Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND-D.
No. 1132
haar ingenomen constitutioneele stand punt:
zij stelde namelijk als eiscb, dat het com
promis eleê&te <fen geldig zou zijn, waa
neer het im de beide helften der monarchie
langs normaal coBStitutioneelen weg was
tot sta»d gpkomea, en dus niet, zooals m
Oostenrijk was geselued, met toepassing
van de bovengenoemde
uitzonderings-paragraaf. Voor niemand was het trouwens
een geheim, dat de uiterste linkerzijde van
de Hongaarsche Kamer liefat de betrek
kingen met Oostenrijk tot eeoe zuiver
pers»B«ele unie teruggebracht zou zien.
Maar er waren ook onder de
regeeringsmeerderheid tal van afgevaardigden, die
de conetitutioneele bezwaren der. minder
heid billijkten en deelden.
De minister-president Banffy beproefde
het toen met: »hard tegen hard." Toen
de begrooting niet was goedgekeurd, re
geerde hij zonder begrooting; toen het
compromis niet was vernieuwd, werd het
door hem feitelijk toch gehandhaafd. Het
kwam in de zittingen tot ergerlijke
tooneelen, en het geheele bureau van de
Kamer nam zijn ontslag. De oppositie
weigerde alle verdere onderhandelingen,
zoolang baron Banffy niet als minister
president zou zijn afgetreden.
Geruimen tijd heeft keizer Franz Joseph
den heer Banffy gesteund, maar ten slotte
heeft hij hegiepen, dat er met volhouden
niets te winnen was. Een der leden van
de regeeringapartij, de heer Koloman von
Szell, heeft de uiterst moeielijke taak aan
vaard, de oppositie te verzoenen en daarna,
als premier, het ministerie Banffy te
reconstrueeren, en hij heeft, naar het
schijnt, zich op tamelijk bevredigende wijze
van deze opdracht gekweten.
Koloman von Szell is geen nieuweling
in de politiek. In 1867, op 24 jarigen
leeftijd, werd hij verkozen tot afgevaar
digde, en wel, volgens een oud-Hongaarsch
gebruik, bij acclamatie, eene eer die alleen
aan bij uitstek populaire persoonlijkheden
ten deel valt. Acht jaren later werd hij
minister van financiën in het ministerie,
dat uit eene combinatie van de oude
Deak-partij met het linker centrum was
ontstaan, en waarin Koloman von Tisza
eerst minister van binnenlandsche zaken,
later premier was. De jeugdige minister
van financiën toonde zich voor zijne taak
volkomen berekend, en verminderde in
drie jaren tijds de Hongaarsche staats
schuld van 61 tot 27 millioen. De be
zetting van Bosniëen de Herzegowina
gaf aanleiding tot zijne aftreding. Hij
wilde de verantwoordelijkheid niet dragen
voor^ de buitengewoon hooge uitgaven,
welke deze bezetting vereischte. Twee
malen had hij den minister van oorlog
de door dezen dringend noodig geachte
sommen bezorgd, maar bij de tweede
maal diende hij tevens zijn ontslag in.
Dit leidde tot. een persoonlijke
tusschenkomst van den keizer, die vergeefs be
proefde v. Szell van zijn besluit te doen
terugkomen en hem,- na een eenigszins
stormachtige discussie, het gevraagde ont
slag gaf zonder hem eenige onderscheiding
te verleenen.- Nog tien jaren lang heeftj
naar men verzekert, de keizer Koloman
von Szell, dien hij bij officieele gelegen
heden dikwijls zag, stelselmatig genegeerd.
Later heeft Franz Joseph ingezien, dat
hij in zijn oordeel niet billijk was geweest,
en den bekwamen en zelfstandigen staats
man bij velerlei gelegenheden geraadpleegd.
De heer Von Szell was, toen hij enkele
dagen geleden de opdracht van den keizer
aanvaardde, president van twee der grootste
financieele instellingen van Hongarije (de
Hongaarsche hypotheekbank en de Hon
gaarsche wissel- en disconto-bank). Hij
?iiiiiHHiiittiiiiM'HiiiitininttiiiinniiiittiMninmnHnmiinmiiiniiiinii
ntiiiimiiniiiitinmiiimiHiiitHuiimmtiitmmniiiiiii
Een paar schoenen.
Naar het Russiech
VAN
J. N. POTAPENKO.
(Uit het studentenleven.)
(Ski.)
Een hevige driftbui begon zich van Kamsolin
meester te maken. Over 't geheel was hij goed
hartig tot op zekere hoogte maar toen hem
te binnen schoot dat hij met het examen zou
moeten wachten tot den winter, kon hij zijn
woede niet meer onderdrukken.
/t Is toch te erg, mompelde hij. Meu
kan zorgeloos zijn, maar tot een zekere hoogte.
Ik zou hem nooit zulk een koopje geleverd
hebben."
Eerst liep hij driftig de kamer op en neer;
toea hem dit verveelde, wierp hij zich op de
ru&tbank, maar de uitstekende spriugveeren,
deden hem dadelijk gevoelen, dat hij bij haar
geen troost behoefde te zoeken; hij stak over
naar het bed, legde zich op den rug en bleef
met machtelooze blikken op zijn deken staren.
Daar werd aan de voordeur gebeld; er k wam
beweging in de gang. Eindelijk bromde
Kamsolin, eindelijk!
En in de volle overtuiging dat deze de lang
verwachte Piratof zou zijn, sprong hij uit bed,
rukte de deur open en wilde hem tegemoet.
Dat noem ik een gemeene streek brulde
bij de gedaante toe, die hem tegemoet trad in
de half duistere gang.
Ja ? antwoordde de donkere figuur
met een flink basgeluid, dat Piratof niet
toebehoorde, ? //'k ben je heel dankbaar!"
Kamsolin bleef verbluft staan, en trachtte
den nieuw aangekomene, die in de hand een
stevigen wandelstok geklemd hield, te onder
scheiden. Deze trad heel kalm zijn kamer binnen.
Wat is dat? riep Kamsolin uit. Ben
jij het, Nasarijeff?
Ja, dat ben ik. Ik begrijp alleen niet,
waarom je mij zoo uitscheldt?
't Waa een vergissing, neem me niet
kwalijk. Ik meende, dat 't Piratof was. Kom
heeft de voordeelen, aan die positie ver
bonden, bereidwillig prijsgegeven. Zeker
haeft die belangeloosheid niet weinig mede
gewerkt, orn zijne pogingen tot verzoening
der slrijdende partijen gemakkelijker te
maken. De oppositie heeft zich bereid
verklaard, aan, het tot stand komen van
het compromis niets meer in den weg te
leggen; alleen zal de overeenkomst, in
plaats van voor tien, slechts voor drie
of vier jaren worden gesloten. Op bijna
alle andere punten werd volledige over
eenstemming verkregen, en het kabinet
Szell zal, naar alle waarschijnlijkheid, op
eene meerderheid van drie vierden der
stemmen in de Hongaarsche Kamer kun
nen rekenen.
Te begrijpen is het, dat de Weener
correspondent van het Serliner Tageblatt
zijn lofrede op den »politieken
heksenmeester" Von S«ell eindigt met de ver
zuchting: »Waarom wordt voor het on
gelukkige, door parttjhaat verdeelde Oos
tenrijk ook niet zulk een man geboren?"
iiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin
MIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIII
SodaU
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIUI HHIMIIHIIHIIIU
ijto partijen!
Eindelnk is het er, het wetsontwerp op
het arbeidscontract!
Eindelijk, dank zij het initiatief van
professor Drucker, dank zij zijn
onvermoeiden, stoeren arbeid zullen, naar wij
hopen althans, ook wij Nederlanders weldra
behooren tot die volken, die met trots
of neen, laat ons, daar het niet gepast is,
zich te verhoovaardigen op een daad van
zuivere rechtvaardigheid, liever zeggen:
die met voldoening erop mogen wijzen,
dat te hunnent de arbeider niet langer is
overgeleverd aan de willekeur van den
werkgever, dat ook bij ons te lande aan
beide partijen bepaalde verplichtingen ziin
opgelegd, welker niet-nakoming niet straffe
loos kan geschieden.
Eindelijk kan dan het einde worden
tegemoet gezien van het tijdperk, waarin
wél arbeidscontracten werden gesloten,
natuurlijk, hetzij mondeling of schriftelijk,
doch waarin op het nieerendeel dier con
tracten ten volle de woorden van Kousseau
konden worden toegepast: »het zal steeds
even onzinnig z\jn, te zeggen: ik sluit met
jou eene overeenkomst, die aan jou al het
nadeel en aan mij al het voordeel brengt;
eene overeenkomst, die ik houden zal, zoo
lang het tnjtj bevalt, en diejii houden moet,
ook zoo lang het mij bevalt." Want
inderdaad, de aard der hedendaagsche
arbeidscontracten is in den regel niet
anders, dan gelijk die Fransche denker het
omschreef.
Men behoeft nog niet eens zoo'n buiten
gewoon hardvochtig patroon te zijn, om
het heel natuurlijk te vinden, dat men aan
een of meer zijner werklieden des Zater
dags middags meedeelt, dat zij den vol
genden Maandag niet weer behoeven terug
te komen r om bühet in dienst nemen
van een arbeider hem een zeker loon toe
kennen, en deze toezegging na eenige
dagen weder geheel te hebben vergeten en
den man met een veel geringer loon dan
het beloofde af te schepen.
Men wordt nog volstrekt niet als een
model-uitzuigerspatroon gedoodverfd, in
dien men zijnen arbeiders wegens meer of
minder ernstige tekortkomingen, boeten
oplegt, welke meer dan de helft van het
weekloon verslinden.
_ Een fabrikant die, gelijk de vroegere
eigenaar van de thans geliquideerde ij
«ergieterij »De Prins van Oranje" te's
Gravenhage, slechts weinige dagen van te voren
zijnen werklieden aanzegt, dat de fabriek
weldra voor goed zal worden gesloten en
UftlllllHIHIIIIIMIIHIimiMMIIIIIIIIIMIIIIIItllllMIHHIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
je zoo regelrecht van buiten ?
Ja, zooals je ziet. Ik ben op mijn door
reis ; ik ga naar Tvrers; ik moest in Moskou
een uur of acht wachten, daarom kom ik even
bij jelui aan.
En de gast zette zijn stok in een hoek, trok
zij u jas uit en legde zich neer op de rustbank.
Nasarijtff was een kameraad van Piratof en
Kaoisoliu, van af het gymnasium, doch geen
student geworden, omdat hij zijn kleine bezit
tingen buiten Moskou wilde besturen,
Tusschen de kameraden had nooit een intieme
verhouding geheerscW, doch altijd waren ze
goede kennissen gebleven. Als Nasarijeff in
Moskou moest zijn voor zijn zaken, vergat hij
nooit zijn kameraden, maar kwam een uurtje
bij hen praten. Uiterlijk was hij een gezond,
stevig uitziend man. Zijn kogelroud gelaat,
het zware donkere haar gaf een indruk van
ruwheid, maar wanneer hij begon te spreken
met zijn aangename diepe stem, sloot men on
middellijk vrede met hem; hij was zacht en
goedhartig van aard.
Nasariseff vroeg naar Piratof, naar de andere
kameraden, sprak over zijn eigen aangelegen
heden en de Moskou'sche nieuwtjes. Kamsolin,
die op alle andere oogenblikken gereed was
hem vriendelijk en oplettend aan te hooren,
antwoordde nu verstrooid, en Nasarijeff kreeg
zelfs den indruk, alsof hij hem niet te woord
wilde staan.
Hoor eens, ik heb .. eigenlijk geen tijd,
ik zal het je maar ronduit zeggen!
Ja, ik dacht al, je bent zoo vreemd ....
Niets tegen jou, hoor!.. heelemaal niet..
Nu, maar wat is er dan aan de hand ?
Piratof is van alles de schuld. Je weet
niet, wat 'n gemeene vent hij is.
Piratof i1 Dat had ik nooit gedacht. Ik
heb altijd, gemeend, dat hij zoo a. oprechte
kerel was.
Ja, maar je moet geen slechte dingen
van hem deuken !... viel Kamsolin hem haastig
in de rede : hij heeft niets slechts gedaan.
Nu, dan begrijp ik er niets van....
Je moet weten.... dat wij vandaag
examen moeten doen ik kan 't niet langer
uitstellen.... uu is hij er heen, omdat hij in
de eerste groep is.. .Maar wacht eens, vadertje,
daag krijg ik een idee!....
Met dégrootste verbazing staarde Nasarijeff
zijn gastheer aan, die plotseling vlak voor hem
was gaan staan en met de groot&te verrukking
naar zijn voeten keek.
Wat heb je aan mjjn voeten te zien ?
zijn talrijk personeel aldus plotseling de
arbeidsmarkt aanzienlijk doet vermeerderen
en hen, die gedurende vele jaren lang
zijne medewerkers waren, plotseling
aanbroodeloosheid prijsgeeft, wordt geenszins
algemeen hard gevallen om zijne buiten
gewone ongevoeligheid. Want zulk eene
handelwijze is ook niet buitengewoon. Zij
komt bijna dagelijks voor, en het publiek
blijft kou>l daaronder.
»Maar wat wilt gij," roept men uit, terwijl
men van verbazing d;e handen ineenslawt
over zooveel kortzichtigheid en zooveel
gebrek aan rechtvaardigheidszin bij hen, die
dergelijke handelingen aan de kaak
wenschen te stellen, »maar wat wilt gij? Is
een patroon niet vrij zijnei fabriek te si uiten,
als hij wil? 'i LJ toch zijn fabriek! Is een
werkgever niet gerechtigd in zijnen dienst
te nemen en uit zijnen dienst te ontslaan
wien hij wil? Hij is toch een vrij man
evenals de werkman! Kan de werkman
niet weigeren bij zulk een »ongevoeligen,
hardvochtigen" patroon te werken? Is de
arbeider niet vry, om, als hem de hetn
opgelegde boeten niet billijk voorkomen,
elders werk te zoeken? En toen hij in
dienst trad,was hij toch vrij, de voorwaarden,
die de patroon hem stelde omtrent boeten,
ontslag enz. aan te nemen of te weigeren ?''
Ach, er wordt zooveel geschermd met dat
woordje «vrijheid". Zeker, de werkman is
thans ook vrij, arbeidscontracten af te sluiten
met den werkgever, doch zijne vrijheid is
er een van eene bijzondere soort; zij is
»made in Manchester". Zij, die er met
zooveel nadruk op wijzen, dat thans niets
den werkman weerhoudt, ook zijnerzijds
bij zijne indiensttreding den patroon
voorwaaiden te stellen, en dat, indien de
patroon die voorwaarden niet wil aan
vaarden, de arbeider toch ten volle gerechtigd
is, hem zijne diensten te weigeren, vergeten
daarbij n gewichtige zaak, vergeten de
zaak, waarop alles neerkomt.
Voor het sluiten van een billijk contract,
dat beiden partijen voldoet, is n.l. vóór alles
noodig, dat zij beiden ook economisch gelijk
sterk zijn, en dat niet n van hen door
persoonlijke nood-omstandighen gedwongen
kan_ worden, voorwaarden, welke voor hem
beslist ongunstig zijn, te aanvaarden.
En dit laatste is het geval met den
werkman.. Deze staat op het oogenblik, dat
de onderhandelingen tusschen hem en den
werkgever worden aangeknoopt, in den
regel op een zooveel zwakker standpunt
dan de patroon, dat hij wel gedwongen is,
elke voorwaarde, welke hem wordt gesteld,
te aanvaarden, mits tegenover hem maar
n beding worde vervuld, namelijk, dat
hem een (zeker loon, hoe gering dan ook,
worde gegeven, opdat hij niet van honger
behoeft te sterven.
Zóó is de toestand thans, dit is n der
gevolgen van die hooggeroemde vrijheid.
En de verdere gevolgen zijn dan, dai de
patroon zooveel mogelijk beknibbelt op het
Joon, den arbeidsduur daarentegen zoo veel
mogelijk rekt, bij de geringste
tekortkominfen dat loon nog door krasse boeten
verminert,terwijl hij zich bovendien het recht voor
behoudt, den loontrekkende te ontslaan op
elk oogenblik, waarop het hem goeddunkt,
zoodra hem n ggoedkoopere arbeidskracht
wordt aangeboden, zoodra de arbeider «ver
sleten" is, of zoodra een ongeluk, zij 't ook
zelfs door den arbeid verkregen, hem voor
het werk verder ongeschikt maakt.
O, zeker, de arbeider is vrij den dienst
van dien ruwhartigen patroon te verlaten.
Maar wat heeft hij dan in ruil voor zijn
geringe loon? Niets. Werk zoeken bij een
ander? Maar een ander zal hem immers
evenzeer «knijpen" als de eerste, al ware
het alleen om aan de concurrentie het hoofd
te kunnen bieden; van een anderen, zelfs
den humaansten patroon kan niet worden
verwacht, dat hij dien versleten of
halfinvaliden man in zijnen dienst neemt.
Het is dus duidelijk, dat tegenwoordig
in ons land de arbeidscontracten niet wor
den afgesloten tusschen gelijke partijen. Een
ieder dus, die niet meer dweept met de leer
van een Bastiat en een Carey, die de econo
mische harmonie der belangen maar stil
letjes haar gang wilden laten gaan, wijl
ffnHiHHnimiitiMMiiiHMiiiiiiiiiiitiiiiilriiiitiiiiiiiiiiiiiiiHtiiiiiiiiiiniiin
vroeg hij.
N;ets! je hebt immers gezegd, dat je eenige
uren in Moskou moet wachten.
Ja, nog een uur of vier.
Prachtig. Kun je het twee uur zonder
schoenen stellen ?
Ik begrijp je niet....
Wacht maar, je zult het dadelijk wel
begrijpen. Je ziet dat ik geen schoenen aan
mijn voeten heb. Wij hebben samen maar a
paar. Piratof heeft ze nu aan; hij zit naar alle
waarschijnlijkheid in de »kroeg" en heeft mij
vergeten. Ik kan toch niet zonder schoenen
txamen gaan doen. Begrijp je me nu?
Hm... je wilt er dus mee zeggen, dat ik
je mijn schoenen moet leenen, is 't niet zoo ?..
Nu voor mijn part.... ga je gang, maar als je
mij nu ook vergeet ?
Neen, neen, dat is onmogelijk, dat beloof
ik je ! Ik weet immers dat je straks op reis
moet. Dat zou een gemeene streek van mij
zijn, dan ken je me niet.
Nu, goed dan antwoordde Nasarijeff
maar je moogt ze wel eerst even poetsen, ze
zitten vol modder.
Geen sprake van! ieder minuut is er een.
Trek ze gauw uit.
Nasarijeff trok ze nit, Kamsolin trok ze met
buitengewone snelheid aan.
Wel wat nauw ! mompelde hij. Maar
enfin, daar is niets aan te doen. Dus liet
hij er op volgen jij blijft hier, gaat slapen
of wat je wilt, met een anderhalf uur ben ik
terug.
Vluchtig stak bij zijn gast de hand toe, trok
even een benauwd gezicht toeu hij eenige
schreden gedaan had en haastte zich de woning
te verlaten.
Toen hij aan de deur der universiteit kwam
ontmoette bij eenige kameraden, die, zooals
hij wist, ook tot de eerste groep behoorden.
Is Piratof hier? vroeg hij, achter adem
van 't snelle gaan.
Piratof? antwoordden ze, neen, die
is er al van door!
Hoe zoo ?
Hij is gezakt.
Zoo l Hm .... En waar is hij dan nu?
Zijn verdriet verzetten in de //kroeg" ....
T- Verduiveld! juist als ik vermoed had!
bromde Kamsolin voor zich heen en ging verder.
't Was wel een vreemd gezicht, dat de schoe
nen die hij droeg, ondanks het warme, droge
weer, vol modder zaten; en zóó voor den pro
fessor te verschijnen, was niet aangenaam. Enfin
dan alles het best zou uitkomen, een ieder,
die gevoelt, dat die toestand een sociale
onrechtvaardigheid is, zaJ, dus ook inzien, dat,
waar de krachten van het individu blijkbaar
te kort schieten, om aan die onrechtvaar
digheid een einde te maken, eene hoogere
macht dan, die van het individu den eco
nomisch zwakkere te hulp- moet komen-,
om hem tegen de uitbuiting van den zooveel
sterkeren «contractant ter andere" te bescher
men. E'i die hoogere macht kan natuurlijk
geen andere zijn dan de regeering, dan
de staat.
De taak der regeering is het, aan de
beide contracteerende partijen, en in de
eerste plaats aan de sterkste, vaste ver
plichtingen op te leggen,welke in het contract,
dat zij te saaien zullen sluiten, moeten
worden opgenomen; haar taak is het, zorg
te dragen, dat die verplichtingen ook met
de meeste nauwgezetheid worden nageko
men, en, waar dit niet geschiedt, het
geschonden recht te herstellen, het gepleegde
oprecht te straffen.
O in die taak te vervullen zal zonder
twijfel het wetsontwerp van den heer Drucker
der regeering moeten dienen; zoo lang zulk
eene wet niet tot stand is gekomen, staat
de overheid machteloos tegenover elk der
beide partijen, zal aan de eerste eischen der
sociale rechtvaardigheid nog niet kunnen
worden voldaan.
Laat ons derhalve hopen, al zij deze
hoop ook zwak, dat het aan het huidige
ministerie nog besshoren moge zijn, zijnen
socialen arbeid nog te bekronen, door ook
dit werk, (lietst met eenige wijzigingen) in
veilige haven binnen te loodsen.
Men vreeze niet dat ons volk daardoor
gevaar zal lonpen van overijling te worden
beschuldigd. Waar Zwitserland reeds sinds
1877, Hongarije sinds 1884, Oostenrijk sinds
1885 en Duitechland sinds 1891 wettelijke
regelingen van het arbeidscontract hebben
ingevoerd, waar dus reeds vóór ruim 20
jaren de eerste stap op dezen weg werd
gezet, en op de goede vruchten daarvan
dus met vertrouwen kau worden gewe
zen, daar kan het hoog tijd worden ge
acht, dat ook onze Staten-Generaal het
bewijs< leveren eene ware volks vertegen
woordiging te willen .ijn.
Periculum in mora!
Delft. Dr. J. C. E.
T cq L.LTT
LR.LN
Mnziefc in de Hoofdstad.
Waarly'k, menige noviteit hebben wij in den
laatsten tijd aan het kunstenaars-paar
Messchaert en Röntgen te danken. Hebben zij
ons vroeger de kennismaking met Hugo Wolf
verschaft, thans komen zij Lange-Müller aan
ons voorstellen, een Deensch componist naar
ik meen, v*n wien dezen winter reeds een
paar liederen door Messchaert zyn gezongen
op eene soiree, welke ik verhinderd was by
te wonen. Trjans werden van hem voorge
dragen Die heil'gen drei Könige, Sieh, wie
Wulken dort am Himmel, Laubfall" en der
Bar". Ik aarzel ni.t te verklaren, na de
kennismaking met deze liederen, dat
LangeMüller als lyriker eene plaats toekomt naast
de beste hedendaagsche meesters. Laubfall" is
een byzonder schoon lied van voortreffelijke
declamatie en prachtigen climax op de woorden:
Denksl du des Hochsommers
strahlender Gluten!
Und wie ein Hymnus der Liebe zum
Himmel jubelnd sicb, schwang?
Hoe aangrüpe id klinkt ook het voortdurend
herhaalde Fallendes Blatt" ! Ojk der Bar"
is een zeer schoon lied. Meesterly'k is de
overgang geschilderd in de natuurtafereelen als
de Domen, Dickicht, G^spenster und Kliifte"
plaats maken, voor den Mond aus den Wolken
heraus milde lachelnd." Het is een lied pakkend
door de symboliek van den tekst zoowel als
i door het ungsche en b oeiende in d» muz k«fe
j behandeling. Voorts vind ik die hèl'gen
i drei Könige" in zyne nawe, mahrcheohafte
opi vattinjf, een juweeltje van eenvoud en reinheid.
Ind -rdaad deze kennismaking doet naar meer
verlangen van d«n Daenschen compmist. De
avond werd geopend met drie liederen van
Schuoert, die eveneens als noviteiten werkten,
daar zy bijna door niemand gezingen worden.
\n die unielenende Sonne" is wel eene echte
Schubert in zijne meLodiek, my'echter door zyn
tekstherhalingen minder sympathiek dan de ge
weldige Fahrt zum Hades" een lied als
voor de stem van Messchaert gexchreven. Am
See" is ook een allerliefst stukje in wiegelenden
rbythmus gehouden.
Het slot van den avond bestond uit eea
zestal liederen van Brahms tezamen uitmakend^
op. 86. Nachtwandler, Todessehnen en
Feldemtamkeit zyn' wel de meest beminde daaruit.
Eigenaardig is het, dat de dichter van het
laatste lied, Hermann Almers, onlangs goed
vond een seh'y'ven te richten aan de uitgevers
(Praeger & Meier te Bremen) van eene com
positie op denzellden tekst door een dilettant,
met name Gerbard Focken. Daarin zegt b\j,
dat zyn lied door meester Brahrns' compositie
wel reeds langu beroemd is, doch dat zyne
vreugde daarover geene vol komene is, want
wie sollen in dieser fa-st künstliehen Melodie
meine Gefünle, meine Stiinmung, mein
Verlorensein in Raum und Zeit, und meia
Aufgegingensein im wu'dersamen grossen All
wiedergegeben sein? Nimmermehr würde ich
jenen mir unvergesslichen Em Jruck jemals in
Brahms' Musik wiedererkennen oder auch nur
ein mal daran erinnert werden. Und mag sie
auch noch so vollendet und hinreissend sein.
Zur Wiedergabe jenes Seelenlebens kaan r ar
eine Musik mit einfacben wundersam lang
geeogenen, leise verklingenden und verhauchenden
Aceorde dietien. Als Dichter der
Feldeinsamkeii" nehme ieh mir denn hierrait das Recht,
der Fockenschen Composition den Preis zu
ertheilen, wenn auch ihr SchöpCer kein Musiker
von Lebensberuf ist. Noch ist mir keine Weise
zum Ohr gedrungen, die besser meinen Worten
entsprachef"
Men ziet hieruit dat bet onderwerp hetwelk
den dichter inspireerde tot zy'n woordp ern,
IilllllllllllllllllllllllllllllllllllllltltlnlIlHllltllll
?IHIHIIimillllllllllilMllliinillHIIIHiminIHIHIIIIIillillllHIHIIIHI
er was niets aan te veranderen. Hij had nog
juist twee miauten om zijn plaats in te nemen.
Of het kwam dat hem de sehoeuen pijn deden,
of dat zijn woede tegen Piralof hem meer het
hoofd vervulde dan zijn examen, zeker was het
dat hij droop.... En to^n hij zich daarvan
helder bewust waf, wreef hij zich de handen en
verliet met een veelbeteekeuende buiging in de
richting van den professor het universiteitsge
bouw. Hij ging de straat op, maar niet in de
richting van Anna Karlofna Foent's gemeubi
leerde Kamers, doch den tegenoverge telden kant.
Eerst ging hij rechts, toen een smalle steeg
door, daarna links om, vervolgens een huis
binnen, besteeg de trap twee verdiepingen hoog
en trad eindelijk de. kroeg" binnen.
Indien men hem gevraagd zou hebben, hoe
hij er toe kwam 7.00 brutaalweg de »kroeg"
binnen te treden zonder een kopeken op zak,
zou het antwoord hebben geluid »dat een man
die voor zija examen niet slaagde en in 't diepst
van zijn hart voelt de onaangename gewaar
wording om eeaige maanden later zich wederom
aan hetzelfde te moeten onderwerpen, zich ver
plicht gevoelt die gewaarwordingen met een
borrel te verdrijven. Daarbij scheen de drang
om Piratof onbarmhartig de waarheid te zeggen
al machtiger en machtiger in hem te woelen,
redenen genoeg om zijn komst- in de kroeg te
rechtvaardigen.
Toen hij de groote, maar sombere zaal met
de lage zoldering betrad, met de talrijke thee
tafeltjes, en de lange rekken, waarin de lange pijpen
als soldaten naast elkaar stonden, in den dikken
rook, zoodat hij ds daarin aanwezigen wel
hooren, maar niet onmiddellijk onderscheiden
kon, trok zijn mond zich wel in een vrien
delijker plooi. Daar hoorde hij zijn naam
noemen. Hij ontdekte aan drie aaneengeschoven
tafeltjes een troep kameraden, die hem een har
telijk welkom toeriepen en hem bij zich
noodigden. 't Verwonderlijkst van alles was, dat ze
allen zoo luidruchtig, zoo vroolijk gestemd waren
en Piratof evenzeer. Zij allen behoorden evenwel
tot de niet geslaagden. Maar ze waren zóó
vroolijk, zóó goed gehumeurd, zóó tevreden,
als ware hun een groot geluk te beurt gevallen.
Op de tafeltjes stonden eenige ledige flesschen
en glazen.
Dag beste kerel! riep Piratof uit, van
zijn plaats opstaande om Kamsolin te omhelzen.
Zeg het eerlijk, ben je gezakt?
KamsoSin, die van plan was hem terdege met
een paar krachtige woorden ouder handen te
nemen, liet zich in plaats daarvan Piratofs
40 cents per regeL
miiiMittiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiriiiiiHitiiiiiiiMiiiiliimtiiiiiiiiiiiMl
TRADE
MARK.
NlARTELL's COGNAC,
Dit beroemde merk is verkrijg
baar bg alle soliede
Wfjuhandelaars en bij de representanten
KOOPMA.NJS & BfUJHriEK,
te Amsterdam.
pB vanaf ? 2.50 per tel.
IIoofd-Depót
VA.N
Dr. lALGER'S ORIG.
Sorfflaal-WolartileleD.
K. F. DEUSCHLE-BENGEB,
Amsterdam, Kalverstr. 157.
Eenig specialiteit in deze
artikelen in geheel Nederl.
miimiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiimiiiiHiiiiiiiiiiniiHiiiiiiiiiii
omhelzing welgevallen en sprak, zich tot de
aanwez'gen wendend:
Ik ben ge-iropeu!
Uitstekend, uitstekend, g» dan zitten,
kerel!
Kamsolin nam plaats, keek met schuine blik
ken zijn vriend en kamergenoot aan en zei:
Weet je wel, dat je een gemeene kerel
bent !
Ik ? Waarom ? vroeg hij met oprec'ate
verwondering.
Waarom ! En die schoenen dan ?
Welke schoenen ?
Die lieve schoentjes, die jij aan je voeten
hebt, en zonder welke ik geen examen kon doen.
De schoenen, stommerik die ik ben. En
Piratof sloeg zich met de vuist tegen 't voor
hoofd. Kamsoloeschka, beste vriend, ik was 't
vergeten, ik was 'i vergeten! Vergeef me, ver
geef me ! Je kunt je voorstellen hoe ik 't land
had, toen ik niet slaagde ! We gingen toen in
compagnie naar de n kroeg", maar 'k was de
schoenen vergeten.... Maar hoe ben je dan
hier gekomen ?
Nasarijeff kwam toevallig, nu heb ik de
zijne geleend!
Kwam hij bij ons ?
Ja, bij ons. Hij wilde wat rusten ... Ik
beloofde hem dadelijk terug te komen. Hij moet
vandaag nog verder, wilde van avond thuis zijn.
Maar daartegen werd protest aangeteekend.
Kamsolin mocht niet vertrekken. Er werd hem
uitgelegd, dat, wanneer een mensch slaapt, hij
gelukkig en dankbaar moet zijn, en niemand
hem dit geluk mag ontnemen. Kamsolm kou
niet anders dan toestemmen en bleef.
De niet-geslaagden verzoenden zich al heel
spoedig met de wei-geslaagden die langzamer
hand allen in de Aroeg" kwamen aanzetten ;
verdriet en geluk kan dus wel hand aan hand
gaan.
Laat ik neg even vertellen, dat Piratof en
Kamsolin tegen den morgen huiswaarts keerden
en dat Nasarijeff nog altyd sliep. Hij was over
gestapt in het bed, het aan de vrienden Piratof
en Kamsolin overlatend, al dan niet gebruik te
maken van de rustbank. Zij waren het heel
gauw eens. Piratof legde zich op de rustbank
en Kamsolin op den grond. Nasarijeff
had zóó heerlijk geslapen en was tóó volkomen
uitgerust, dat hij den volgenden dag zelfs vergat
zijn kameraden een standje te maken.