De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 5 maart pagina 2

5 maart 1899 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND-D. No. 1132 haar ingenomen constitutioneele stand punt: zij stelde namelijk als eiscb, dat het com promis eleê&te <fen geldig zou zijn, waa neer het im de beide helften der monarchie langs normaal coBStitutioneelen weg was tot sta»d gpkomea, en dus niet, zooals m Oostenrijk was geselued, met toepassing van de bovengenoemde uitzonderings-paragraaf. Voor niemand was het trouwens een geheim, dat de uiterste linkerzijde van de Hongaarsche Kamer liefat de betrek kingen met Oostenrijk tot eeoe zuiver pers»B«ele unie teruggebracht zou zien. Maar er waren ook onder de regeeringsmeerderheid tal van afgevaardigden, die de conetitutioneele bezwaren der. minder heid billijkten en deelden. De minister-president Banffy beproefde het toen met: »hard tegen hard." Toen de begrooting niet was goedgekeurd, re geerde hij zonder begrooting; toen het compromis niet was vernieuwd, werd het door hem feitelijk toch gehandhaafd. Het kwam in de zittingen tot ergerlijke tooneelen, en het geheele bureau van de Kamer nam zijn ontslag. De oppositie weigerde alle verdere onderhandelingen, zoolang baron Banffy niet als minister president zou zijn afgetreden. Geruimen tijd heeft keizer Franz Joseph den heer Banffy gesteund, maar ten slotte heeft hij hegiepen, dat er met volhouden niets te winnen was. Een der leden van de regeeringapartij, de heer Koloman von Szell, heeft de uiterst moeielijke taak aan vaard, de oppositie te verzoenen en daarna, als premier, het ministerie Banffy te reconstrueeren, en hij heeft, naar het schijnt, zich op tamelijk bevredigende wijze van deze opdracht gekweten. Koloman von Szell is geen nieuweling in de politiek. In 1867, op 24 jarigen leeftijd, werd hij verkozen tot afgevaar digde, en wel, volgens een oud-Hongaarsch gebruik, bij acclamatie, eene eer die alleen aan bij uitstek populaire persoonlijkheden ten deel valt. Acht jaren later werd hij minister van financiën in het ministerie, dat uit eene combinatie van de oude Deak-partij met het linker centrum was ontstaan, en waarin Koloman von Tisza eerst minister van binnenlandsche zaken, later premier was. De jeugdige minister van financiën toonde zich voor zijne taak volkomen berekend, en verminderde in drie jaren tijds de Hongaarsche staats schuld van 61 tot 27 millioen. De be zetting van Bosniëen de Herzegowina gaf aanleiding tot zijne aftreding. Hij wilde de verantwoordelijkheid niet dragen voor^ de buitengewoon hooge uitgaven, welke deze bezetting vereischte. Twee malen had hij den minister van oorlog de door dezen dringend noodig geachte sommen bezorgd, maar bij de tweede maal diende hij tevens zijn ontslag in. Dit leidde tot. een persoonlijke tusschenkomst van den keizer, die vergeefs be proefde v. Szell van zijn besluit te doen terugkomen en hem,- na een eenigszins stormachtige discussie, het gevraagde ont slag gaf zonder hem eenige onderscheiding te verleenen.- Nog tien jaren lang heeftj naar men verzekert, de keizer Koloman von Szell, dien hij bij officieele gelegen heden dikwijls zag, stelselmatig genegeerd. Later heeft Franz Joseph ingezien, dat hij in zijn oordeel niet billijk was geweest, en den bekwamen en zelfstandigen staats man bij velerlei gelegenheden geraadpleegd. De heer Von Szell was, toen hij enkele dagen geleden de opdracht van den keizer aanvaardde, president van twee der grootste financieele instellingen van Hongarije (de Hongaarsche hypotheekbank en de Hon gaarsche wissel- en disconto-bank). Hij ?iiiiiHHiiittiiiiM'HiiiitininttiiiinniiiittiMninmnHnmiinmiiiniiiinii ntiiiimiiniiiitinmiiimiHiiitHuiimmtiitmmniiiiiii Een paar schoenen. Naar het Russiech VAN J. N. POTAPENKO. (Uit het studentenleven.) (Ski.) Een hevige driftbui begon zich van Kamsolin meester te maken. Over 't geheel was hij goed hartig tot op zekere hoogte maar toen hem te binnen schoot dat hij met het examen zou moeten wachten tot den winter, kon hij zijn woede niet meer onderdrukken. /t Is toch te erg, mompelde hij. Meu kan zorgeloos zijn, maar tot een zekere hoogte. Ik zou hem nooit zulk een koopje geleverd hebben." Eerst liep hij driftig de kamer op en neer; toea hem dit verveelde, wierp hij zich op de ru&tbank, maar de uitstekende spriugveeren, deden hem dadelijk gevoelen, dat hij bij haar geen troost behoefde te zoeken; hij stak over naar het bed, legde zich op den rug en bleef met machtelooze blikken op zijn deken staren. Daar werd aan de voordeur gebeld; er k wam beweging in de gang. Eindelijk bromde Kamsolin, eindelijk! En in de volle overtuiging dat deze de lang verwachte Piratof zou zijn, sprong hij uit bed, rukte de deur open en wilde hem tegemoet. Dat noem ik een gemeene streek brulde bij de gedaante toe, die hem tegemoet trad in de half duistere gang. Ja ? antwoordde de donkere figuur met een flink basgeluid, dat Piratof niet toebehoorde, ? //'k ben je heel dankbaar!" Kamsolin bleef verbluft staan, en trachtte den nieuw aangekomene, die in de hand een stevigen wandelstok geklemd hield, te onder scheiden. Deze trad heel kalm zijn kamer binnen. Wat is dat? riep Kamsolin uit. Ben jij het, Nasarijeff? Ja, dat ben ik. Ik begrijp alleen niet, waarom je mij zoo uitscheldt? 't Waa een vergissing, neem me niet kwalijk. Ik meende, dat 't Piratof was. Kom heeft de voordeelen, aan die positie ver bonden, bereidwillig prijsgegeven. Zeker haeft die belangeloosheid niet weinig mede gewerkt, orn zijne pogingen tot verzoening der slrijdende partijen gemakkelijker te maken. De oppositie heeft zich bereid verklaard, aan, het tot stand komen van het compromis niets meer in den weg te leggen; alleen zal de overeenkomst, in plaats van voor tien, slechts voor drie of vier jaren worden gesloten. Op bijna alle andere punten werd volledige over eenstemming verkregen, en het kabinet Szell zal, naar alle waarschijnlijkheid, op eene meerderheid van drie vierden der stemmen in de Hongaarsche Kamer kun nen rekenen. Te begrijpen is het, dat de Weener correspondent van het Serliner Tageblatt zijn lofrede op den »politieken heksenmeester" Von S«ell eindigt met de ver zuchting: »Waarom wordt voor het on gelukkige, door parttjhaat verdeelde Oos tenrijk ook niet zulk een man geboren?" iiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin MIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIII SodaU IIIIIIIIIIIIIIIIIIIUI HHIMIIHIIHIIIU ijto partijen! Eindelnk is het er, het wetsontwerp op het arbeidscontract! Eindelijk, dank zij het initiatief van professor Drucker, dank zij zijn onvermoeiden, stoeren arbeid zullen, naar wij hopen althans, ook wij Nederlanders weldra behooren tot die volken, die met trots of neen, laat ons, daar het niet gepast is, zich te verhoovaardigen op een daad van zuivere rechtvaardigheid, liever zeggen: die met voldoening erop mogen wijzen, dat te hunnent de arbeider niet langer is overgeleverd aan de willekeur van den werkgever, dat ook bij ons te lande aan beide partijen bepaalde verplichtingen ziin opgelegd, welker niet-nakoming niet straffe loos kan geschieden. Eindelijk kan dan het einde worden tegemoet gezien van het tijdperk, waarin wél arbeidscontracten werden gesloten, natuurlijk, hetzij mondeling of schriftelijk, doch waarin op het nieerendeel dier con tracten ten volle de woorden van Kousseau konden worden toegepast: »het zal steeds even onzinnig z\jn, te zeggen: ik sluit met jou eene overeenkomst, die aan jou al het nadeel en aan mij al het voordeel brengt; eene overeenkomst, die ik houden zal, zoo lang het tnjtj bevalt, en diejii houden moet, ook zoo lang het mij bevalt." Want inderdaad, de aard der hedendaagsche arbeidscontracten is in den regel niet anders, dan gelijk die Fransche denker het omschreef. Men behoeft nog niet eens zoo'n buiten gewoon hardvochtig patroon te zijn, om het heel natuurlijk te vinden, dat men aan een of meer zijner werklieden des Zater dags middags meedeelt, dat zij den vol genden Maandag niet weer behoeven terug te komen r om bühet in dienst nemen van een arbeider hem een zeker loon toe kennen, en deze toezegging na eenige dagen weder geheel te hebben vergeten en den man met een veel geringer loon dan het beloofde af te schepen. Men wordt nog volstrekt niet als een model-uitzuigerspatroon gedoodverfd, in dien men zijnen arbeiders wegens meer of minder ernstige tekortkomingen, boeten oplegt, welke meer dan de helft van het weekloon verslinden. _ Een fabrikant die, gelijk de vroegere eigenaar van de thans geliquideerde ij «ergieterij »De Prins van Oranje" te's Gravenhage, slechts weinige dagen van te voren zijnen werklieden aanzegt, dat de fabriek weldra voor goed zal worden gesloten en UftlllllHIHIIIIIMIIHIimiMMIIIIIIIIIMIIIIIItllllMIHHIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII je zoo regelrecht van buiten ? Ja, zooals je ziet. Ik ben op mijn door reis ; ik ga naar Tvrers; ik moest in Moskou een uur of acht wachten, daarom kom ik even bij jelui aan. En de gast zette zijn stok in een hoek, trok zij u jas uit en legde zich neer op de rustbank. Nasarijtff was een kameraad van Piratof en Kaoisoliu, van af het gymnasium, doch geen student geworden, omdat hij zijn kleine bezit tingen buiten Moskou wilde besturen, Tusschen de kameraden had nooit een intieme verhouding geheerscW, doch altijd waren ze goede kennissen gebleven. Als Nasarijeff in Moskou moest zijn voor zijn zaken, vergat hij nooit zijn kameraden, maar kwam een uurtje bij hen praten. Uiterlijk was hij een gezond, stevig uitziend man. Zijn kogelroud gelaat, het zware donkere haar gaf een indruk van ruwheid, maar wanneer hij begon te spreken met zijn aangename diepe stem, sloot men on middellijk vrede met hem; hij was zacht en goedhartig van aard. Nasariseff vroeg naar Piratof, naar de andere kameraden, sprak over zijn eigen aangelegen heden en de Moskou'sche nieuwtjes. Kamsolin, die op alle andere oogenblikken gereed was hem vriendelijk en oplettend aan te hooren, antwoordde nu verstrooid, en Nasarijeff kreeg zelfs den indruk, alsof hij hem niet te woord wilde staan. Hoor eens, ik heb .. eigenlijk geen tijd, ik zal het je maar ronduit zeggen! Ja, ik dacht al, je bent zoo vreemd .... Niets tegen jou, hoor!.. heelemaal niet.. Nu, maar wat is er dan aan de hand ? Piratof is van alles de schuld. Je weet niet, wat 'n gemeene vent hij is. Piratof i1 Dat had ik nooit gedacht. Ik heb altijd, gemeend, dat hij zoo a. oprechte kerel was. Ja, maar je moet geen slechte dingen van hem deuken !... viel Kamsolin hem haastig in de rede : hij heeft niets slechts gedaan. Nu, dan begrijp ik er niets van.... Je moet weten.... dat wij vandaag examen moeten doen ik kan 't niet langer uitstellen.... uu is hij er heen, omdat hij in de eerste groep is.. .Maar wacht eens, vadertje, daag krijg ik een idee!.... Met dégrootste verbazing staarde Nasarijeff zijn gastheer aan, die plotseling vlak voor hem was gaan staan en met de groot&te verrukking naar zijn voeten keek. Wat heb je aan mjjn voeten te zien ? zijn talrijk personeel aldus plotseling de arbeidsmarkt aanzienlijk doet vermeerderen en hen, die gedurende vele jaren lang zijne medewerkers waren, plotseling aanbroodeloosheid prijsgeeft, wordt geenszins algemeen hard gevallen om zijne buiten gewone ongevoeligheid. Want zulk eene handelwijze is ook niet buitengewoon. Zij komt bijna dagelijks voor, en het publiek blijft kou>l daaronder. »Maar wat wilt gij," roept men uit, terwijl men van verbazing d;e handen ineenslawt over zooveel kortzichtigheid en zooveel gebrek aan rechtvaardigheidszin bij hen, die dergelijke handelingen aan de kaak wenschen te stellen, »maar wat wilt gij? Is een patroon niet vrij zijnei fabriek te si uiten, als hij wil? 'i LJ toch zijn fabriek! Is een werkgever niet gerechtigd in zijnen dienst te nemen en uit zijnen dienst te ontslaan wien hij wil? Hij is toch een vrij man evenals de werkman! Kan de werkman niet weigeren bij zulk een »ongevoeligen, hardvochtigen" patroon te werken? Is de arbeider niet vry, om, als hem de hetn opgelegde boeten niet billijk voorkomen, elders werk te zoeken? En toen hij in dienst trad,was hij toch vrij, de voorwaarden, die de patroon hem stelde omtrent boeten, ontslag enz. aan te nemen of te weigeren ?'' Ach, er wordt zooveel geschermd met dat woordje «vrijheid". Zeker, de werkman is thans ook vrij, arbeidscontracten af te sluiten met den werkgever, doch zijne vrijheid is er een van eene bijzondere soort; zij is »made in Manchester". Zij, die er met zooveel nadruk op wijzen, dat thans niets den werkman weerhoudt, ook zijnerzijds bij zijne indiensttreding den patroon voorwaaiden te stellen, en dat, indien de patroon die voorwaarden niet wil aan vaarden, de arbeider toch ten volle gerechtigd is, hem zijne diensten te weigeren, vergeten daarbij n gewichtige zaak, vergeten de zaak, waarop alles neerkomt. Voor het sluiten van een billijk contract, dat beiden partijen voldoet, is n.l. vóór alles noodig, dat zij beiden ook economisch gelijk sterk zijn, en dat niet n van hen door persoonlijke nood-omstandighen gedwongen kan_ worden, voorwaarden, welke voor hem beslist ongunstig zijn, te aanvaarden. En dit laatste is het geval met den werkman.. Deze staat op het oogenblik, dat de onderhandelingen tusschen hem en den werkgever worden aangeknoopt, in den regel op een zooveel zwakker standpunt dan de patroon, dat hij wel gedwongen is, elke voorwaarde, welke hem wordt gesteld, te aanvaarden, mits tegenover hem maar n beding worde vervuld, namelijk, dat hem een (zeker loon, hoe gering dan ook, worde gegeven, opdat hij niet van honger behoeft te sterven. Zóó is de toestand thans, dit is n der gevolgen van die hooggeroemde vrijheid. En de verdere gevolgen zijn dan, dai de patroon zooveel mogelijk beknibbelt op het Joon, den arbeidsduur daarentegen zoo veel mogelijk rekt, bij de geringste tekortkominfen dat loon nog door krasse boeten verminert,terwijl hij zich bovendien het recht voor behoudt, den loontrekkende te ontslaan op elk oogenblik, waarop het hem goeddunkt, zoodra hem n ggoedkoopere arbeidskracht wordt aangeboden, zoodra de arbeider «ver sleten" is, of zoodra een ongeluk, zij 't ook zelfs door den arbeid verkregen, hem voor het werk verder ongeschikt maakt. O, zeker, de arbeider is vrij den dienst van dien ruwhartigen patroon te verlaten. Maar wat heeft hij dan in ruil voor zijn geringe loon? Niets. Werk zoeken bij een ander? Maar een ander zal hem immers evenzeer «knijpen" als de eerste, al ware het alleen om aan de concurrentie het hoofd te kunnen bieden; van een anderen, zelfs den humaansten patroon kan niet worden verwacht, dat hij dien versleten of halfinvaliden man in zijnen dienst neemt. Het is dus duidelijk, dat tegenwoordig in ons land de arbeidscontracten niet wor den afgesloten tusschen gelijke partijen. Een ieder dus, die niet meer dweept met de leer van een Bastiat en een Carey, die de econo mische harmonie der belangen maar stil letjes haar gang wilden laten gaan, wijl ffnHiHHnimiitiMMiiiHMiiiiiiiiiiitiiiiilriiiitiiiiiiiiiiiiiiiHtiiiiiiiiiiniiin vroeg hij. N;ets! je hebt immers gezegd, dat je eenige uren in Moskou moet wachten. Ja, nog een uur of vier. Prachtig. Kun je het twee uur zonder schoenen stellen ? Ik begrijp je niet.... Wacht maar, je zult het dadelijk wel begrijpen. Je ziet dat ik geen schoenen aan mijn voeten heb. Wij hebben samen maar a paar. Piratof heeft ze nu aan; hij zit naar alle waarschijnlijkheid in de »kroeg" en heeft mij vergeten. Ik kan toch niet zonder schoenen txamen gaan doen. Begrijp je me nu? Hm... je wilt er dus mee zeggen, dat ik je mijn schoenen moet leenen, is 't niet zoo ?.. Nu voor mijn part.... ga je gang, maar als je mij nu ook vergeet ? Neen, neen, dat is onmogelijk, dat beloof ik je ! Ik weet immers dat je straks op reis moet. Dat zou een gemeene streek van mij zijn, dan ken je me niet. Nu, goed dan antwoordde Nasarijeff maar je moogt ze wel eerst even poetsen, ze zitten vol modder. Geen sprake van! ieder minuut is er een. Trek ze gauw uit. Nasarijeff trok ze nit, Kamsolin trok ze met buitengewone snelheid aan. Wel wat nauw ! mompelde hij. Maar enfin, daar is niets aan te doen. Dus liet hij er op volgen jij blijft hier, gaat slapen of wat je wilt, met een anderhalf uur ben ik terug. Vluchtig stak bij zijn gast de hand toe, trok even een benauwd gezicht toeu hij eenige schreden gedaan had en haastte zich de woning te verlaten. Toen hij aan de deur der universiteit kwam ontmoette bij eenige kameraden, die, zooals hij wist, ook tot de eerste groep behoorden. Is Piratof hier? vroeg hij, achter adem van 't snelle gaan. Piratof? antwoordden ze, neen, die is er al van door! Hoe zoo ? Hij is gezakt. Zoo l Hm .... En waar is hij dan nu? Zijn verdriet verzetten in de //kroeg" .... T- Verduiveld! juist als ik vermoed had! bromde Kamsolin voor zich heen en ging verder. 't Was wel een vreemd gezicht, dat de schoe nen die hij droeg, ondanks het warme, droge weer, vol modder zaten; en zóó voor den pro fessor te verschijnen, was niet aangenaam. Enfin dan alles het best zou uitkomen, een ieder, die gevoelt, dat die toestand een sociale onrechtvaardigheid is, zaJ, dus ook inzien, dat, waar de krachten van het individu blijkbaar te kort schieten, om aan die onrechtvaar digheid een einde te maken, eene hoogere macht dan, die van het individu den eco nomisch zwakkere te hulp- moet komen-, om hem tegen de uitbuiting van den zooveel sterkeren «contractant ter andere" te bescher men. E'i die hoogere macht kan natuurlijk geen andere zijn dan de regeering, dan de staat. De taak der regeering is het, aan de beide contracteerende partijen, en in de eerste plaats aan de sterkste, vaste ver plichtingen op te leggen,welke in het contract, dat zij te saaien zullen sluiten, moeten worden opgenomen; haar taak is het, zorg te dragen, dat die verplichtingen ook met de meeste nauwgezetheid worden nageko men, en, waar dit niet geschiedt, het geschonden recht te herstellen, het gepleegde oprecht te straffen. O in die taak te vervullen zal zonder twijfel het wetsontwerp van den heer Drucker der regeering moeten dienen; zoo lang zulk eene wet niet tot stand is gekomen, staat de overheid machteloos tegenover elk der beide partijen, zal aan de eerste eischen der sociale rechtvaardigheid nog niet kunnen worden voldaan. Laat ons derhalve hopen, al zij deze hoop ook zwak, dat het aan het huidige ministerie nog besshoren moge zijn, zijnen socialen arbeid nog te bekronen, door ook dit werk, (lietst met eenige wijzigingen) in veilige haven binnen te loodsen. Men vreeze niet dat ons volk daardoor gevaar zal lonpen van overijling te worden beschuldigd. Waar Zwitserland reeds sinds 1877, Hongarije sinds 1884, Oostenrijk sinds 1885 en Duitechland sinds 1891 wettelijke regelingen van het arbeidscontract hebben ingevoerd, waar dus reeds vóór ruim 20 jaren de eerste stap op dezen weg werd gezet, en op de goede vruchten daarvan dus met vertrouwen kau worden gewe zen, daar kan het hoog tijd worden ge acht, dat ook onze Staten-Generaal het bewijs< leveren eene ware volks vertegen woordiging te willen .ijn. Periculum in mora! Delft. Dr. J. C. E. T cq L.LTT LR.LN Mnziefc in de Hoofdstad. Waarly'k, menige noviteit hebben wij in den laatsten tijd aan het kunstenaars-paar Messchaert en Röntgen te danken. Hebben zij ons vroeger de kennismaking met Hugo Wolf verschaft, thans komen zij Lange-Müller aan ons voorstellen, een Deensch componist naar ik meen, v*n wien dezen winter reeds een paar liederen door Messchaert zyn gezongen op eene soiree, welke ik verhinderd was by te wonen. Trjans werden van hem voorge dragen Die heil'gen drei Könige, Sieh, wie Wulken dort am Himmel, Laubfall" en der Bar". Ik aarzel ni.t te verklaren, na de kennismaking met deze liederen, dat LangeMüller als lyriker eene plaats toekomt naast de beste hedendaagsche meesters. Laubfall" is een byzonder schoon lied van voortreffelijke declamatie en prachtigen climax op de woorden: Denksl du des Hochsommers strahlender Gluten! Und wie ein Hymnus der Liebe zum Himmel jubelnd sicb, schwang? Hoe aangrüpe id klinkt ook het voortdurend herhaalde Fallendes Blatt" ! Ojk der Bar" is een zeer schoon lied. Meesterly'k is de overgang geschilderd in de natuurtafereelen als de Domen, Dickicht, G^spenster und Kliifte" plaats maken, voor den Mond aus den Wolken heraus milde lachelnd." Het is een lied pakkend door de symboliek van den tekst zoowel als i door het ungsche en b oeiende in d» muz k«fe j behandeling. Voorts vind ik die hèl'gen i drei Könige" in zyne nawe, mahrcheohafte opi vattinjf, een juweeltje van eenvoud en reinheid. Ind -rdaad deze kennismaking doet naar meer verlangen van d«n Daenschen compmist. De avond werd geopend met drie liederen van Schuoert, die eveneens als noviteiten werkten, daar zy bijna door niemand gezingen worden. \n die unielenende Sonne" is wel eene echte Schubert in zijne meLodiek, my'echter door zyn tekstherhalingen minder sympathiek dan de ge weldige Fahrt zum Hades" een lied als voor de stem van Messchaert gexchreven. Am See" is ook een allerliefst stukje in wiegelenden rbythmus gehouden. Het slot van den avond bestond uit eea zestal liederen van Brahms tezamen uitmakend^ op. 86. Nachtwandler, Todessehnen en Feldemtamkeit zyn' wel de meest beminde daaruit. Eigenaardig is het, dat de dichter van het laatste lied, Hermann Almers, onlangs goed vond een seh'y'ven te richten aan de uitgevers (Praeger & Meier te Bremen) van eene com positie op denzellden tekst door een dilettant, met name Gerbard Focken. Daarin zegt b\j, dat zyn lied door meester Brahrns' compositie wel reeds langu beroemd is, doch dat zyne vreugde daarover geene vol komene is, want wie sollen in dieser fa-st künstliehen Melodie meine Gefünle, meine Stiinmung, mein Verlorensein in Raum und Zeit, und meia Aufgegingensein im wu'dersamen grossen All wiedergegeben sein? Nimmermehr würde ich jenen mir unvergesslichen Em Jruck jemals in Brahms' Musik wiedererkennen oder auch nur ein mal daran erinnert werden. Und mag sie auch noch so vollendet und hinreissend sein. Zur Wiedergabe jenes Seelenlebens kaan r ar eine Musik mit einfacben wundersam lang geeogenen, leise verklingenden und verhauchenden Aceorde dietien. Als Dichter der Feldeinsamkeii" nehme ieh mir denn hierrait das Recht, der Fockenschen Composition den Preis zu ertheilen, wenn auch ihr SchöpCer kein Musiker von Lebensberuf ist. Noch ist mir keine Weise zum Ohr gedrungen, die besser meinen Worten entsprachef" Men ziet hieruit dat bet onderwerp hetwelk den dichter inspireerde tot zy'n woordp ern, IilllllllllllllllllllllllllllllllllllllltltlnlIlHllltllll ?IHIHIIimillllllllllilMllliinillHIIIHiminIHIHIIIIIillillllHIHIIIHI er was niets aan te veranderen. Hij had nog juist twee miauten om zijn plaats in te nemen. Of het kwam dat hem de sehoeuen pijn deden, of dat zijn woede tegen Piralof hem meer het hoofd vervulde dan zijn examen, zeker was het dat hij droop.... En to^n hij zich daarvan helder bewust waf, wreef hij zich de handen en verliet met een veelbeteekeuende buiging in de richting van den professor het universiteitsge bouw. Hij ging de straat op, maar niet in de richting van Anna Karlofna Foent's gemeubi leerde Kamers, doch den tegenoverge telden kant. Eerst ging hij rechts, toen een smalle steeg door, daarna links om, vervolgens een huis binnen, besteeg de trap twee verdiepingen hoog en trad eindelijk de. kroeg" binnen. Indien men hem gevraagd zou hebben, hoe hij er toe kwam 7.00 brutaalweg de »kroeg" binnen te treden zonder een kopeken op zak, zou het antwoord hebben geluid »dat een man die voor zija examen niet slaagde en in 't diepst van zijn hart voelt de onaangename gewaar wording om eeaige maanden later zich wederom aan hetzelfde te moeten onderwerpen, zich ver plicht gevoelt die gewaarwordingen met een borrel te verdrijven. Daarbij scheen de drang om Piratof onbarmhartig de waarheid te zeggen al machtiger en machtiger in hem te woelen, redenen genoeg om zijn komst- in de kroeg te rechtvaardigen. Toen hij de groote, maar sombere zaal met de lage zoldering betrad, met de talrijke thee tafeltjes, en de lange rekken, waarin de lange pijpen als soldaten naast elkaar stonden, in den dikken rook, zoodat hij ds daarin aanwezigen wel hooren, maar niet onmiddellijk onderscheiden kon, trok zijn mond zich wel in een vrien delijker plooi. Daar hoorde hij zijn naam noemen. Hij ontdekte aan drie aaneengeschoven tafeltjes een troep kameraden, die hem een har telijk welkom toeriepen en hem bij zich noodigden. 't Verwonderlijkst van alles was, dat ze allen zoo luidruchtig, zoo vroolijk gestemd waren en Piratof evenzeer. Zij allen behoorden evenwel tot de niet geslaagden. Maar ze waren zóó vroolijk, zóó goed gehumeurd, zóó tevreden, als ware hun een groot geluk te beurt gevallen. Op de tafeltjes stonden eenige ledige flesschen en glazen. Dag beste kerel! riep Piratof uit, van zijn plaats opstaande om Kamsolin te omhelzen. Zeg het eerlijk, ben je gezakt? KamsoSin, die van plan was hem terdege met een paar krachtige woorden ouder handen te nemen, liet zich in plaats daarvan Piratofs 40 cents per regeL miiiMittiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiriiiiiHitiiiiiiiMiiiiliimtiiiiiiiiiiiMl TRADE MARK. NlARTELL's COGNAC, Dit beroemde merk is verkrijg baar bg alle soliede Wfjuhandelaars en bij de representanten KOOPMA.NJS & BfUJHriEK, te Amsterdam. pB vanaf ? 2.50 per tel. IIoofd-Depót VA.N Dr. lALGER'S ORIG. Sorfflaal-WolartileleD. K. F. DEUSCHLE-BENGEB, Amsterdam, Kalverstr. 157. Eenig specialiteit in deze artikelen in geheel Nederl. miimiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiimiiiiHiiiiiiiiiiniiHiiiiiiiiiii omhelzing welgevallen en sprak, zich tot de aanwez'gen wendend: Ik ben ge-iropeu! Uitstekend, uitstekend, g» dan zitten, kerel! Kamsolin nam plaats, keek met schuine blik ken zijn vriend en kamergenoot aan en zei: Weet je wel, dat je een gemeene kerel bent ! Ik ? Waarom ? vroeg hij met oprec'ate verwondering. Waarom ! En die schoenen dan ? Welke schoenen ? Die lieve schoentjes, die jij aan je voeten hebt, en zonder welke ik geen examen kon doen. De schoenen, stommerik die ik ben. En Piratof sloeg zich met de vuist tegen 't voor hoofd. Kamsoloeschka, beste vriend, ik was 't vergeten, ik was 'i vergeten! Vergeef me, ver geef me ! Je kunt je voorstellen hoe ik 't land had, toen ik niet slaagde ! We gingen toen in compagnie naar de n kroeg", maar 'k was de schoenen vergeten.... Maar hoe ben je dan hier gekomen ? Nasarijeff kwam toevallig, nu heb ik de zijne geleend! Kwam hij bij ons ? Ja, bij ons. Hij wilde wat rusten ... Ik beloofde hem dadelijk terug te komen. Hij moet vandaag nog verder, wilde van avond thuis zijn. Maar daartegen werd protest aangeteekend. Kamsolin mocht niet vertrekken. Er werd hem uitgelegd, dat, wanneer een mensch slaapt, hij gelukkig en dankbaar moet zijn, en niemand hem dit geluk mag ontnemen. Kamsolm kou niet anders dan toestemmen en bleef. De niet-geslaagden verzoenden zich al heel spoedig met de wei-geslaagden die langzamer hand allen in de Aroeg" kwamen aanzetten ; verdriet en geluk kan dus wel hand aan hand gaan. Laat ik neg even vertellen, dat Piratof en Kamsolin tegen den morgen huiswaarts keerden en dat Nasarijeff nog altyd sliep. Hij was over gestapt in het bed, het aan de vrienden Piratof en Kamsolin overlatend, al dan niet gebruik te maken van de rustbank. Zij waren het heel gauw eens. Piratof legde zich op de rustbank en Kamsolin op den grond. Nasarijeff had zóó heerlijk geslapen en was tóó volkomen uitgerust, dat hij den volgenden dag zelfs vergat zijn kameraden een standje te maken.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl