Historisch Archief 1877-1940
No. 1133
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
3
op te wekken en meer nut kunnen
verschaften, dan die, welke wij in deze
egelen den lezers aanbieden, en om der
wille der merkwaardigheid en der volledig
heid niet achterwege mochten laten.
Doch gaan wij nog even na, op welke
. wjjze het »Musée SpciaP zijne taak inder
daad volbrengt, of tracht te volbrengen.
Het zijn vooral de adviezen inzake soci
ale instellingen, waarop het franscfee Bu
reau voor Sociale Adviezen zich beeft toe
gelegd. Al wie inlichtingen wenscht te
ontvangen omtrent zulke instellingen,
?elders reeds bestaande, heeft zich slechts
tot de directie van het M-usée te wenden,
?die de weetgierigheid der vragenden steeds
naar hare 'beste krachten tracht te bevre
digen. En al wie goede wen ben of
raad-gevingen behoeft voor instellingen of rege
lingen, welke hq eelf in het leven wenscht
te roepen, heeft eveneens zich slechts tot
'hetzelfde adres te wenden.
De beantwoording der aangevraagde
adviezen geschiedt, al naargelang van den
aard der -vraag, 6f door des directeur, of
door een der beide genoemde<gedelegeerden,
wier werkkring zoo zuiver mogelijk om
schreven is.
Zoodra echter de aanvragen meer speciale
kennis van >eenig onderwerp vereischen,
worden zij naar een der zeven sectiën
gezonden, welke<tot dat doel gevormd zijn, nl.:
?lo. de sectie, welke Verband houdt met
vereenigingen, die zich met sociale vraag
stukken bezighouden; _2a. de
landbouwsectie; 3o. <de sectie voor arbeiders- en
?coöperatieve vereenigingea.; 4o. de sectie
voor sociale verzekeringen; 5a. de sectie
Voor instellingen van werkgevers in het
belang van hun personeek^öo. de juridische
sectie; lo.- de «ectie_ voor het uitzenden van
commissiën en het instellen van enquêtes.
De leden dier sectiën zijn meest in de
sociale wetenschap en ? praktij k bekende
personen, wier namen al thans goede garantie
bieden voor de deugdzaamheid der adviezen,
welke door bemiddeling van het Muséedoor
hen worden uitgebracht. Wij noemen slechts
de namen van Jules Siegfried, George
Blondel, Charles Robert, Paul Bauregard,
Gof'finon, Waldeck-Rousseau, Léon de
Seilhac, enz.
En wat de bibliotheek betreft, welke des
daags steeds voor een ieder vrij toegankelijk
is, vermeldt haar alphabetische en metho
dische catalogus thans 13.000 boekdeelen,
?en bovendien een groot aantal belangrijke
documenten en dossiers over verschillende
onderwerpen. De boeken kunnen echter
niet worden medegenomen, doch moeten
ter plaatse in de leeszaal worden gecon
sulteerd, terwijl de leestafel bovendien on
geveer een honderdtal diverse tijdschriften
van fraoschen, belgischen, zwitserschen,
duitschen, oostenrijkschen, spaanscben,
itaHaanschen, amerikaanschen, engelschen,
deenschen en noorschen oorsprong bevat.
Het Musée zelf publiceert bovendien als
vruchten van zijne enquêtes en «tudiën
diverse werken, -d'ie tezamen n serie
vormen: de >BibU0tbeek van het Musée
?Social". Bovendien worden op ongezette
tijden z.g. «circulaires" uitgegeven, welke in
den regel een niet-en belangrijke aan tal blad
zijden tellen, en aan de bespreking_ van ver
schillende sociaal economische, of
sociaallegislatieve vraagstukken zijn gewijd.
De «permanente tentoonstelling" einde
lijk, waarvan' hierboven sprake was, heeft
ten doel, door het naast en bij elkander
brengen van graphische en andere
voor-«tellingen van de geschiedenis, de ontwik
keling en d«n stand van verschilleed*
-sociale instellingen, eene vergelijkendesta
tie van deze 4aatste mogelijk en makkelijk
te maken -en grondige kennis omtrent de
beginselen, welke in de sociale economie
heersenen, te verspreiden.
In ons arti&el, aan den stichter der hier
^beschreven instelling g«wijd, hebben wij
reeds beschreven, op wefcke ruime wijee het
Musée Social bevendien de uitbreiding der
«ociaal-economische litteratuur tracht te
'bevorderen, «n niet het minst ten opzichte
van dit gedeelte zijner taak mag het op
goede vruchten wijzen.
En dat ook van de gelegenheid tot het
aanvragen van sociale adviezen vaak ge
bruik wordt gemaakt, moge blijken uit de
mededeeling, welke onlangs ook in het
Sociaal Weekblad werd gegeven, dat van
l October 97 tot l April '98, dus in een
tijdsverloop van een halfjaar 240 vragen
schriftelijk en 307 mondeling werden be
antwoord.
Zietdaar dus de organisatie en de wijze
van werken, van adviseeren en
propageeren van het alom bekende Musée Social,
dat echter, zooals wij reeds opmerkten, geens
zins in alle opzichten voor soortgelijke
instellingpn in andere landen, ten voorbeeld
kan worden gesteld. Wij meenden echter
een nuttig werk te doen, met het oog op
de bij ons te lande in bewerking zijnde
plannen, deze instelling nog eens in den
breede te schetsen, in de hoop daardoor ook
de belangstelling voor ons nederlandsch
«Centraal Bureau" voor Sociale Adviezen"
op te wekken en te verhoogen.
Delft. DR. J. C. E.
«iimmwiiMfmmiimimiimimnmwnimiiiiiiii*
MuM in t
Het was my een waar genot, na vele jaren
?de groote C-dur symphonie van Schubert weer
eens te hooren en te mogen coi stateeren, dat
dit geniale werk, zelts in zy'ne himmlische
Lange", zoeals Schumatm eigenaardig uitdrukte,
nog niets van zijne frie-chheid en poë:ischen
geur verloren heeft. Waarlijk deze twee
eigenscoappen, die den romantiker Schubert in zoo
hooge mate eigen zqn, zullen hem een langer
en bloeiender leven verschaffen dan den meesten
zijner tydgenooten, wier werken meer ontstaan
zyn onder den invloed van een ziekelyken
tijdgeest, die zich in de eerste helft dezer eeuw
openbaarde en dien wij als een
onmisbaren schakel in den grooten muzikalen keten
niet kunnen missen, maar toch thans ate
berschwanglich" en gelukkig ook berwunden"
beschouwen.
Schubert is opgeruimd en zorgeloos, zijne
melodieën verdringen elkaar onbekommerd.
Schubert weet dat hy niet zuinig behoeft te
wezen met de vruchtbaarheid van zynen geest
en dat de onuitputtelijke schat zijner vin
dingrijkheid hem niet gauw in verlegenheid
zal brengen ! Voor den en.stigen en grandiosen
Beethoven moet hij het veld ruimen l Wie echter
ook niet? Doch brengen wij diens jongeren
tijdgenoot den tol onzer bewondering en ver
heugen wij er ons over, dat naast den
homerischen kolos Beethoven, een zonnige genius
het hart van den beminnelyken Schubert
ontvonkte tot het scheppen van tal van
eeuwigjonge frissche werken.
Alleen in enkele stereotiepe hoorn- en
trompetpassages kan men bespeuren dat Schnbert
de technische afgerondheid miste, die Beet
hoven in de instrumentale zijner symphoniën
gedocumenteerd heeft en die den tijd ni«t
behoeft te vreezen, n'en déplaise Gustav
Mahler e. a., die zich bchnldig maken aan
het vandalisme, Beethovensche symphoniën
urn zu instrumentiren !"
De uitvoering Donderdag 2 dezer in het
Concertgebouw was zeer schoon. Mengelberg
leidde het werk met groote distinctie. Wat
klaarheid betreft, maakten het tweede en
vierde deel den roeesten indruk op my. Waarom
echter zoo'n werk aan het slot van den avond
gegeven ? Het zou my leed doen ais men er
gewoonte van ging maken op solisten-concerten
de symphonie in het tweede deel te spelen, waa
neer de toehoorder niet geheel ontvankelijk meer
is voor het opmmen van een dergelijk grootsch
werk en als ook de solistenvoordrachten in den
regel die Aufuahme-Fahigkeit" niet voorbereid
of in de hand gewerkt hebben !
De soliste van deren avond was mejuffrouw
Lula Gmeiner uit Berlijn. Zij zong in het
begin een paar Italiaansche aria's en later nog
een viertal Duitsche liederen. Mej. Gmeiner
heeft een schoon mezzo-sopraan, quasi alt
geluid, dat uitmunt in het mezzo, voce.
Inderdaad daarvan heeft zij uitstekend party
getrokken. Steeds klonken hare halve tinten
bekoorlijk. Zoodra zij echter dat kostelijk ter
rein verlaat, begon de intonatie eene haarfijne
zweving te laag te worden. Zeer was dat
bemerkbaar in Schubert's .junge Nonne." Daarin
maakte zij zich ook schuldig aan een
o»verdragelijk op- en afsleepen van den toon, waar
door de voordracht van dit lied een veel te
weekftlijk karakter kreeg. Dein blauss Auge"
van Brahms gelukte haar het best. Ook . Weyla's
Gesang" van Hugo Wolf zou als totaal-indruk
zeer gunstig zijn geweest als de harde uit
spraak van den vocaal a, vooral toen die als
borsttoon gezongen werd op f (bühet woord
Warter") niet een wanklank brengen kwam.
Het eerste, zachte gedeelte van Rica. Strauss'
verrukkelijk Standchen" klonk mjzonderschoon;
later echter, tegen het slot, toen er meer krach
tige accenten voor den dag kwamen, bleek het dat
in het forte hare stem in de hooge tonen die
resonans miste, welke den toon steeds zijn
adel doet behouden. Als men dit gedeelte
door» haar eens in een kleinere zavl zóó zon
hooren zingen, zou men versteld staan over
de hardheid van den klank. Verreweg heb ik
in de liederen het meest genoten van de ver
rukkelijk schoone begeleiding van Mengelberg.
Mejuffrouw Gmeiner is eene zanger«s met
vele goede eigenschappen, maar zij mist het
achevéom ten volle als eerste
rangs-kunstenares beschouwd te mogen worden.
Het concert werd geopend met Rossini's
opera-ouverture «II Barbiere de Seviglia",
welke zich op deze plaats en in dezeo ngjving
wel een beetje vreemd te moede zal gevoeld
hebben; de s 'lovoordrach^en werden van elkaar
gescheiden door Wagner's
derde-acte-Meistersinger-voorspel.
Maandag 6 dezer woonde ik eene soiree
by der dames H. en A. R >11, welke in de kleine
IWIIMHMIIIIMMMIIUHIIIIIIIItK
. en
Sedert een dag of veertien geen vermeerdering
van de brochures of beschouwingen naar aan
leiding van HU d a van S«.y len b urg f)
en den daartegen .gerichten supjectieyen uitval
van. frl. Lotman. <Da laatste die my in handen
kwam, was .Macgaretha M^-boom's Open
.Brief, hoofdzakelijk gewijd .aan de .deugde
lijke uiteenzetting van het diepe verschil
lunchen Uef hebben envefliff&.iiijn, dat
bhjlc? baar frl. L. niet ikeot. Wie «temt niet mat
IOPJ. M. in als ze .zegt: «Er «un huwelyken,
.<be niet uit berekening en ook niet uit liefde
gwtoten werden, daar uit verliefdheid; en
?««oneer, u de mensehen om u keen nauwkeurig
? observeert, «rit .u «ien dat er onder hen iijn,
? die vtrliefd werden <pp meascheo, die zij nooit
leeren .liefhebben, en ook dat ze liefhebben
,jnet een groote, teere liefde, anderen waarop
zy nooit verliefd zullen worden'/'
.?Nu de stroom .wat Aot rust is ^ekomer,.acht
, ik bet oogeufclik daae, om hetzettde onderwerp
eens van geheel andeeen kant te -bekijken, ./k
zal dat doen aan de hand van Kduard
Car..penter's drieledige studie: W.oman, and
her,place in a free Society" ; 8 ejs, L o v e, aad
its place m a free.-^S*ciety" ; JK a r r i a,g e,
in.,aifree Society''. Reeds iii 1894 sagen deae
bespiegelingen te Maaïhester het licht; de
neder.andsche vertaling daarentegen is van
zeer rrecenten datum nu eerst .schijnt een
uitgever (H. J. J'outsma) taaar te hebuen
aangedurfif. Wat de vertoiking betreft, die is
mooi .werk; ,fieorgin« Maet*u,y cker
>lte«ft e«r van haar waarlijk niet gem*kKely ken
^arbeid.
Carpenter herlezende re«a telkens <!e vraag
in m\j , ^p den iwrigen zoacer tot n.y gericht
r op het tentoonstellingsterrein aan d£
Stad, houderslacn te 's<£iravenhage ; Hoe te
ver, klaren, dat twee,,o£ meer, h«tzelide on«terwerp
behandelende, zelfs .al gevoelt men er niet de
.minste eyntpatbie voor, de «en walging kan
-wekken, terwijl de ander, hoewel met «over
redende, zonder groate gemoad*beweging tot
h«t -einde .J*an worden gevolgd-?" Carpenter
roert zeer teedere otuierwerpec aan en Aarft
heel wat ronduit /zeggen, en toch is hij .«oor
ernstji; denkenden nergens weerzinwekkend
.de resten daaraan zal erel zyq, dat uit atiss
.blykt, ioe heilig voor hem de zjuk is;
liclujinnighejd is zeer zeker geen teek in zyo
Jsarakter.
De aacvang v*a Carpetter's De Vrouw",
die bg aüetn tot onderwerp van zjjn studie
on&akt ala echtgeaaot en moeder, <t>et zien,
dat er in de hooge oudheid van de zelfstan
digheid der vrouw enden voacnaamsten prikkel
tot .beschavit^g het individueel bezit^?geen
plaats was naast elkaar, omdat 4e man eenmaal
vervuld van de begeerte naar particuüeren
«igendem, wel&ra de hand legde op zijn eigen
wrye kameraad, ^ijn tweede ik aa haar
temghracht tot een goed, tot een jroorwerp sau
bezit en weelde, een dienaresse van zijn
Ueihoeften en genoegens, eea pop, «en zielloes
iStuk speelgoed. Haar .bleef niet anders over das.
te zijn: een vrije vr«uw en als veracht wezen
in de goot te sterven, of ten wille van
uiterijjkea welstand en eea geedea naam zichzelf
te yerkoopen met lijf «n ziel, in een levens
lange slavernij, aan een beer, dien zij,, dikwijls
reeds spoedig, kon komen te bate D.
De vrouw schikte zich allengs in die treurige
verhouding als iets onvermijdelijks; zij begaf
zich aan haar arbett van geduld, aan haar
huiselijk werk en vervulde de wereld van haar
myriaden naamlooze, onvermelde daden van
teederheid en liefde, van onderdanigheid en
dienstbaarheid, van geduld en zelfverloochening.
Toch had zij individueele aandrift, karakter,
talent en aanleg. Zij kwijnde weg en verdorde ;
haar denkvermogen werd in zyn ontwikkeling
gestuit en haar kijk op de wereld werd een
karikatuur van wanbegrip en onkunde.
Zóó, zegt Carpenter maar uitvoeriger, is door
eeu*en heen het lot der vrouw geweest.
Is de schuld daarvan bij haarzelf te vinden?
had zij zich kunnen en dus moeten verzetten?
Zij kon niet, want zy werd te zeer in beslag
*) Jïog geen uur nadat deze woorden ge
schreven stonden werden zij tot een onwaarheid
gemaakt door de brochure .Het Feminisme",
van H. A. P. C. van der Waarden, kapelaan
te Arnhem,
igenomen »!s ^zijnde de «uk en de wtag-van het
.*aenschenr«s.
£r gijn voorzeker slechts weinig nuuinen, die
? ?de innigheid en tie .heiligheid vaa het zich
? imoeder-«oeten der ? vrouw begrijpen het
slorpt haar denken, haar leven op U.y de eerate
«orgen en de latere toewijding, getn«oiilijk zoo
weinig begrepen en gewaardeerd, ooi: door den
.aoon en de .dochter, d*e het ouderlijke huis
verlaat.
De fysiologische versoti.len tusscheöman en
vrouw koudou verband -met het feit, dat de
? riouw het dichtst by de natuur-staat; zich
gamakkelyk door haar intuïtie laat ieiden en
zelden de loskuppeliLg vaa liefde en hartstocht
oadervind.', hetgeen zoo veelvuldig v«erkoiut bij
de manueu.
Uit den val«chen toestand tu'.schenkman en
vrouw, dien -vau hee/scter-eu onderworpene,
zya in verloop van tnd aüerlei anaereonwaar
heden voortgevloeid, gely'k:buitensporige vleierij
aan den eeueti kaui en u>t s.aven,ij gedoemd
worden daar tegenover, mat dit jammerlijk ge
volg, dat het groote, ernstige, mooie woord
Vr.oaiw een symbool ia geworden voor-wuftheid.
Het beschavingsproces heeft wat de vrouw
betreft drie houldtypeu ontwikkeld: de.dame,
de .kmissluof, d a proatititéf, en het is moeilijk
te zeggen, lezen wij bij C., wie van de,ilriehet
rampzaligst, welke tiet ver^t .verwijderd is van
wat iedere ware .vrouw in near hart als ideaal
behoorde te hebben". De eurste: uitetljjk
gehuiuigd,, innerhjk veracht; .de tweede: zich
<lootiKiu*eDde ouder arbeid, die,*/ürdt aangemerkt
als een foort tydyeidrijf; de derde na een
korten tijd v.an. gemak, inisscbien weelde, duch
steeds .g«stooten mt de maatecttappy, sterven
in de guet.
De vatache verhouding tusschen.man en vrouw
ieelt hem tot karateertrek gegttven: bruta
liteit eüv e r wa and u e i*!, .in haar out
wikkeld: l.ist en g,e veinsdield, en er
een voor haar deugdejyi wapen van gemaakt, of
liever: een <loor naar veelvuldig gebruikt wapen
zelfu al gevoelt ze, dat ze er al» karakter door
zittkt, en ui«t haar de^znao, want wat deeone
sej.e benadeelt, is ook «ehadelijk voor de ander.
Uit een eo ander bl(j,kt voldoende, vervolgt
C*rpenter, dat de bevrydling der vrouw uit haar
toeatend vau afhankelukteid van den man op
het cogenblik de onontbeerlijk eerste stap i»
in de .richting harer ontwikkeling, ea dat
verbeteruüg van ha«r lot niet kan worden verwacht,
voordat zy tegenover den man kan etaan als
zijns gfilyke; voardat zij uit zich aoühaar
natuurljjke verhouding toe hem heeft gevonden..
Toch .zal geen kleiue of groote sociale her
vorming, die beperkt is tot de vrouwetimeirtld,
haar de begeerde et volledige vrymaking bren
gen. Niet uoordiit oas commercieel stelsel, met
n ruil ea verkoop van vea! menschelijken
acbeid en efde om winst, is .cerdtvenen, en
niet vooidat een gekeel nieuw wetboek vau
zeien en idealen is ingevoerd, zuilen de vrouwen
wecJielijk vrij zyn. Zy he')ben te onthouden,
dat .haar zaak ook de zaak is van den onder
drukten werknaan over de geheele aarde, en
deze dient te bedenken, dat zijn zaak ook de
hare i*.
Ken door en door gezonii moederschap, om
vattende volledige fysieke, oeconomische,
moreele en politieke vrijheid, is de onafwijsbare
roorwaarde om een betere toekomst tegemoet
te gaan. Slechts als de vrouw deel neemt aan
het vry maatschappelijk leven, zal de belang
rijkste aller plichten door haar warden volbracht
met een mate van welbewust verstand als te
voren onmogelijk was, zoodat zjj zich opheft
uit de gehoorzaamheid aau een simpel instinkt
tot de vervulling van een glansrijke, maatschap
pelijke roeping aan de toelichting dezer
sympathieke theorieën wijdt Carpenter de laatste
bladzijde vaa: de Vrouw.
Lij/liefde luidt de vertaling van het tweede
deel dezer studie, welke duidelijk bewijst, dat
niets te heilig is om te worden geprofaneerd,
en het reinste kan worden verontreinigd door
onreinen. Voor Carpenter is zoo iets hoogs
en heel moois de sexueele liefde; niet als ze
by' elkaar brengt twee menschen zoekende
genot, ook daarom niet, dewijl genot niet wil
nagejaagd worden, maar gevonden; niet de
sexueele liefde bedoelende : voortplanting, maar
de sexueele liefde als: vereeniging van twee,
wier wegen zich hebben gekruist en n zyn
naar den geest. Dat by een dusdanige opvat
ting van de fysieke liefde het slechts ergernis
kan wekken, dat zelfs professor Max Muller
voor njn studenten de Veda geschriften m 't
Engeisch vertalend*, de als een idylle opgevatte
paring in een dier heilige boeken meende
onvertolkt te moeten laten, is zeker begrijpe
lijk Carpenter beschouwt het als een blijk
van de ontaarding onzer dagen, voor een goed
deel het gevolg van de opvoeding der jengd,
wier inlichting emtrent sexueele zaken nog
maar «l te veel wordt overgelaten aan
cchoolbameraadjes. .In een aanhangsel vinden wij
een voorbeeld, hoe dat kan voorkomen worden.
Wie het bovenstaande gelezen heeft, kan het
natuurlijk niet feevreemden, dat bet huwelijk
onzer daaen, zoowel wat grondvesten als boven
bouw betreft, -weinig genade vindt in
Carpenter;s oogen.
Toch is hij geenszins een voorstander van
de vrije liefde. Hy' meent, dat zoowel in den
man als in de vrouw e<n duidelijk waarneem
bare neiging te ontdekken valt tot het
monogamische huwelyk. Voor waarlijk mooie
Lchtvereenigingen, zegt hij, moeten we komen tot:
I. vrijheid en zelfstandigheid by' de vrouw;
2. voorbereiding voor liefde en huwelyk, zoo
bij .jongens als meinjes, door rationeele ont
wikkeling van hoofd en hart sexueele zaken
betreffend, hetgeen o. a. tot voorwaarde heeft:
vrg, onderling verkeer; 3. in het huwelijk
zelf: een vryer. meer kameraadschappelyke
verhouding en 4. de afschaffing, althans grondige
wijziging, van de tegenwoordige huwelijkswetten.
Aan de toelichting dezer stellingen wijdt
Carpenter het (laatste gedeelte van zijn eer
biedwekkende studie.
Amst., 5 Maart '99. ELISB A. HAIGHTON.
Nationale Jento0iisMiii£ m TOfenaröeid.
Mevrouw Holtrop-Van Gelder, de talentvolle
actrice van »Het Nederl. Tooneel" en leerares
aan de tooneelschool, heeft de lezing die zy
verleden zomer op de tentoonstelling hield,
De vrouw aan het tuoneel, en die reeds voor
een deel in het blad* Het Tooneel", verscheen,
nu ook afzenderlyk in het licht gegeven. Men
ziet uit het boekje, dat hy mevr. Holtrop het
uitbeeldend talent gepaard gaat met een diep
besef van d« waarde harer kunst en een be
toogtrant die zich nu en dan tot ware wel
sprekendheid verheft.
Wie hier ^onthullingen van achter de
coulissen" verwacht heeft, waarnaar het
boosaardige publiek zoo nieuwsgierig is, zal
ich teleurgesteld vinden; een kwaadsprekend
koekje is het in 't geheel niet; integendeel:
de strekking is, den eerbied voor kunst en
«dele kunstenaars te verhoogen, en dat doel
wordt er inderdaad mee bereikt.
Zelfs zou men kunnen beweren, dat het
schreven van het boekje aan m«vr.
HoltropVan Gelder zelve grooter opoffering zal gekost
hebben, dan waarvan zij zich te voren bewust
is geweest. De stemming toch, waarin het
geschreven ig, en waarmee de actrice zich dus
heeft moeten omgeven, ig die van koele hoog
heid, van streng burgerlijke moraal, van
didactische meerderheid, van zelfbewuste
wijsheid. Al deze eigenschappen zijn juist het
tegenovergestelde van wat eene eerste actrice
iederen avond vertolken moet. Des avonds
toch is het hare taak, de «aimable possédée"
te vertoonen, de vrouw wier hartstocht haar
verstand overheerscht, wier lijden haar verstand
aantast, de vrouw die, zegevierend of onder
gaand in een conflict tusschen plicht en
verzoeking, in elk geval geslingerd, gepijnigd,
verscheurd wordt, en dus hoe meer hoe liever
van haar hooge koelheid, van haar moreele
wysheid prijs geeft. Om eene Julia, eene
3phelia, eene lady Macbeth, eene Denise, een
Vlilitza, eene Maagd van Orleans te zyn, lijdend,
nisdadig, onbezonnen, fantastisch, geofferd,
crankzinnig, heeft eene actrice allicht alle
denkbeelden van negentiende-eeuwsch fatsoen
zoover moeten wegzenden als ze maar vliegen
wilden; dit wegzenden moet te moeielyker
!yn, naarmate men er zich ter wille van
ezingen, vergaderingen en damesbesturen meer
leeft ingewerkt. Groot moet dus de overgang
jeweest zy'n, en te grooter de verdienste der
legaafde vrouw, die met evenveel succes
Blanchette, Ellida, Militza en Ophelia heeft
'ertolkt als de moreele hoogheid harer kunst
leeft verdedigd.
Mode. De ex-koningin van Mada*
gascar. Stupelooslieid.
Vleeschkeursters. Frauemcohl.
De Parysche couturiers zenden hun voor
jaarstoiletten vooreerst nog naar het Zuiden,
Nice, Monte-Carlo en Cannes; wat daar ge
adopteerd wordt, heeft kans de richting van
het Parijsche voorjaar aan te geven. Het is
daarom interessant te weten, dat men langs de
azuren kust veel laken costumes in de kleur
gants de suède, geelachtig beige, ziet; mis
schien zal dat dus de modekleur worden.
Hierbij komen als hoeden kleine toques van
viooltjes met een smallen band van tulle
Malines er door gewonden; deze smalle sjerp
wordt van achteren geknoopt en de lang af.
hangende einden als briües onder de kin tot
een broeden noeud gestrikt, zoodat de toque
ten slotte toch een capote is.
Na al de jaren dat er kant en guipure ge
dragen is, zou men meenen dat ze uit de mode
moesten raken. Integendeel; point de Venise,
guipure d'Irlande en tal van anderen regeeren
nog. Bal- en dinertoiletten bestaan uit geel
achtig guipure tuniquea, voor een deel met
wit satyn als ondergrond, voor een deel mei
de blanke huid er onder, wat ook heel mooi
uitkomt. De lange kanten mouwen, ongevoerd,
flatteeren den arm; men zorgt er voor, dat
de guipnre geen naad vertoont, maar de des
sins met onzichtbare kantsteken aan elkaar
gehecht zijn. De tunique is soms heel lang, tot
op den sleep, zoodat er niet veel meer dan de
twee of drie volants van mousseline de soie,
die op het transparant gezet zijn, uitkomen.
Guipure is zoo in gunst, dat men, om ze
aan de straattoiletten te kunnen gebruiken,
eene soort guipure de drap gemaakt heeft,
guipure patronen in het laken uitgesneden en
met borduursel aangegeven, waaronder men
dan lichte zy'ie of licht laken als transparant
aanbrengt. Als zwart de kleur is, wisselt men
ook met zwarte of gekleurde pailletten af.
De pailletten gaan ook nog wel bij fluweel,
dat steeds in gunst is, vooral zwart; het boven
kleed forme princesse met gittenborduursel,
pailletten en zwarte kant, op zyde gesloten en
bezet met groote gekleurde rosetten, wier mid
den een gittenornament vormt. Zwart laken
voor alle gelegenheden is gemakkelijk en nut
tig; b.etzy' tailleur, zwarte rok met jaquette
habit van zwart fluweel, of met een bolero,
waar men ook niet van scheiden kan.
Hetgedistingeerdst is daarbij ivoorwit als garneering.
*
De verbannen koningin van Madagascar
Ranavalo, heeft een dag te Marseille doorge
bracht, en had gaarne Parijs gezien, maar dat
heeft men haar niet willen toestaan. Zij is
van Réunion, waar zy eerst woonde, naar een
dorp in de buurt van Algiers verplaatst, waar
de Fransche regeering een mooie villa voor
haar heeft laten bouwen en haar 24000 francs
pensioen geeft. Men beweert dat de juweelen
die zij bij zich heeft, een waarde van 12 a 13
millioen vertegenwoordigen. Zy neemt haar
tante, een nicht, een secretaris-tolk en een
zevental bedienden mee. Ranavalo is een klein
tenger vrouwtje, ihet een vry onbeduidend,
maar nogal intelligent en vriendelijk gezicht,
zy houdt veel van kleurige japonnen en thea
trale kapsels. De tante is een minder sym
pathieke persoonlijkheid ; zy laaft zich den
heelen dag aan »het vuurwater der blanken."
* . *
Tegen slapeloosheid worden de wonderlijkste
geneeswijzen opgegeven, en de gevaarlijkste
middelen aangeprezen. Het is trouwens de
kwaal van. de .Ritter vom Geiste" zoowel als
van de modieuze névrosés. Tal van vergiften,
variaties vas chloroform, chloral, snlphonal,
opium, enz. worden er tegwi ingenomen ;
mechanische middelen, van 'de koude afwryving
tot den helm van trillende staK-n veertjes, worden
met min of meer tijdelyk succes beproefd.
De zaak is, en de patiënten weten het
eigenlyk zelf wel, dat men wel van de
kwaal af wil, maar van de oorzaken, overwerken,
overpleizier houden, onmatigheid in eten en
drinken, verslaafdheid aan thee of koffie, aan
dansen, aan rooken. aan lezen, aan spelen of
vergaderen, geei* afstand wil doen.
Zelfbeheersching zou hier het ware middel zyn. Toch
ligt niet altoos in de massa inspanning de fout,
maar in den tyd en wyze van inspanning.
Een hoofdoorzaak schijnt te zyn: het afmaken
van werk tegen een bepaald oogenblik, het
werken onder pressie; vandaar het zoo vaak
voorkomen van slapeloosheid by journalisten;
by beambten aan kantoren die van een beursuur,
een sluitingsuur, het bezoek van een directeur
afhankelijk zijn ; ook by huisvrouwen die tegen
een bepaald uur met de kinderen of het huis
houden een overspannende taak hebben. Het
zelfde werk, over langer tyd verdeeld, zou hen
niet hinderen. Het geneesmiddel ligt hier
natuurlijk naast de kwaal : een betere verdeeling
van arbeid.
Een tweede reeks van oorzaken zijn meer
uiterlyk : te warme ligging, slechte
slaapkamerlucht, te langdurige wandelingen, te groot
opwinding by de avond vermaken. Ook dit alles
kan, omdat men de oorzaak al spoedig weet,
vermeden worden, wanneer men er maar in
berusten wil, niet alles te doen waar men lust
m heeft. Voor sommigen is het slapen met
open raam reeds een geneesmiddel; niet in
alle streken echter kan, wie vatbaar is voor
malaria, wie teere longen of andere zwakheden
heeft, dat in praktijk brengen; en ook niet
wie aan een straat slaapt waar halve nachten
de vigelantes doorrijden of 's morgens vroeg
reeds melkwagens en groentekarren doorbonzen.
In enkele gevallen helpt een bord lauwe
melk, een uur vóór het naar bed gaan ; in
andere een warm kuipbad, 15 minuten vóór
het naar bed gaan; in andere een natte
doek om de kuiten, met een lap gummigaas
erom heen.
Een meer mechanische kuur intusschen, en
binnen ieders bereik, wordt als volgt omschreven:
men gaat eerst op den rug liggen, heft het
hoofd een weinig op, ademt in die houding
twintigmaal heel diep, en laat dan het hoofj
rusten. Men heft dan het rechterbeen een
weinig np, ademt twintigmaal en laat het
zakken,Wvenzoo het linkerbeen. Men legt zich
op de rechterzijde en herhaalt alles, dan op de
linkerzijde evenzoo. Naar het schijnt werken
hier de vermoeienis, de afwisseling, het ademen
en het tellen made tot het verkrijgen van de
noodige rust.
* *
*
Aan het abattoir te Berlijn zyn 110 vrouwen
als vleeschkeursters aangesteld ; zy doen een
klein examen; voor het technische gedeelte
daarvan is een opleiding van 6 a 8 weken by
een veearts voldoende, die daarvoor 20 mark
ontvangt. Het salaris is niet vast ; zy worden
per gekeurd beest betaald, met 55 pfenning
per stuk ; maar dat kan aardig oploopen. tot
1100 mark 'sjaars, of naar men meent wel tot
1500 a 1600 mark. In kleinere steden is het
salaris ook wel van GOO tot 1200 mark vast
* *
#
De Vereeniging «Frauenwohl" te Nürnberg
telt thans 3000 leden; aan vakcursussen in
kleermaken, strijken en vreemde talen, nemen
nu 886 leerlingen deel. Het vermogen der
vereeniging bedraagt 53,000 mark, en een
bouwterrein van 70000 £] voet, waarop een
gebouw voor arbeidsters en verpleegsters zal
komen; thans is het pension voor dezen in
een gehuurd gebouw gevestigd
E-e.