblik voor de hulpacte
studeert. Gij hebt dien armen jongen bijna
kippenvel doen krijgen door uw stukje in het
laatste nummer van »de groene", waarop ik
als zorgvolle oom, zijne aandacht vestigde; met
het oog op zijn examen, weet u !
Toen de goede jongen het gedeelte »over
breuken" gelezen had, zag hij zoo wit als een
tafellaken. K.)rt daarna sprong hij evenwel op,
ging naar zijne boekenkast, greep daaruit
«Terwey, Nederl. Spraakkunst" (elfde druk,
nagezien door M. Mieras de jongen moet
altijd de laatste drukken hebben; anders
brommen de leeraars zoo geweldig, zegt hij)
en riep triomfantelijk uit: »Maar, oom, ziet
u eens, hier (bladz. l IJ!),) staat:
Onregelmatig zwakke werkwoorden.
a. De werkwoorden: brengen, denken, dun
ken, zoeken en koopeu komen hierin overeen,
dat enz..
Diwfnui schijnt die Mijnkeer N. dus niets
te weten .. .."
«Maar, jongen,'' voegde ik hem van zelve
toe, ..wat durf jij al zeggen van iemand, die
in »de groene" schrijft ! Weet jij of die mijn
heer N. niet wellicht zelf is een of ander
advocaat of rechter ot professor of oud-majoor
met den rang van schoolopziener V"
»Dat kan mij niet schelen oom, als hij mij
maar geen examen moet afnemen. Ziet u eens
wat hier nog staat (in het stuk van den heer
N. namelijk); het (koopen) is een werkwoord
met een opgeschoven verleden tijd ; zou dat
ook in »Ter\vey" stean'? Neefje bladert eenige
iiiimiiMliimiumiimiiinnimmimiflit
bladzijden terug en roept dan lachend: «och,
och, die mijnheer «.iemand" is ook al den
kluts kwijt net zooals ik dacht. Op bladz.
104 onderaan staat:
Onregelmatige sterke werkwoorden.
a. kunnen, zullen, mogen, weten, moeten.
Deze vijf dragen den naam van werkwoorden
met een opgeschoven verleden tijd. Zij heetten
zoo," enz. |
<>Ik moet zeggen, dat het mij ook niet recht
duidelijk is, wat die mijnheer N. hier ge
schreven heeft, neefje, maar ik begin ook aj
oud te worden, ik weet die zaken niet meer
zoo uit elkaar te houden. Het is zeker iets
geheel nieuws, een nieuwe ontdekking. Ge
moest er eerst eens met je leeraar over spreken
en vooral niet meer zoa kleinachtend je uit
laten over de kunde van den heer N. en dieng
«iemand "."
»Dat wil ik wel doen oom, maar dan moet
u om inlichtingen vragen aan den heer J. A.
N. te R.."
Ziedaar, mijnheer, waarom ik in afwachting
mij durf roemen :
Uw. die.
MAS HOLLAND.
P. S. Het antwoord zie ik ook liefst in
J)e Amsterdammer te gemoet. Wil u aan mij
persoonlijk schrijven, uwen brief kunt u dan,
als nader adres, richten tot den boekhandelaar
M. van den Berge te Arnhem.
preêker, en ik mager mij dus van overtuigd
houden, dat (ie koningin moeder en hare
zuster, Elisabeth van Waldeck Pyrwiont,
zich niet te beklagen zullen hebben gehad.
Aangaande de godsdienstoefening van
H. AL de Koningin zelve word ik echter
in het geheel niet ingelicht. Allerlei
vragen, daaromtrent blijven onbeantwoord.
Heeft H. M. Zondag niet gekerkt, was II.
M. misschien ongesteld of' gaat, II. M'
liever niet naar Quandl, houdt II. M.
minder van een Uuitsche preek ieder
begrijpt dat ik, die reeds zo» meeleef met
de kerkelijke bewegingen van II. M.'s moeder
en tante, vooral van H. AI. zelve als kerk
gangster, me gaarne zoo getrouw mogelijk zie
op de hoogte gehouden. Maar er is meer.
Vroeger werd ons bij dit belangrijk bericht
tevens de tekst opgegeven waarover de
dominégepreekt had, en ik ben er zeker
van, dat niet alleen ik, maar duizenden in
den lande hun bijbeltje eens oven van de
plank haalden, om die woorden na te lezen,
en er het hunne bij te denken, en dat was
geen gering voordeel, want een tekst is
niet alleen het voornaamste van een preek,
maar dikwijls veel meer nog dan de leer
rede zelf'. Waarom wordt ons dat uu
onthouden? Gebrek aan ruimte in de
kolommen kan het niet zijn, een kwart
regeltje wordt er nauwelijks voor gevorderd.
Dit kan niet anders wezen dan een
schromelijke slordigheid en een blijk van
niet minder schromelijke onverschilligheid
bij de behandeling van 's lands hoogste
aangelegenheden, aan den dag gelegd door
het Haagsche correspondentie-bureau, dat
de natie te dien opzichte heeft in te lichten.
En verder: ik verneem in tien laatsten tijd
in het geheel niet meer of HM. MM. met
of zonder gevolg de godsdienstoefening
hebben bijgewoond. Geen woord daarover.
Vroeger werd het meermalen uitdrukkelijk
verzekerd, o. a. in de dagen van Wiüeni III,
dat de vorst ter kerke was geweest nicl
gevolg, maar juist omtrent dit zóó veel , ik
zou haast zeggen, a/fes'-beteekenend feit bij
een koninklijk bezoek aan den tempel,
worden wij in onzekerheid gelaten. liet
schijnt wel, dat het Ilaagsehe
eorrtspontiü-bureau niet eens meer de moeite neemt,
daarnaar eens ten paleize te inf'ormeeren.
Intusschen al kon onze persdienst
beter worden vervuld, ik ben nog dankbaar,
nu het niet erger is.
De hoofdzaak of' de koningin, of' haar
moeder of tante naar de kerk zijn geweest,
kom ik toch nog te weten; en bij al te
groote leemte kan ik deze wel aanvullen,
door bijzondere correspondentie met mijn
Haagsche vrienden. Ik durf /eggen, dat
mijn notitieboekje van de kerkelijke daden
der koninklijke familie, sedert tal vanjaren
bijgehouden, zoo goed als compleet is, ter
wijl ik toch bijna uitsluitend mijn ge
gevens uit de dagbladen heb verkregen.
Wat mij evenwel wel eens gehinderd heeft
is het stelselmatig verzwijgen van deze
voor ons, geregeerden, zoo leerrijke bijzon
derheden aangaande de overige autoriteiten.
"Waarom, zoo vroeg ik mij reeds dikwijls
af', waarom geven de Arnsterdamsche
couranten me nu nooit eens te lezen, waar
mijnheer en mevrouw Vening Aleinesz ter
kerk gaan, of Boellaart, de comman
dant der schutterij of' de rector-magnilieus
van de universiteit...
Niet dat ik op dit gebied reclame zou
willen. Het heeft mij genoeg geërgerd dat
Brornmeijer altoos zoo met IJöhringer te
koop heeft, geloopen, alsof' die de eenige
Luthersche doiuinéwas, naar wieu het de
moeite waard kon zijn een geheelen ochtend
te luisteren. Neen verre van dien ; maar
op die manier zou je ten minsteden menschen
weer aan het verstand kunnen brengen,
dat de kerk en de staatsdienst nog altijd
in nauw verband in 11 elkaar staan, zoodat
hoe hooger iemand als autoriteit is gezeteld,
er des te meer reden voor is, het den volke
te doen weten, dat, Iwc, waar en wanneer
hij kerkt. Want het is een treurige
dwaling van onzen tijd. te rneenen, dat de
godsdienst een sfeer is, waarin liet maat
schappelijk onderscheid der menschen ver
dwijnt, en het bijwonen van een godsdienst
oefening door een heel hooge geen stof
voor krantenberichten behoort te zijn.
Evenals ik, zullen vele Nederlanders, en
in het bijzonder de apothekers, zich verheugd
l hebben, nu een hunner door den senaat
j der Groningache hoogeschool honoris causa
tot doctor is benoemd. De heer Domela
Nieuwenhuis sprak als rector-magnificus
i daar eea hartig woordje bij: steeds, zoo
j zeide hij, »is het den senaat der Groninger
! universiteit een groot voorrecht, iemand
van wezenlijke wetenschappelijke
verdienj sten aldus openlijk te huldigen".
Natuur| lijk. Een senaat, zelf een verzameling1 van
i mannen van «wezenlijke wetenschappelijke
verdiensten" wie twijfelt er aan slaat
het hart blij, als hij eens een evenknie
komt te ontmoeten, waarop hij niet gere
kend had. Tot zoo ver ga ik geheel met
dien rector in heerlijkheid me;ê. Maar in
het vervolg van zijn toespraak komf, iets
voor, dat mij minder helder is. «Gij, zoo
sprak Z.II.Gel. gij hebt in het stille .Steen
wijk, verwijderd van centra van wetenschap
en verkeer, tijd en lust weten te vinden, u
te wijden aan wetenschappelijke onder
zoekingen, waarvan de resultaten ter kennis
zijn gekomen van meerdere hoogleeraren
aan meerderehoogescholen." Nu zouik wil
len vragen : wat kan men in het stille Steen
wijk anders doen dan studeereu ... waar zou
men er zijn tijd mee kunnen dooden, eeri
stedeke zelfs zonder een Sterrébosclt en een.
Harmonie! Had de Ilector niet moeten
zeggen : Ik bewonder u, mijnheer
Wisselingh, de resultaten door u verkregen zijn
groolsch, gemeten aan onze wetenschappe
lijkheid zijn uwe yerdiensten inderdaad
wezenlijk maar gij zult moeten erkennen,
gij woondet dan ook in een gat als Steen
wijk, dat h ad t gij op ons hier te Groningen
voor; in dit centrum van verkeer zou het
u heel wat moeielijker hebben gevallen tijd
voor u\ve onderzoekingen te vinden en'
dit zal u wel in het oog dienen te houden,
als wij, uwe promotors, niet n voor n
tot doctor honoris causa zouden kunnen
worden gepromoveerd!
En, ware ik de onderstelling alleen
reeds getuigt misschien van te groote inge
nomenheid met mijn eigen verdienste
professor AFoll geweest, ik zou den heer
Wisseliugh zeker hebben toegevoegd : maar
wat mij het allermeest verbaast, is, dat u
het tot zulk een hoogte in de'plant- en
dierkunde heeft gebracht, zonder de be
oefening der klassieke talen, het Latijn en
Grieksch. »Gij hebt steeds uw meesterschap
geloond in het stellen eener vraag" zeiMoll,1
zonder er op te laten volgen: ea dat of
schoon ge Plato niet in het oorspronkelijke;
hebt gelezen en aangaande. Socrates nog
door een gymnasiast zoudt kunnen worden
onderricht.
Ik hoop dat Borgesius dit maar niet zal
lezen. Gevaarlijk, is en blijft hij voor het
Grieksch.