De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 12 maart pagina 3

12 maart 1899 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1133 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 3 op te wekken en meer nut kunnen verschaften, dan die, welke wij in deze egelen den lezers aanbieden, en om der wille der merkwaardigheid en der volledig heid niet achterwege mochten laten. Doch gaan wij nog even na, op welke . wjjze het »Musée SpciaP zijne taak inder daad volbrengt, of tracht te volbrengen. Het zijn vooral de adviezen inzake soci ale instellingen, waarop het franscfee Bu reau voor Sociale Adviezen zich beeft toe gelegd. Al wie inlichtingen wenscht te ontvangen omtrent zulke instellingen, ?elders reeds bestaande, heeft zich slechts tot de directie van het M-usée te wenden, ?die de weetgierigheid der vragenden steeds naar hare 'beste krachten tracht te bevre digen. En al wie goede wen ben of raad-gevingen behoeft voor instellingen of rege lingen, welke hq eelf in het leven wenscht te roepen, heeft eveneens zich slechts tot 'hetzelfde adres te wenden. De beantwoording der aangevraagde adviezen geschiedt, al naargelang van den aard der -vraag, 6f door des directeur, of door een der beide genoemde<gedelegeerden, wier werkkring zoo zuiver mogelijk om schreven is. Zoodra echter de aanvragen meer speciale kennis van >eenig onderwerp vereischen, worden zij naar een der zeven sectiën gezonden, welke<tot dat doel gevormd zijn, nl.: ?lo. de sectie, welke Verband houdt met vereenigingen, die zich met sociale vraag stukken bezighouden; _2a. de landbouwsectie; 3o. <de sectie voor arbeiders- en ?coöperatieve vereenigingea.; 4o. de sectie voor sociale verzekeringen; 5a. de sectie Voor instellingen van werkgevers in het belang van hun personeek^öo. de juridische sectie; lo.- de «ectie_ voor het uitzenden van commissiën en het instellen van enquêtes. De leden dier sectiën zijn meest in de sociale wetenschap en ? praktij k bekende personen, wier namen al thans goede garantie bieden voor de deugdzaamheid der adviezen, welke door bemiddeling van het Muséedoor hen worden uitgebracht. Wij noemen slechts de namen van Jules Siegfried, George Blondel, Charles Robert, Paul Bauregard, Gof'finon, Waldeck-Rousseau, Léon de Seilhac, enz. En wat de bibliotheek betreft, welke des daags steeds voor een ieder vrij toegankelijk is, vermeldt haar alphabetische en metho dische catalogus thans 13.000 boekdeelen, ?en bovendien een groot aantal belangrijke documenten en dossiers over verschillende onderwerpen. De boeken kunnen echter niet worden medegenomen, doch moeten ter plaatse in de leeszaal worden gecon sulteerd, terwijl de leestafel bovendien on geveer een honderdtal diverse tijdschriften van fraoschen, belgischen, zwitserschen, duitschen, oostenrijkschen, spaanscben, itaHaanschen, amerikaanschen, engelschen, deenschen en noorschen oorsprong bevat. Het Musée zelf publiceert bovendien als vruchten van zijne enquêtes en «tudiën diverse werken, -d'ie tezamen n serie vormen: de >BibU0tbeek van het Musée ?Social". Bovendien worden op ongezette tijden z.g. «circulaires" uitgegeven, welke in den regel een niet-en belangrijke aan tal blad zijden tellen, en aan de bespreking_ van ver schillende sociaal economische, of sociaallegislatieve vraagstukken zijn gewijd. De «permanente tentoonstelling" einde lijk, waarvan' hierboven sprake was, heeft ten doel, door het naast en bij elkander brengen van graphische en andere voor-«tellingen van de geschiedenis, de ontwik keling en d«n stand van verschilleed* -sociale instellingen, eene vergelijkendesta tie van deze 4aatste mogelijk en makkelijk te maken -en grondige kennis omtrent de beginselen, welke in de sociale economie heersenen, te verspreiden. In ons arti&el, aan den stichter der hier ^beschreven instelling g«wijd, hebben wij reeds beschreven, op wefcke ruime wijee het Musée Social bevendien de uitbreiding der «ociaal-economische litteratuur tracht te 'bevorderen, «n niet het minst ten opzichte van dit gedeelte zijner taak mag het op goede vruchten wijzen. En dat ook van de gelegenheid tot het aanvragen van sociale adviezen vaak ge bruik wordt gemaakt, moge blijken uit de mededeeling, welke onlangs ook in het Sociaal Weekblad werd gegeven, dat van l October 97 tot l April '98, dus in een tijdsverloop van een halfjaar 240 vragen schriftelijk en 307 mondeling werden be antwoord. Zietdaar dus de organisatie en de wijze van werken, van adviseeren en propageeren van het alom bekende Musée Social, dat echter, zooals wij reeds opmerkten, geens zins in alle opzichten voor soortgelijke instellingpn in andere landen, ten voorbeeld kan worden gesteld. Wij meenden echter een nuttig werk te doen, met het oog op de bij ons te lande in bewerking zijnde plannen, deze instelling nog eens in den breede te schetsen, in de hoop daardoor ook de belangstelling voor ons nederlandsch «Centraal Bureau" voor Sociale Adviezen" op te wekken en te verhoogen. Delft. DR. J. C. E. «iimmwiiMfmmiimimiimimnmwnimiiiiiiii* MuM in t Het was my een waar genot, na vele jaren ?de groote C-dur symphonie van Schubert weer eens te hooren en te mogen coi stateeren, dat dit geniale werk, zelts in zy'ne himmlische Lange", zoeals Schumatm eigenaardig uitdrukte, nog niets van zijne frie-chheid en poë:ischen geur verloren heeft. Waarlijk deze twee eigenscoappen, die den romantiker Schubert in zoo hooge mate eigen zqn, zullen hem een langer en bloeiender leven verschaffen dan den meesten zijner tydgenooten, wier werken meer ontstaan zyn onder den invloed van een ziekelyken tijdgeest, die zich in de eerste helft dezer eeuw openbaarde en dien wij als een onmisbaren schakel in den grooten muzikalen keten niet kunnen missen, maar toch thans ate berschwanglich" en gelukkig ook berwunden" beschouwen. Schubert is opgeruimd en zorgeloos, zijne melodieën verdringen elkaar onbekommerd. Schubert weet dat hy niet zuinig behoeft te wezen met de vruchtbaarheid van zynen geest en dat de onuitputtelijke schat zijner vin dingrijkheid hem niet gauw in verlegenheid zal brengen ! Voor den en.stigen en grandiosen Beethoven moet hij het veld ruimen l Wie echter ook niet? Doch brengen wij diens jongeren tijdgenoot den tol onzer bewondering en ver heugen wij er ons over, dat naast den homerischen kolos Beethoven, een zonnige genius het hart van den beminnelyken Schubert ontvonkte tot het scheppen van tal van eeuwigjonge frissche werken. Alleen in enkele stereotiepe hoorn- en trompetpassages kan men bespeuren dat Schnbert de technische afgerondheid miste, die Beet hoven in de instrumentale zijner symphoniën gedocumenteerd heeft en die den tijd ni«t behoeft te vreezen, n'en déplaise Gustav Mahler e. a., die zich bchnldig maken aan het vandalisme, Beethovensche symphoniën urn zu instrumentiren !" De uitvoering Donderdag 2 dezer in het Concertgebouw was zeer schoon. Mengelberg leidde het werk met groote distinctie. Wat klaarheid betreft, maakten het tweede en vierde deel den roeesten indruk op my. Waarom echter zoo'n werk aan het slot van den avond gegeven ? Het zou my leed doen ais men er gewoonte van ging maken op solisten-concerten de symphonie in het tweede deel te spelen, waa neer de toehoorder niet geheel ontvankelijk meer is voor het opmmen van een dergelijk grootsch werk en als ook de solistenvoordrachten in den regel die Aufuahme-Fahigkeit" niet voorbereid of in de hand gewerkt hebben ! De soliste van deren avond was mejuffrouw Lula Gmeiner uit Berlijn. Zij zong in het begin een paar Italiaansche aria's en later nog een viertal Duitsche liederen. Mej. Gmeiner heeft een schoon mezzo-sopraan, quasi alt geluid, dat uitmunt in het mezzo, voce. Inderdaad daarvan heeft zij uitstekend party getrokken. Steeds klonken hare halve tinten bekoorlijk. Zoodra zij echter dat kostelijk ter rein verlaat, begon de intonatie eene haarfijne zweving te laag te worden. Zeer was dat bemerkbaar in Schubert's .junge Nonne." Daarin maakte zij zich ook schuldig aan een o»verdragelijk op- en afsleepen van den toon, waar door de voordracht van dit lied een veel te weekftlijk karakter kreeg. Dein blauss Auge" van Brahms gelukte haar het best. Ook . Weyla's Gesang" van Hugo Wolf zou als totaal-indruk zeer gunstig zijn geweest als de harde uit spraak van den vocaal a, vooral toen die als borsttoon gezongen werd op f (bühet woord Warter") niet een wanklank brengen kwam. Het eerste, zachte gedeelte van Rica. Strauss' verrukkelijk Standchen" klonk mjzonderschoon; later echter, tegen het slot, toen er meer krach tige accenten voor den dag kwamen, bleek het dat in het forte hare stem in de hooge tonen die resonans miste, welke den toon steeds zijn adel doet behouden. Als men dit gedeelte door» haar eens in een kleinere zavl zóó zon hooren zingen, zou men versteld staan over de hardheid van den klank. Verreweg heb ik in de liederen het meest genoten van de ver rukkelijk schoone begeleiding van Mengelberg. Mejuffrouw Gmeiner is eene zanger«s met vele goede eigenschappen, maar zij mist het achevéom ten volle als eerste rangs-kunstenares beschouwd te mogen worden. Het concert werd geopend met Rossini's opera-ouverture «II Barbiere de Seviglia", welke zich op deze plaats en in dezeo ngjving wel een beetje vreemd te moede zal gevoeld hebben; de s 'lovoordrach^en werden van elkaar gescheiden door Wagner's derde-acte-Meistersinger-voorspel. Maandag 6 dezer woonde ik eene soiree by der dames H. en A. R >11, welke in de kleine IWIIMHMIIIIMMMIIUHIIIIIIIItK . en Sedert een dag of veertien geen vermeerdering van de brochures of beschouwingen naar aan leiding van HU d a van S«.y len b urg f) en den daartegen .gerichten supjectieyen uitval van. frl. Lotman. <Da laatste die my in handen kwam, was .Macgaretha M^-boom's Open .Brief, hoofdzakelijk gewijd .aan de .deugde lijke uiteenzetting van het diepe verschil lunchen Uef hebben envefliff&.iiijn, dat bhjlc? baar frl. L. niet ikeot. Wie «temt niet mat IOPJ. M. in als ze .zegt: «Er «un huwelyken, .<be niet uit berekening en ook niet uit liefde gwtoten werden, daar uit verliefdheid; en ?««oneer, u de mensehen om u keen nauwkeurig ? observeert, «rit .u «ien dat er onder hen iijn, ? die vtrliefd werden <pp meascheo, die zij nooit leeren .liefhebben, en ook dat ze liefhebben ,jnet een groote, teere liefde, anderen waarop zy nooit verliefd zullen worden'/' .?Nu de stroom .wat Aot rust is ^ekomer,.acht , ik bet oogeufclik daae, om hetzettde onderwerp eens van geheel andeeen kant te -bekijken, ./k zal dat doen aan de hand van Kduard Car..penter's drieledige studie: W.oman, and her,place in a free Society" ; 8 ejs, L o v e, aad its place m a free.-^S*ciety" ; JK a r r i a,g e, in.,aifree Society''. Reeds iii 1894 sagen deae bespiegelingen te Maaïhester het licht; de neder.andsche vertaling daarentegen is van zeer rrecenten datum nu eerst .schijnt een uitgever (H. J. J'outsma) taaar te hebuen aangedurfif. Wat de vertoiking betreft, die is mooi .werk; ,fieorgin« Maet*u,y cker >lte«ft e«r van haar waarlijk niet gem*kKely ken ^arbeid. Carpenter herlezende re«a telkens <!e vraag in m\j , ^p den iwrigen zoacer tot n.y gericht r op het tentoonstellingsterrein aan d£ Stad, houderslacn te 's<£iravenhage ; Hoe te ver, klaren, dat twee,,o£ meer, h«tzelide on«terwerp behandelende, zelfs .al gevoelt men er niet de .minste eyntpatbie voor, de «en walging kan -wekken, terwijl de ander, hoewel met «over redende, zonder groate gemoad*beweging tot h«t -einde .J*an worden gevolgd-?" Carpenter roert zeer teedere otuierwerpec aan en Aarft heel wat ronduit /zeggen, en toch is hij .«oor ernstji; denkenden nergens weerzinwekkend .de resten daaraan zal erel zyq, dat uit atiss .blykt, ioe heilig voor hem de zjuk is; liclujinnighejd is zeer zeker geen teek in zyo Jsarakter. De aacvang v*a Carpetter's De Vrouw", die bg aüetn tot onderwerp van zjjn studie on&akt ala echtgeaaot en moeder, <t>et zien, dat er in de hooge oudheid van de zelfstan digheid der vrouw enden voacnaamsten prikkel tot .beschavit^g het individueel bezit^?geen plaats was naast elkaar, omdat 4e man eenmaal vervuld van de begeerte naar particuüeren «igendem, wel&ra de hand legde op zijn eigen wrye kameraad, ^ijn tweede ik aa haar temghracht tot een goed, tot een jroorwerp sau bezit en weelde, een dienaresse van zijn Ueihoeften en genoegens, eea pop, «en zielloes iStuk speelgoed. Haar .bleef niet anders over das. te zijn: een vrije vr«uw en als veracht wezen in de goot te sterven, of ten wille van uiterijjkea welstand en eea geedea naam zichzelf te yerkoopen met lijf «n ziel, in een levens lange slavernij, aan een beer, dien zij,, dikwijls reeds spoedig, kon komen te bate D. De vrouw schikte zich allengs in die treurige verhouding als iets onvermijdelijks; zij begaf zich aan haar arbett van geduld, aan haar huiselijk werk en vervulde de wereld van haar myriaden naamlooze, onvermelde daden van teederheid en liefde, van onderdanigheid en dienstbaarheid, van geduld en zelfverloochening. Toch had zij individueele aandrift, karakter, talent en aanleg. Zij kwijnde weg en verdorde ; haar denkvermogen werd in zyn ontwikkeling gestuit en haar kijk op de wereld werd een karikatuur van wanbegrip en onkunde. Zóó, zegt Carpenter maar uitvoeriger, is door eeu*en heen het lot der vrouw geweest. Is de schuld daarvan bij haarzelf te vinden? had zij zich kunnen en dus moeten verzetten? Zij kon niet, want zy werd te zeer in beslag *) Jïog geen uur nadat deze woorden ge schreven stonden werden zij tot een onwaarheid gemaakt door de brochure .Het Feminisme", van H. A. P. C. van der Waarden, kapelaan te Arnhem, igenomen »!s ^zijnde de «uk en de wtag-van het .*aenschenr«s. £r gijn voorzeker slechts weinig nuuinen, die ? ?de innigheid en tie .heiligheid vaa het zich ? imoeder-«oeten der ? vrouw begrijpen het slorpt haar denken, haar leven op U.y de eerate «orgen en de latere toewijding, getn«oiilijk zoo weinig begrepen en gewaardeerd, ooi: door den .aoon en de .dochter, d*e het ouderlijke huis verlaat. De fysiologische versoti.len tusscheöman en vrouw koudou verband -met het feit, dat de ? riouw het dichtst by de natuur-staat; zich gamakkelyk door haar intuïtie laat ieiden en zelden de loskuppeliLg vaa liefde en hartstocht oadervind.', hetgeen zoo veelvuldig v«erkoiut bij de manueu. Uit den val«chen toestand tu'.schenkman en vrouw, dien -vau hee/scter-eu onderworpene, zya in verloop van tnd aüerlei anaereonwaar heden voortgevloeid, gely'k:buitensporige vleierij aan den eeueti kaui en u>t s.aven,ij gedoemd worden daar tegenover, mat dit jammerlijk ge volg, dat het groote, ernstige, mooie woord Vr.oaiw een symbool ia geworden voor-wuftheid. Het beschavingsproces heeft wat de vrouw betreft drie houldtypeu ontwikkeld: de.dame, de .kmissluof, d a proatititéf, en het is moeilijk te zeggen, lezen wij bij C., wie van de,ilriehet rampzaligst, welke tiet ver^t .verwijderd is van wat iedere ware .vrouw in near hart als ideaal behoorde te hebben". De eurste: uitetljjk gehuiuigd,, innerhjk veracht; .de tweede: zich <lootiKiu*eDde ouder arbeid, die,*/ürdt aangemerkt als een foort tydyeidrijf; de derde na een korten tijd v.an. gemak, inisscbien weelde, duch steeds .g«stooten mt de maatecttappy, sterven in de guet. De vatache verhouding tusschen.man en vrouw ieelt hem tot karateertrek gegttven: bruta liteit eüv e r wa and u e i*!, .in haar out wikkeld: l.ist en g,e veinsdield, en er een voor haar deugdejyi wapen van gemaakt, of liever: een <loor naar veelvuldig gebruikt wapen zelfu al gevoelt ze, dat ze er al» karakter door zittkt, en ui«t haar de^znao, want wat deeone sej.e benadeelt, is ook «ehadelijk voor de ander. Uit een eo ander bl(j,kt voldoende, vervolgt C*rpenter, dat de bevrydling der vrouw uit haar toeatend vau afhankelukteid van den man op het cogenblik de onontbeerlijk eerste stap i» in de .richting harer ontwikkeling, ea dat verbeteruüg van ha«r lot niet kan worden verwacht, voordat zy tegenover den man kan etaan als zijns gfilyke; voardat zij uit zich aoühaar natuurljjke verhouding toe hem heeft gevonden.. Toch .zal geen kleiue of groote sociale her vorming, die beperkt is tot de vrouwetimeirtld, haar de begeerde et volledige vrymaking bren gen. Niet uoordiit oas commercieel stelsel, met n ruil ea verkoop van vea! menschelijken acbeid en efde om winst, is .cerdtvenen, en niet vooidat een gekeel nieuw wetboek vau zeien en idealen is ingevoerd, zuilen de vrouwen wecJielijk vrij zyn. Zy he')ben te onthouden, dat .haar zaak ook de zaak is van den onder drukten werknaan over de geheele aarde, en deze dient te bedenken, dat zijn zaak ook de hare i*. Ken door en door gezonii moederschap, om vattende volledige fysieke, oeconomische, moreele en politieke vrijheid, is de onafwijsbare roorwaarde om een betere toekomst tegemoet te gaan. Slechts als de vrouw deel neemt aan het vry maatschappelijk leven, zal de belang rijkste aller plichten door haar warden volbracht met een mate van welbewust verstand als te voren onmogelijk was, zoodat zjj zich opheft uit de gehoorzaamheid aau een simpel instinkt tot de vervulling van een glansrijke, maatschap pelijke roeping aan de toelichting dezer sympathieke theorieën wijdt Carpenter de laatste bladzijde vaa: de Vrouw. Lij/liefde luidt de vertaling van het tweede deel dezer studie, welke duidelijk bewijst, dat niets te heilig is om te worden geprofaneerd, en het reinste kan worden verontreinigd door onreinen. Voor Carpenter is zoo iets hoogs en heel moois de sexueele liefde; niet als ze by' elkaar brengt twee menschen zoekende genot, ook daarom niet, dewijl genot niet wil nagejaagd worden, maar gevonden; niet de sexueele liefde bedoelende : voortplanting, maar de sexueele liefde als: vereeniging van twee, wier wegen zich hebben gekruist en n zyn naar den geest. Dat by een dusdanige opvat ting van de fysieke liefde het slechts ergernis kan wekken, dat zelfs professor Max Muller voor njn studenten de Veda geschriften m 't Engeisch vertalend*, de als een idylle opgevatte paring in een dier heilige boeken meende onvertolkt te moeten laten, is zeker begrijpe lijk Carpenter beschouwt het als een blijk van de ontaarding onzer dagen, voor een goed deel het gevolg van de opvoeding der jengd, wier inlichting emtrent sexueele zaken nog maar «l te veel wordt overgelaten aan cchoolbameraadjes. .In een aanhangsel vinden wij een voorbeeld, hoe dat kan voorkomen worden. Wie het bovenstaande gelezen heeft, kan het natuurlijk niet feevreemden, dat bet huwelijk onzer daaen, zoowel wat grondvesten als boven bouw betreft, -weinig genade vindt in Carpenter;s oogen. Toch is hij geenszins een voorstander van de vrije liefde. Hy' meent, dat zoowel in den man als in de vrouw e<n duidelijk waarneem bare neiging te ontdekken valt tot het monogamische huwelyk. Voor waarlijk mooie Lchtvereenigingen, zegt hij, moeten we komen tot: I. vrijheid en zelfstandigheid by' de vrouw; 2. voorbereiding voor liefde en huwelyk, zoo bij .jongens als meinjes, door rationeele ont wikkeling van hoofd en hart sexueele zaken betreffend, hetgeen o. a. tot voorwaarde heeft: vrg, onderling verkeer; 3. in het huwelijk zelf: een vryer. meer kameraadschappelyke verhouding en 4. de afschaffing, althans grondige wijziging, van de tegenwoordige huwelijkswetten. Aan de toelichting dezer stellingen wijdt Carpenter het (laatste gedeelte van zijn eer biedwekkende studie. Amst., 5 Maart '99. ELISB A. HAIGHTON. Nationale Jento0iisMiii£ m TOfenaröeid. Mevrouw Holtrop-Van Gelder, de talentvolle actrice van »Het Nederl. Tooneel" en leerares aan de tooneelschool, heeft de lezing die zy verleden zomer op de tentoonstelling hield, De vrouw aan het tuoneel, en die reeds voor een deel in het blad* Het Tooneel", verscheen, nu ook afzenderlyk in het licht gegeven. Men ziet uit het boekje, dat hy mevr. Holtrop het uitbeeldend talent gepaard gaat met een diep besef van d« waarde harer kunst en een be toogtrant die zich nu en dan tot ware wel sprekendheid verheft. Wie hier ^onthullingen van achter de coulissen" verwacht heeft, waarnaar het boosaardige publiek zoo nieuwsgierig is, zal ich teleurgesteld vinden; een kwaadsprekend koekje is het in 't geheel niet; integendeel: de strekking is, den eerbied voor kunst en «dele kunstenaars te verhoogen, en dat doel wordt er inderdaad mee bereikt. Zelfs zou men kunnen beweren, dat het schreven van het boekje aan m«vr. HoltropVan Gelder zelve grooter opoffering zal gekost hebben, dan waarvan zij zich te voren bewust is geweest. De stemming toch, waarin het geschreven ig, en waarmee de actrice zich dus heeft moeten omgeven, ig die van koele hoog heid, van streng burgerlijke moraal, van didactische meerderheid, van zelfbewuste wijsheid. Al deze eigenschappen zijn juist het tegenovergestelde van wat eene eerste actrice iederen avond vertolken moet. Des avonds toch is het hare taak, de «aimable possédée" te vertoonen, de vrouw wier hartstocht haar verstand overheerscht, wier lijden haar verstand aantast, de vrouw die, zegevierend of onder gaand in een conflict tusschen plicht en verzoeking, in elk geval geslingerd, gepijnigd, verscheurd wordt, en dus hoe meer hoe liever van haar hooge koelheid, van haar moreele wysheid prijs geeft. Om eene Julia, eene 3phelia, eene lady Macbeth, eene Denise, een Vlilitza, eene Maagd van Orleans te zyn, lijdend, nisdadig, onbezonnen, fantastisch, geofferd, crankzinnig, heeft eene actrice allicht alle denkbeelden van negentiende-eeuwsch fatsoen zoover moeten wegzenden als ze maar vliegen wilden; dit wegzenden moet te moeielyker !yn, naarmate men er zich ter wille van ezingen, vergaderingen en damesbesturen meer leeft ingewerkt. Groot moet dus de overgang jeweest zy'n, en te grooter de verdienste der legaafde vrouw, die met evenveel succes Blanchette, Ellida, Militza en Ophelia heeft 'ertolkt als de moreele hoogheid harer kunst leeft verdedigd. Mode. De ex-koningin van Mada* gascar. Stupelooslieid. Vleeschkeursters. Frauemcohl. De Parysche couturiers zenden hun voor jaarstoiletten vooreerst nog naar het Zuiden, Nice, Monte-Carlo en Cannes; wat daar ge adopteerd wordt, heeft kans de richting van het Parijsche voorjaar aan te geven. Het is daarom interessant te weten, dat men langs de azuren kust veel laken costumes in de kleur gants de suède, geelachtig beige, ziet; mis schien zal dat dus de modekleur worden. Hierbij komen als hoeden kleine toques van viooltjes met een smallen band van tulle Malines er door gewonden; deze smalle sjerp wordt van achteren geknoopt en de lang af. hangende einden als briües onder de kin tot een broeden noeud gestrikt, zoodat de toque ten slotte toch een capote is. Na al de jaren dat er kant en guipure ge dragen is, zou men meenen dat ze uit de mode moesten raken. Integendeel; point de Venise, guipure d'Irlande en tal van anderen regeeren nog. Bal- en dinertoiletten bestaan uit geel achtig guipure tuniquea, voor een deel met wit satyn als ondergrond, voor een deel mei de blanke huid er onder, wat ook heel mooi uitkomt. De lange kanten mouwen, ongevoerd, flatteeren den arm; men zorgt er voor, dat de guipnre geen naad vertoont, maar de des sins met onzichtbare kantsteken aan elkaar gehecht zijn. De tunique is soms heel lang, tot op den sleep, zoodat er niet veel meer dan de twee of drie volants van mousseline de soie, die op het transparant gezet zijn, uitkomen. Guipure is zoo in gunst, dat men, om ze aan de straattoiletten te kunnen gebruiken, eene soort guipure de drap gemaakt heeft, guipure patronen in het laken uitgesneden en met borduursel aangegeven, waaronder men dan lichte zy'ie of licht laken als transparant aanbrengt. Als zwart de kleur is, wisselt men ook met zwarte of gekleurde pailletten af. De pailletten gaan ook nog wel bij fluweel, dat steeds in gunst is, vooral zwart; het boven kleed forme princesse met gittenborduursel, pailletten en zwarte kant, op zyde gesloten en bezet met groote gekleurde rosetten, wier mid den een gittenornament vormt. Zwart laken voor alle gelegenheden is gemakkelijk en nut tig; b.etzy' tailleur, zwarte rok met jaquette habit van zwart fluweel, of met een bolero, waar men ook niet van scheiden kan. Hetgedistingeerdst is daarbij ivoorwit als garneering. * De verbannen koningin van Madagascar Ranavalo, heeft een dag te Marseille doorge bracht, en had gaarne Parijs gezien, maar dat heeft men haar niet willen toestaan. Zij is van Réunion, waar zy eerst woonde, naar een dorp in de buurt van Algiers verplaatst, waar de Fransche regeering een mooie villa voor haar heeft laten bouwen en haar 24000 francs pensioen geeft. Men beweert dat de juweelen die zij bij zich heeft, een waarde van 12 a 13 millioen vertegenwoordigen. Zy neemt haar tante, een nicht, een secretaris-tolk en een zevental bedienden mee. Ranavalo is een klein tenger vrouwtje, ihet een vry onbeduidend, maar nogal intelligent en vriendelijk gezicht, zy houdt veel van kleurige japonnen en thea trale kapsels. De tante is een minder sym pathieke persoonlijkheid ; zy laaft zich den heelen dag aan »het vuurwater der blanken." * . * Tegen slapeloosheid worden de wonderlijkste geneeswijzen opgegeven, en de gevaarlijkste middelen aangeprezen. Het is trouwens de kwaal van. de .Ritter vom Geiste" zoowel als van de modieuze névrosés. Tal van vergiften, variaties vas chloroform, chloral, snlphonal, opium, enz. worden er tegwi ingenomen ; mechanische middelen, van 'de koude afwryving tot den helm van trillende staK-n veertjes, worden met min of meer tijdelyk succes beproefd. De zaak is, en de patiënten weten het eigenlyk zelf wel, dat men wel van de kwaal af wil, maar van de oorzaken, overwerken, overpleizier houden, onmatigheid in eten en drinken, verslaafdheid aan thee of koffie, aan dansen, aan rooken. aan lezen, aan spelen of vergaderen, geei* afstand wil doen. Zelfbeheersching zou hier het ware middel zyn. Toch ligt niet altoos in de massa inspanning de fout, maar in den tyd en wyze van inspanning. Een hoofdoorzaak schijnt te zyn: het afmaken van werk tegen een bepaald oogenblik, het werken onder pressie; vandaar het zoo vaak voorkomen van slapeloosheid by journalisten; by beambten aan kantoren die van een beursuur, een sluitingsuur, het bezoek van een directeur afhankelijk zijn ; ook by huisvrouwen die tegen een bepaald uur met de kinderen of het huis houden een overspannende taak hebben. Het zelfde werk, over langer tyd verdeeld, zou hen niet hinderen. Het geneesmiddel ligt hier natuurlijk naast de kwaal : een betere verdeeling van arbeid. Een tweede reeks van oorzaken zijn meer uiterlyk : te warme ligging, slechte slaapkamerlucht, te langdurige wandelingen, te groot opwinding by de avond vermaken. Ook dit alles kan, omdat men de oorzaak al spoedig weet, vermeden worden, wanneer men er maar in berusten wil, niet alles te doen waar men lust m heeft. Voor sommigen is het slapen met open raam reeds een geneesmiddel; niet in alle streken echter kan, wie vatbaar is voor malaria, wie teere longen of andere zwakheden heeft, dat in praktijk brengen; en ook niet wie aan een straat slaapt waar halve nachten de vigelantes doorrijden of 's morgens vroeg reeds melkwagens en groentekarren doorbonzen. In enkele gevallen helpt een bord lauwe melk, een uur vóór het naar bed gaan ; in andere een warm kuipbad, 15 minuten vóór het naar bed gaan; in andere een natte doek om de kuiten, met een lap gummigaas erom heen. Een meer mechanische kuur intusschen, en binnen ieders bereik, wordt als volgt omschreven: men gaat eerst op den rug liggen, heft het hoofd een weinig op, ademt in die houding twintigmaal heel diep, en laat dan het hoofj rusten. Men heft dan het rechterbeen een weinig np, ademt twintigmaal en laat het zakken,Wvenzoo het linkerbeen. Men legt zich op de rechterzijde en herhaalt alles, dan op de linkerzijde evenzoo. Naar het schijnt werken hier de vermoeienis, de afwisseling, het ademen en het tellen made tot het verkrijgen van de noodige rust. * * * Aan het abattoir te Berlijn zyn 110 vrouwen als vleeschkeursters aangesteld ; zy doen een klein examen; voor het technische gedeelte daarvan is een opleiding van 6 a 8 weken by een veearts voldoende, die daarvoor 20 mark ontvangt. Het salaris is niet vast ; zy worden per gekeurd beest betaald, met 55 pfenning per stuk ; maar dat kan aardig oploopen. tot 1100 mark 'sjaars, of naar men meent wel tot 1500 a 1600 mark. In kleinere steden is het salaris ook wel van GOO tot 1200 mark vast * * # De Vereeniging «Frauenwohl" te Nürnberg telt thans 3000 leden; aan vakcursussen in kleermaken, strijken en vreemde talen, nemen nu 886 leerlingen deel. Het vermogen der vereeniging bedraagt 53,000 mark, en een bouwterrein van 70000 £] voet, waarop een gebouw voor arbeidsters en verpleegsters zal komen; thans is het pension voor dezen in een gehuurd gebouw gevestigd E-e.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl