Historisch Archief 1877-1940
N», mi
DE AMSTERDAMMER WEEKBLADVOORNEDERLANa
tiw d»n menschen, dat ia van de ondergaande
groot-bourgeeisie en boe zyn moraal of liever
jsjja onaedeüijkkeid baar fouten vergoelijkt en
valscheljjk verdedigt. De hulpeloosheid van zyn
«ojet ten tegenover onbekende machten is de
hare tegenover de heerschappij der blinde
productiewijze by een krankzinnige yerdeeling
-én van den arbeid n van het kapitaal over
den Mensch. Maar toch denkt ze hierin
eenzydig. Want Maeterlinks schepselen spreken
niet alleen een vrees uit voor de vage machc
van het noodlot in Aet algemeen als weerkaatsing
van die der huidige samenleving voor de
bitondere kenbare vorai van fatum, welke god
Mammon personifieert, maar ze uiten ook
«en angst voor de onbekende macht, welke
misschien bestaat en die men God noemt,
de onzekerheid van hen, die 'gevoelen",
maar meer niet, dat een mystieke wii op al
hun handelen inwerkt, zonder dat ze begrypen
boe. De religieuse inhoud van Maeterlinks
werk is niet alleen de reflex der economische
toestanden, waat het weeën vaa den gods
dienst zon allén daardoor bepaald kunnen
worden als de godsdienst een zuiver
menscheJyk ding was, louter eigen fabrikaat, zooals
Marx geloofde. Maar dat aan te nemen, is
by den tegenwoordigen staat van de weten
schap, bij het verhelderde begrip, wat men nu
van den godsdienst heeft, verouderd,
bourgeoisliberaal. En desociaal-demokraat par excellence
stond hiermee nog im Banne der burgerlijke
wereldbeschouwing. Want hy week van de
burger-vrij denkers af door zyn besef, dat het
karakter van de godsdienst óók door de
produktiewyze bepaald wordt, docb atheïst als vele
van hen vergat hij maar eventjes, dat de geweldige
Cultur-Anfgabe van het Socialisme is in plaats
van de oude godsdiensten een nieuwe aan de
Menschheid te .brengen. Dat heeft de
SaintSirnon vóór hem al gewild, maar de
sociaalreligieuse hervormer na Marx, die dat zal
kunnen, moet nog komen.
»**
Vragen van den Dag.
A. M. J. Mou-tault over Het onderzoek en
-de waarborg van goud en zilver en de toestand
?der goud- en zilver4ndustrie". Chr. A. E.
Jfell schreef over De verschillende grondslagen
der wetenschappelyke weervoorspelling". Dr. J.
W. Jenny Wey erman vertelde in: De beteekenis
der bacteriën in de natuur en inde ny'verheid",
ditmaal hoe diezelfde schepseltjes, waarvan
bepaalde soorten zoo boosaardig zy'n ook veel
goeds doen. Prof, dr. J. te Winkel laat o. m.
zien in Taalschakeering als gevolg van
taaioverneming" hoe lastig het soms valt om uit
de taal van een volk zijn ras te kennen, want
?de Mongoobche .Bulgaren b. v. namen als de
hunne een Slavisch idioom aan. Dichters, die
hekseneprookjes of zoowat willen maken, vin
den in: Ue plant in de tooverwereld" door
prof. Is. Teirlinck heel wat mystieke stof. In
Bibliografie, wordt Charbonnels Levensdrang
behandeld. Volgt Overzicht di r Wereldgeschie
denis door L. D. J. Reeser en van prof. dr.
J. Eiizema Bos otder Nederlandsche planten"
ditmaal: de Tuinboon met een artistiek
beJjjnde afbeelding. Van A. de Priester De
tegenwoordige toestand van Paraguay", een
jong" l»nd, waar nog fortuin valt te maken.
Het heeft ongelukkig 13 senatoren, maar ge
lukkig niet meer dan 26 deputados. Des te
beter! Dan nog artikeltjes over: de invloed
der maan op de bewolking en van de hostchen
«p het grondwater, over zuurctofverkwisting
«n zoo meer.
J. K. BBNSBUBG.
NIEUWE UITGAVEN.
Het leven van Dreyfus op litt Dwitels-eiland,
?door JBAN HESS, redacteur aan den Figaro.
Het 50 afbeeldingen. Amsterdam, K. J. Boon.
De Practische Kookkunst, door de dames
ANKERSMIT, leeraressen in de kookkunst te
7s Ilage, met afbeeldingen. Amsterdam, J. K.
-Boon.
Inhoud van Tijdschriften.
De Meritor. Een ernstig gevaar van het
«thitch beginsel der Levensverzekering door
?Oli Pinxit; Agentenlypen door Marinus; Be
oordeeling der Levensverzekeringbank »Patria"
?en de Eerste Rotterdamsche Maatschappij van
Verzekering op het Leven, tegen Ongelukken
«n Invaliditeit door mr. dr. H. S. Veldman;
Balans en Winst- en Verliesrekenii g der
Maatschappij van Levensverzekering gevestigd
1e Rotterdam. Antwoord van de Directie der
Levensverzekeringbank «Amsterdam"; Ingezon
den : De voedingsmiddelen door A, Winkler Prins;
Steun van staatswege en een nieuwe Maat
schappij op onvasten bodem dóór D Beerends;
Beantwoording van onze vragen in zake ver
plichte pensioenverzekering in geval van inva
liditeit en ongelukken door de heeren mr.
d'Aulnis de Bourouill, J C. van Marken, W. J.
B'ydenstein, J. W. Verloop, Ingenieur, J. van
-Alphen en C. C. A. Last, A<Jj. -Inspecteur van
den Arbeid; De Zaken- of Schadeverzekering
van juridisch standpunt door mr. W. H. M.
Werker; Sociale Rechtvaardigheid; Ingezonden:
Armenzorg en het voorstel van prof. Treub
aan de regeering door H. v. d. 6. Protest
tegen onridderlijke concurrentie door J. M. v. H.
Jügen Haard, No. 8: De Gouden Zuil, door
E. A. Junius, I. De Soldaten-moeder, met
portret. «Jours" en «Sociëteiten" der
flaagsche Dames. Russische windhonden, door
Gps, met afbeeldingen?Toekoe Oemar, door
Bintang Djaoeh, met portret. President
Faure en zijn opvolger, met portretten. Een
Brandweerverordening met hindernissen, door
dr. C. te Lintum. (Slot). De Bullekerk te
Zaandam, door W. O. J. N, m. af b.?Feuilleton.
^IHIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIlrtlliinilllllllllllllHltllllulllMmlIIIHIlMHIIIMm
CORRESPO N DENTIE.
In het vorige nummer stond bij een beschrij
ving zjjner houtsneden, verkeerdelijk S. J. A.
Meequita; dit moet zy'n S. J. de Mesquita.
R.
<MHiiinminiiiiininiiuiiiiiiiiiiHiitmiiiMt«Miii n i mum u IIMIIIIIHIUI
ALLERLEI.
Eine Alt Deutsche "Weinstube
is 1.1. Donderdagavond in de Kal verstraat
No. 44-46 geopend; tot dusverre was Amster
dam geen dergely'ke inrichting ry'k. De keurig
nette Weinslnbe staat onder Directie van den
heer Pinksen, die met veel smaak en zorg
«lies heeft doen aanbrengen wat tot gemak
?en genot van zy'n gasten dienen kan. De
meubileering is degely'k en fraai, de muren
der ruime mtauratiezaal zy'n sierlyk gede
coreerd in Rococostyl met op Gobelins
geJijkende wandschilderingen. De bovenverdie
pingen bevatten een paar goed ingerichte
De jongste Bond.
iiiimriiiMUtmniMHitii
Freule A. DE S. L.: »Nu opgepast, jongelui! Geen stijfheid in 't verkeer meer!"
IIIIHIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIMIIIIIIIimillllllMIMIIIIIIIIIIIllMllllllillllllllllHllllllllinillllinillllllMIÜlllllllllllllUUIIIIIIIIIIIIIllUltlllltlllllllllUtlltllUllllltUlltUIIIIII
vertrekken, speciaal geschikt voor byeenkomsten
of familiepartijen.
De wynen, en dit is wel de hoofdzaak,
worden door den heer Pinksen regelrecht van
de wynbergen aangevoerd, onversneden of
onvermengd geleverd en tot zeer billyken prijs
verkocht. Een druk bezoek zal den onder
nemer zeker voor zy'n moeite en zorgen
beloonen.
iiniiitiitmiMMiimiimmmtmnlMmimnnniiiiiiiM
HETSJES
ffflp fflpïi ffpopbpnlrpfl
U u u 111 u 11 ^ uu uil u il Au 11
geeft en ontvangt,
Vertaald uit het Fransch,
naar EUGÈNB CHAVETTE.
I.
De te geven geschenken.
In. de laatste veertien, dagen van December
heeft Mr. Duflost een morgen voor zijne
schrijftafel doorgebracht met cijferen, optellen
en aftrekken en vooral veelvuldige doorhalingen
gemaakt. Verscheidene keerén heeft hij zijn
geldtrommel geraadpleegd en zijne klinkecde
munt geteld, maar bij dit alles een zeer beden
kelijk gezicht getrokken. Eindelijk staat hij op
en gaat naar zijne vrouw, in de hand het papier
houdend, waarop hij reeds den geheelen morgen
hetfr, gekrabbeld.
M ij n h e e r (mei een eemgszins ontstemd gezicht).
Ik heb daar juist de lijst voor de nieuwjaars
fooien, die wij te geven hebben, eens opge
maakt, en zoo zuinig mogelijk berekend, kom
ik toch tot het cijfer van 910 francs.
Mevrouw (opspringend). 916 francs! en dat
voor nieuwjaarsfooien.!... smijt jij je geld zoo
weg?
M ij n h e e r. Luister maar eerst eens naar
de verdeeling... Ten eerste 30 francs voor
onzen coneie-ge.
Mevrouw (geërgerd). 30 francs l Je wilt
ons dus in verlegenheid brengen? Als die man
zoo'n groote som ontvangt, gaat hij denken, dat
wij ons voor de politie verbergen of dat wij
zijne stilzwijgendheid koopen... Geef eenvoudig
een tien francstuk, dat is voldoende.
M ij n h e e r. Maar de huurder van de eerste
verdieping geeft hem ook 30 francs!
Mevrouw. O! ja... maar zijne vrouw
ontvangt ook vele vrienden.
M ij n h e e r. Toont de echtgenoot zich daar
om soms zoo edelmoedig?
Mevrouw. O! die arme goedige man!
Hij heeft er geen erg in. Juist zijne vrouw,
daar zij de oub( scheidenheid van den portier
vreest, zal hem tot die verkwisting hebben aan
gezet. (Met ferheid). Eene eerlijke echtgenote,
die met opgeheven hoofd voorbij de woning van
haren conciërge loopt, behoeft niet meer dan
10 francs voor nieuwjaarsfooi te geven, dat
dient tot je naricht.
M ij n h e e r (zwichtend). Nu goed dan, 10
francs ... Dan heb ik 2 francs gedacht voor
eiken loopjongen vau onze verschillende leve
ranciers, looals kruidenier, bakker, fruithan
delaar, slager enz., die onze inkoopen boven
brengen.
Mevrouw (ernstig). Nooit zal ik het
wanged.'ag van onze keukenmeid aanmoedieen! Op
elk uur van den dag, dat ik m de keuken kom,
vind ik haar lachend met een van deze
loopjongens. Ik wil wel goed zijn, maar ii houd
er niet vau belachelijk te zijn... Ik herhaal
je, je zult nooit van mij gedaan krijgen, dat ik
door twee-francstukkeu de vrjjers van dat
schepsel zal aanmoedigen ... Wat haar zelf
betreft, zoo hoop ik maar, dat je haar niet voor
een nieuwjaarsfooi in aanmerking hebt laten
komen. Ik wil je niet beleedigen met dat van
je te veronderstellen.
M ij n h e e r. Zeker wel, ik had haar op de
lijst staan voor 20 francs.
Mevrouw. Ik was juist vau plan haar
vanavond nog den dit nst op te zeggen ... Haal
dus de keukenmeid eu de loopjongens maar door.
M ij n h e e r (gaat voort). Voor den
postbeambte vijf francs.
Mevrouw. Voor de vier brieven, die hij
ons dit jaar heeft gebracht... vier, ik heb ze
geteld ... dat is wat duur, dus vijf en twintig
stuiver per brief.
M ij n b. e e r. Ja, maar hij bieJt je den alma
nak aan.
Mevrouw. Nu, dan moet het maar. Laat
hem dan maar zijn vijf francs behouden. Denk
er alleen om, dat je hem de Italiaansche en
Zwitsersche geldstukken, die je nog over hebt,
geeft; zij zijn na l Januari niet meer gangbaar.
M ij n h e e r (terwijl hij vervolgt). Vier keuken
meiden a 10 francs per hoofd, dat is dus 40 francs.
Mevrouw (verwonderd). Waar haal je die
vier keukenmeiden van daau?
M ij n h e e r. Wel, in de vier huisgezinnen,
waar wij dit jaar het meestj' gedineerd hebben.
Mevrouw (op een ernsligm toon). Dus,
Duflost, kan, het je weinig sclelen je vrienden
te beleedigen, of voor een klaplooper door te
gaan... Ja, ja, zet maar groote oogen op, i et
of jij me niet begrijpt, ik laat mij niet meer
beetnemen; je weet best wat ik zeggen wil.
Beteekenen die 10 francs, gedrukt iu de hand
van deze keukenprinsessen nitt: Verzorgt ons
goed wanneer wij terugkomen" en dan stel je
je aan als een klaplooper... of wel: Haal
eens voor ons uit.,'' hetgeen beteekent, dat je
als gaarkeuken het huis beschouwt, waar je
komt. Door niets te geven aan hunne keuken
meid toonea wij aan onzen gastheer, dat wij
volkomen vertrouwen stellen in zijne wijze van
ons te ontvangen. Met zijne tafel aan vrienden
aan te bieden, legt men zich de verplichting op
huu gastronomisch genot te verschaffen ... Dat
is mijne opinie en die ook, zooals ik veronder
stel, door anderen zal worden gedeeld.
M ij u h e e r (lachend). O! je opinie! ... Je
doet mij er om lachen, vooral wanneer wij onder
ons zijn. Het is grappig, je gastrouomisch genot.
Jij waart het zelf, die mij laatat zeiife, bij de
felste koude en de meeste sneeuw: //Als wij van
dezen tijd eens gebruik maakten, om alle diners
terug te geven, die ons zijn aangeboden. Wij
zouden kunnen volstaan met een konijn of een
schapebout, voorgevende, dat de sneeuw en de
koude eenige stoornis gebracht hadden in. den
aanvoer van vleesch naar Parijs, en je voegde
trbij, dat je in tegenwoordigheid vau de gasten
zoudt zeggen: Vanmorgen bood ik op de markt
honderd francs aan diegene van de koopvrouwen,
die mij een tarbot zou brengen en allen ant
woorden: Voor uwe honderd fraces zult gij zelfs
geen spiering kunnen, krijgen." Wel! herinner
jy' je nog wel, dat je die dwaasheid wilde ver.
tellen? (lacht nog steeds). Praat dus niet meer
van opinie en, gastronomisch genot. O l ik zie
vau hier, het genot, dat je ze zoudt verschaft
hebben met een konijn en voor vijf stuivers
Zwitsersche kaas; als zij bij ons vandaan giugen,
zouden onze gasten zeker bij den bakker
binuenloopen om een broodje te koopen.
Mevrouw (stug). Ik geloofde ook niet, zoo
dwaas gehandeld te hebben met bezuinigingen
te maken cyi vooral niet, daar ik voorzag, dat
je ijdelheid je er toe zou brengen, zoovetl uit
te geven voor je nieuwjaarscadeaux.
M ij n h e e r. Tot nu toe, heb jij mij op mijne
uitgaven voor Nieuwjaar al aardig beknibbeld.
Maar ik ga door met mijne lijst. Aan mevrouw
Pitalou, die je dezen zomer verblijf aan zee
heeft aangeboden, een doos bonbons, die ... ik
weet nog niet wien ... maar ik zal eerien
confiseur van naam kiezen, eeue doos voor 10 francs.
Mevrouw (medelijdend lachend), at is al
heel goed gevonden. Bonbons te geven aan
iemand, die naar Trouville ging voor zijne
slechte maag.
M ij n h e e r. Maar dan zal zij mijne doos als
nieuwjaarscadeau voor een ander gebruiken...
en ik zal dan tenminste de beleefdheid in acht
genomen henben. (Vervolgt) Voor Clarinet.
Mevrouw. Wat, geef je een geschenk aan
dien tooneelspeler ?
M ij u b e e r. Even goed als jij de brieven
geteld hebt, die door den postbode zijn bezorgd,
heb ik een lijstje gemaakt van de keerén, dat
wij voor ons of onze vrienden, plaatsen aan
Clarmet hebben afgebedeld, aan mijn waarde
mijnheer Clarinet," zooals je altijd boven aan
al je brieven schrijft, om plaatsen te vragen.
Wanneer ik hem een wandelstok van veertig
fraucs aauliied, geef ik bein zijne plaatsei), be
rekend a 19 centimes, terug. Vmdl je nu nog
dat het eeue dwaasheid is ?
Mevrouw (zenuwachtig). Ga je gang maar,
ik praat er niet meer over. Het is vandaag
niet, voor het eerst, dat ik iuzie, dat Iu t met. on
willige honden slecht hazen vangen is. Het
schijnt je te vermaken naar links en rechts te
geven, ga je gang maar! zou je onze meubels
ook niet het raam uitgooien? Ik heb ook mijne
sieraden, zou je die niet aan, de keukenmeiden
geven ?
M ij n h e e r (qaut voort). Aan oom Rambricher
eeu bronzen beeld van tien louis.
Mevrouw (w edend). Wat, aan hem ? nooit,
nooit, zelfs geen verrotte appel, ik verbied het, je!
M ij u h e e r. Integendeel, eerder aan. hem
dan aan iemand anders moet men wat geven,
want dat komt ons later ten goede, daar ik zijn
eenige erfgenaam ben ... En bovendien, wat heb
je toch aan dien goeden zes en negentig jarigen
grijsaard te verwijten ?
Mevrouw. Zijne onbescheidenheid! Wie
blijft er nu leven tot zijn zes en negentigste
jaar !
M ij n h e e r. Wij kunnen hem toch niet eens
op eenen Zondag, onder voorwendsel met hem
een wandelingetje te doen, ter slachtbank voeren?
Mevrouw. Neen! maar men leeft niet tot
zijn zes en negentigste jaar, wanneer men in
zoo'n geval is. Toen er sprake was van ons
huwelijk, heeft de notaris, om papa over te
halen, hem je erfoom voorgesteld, als iemand,
die er warmpjes inzat, en toen reeds vijf en
zeventig jaar telde... En gedurende twintig jaar
leeft hij voort, zonder er om te denken, het
woord van den notaris in te lossen. Zoo te han
delen is het kenmerk van een man van kwade
trouw.
M ij n h e e r (zonder over het meer of minder
ware van deze aanmerking te twisten, ml zijne
lezing voortzetten, maar mevrouw verhindert hem,
door te roepen}. Inderdaad, ik heb genoeg van
je lijst, die domweg geeft, aan Jan en alleman,
en, ik zou wel willen wedden, de eenige per
soon vergeten heeft, aan wie je een nieuwjaars
geschenk moest geven.
M ij n h e e r. Wie is dat dan ?
Mevrouw. Wel, mij... die je zeker hebt
vergeten l
M ij n h e e r. Nu heb je je dan toch vergist;
want jij sluit juist de lijst. Ik heb zelfs het
vernuftige idee gehad, twee vliegen in een klap
te slaan, en twee menschen tegelijkertijd ge
lukkig te maken. O, neen! ik heb je niet ver
geten, dat zul je eens hooren.
Mevrouw (gerustgesteld). Nu goed, lees
eens gauw voor, lieveling.
! M ij n h e e r. Wel, luister eens. Aan mijn
lief en teerbemind vrouwtje . .. vijf en twintig
meter krimpvrije gezondhe^fUnel.
Mevrouw (verbaasd). Planel ?... Waarom
i dat?
j M ij n h e e r'... Om er mij hemden van te
maken! (Slot volgt).
liHtmiiltilliiiiiiiiiumiiHiiiiMmmimmmiiiiiliiillllllllllllllmillllMÏi
Mijnheer de Jïedacteur.
Een paar maanden geleden werd hier in
Appelscha eene naaivereeniging opgericht, met
't doel kleeren en beddegoed uit te reiken aan
behoeftige kraamvrouwen, zieken en armen.
Als presidente van die vereeniging kom ik
tegenwoordig dikwijls in de woningen der armen,
en 't is dan ook over die bezoeken, dat ik iets
wilde meedeelen. Dat er hier in den winter
armoe wordt geleden, was me wel bekend,
maar dat er hier zamelen zouden zijn, ilie het
meer dan ellendig hebben, dat had ik in de
verste verte niet vermoed. Het zij me vergund
hier verslag te doen. van een paar bezoeken,
om ook anderen te doen weten, hoe er hier
geleden wordt.
Welwillende lezer of lezeres, wil me in uw
verbeelding een oogenblik vergezellen. We
treden een klein arbeidershuiye binnen. Een
zonderling mengsel van allerlei.... «geuren"
slaat ons tegen. Geen wonder! Het vertrek is
thans kraamkamer, woonkamer, slaapkamer,
keuken, alles tegelijk. Etn enkele oogopslag
overtuigt ons, dat 't een «knappe" huisvrouw
was, die hier geheerscht heeft. De gordijnen
zy'n oud, maar schoon, de kachel goed onder
houden.
In een hoek op een hooge bedstede ligt de
vrouw des huizes, ze is pas moeder geworden
van haar zesde kind. Ze ligt daar op stroo,
waarover een laken is gespreid. Voor dekking
heeft ze een laken en n deken. Naast haar,
aan den voorkant, de pasgeborene, een wolk
van een jongen. Aan den anderen kant een
driejarig meisje, een stakkerd, die gaan noch
staan kan, 't arme kind lijdt «aan 't water'1
zooals de moeder ons vertelt. De kachel staat
tusschen de ramen. Aan den eenen kant daarvan
de wieg, waarin een bleek mager jongetje van
l Va jaar ligt te slapen, 't Kind was ziek ge
weest, 't moest vooral versterkend voedsel heb
ben, had de dokter gezegd en 'tkiéeg
niets dan aardappels. Aan den anderen kant
van de kachel zit de vader. Op m n vraag, of
hy geen werk heeft, hoor ik, dat hy' juist na
een langen ty'd van werkeloosheid weer werk
had gevonden. Docb, 't was maar voor n
dag geweest. Hij was gevallen, en nu moest
hy' thuis zitten »om z'n breuk" zooals hy zei.
Terwijl de man me dit alles vertelt, komen «r
nog twee jongetjes thuis uit school. Hun oogen
gaan hongerig over de tafel, of er ook iets
klaar staat,.... maar er staat niets.
Welnu lezer, zie hier wat ik van deze men
schen nog hoorde. Ze hadden ieder n hemd,
de kraamvrouw incluis. Op m'n vraag, hoe
't verschoonen dan in z'n werk ging, vertelde
me de moeder dat dat 's Zaterdags middags
gebeurde; de kinderen kwamen dan zoolang
op bed, en 'tgewasschen goed werd dadelijk
by de kachel gedroogd. De kleeren van vader
en moeder dienden 's nachts tot bedekking der
kinderen; dekens of lakens waren op dat bed
niet te vinden, alleen stroo en een paar
matzakken. Ze hadden «niets in huis", met vier
dagen waren ook de winter aardappels op.
Na veel moeite had de man den vorigen avond
2 kwartjes van den armvoogd gekregen, met
de boodschap: »als dat op was, moest bij maar
's weer komen". (Och lezer, denk eens, vyftiy
centen, voor acht personen, hoe kregen ze
't »op"!!) * Is 't genoeg ? Ge voelt de
ellende, die hier heerscht.
Verlaten we daarom dit dompige vertrekje;
we begeven ons over de vaart, dwars over den
weg; we slaan den zandweg in, die naar
't veld leidt. Spoedig staan we voor een uitge
strekt heideveld. De toren van Diever schy'nt
ons van hier een eenzame wachter aan de overzij.
We slaan een smal paadje in, dat ons voert
langs een paar niet onvriendelyke arbeiders
woningen,
«Hier in de heide?" vraagt deze of gene
lezer. Zeker, en vdor en achter die woningen,
strekken zich akkertjes uit, overdekt met
't zacht, wazig groen van de jonge spruitjes
der winterroge. Door noeste vlyt zy'n die hier
veroverd op de bruine hei. Die grond is zoo
genaamd «aangemaakt". Dat kan dus, och ja,
er zou nog zooveel kunnen. We gaan evenwel
deze woningen voorby'. Daarginds moeten wy
zijn. «Naar die schapehokken ?" Ja, maar....
dat zy'n ook «woningen", men noemt ze hier
letten. «Pas op stoot uw hoofd niet, de deur is
laag"! Binnengekomen, merken we dat de
aarde-zelf hier den vloer vormt, 't Is nattig
hier en daar, dat komt van 't lekken. In
deze «woning" gebouwd(!) van heideplaggen
en wat plankjes, huist een gezin van zes per
sonen. En, lezer, nu kan ik kort zy'n. Veel zou
een droevige herhaling zy'n van 't voorgaande,
gén bedden, gén dekens, gén lakens; wat
stroo voor ligging; matzakken en moeder»
rokken tot dekking. Alleen wil ik meedeelen,
dat geen enkel lid dezer familie .... een hemd
had. «Och juffrouw", zei min of meer verlegen
de moeder, »ze hebben ook niet allemaal een
paar kousen."
De man verdiende sedert een paar dagen
50 ets per dag, den heelen voorwinter was hij
werkeloos geweest.
Zoo zouden we lang kunnen ronddolen van
de eene «ellende" naar de andere.
Ik zou u kunnen vertellen van een ander
gezin waar twee kinderen, flauw gevallen van
honger, door de buren gevonden en opgenomen
werden. Deze menschen hadden tot 't uiterste ?
toe hun armoede willen verborgen houden.
Och, er woont in die minder gegoeden zoo
veel eergevoel. Ze willen niet naar de arm
voogden, als 't mogelijk is. En hoe zindelyk
en net 't er in vele van die gezinnen uitziet,
ik stond er dikwy'ls verbaasd over. En niet
zelden rees de vraag bij me op: hoe zouden
wy zijn in zulke, omstandigheden?
En nu, 't doel van dit schrijven ? 'k Hoop
dat menig lezer 't al geraden heeft.
Zooals ik in 't begin zei, bestaat hier eene
naaivereeniging, die aan dergely'ke gezinnen
hemden, laken?, dekens etc. verschaft. Maar
onze middelen zy'n zoo gering, 100 gld. helpt
zoo weinig bij zooveel nood. En daarom dit
vriendelyk verzoek: och wie kan, helpe ODB
een handje mee en zende aan mij, wat bij over
heeft, 't zy geld of anderszins. Alle giften zullen
door mij in dit blad worden verantwoord.
U M. d. R. dankzeggende voor de opname,
teeken ik, hoogachtend,
Uwe dw. dnse.,
R. BROTJWEB-KREDIBT.
Appelscha, 6 Febr. 1899.