Historisch Archief 1877-1940
?i,
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1136
(Ingezonden.)
Het U. T>. brengt de verrassende tijding dat
er weer uniform-veranderingen komen. Door den
Minister van Oorlog zouden eenige wijzigingen
worden gebracht in de uniformen van het leger,
waardoor, meer dan thans het geval is, niet alleen
een meer in het oogvallend onderscheid tusschen
de verschillende wapens en dienstvakken wordt
verkregen, maar ooi tevens het uiterlijk aanzien
van den troep wordt verbeterd.
Deze wijzigingen zouden in algemeene trekken
op het navolgende neerkomen :
De kragen en mouwopslagen der korte jassen
niet schuin uitgesneden en pi.m. 7 cM. breed
van officieren en minderen worden vervaardigd
van laken van een andere Teleur voor onder.
scheidene wapens verschillend dan die van
het kleedingstuk; de kraag van de korte jas of
attila voor de hoofdofficieren van laken van
dezelfde kleur als die van de subalterne officieren
van het wapen waartoe zij behooren, echter langs
de boven- en voorzijde belegd met een plat massief
goud of zilver galon, breed 15 m.M.
De schouderpassanten en halssnoeren van het
wapen der artillerie uitgezonderd bij de rijdende
artillerie en der genie vervallen ; hiervoor
komen in de plaats lakensche schouderbedek
kingen van het model als voor de infanterie is
vastgesteld, en voorzien van het regimentscijfer
of initialen; voor de genietroepen een helm.
Voor het geheele wapen der cavalerie rood
treswerk en koord, de attila's voorzien van
kragen van rood laken, ter weerszijde voorzien
van het regimentscijfef van wit metaal; voor
officieren van verzilverd metaal.
Van de overjassen der officieren van onbereden
wapens en dienstvakken vervalt de band en wordt
ter vervanging daarvoor aan de rugzijde
sluitpatten aangebracht.
Overigens zullen de mouwen van de overjassen,
manteljassen en kapotjassen worden voorzien van
opslagen van 10 cM, breed en evenals de kragen
dier kleedingstukken vervaardigd worden van
laken van een andere kleur dan die van dat
kleedingstuk; voor officieren van fluweel.
De oppervlakkige heeft allicht dit ver
rassende nieuwtje met hooge ingenomen
heid, wellicht met een popelend, jubelend
hart begroet: Ei, ei, kijk, kijk, zoo mag
ik het zien, dat zal goed staan die kleurige
fluweelen kraag en mouwopslag, netjes,
bepaald keurig, hulde Eland! hulde!
Jammer van onze blauwe huzaren, de
trouw en de liefde waren zoo geestig in
ons dragonderpak gesymboliseerd, die licht
blauwe tressen hadden zoo iets verheven
eenvoudigs, 't is waar, de roode koorden
voldoen inderdaad beter, steken scherper
af tegen het diepe blauw, enfin over 't
geheel wordt het er niet slechter op; veel
stel ik mij voor van het 15 m.M. platte
massief gouden en zilveren galon, 't lijkt
mij een bijou van 'n decoratie, verruk
kelijk ; je valt me mee, zooveel had ik
niet in je gezocht, hulde, nogmaals hulde
Eland! keurig'en kranig!
De ernstige, denkende, hij, die het op
recht met zijn vaderland meent, kan niet
anders dan het hoofd geschud hebben,
pijnlijk getroffen zijn.
Met name den vreemdeling en ook den
landgenoot, die na lang in den vreemde
vertoefd te hebben, in zijn vaderland
terugkeert, treft vóór alles n karakter
trek van het Nederlandsche volk: het
door en door burgerlijke eener natie zoo
op en top bourgeois als de Hollandsche.
Dit door en door burgerlijke piept zelfs
door de kapotjas van den Nederl. milicien
heen, treedt bovenal op onmiskenbare
wijze voor den dag in onzen nationalen
lievelingsheid, den schutter: het civilisme
in militair gewaad. Als een pauwfazant,
verblindend door zijne ongemeene kleuren
pracht, den saffieren gloed, de gouden
schittering zijns vederdos, schrijdt te
midden van de dof-gele, geel-bruine,
matgijze hanen en kippen onzer burgerlijke
oll. samenleving de Nederlandsche gene
raal. Waarom niet evenals de Amerikanen
en Transvaalsche boeren de schoonheid in
den eenvoud gezocht?
Het psychologisch raadsel hier is, hoe
menschen op den leeftijd, waarop men
gemeenlijk eerst generaal wordt, nog
pleizier kunnen hebben in zoo'n
maskeradepak. Ons wordt bang om de verdediging
des vaderlands, waar zij, die in deze aan
de spits der leiding staan, blijken geven
zich bij voortduring bezig te houden met
nietswaardige ellendige
kleermakersvodderijen. Ons gruwt bij de gedachte aan de
verspilling in deze van 's lands middelen,
en dat gevoel wordt intenser, naarmate
wij bedenken hoe groot de nooddruft is
in Nederland, hoe zuur het menig gezin
valt den harden belastingpenning op te
brengen. Onze landgenoot de heer
Rozenraad heeft dezer dagen in een hoogst be
langwekkende lezing, gehouden te Londen,
gewezen op hetgeen de regeering te Berlijn
ooet voor de ontwikkeling van den handel
van het Duitsche rijk. Niets wordt te
Berlijn onbeproefd gelaten. Engeland heeft
zijn Chatnberlain. Wat doet de Nederl.
regeering ? Hoe dikwerf is in dit blad
aangedrongen op de instelling van een
afzonderlijk departement van Handel, op
de reorganisatie van ons consulaatwezen.
Wat doet de regèering? Niets. Hoe diep
treurig steekt bij deze, wij hadden haast
gezegd, misdadige inertie op dit terrein af
de onafgebroken, de boven allen lof ver
hevene, de bijna bovenmenschelijke acti
viteit, tentoongespreid door oorlog,
In den tegenwoordigen strijd der volkeren
die bijna geheel een strijd voor handels
belangen is geworden, komt heteropaan,
innerlijk economisch krachtig te zijn.
Een leger en een vloot alleen helpen niet.
Hoe durft, vroeg men zich kortgeleden
alom af, een economisch zoo zwak land als
Italiëagressief in China optreden: door
de dikke pantserplaten zijner mooie schepen
heen zag men Italië's benarde finantiën.
Overtuigd als wij eenerzijds zijn van het
onberekenbaar nut van ons leger, van de
ondoordringbare sterkte van onzen vesting
gordel, van de onbetwistbare superioriteit
onzer levende strijdkrachten; van
deonovertreffelijke voortreffelijkheid onzer schutte
rgen, met name van het Amsterdamsche
regiment, hoog als wij aanslaan het be
lang dat de natie heeft bij de proefnemingen
met kromme en rechte cavalleriesabels,
inbegrijpelijk als wij het vinden, dat nu eens de
rechte voor de kromme, dan weder de
kromme voor derechte sabel plaats maakt,
d weepend gelijk wij doen[met het nieuwe luch
tige hoofddeksel onzer veldartillerie; onbe
schrijfelijk als ons enthousiasme is over de
niet stilstaande verfraaiingen van ons
infanteriecostuum, onuitsprekelijk als het wel be
hagen is, dat ons vervult bij de aanschouwing
van de nieuwe admiraalsuniform onzer
generaals, getroffen als wij zijn door de
verheven wijsheid eener onnaspeurlijk vin
dingrijke regeering, die in die tooverachtige
gedaanteverwisseling de gelegenheid aan
greep voor den vreemdeling te doen getuigen
van de ongemeene, ongeëvenaarde opmer
kingsgave van het Nederlandsche volk,
dat bij parades en inhuldigingsfeesten,
terwijl nauwelijks een stofwolk in de verte
den naderenden generaal heeft aangekon
digd, reeds vol geestdrift uitroept: kijk den
admiraal te paard! diep getroffen bovenal
door het ondoorgrondelijk wijs beleid van
datzelfde verlicht bestuur, dat het onuitspre
kelijk geduld, de taaie volharding, de ijzeren
energie heeft eene bezuiniging door te
drijven van zegge vijfhonderd gulden, op
een armzalige subsidie van de vereeniging
»Het Buitenland'', in n woord geheel
doordrongen als wij zijn van het besef,
dat de duurste volksbelangen verknocht zijn
met al die heerlijke, verrukkelijke instel
lingen en regeeringsdaden, onwraakbare
getuigen als deze al Ie zijn van het miraculeus
diepe inzicht in de nooden des volk? en
van de getrouwe onbekrompen vervulling
der grootsche aandoenlijk heerlijke belofte :
groot te willen zijn in alles waarin een
klein volk groot kan %ijn... toch ten an
dere zijn wij in alle bescheidenheid van
meening, dat Nederland's onafhankelijk
heid en Nederland's beteekenis als
commercieele mogendheid in den grond n
zijn; dat naarmate Nederland op handels
terrein krachtiger, kloeker zijne vleugels
rept, breeder, forscher zijne wieken ont
plooit, naar die mate Nederland's onaf
hankelijkheid hechter en duurzamer zal
zijn gegrondvest.
Nieuwe weermiddelen.
Gij heeren van liet recht hebt geen gevoel
Voor 't hoog belang der uniform.
Nog vóór de vredesconferentie in de
vorstelijke residentie zal bijeenkomen dient
het Nederlandsche leger in den meest
geduchten staat van tegenweer gebracht, en
nu wij bij mangel aan levende weermid
delen zelfs geen geld meer kunnen
loskrijgen voor de doode dito's, is het een
dure plicht van iederen officier en ambte
naar, behoorende tot het Departement van
Oorlog, om althans s'lands penningen te
benutten, tot het doel, waartoe zij worden
verstrekt. Zoo kwam men op het geluk
kige denkbeeld van de verbetering der
schouderweren.
De jongste wijziging in de uniform der
infanterie schijnt zoo allergelukkigst te zijn
geweest, dat de Mr. kleermaker van het
Oorlogsdepartement geen oogenblik heeft
geaarzeld om ook voor de artillerie nieuwe
schouderbedekseJen uit te vinden.
Booze tongen fluisteren, dat de verleden
jaar ingevoerde nieuwe schouderversierselen
van de officieren een gevolg zouden zijn
geweest van den pruttelgeest der
passementwerkers, die de halssnoeren zagen verdwij
nen. Wel foei! Is elke uniform-verandering
niet een pogen om de practische waarde
van die uniforme kleeding te vergrooten ?
Men kan zich daarbij vergissen gelijk
bij de invoering van de talpa onzer veld-1
artillerie, omdat een dergelijk hoofddeksel
niet op zonneschijn is berekend; men kan
eerlijk erkennen, dat de roode kragen der
infanterie hoogst ondoelmatig zijn, enkel
en alleen omdat rood gauw vuil wordt
hetgeen natuurlijk vooruit niet te vermoeden
viel!; men kan het er nu eenmaal op gezet
hebben, de geheele cavalerie met rood uit
te monsteren omdat... ja, omdat rood rood
is en dat eeuwige blauw iemand gaat ver
velen... maar overigens... prins Oskar
had gelijk: »een streep, n streep slechts
minder... zeven achtste dan..." en 's lands
weerbaarheid is voor goed bedorven.
Neen, heeren van 't recht, gij hebt geen
gevoel voor 't hoog belang der uniform.
Wie zal zeggen of de opslagen der jassen
rood moeten zijn, ponceau of kersrood, of
amarante; wie kan met wiskunstige zeker
heid uitmaken, hoe hoog die nieuwe op
slagen zullen komen, want nieuwe opslagen
komen er en nieuwe kragen ook en dan ...
nieuwe schouderweren.
En Mars lacht. Eigenlijk moest de
krijgsgod huilen, want zijn hooge sprongen
zijn gedaan. De grillige mode komt aan
't woord, gisteren epauietten, vandaag
fouragères, morgen stuKJes laken van enkele
centimeters breedte; nu eens hooge, dan
weer lage opslagen en kragen... het woord
is aan den kleerenmaker. Sportlui mogen
er om lachen, jagers vooral, doch ten on
rechte, want het oog wil ook wat, en een
groote parade is en blijft, ondanks
vredesconferenties, een interessant schouwspel.
Eenmaal ons de weelde veroorlovende
van een oorlogsbudget van meer dan twintig
millioen, behoeven wij niet zuinig te zijn op
de kleintjes; de weinige soldaten, die wij
rijk zijn, mogen wij dan toch wel kleeden,
zooals ons dat lust!
De invoering van nieuwe schouderweren
is alweer een bewijs, dat de weermiddelen
de aanhoudende zorg van de regeering
blijven uitmaken.
BOUM.
Een jan" en een vraapt«t
Zelden is er een tijd geweest als deze,
waarin de wet van den vooruitgang ook
op koloniaal gebied zich zoo krachtig heeft
geopenbaard. Ook den oppervlakkigen
waarnemer moet het duidelijk wezen dat
het heden zwanger gaat van een groote
toekomst en dat die toekomst in de eerste
plaats dat Duistere Werelddeel geldt,
't welk zoolang de bakermat der
barbaarschheid is geweest.
Sneller nog dan de beschaving zich van
Amerika heeft meester gemaakt schijnt
zij tot Afrika te zullen doordringen. En
als een wegbereider, een baanbreker voor
die beschaving is ongetwijfeld de man
aan te merken die, zoo lang nog niet
geleden, door de straten van Amsterdam
reed om onze musea te zien en oid Dutch
voor zijne verzameling te koopen, die den
eenen dag met koning Leopold over het
Congo-gebied van gedachten wisselt, den
dag daarop de kaart van Afrika voor
keizer Wilhelm uitspreidt en een etmaal
later met de ministers van koningin Victoria
over den toestand in de Transvaal be
raadslaagt. Een man die reeds zooveel
voor Zuid-Afrika deed, dat een uitgestrekt
gebied naar hem Rhodesia genoemd werd
en die er bij den tijdgenoot, althans bij
den landgenoot een zoo hooge eer geniet,
dat hem een standbeeld staat opgericht
te worden nog bij zijn leven.
Van dat beeld, twaalf voet hoog, 't welk
door den beeldhouwer John Tweed voor
de burgers van Buluwayo wordt vervaar
digd, is thans het gipsmodel gereed. Met
het hoofd achterover geworpen, de handen
achter op den rug, de eene voet vooruit
en in zelfbewuste houding staat daar
Cecil Rhodes op zijn voetstuk en schijnt
de belichaming van ngelsche^wsft/ttfoiess,
van dat wetteloos vooruitstreven waardoor
zooveel mannen van beteefcenis voor
Engelands handelsgrootheid nieuwe banen
openden en nieuwe bolwerken opbouwden.
De Kaapsche Napoleon, gelijk hij wel
eens ironisch genoemd wordt, is gewis een
man wien een groot doel voor oogen staat,
gekneed van hetzelfde deeg waaruit een
.Roberc Cllve, een Stamford Raffles, een
James Brooke gevormd waren, een dier
stoute pioniers welke Engeland pleegt
vooruit te zenden om de spits af te bijten,
telkens wanneer er op den aardbol een
nieuwe Interessensphüre valt te bemach
tigen. Eerst Engelschman en dan Christen,
eerst roofvogel en dan beschavings-apostel.
Reeds heeft hij getoond dat zijne ont
werpen verder gaan dan om Zuid-Afrika
te hervormen tot een statenbond onder
Britsche suprematie, dat hij trachten wil
het geheele vaderland van de slavernij
en van het heidendom toegankelijk te
maken voor den wereldhandel, de bescha
ving en de kolonisatie, door alvast een
telegraaflijn te leggen van Alexandriöin
het noorden tot Kaapstad in het zuiden,
en neven die telegraaf- een spoorweglijn
welke reiken zal van de Middellandsche
Zee tot aan de Tafel baai.
Van twee tegenovergestelde zijden, van
noord en zuid, is britsche invloed het groote
werelddeel binnengedrongen, beide
stroomingen ongetwijfeld strevende om zich in
het hart van Afrika te vereenigen; en
wanneer men dit groot en machtig volk
aan 't werk ziet, dan denkt men allicht
aan die geweldige boormachines welke,
aan wederzijden van een bergketen ge
plaatst, zich onverpoosd een weg graven
door de harde rots om in het midden van
den tunnel elkaar te ontmoeten. In het
noorden zijn de britsche wapenen zege
vierend doorgedrongen tot de bronnen van
den N ijl, en verder, slag op slag de horden
van den Mahdi en den Khalifa voor zich
uitdrijvend. Khartoem, de diep in de
woestijn gelegen hoofdstad, waar een andere
van ngelands groote zonen, nl. Gordon,
onder het mahoraedaansche staal den dood
vond, is een britsche voorpost geworden
en de zetel van het Gordon College. In
het zuiden schiepen de wilskracht en de
millioenen van Cecil Rhodes een staat,
waarvan de grenzen reiken tot het groote
Tanganyika-meer. Verder, 't is waar, schij
nen duitsch Oost-Afrika en de Congo
Vrijstaat als 't ware een dam te vormen,
tegen het drijven van britsche pioniers.
Doch Rhodes' bezoek aan Brussel en Ber
lijn is niet vruchteloos geweest. De
souverein van den Congo-staat, koning Leopold
de beschermer van Stanley en de Brazza,
heeft in hoofdzaak zijne instemming be
tuigd met de plannen van den gewezen
kaapschen premier, en de duitsche regee
ring sloot reeds met diens
Trans-Afrikaansche Telegraafmaatschappij eene over
eenkomst tot den aanleg van een lijn door
duitsch Oost-Afrika, in aansluiting met
de bestaande Zuid-Afrikalijn, terwijl het
plan tot den aanleg, of liever tot het
doortrekken van den transcontinentalen
spoorweg eerlang vasten vorm belooft aan
te nemen.
Ruim zesduizend mijlen afstands, van
Caïro tot de Kaap, moeten door de ijzeren
baan overspannen worden, doch voor meer
dan de helft is het werk reeds gedaan.
Generaal Kitchener bracht den spoorweg
tot Berber, van waar men eerlang Khar
toem hoopt te bereiken, en in het zuiden
legde Rhodes de lijn tot Buluwayo, van
welken terminus het thans voorwaarts
gaat naar de Zambesi. De telegraaf heef t
Khartoem bereikt, en van den anderen
kant het Tanganyika-meer. Een
tusschenliggende strook van 3229 mijlen moet nog
met rails overbrugd worden, en men zal
alsdan in tien dagen tijds van Alexandri
naar Kaapstad kunnen reizen.
Een hinderpaal voor de schepping van
een Nieuw-Afrika is de staatkundige toe
stand in het zuiden. De Kaapkolonie, de
Oranje Vrijstaat, de Transvaal, Rhodesia,
het Duitsche en het Portugeesche
Afrikagebied hebben ieder hunne bijzondere be
langen en deze belangen komen niet zelden
met elkander in botsing. Om uit zulke
heterogene bestanddeelen eene staatkun
dige eenheid te vormen waarbij elk burger
dezelfde rechten zal genieten, dezelfde
lasten dragen en dezelfde vlag eeren, is
een taak die eene ongewone mate van
beleid en staatsmans wijsheid vordert, die
door velen als hersenschimmig zal worden
beschouwd, maar die niettemin hare over
tuigde voorstanders heeft en hare
kampvechters. Er bestaat ginds eene Progressieve
Partij, welke zich zulk een statenbond
voorstelt als de uitkomst van een steeds
meer Eogelsch worden der maatschappij,
misschien ook van een harden strijd, maar
waaruit eenmaal de Vereenigde Staten van
Zuid-Afrika zullen geboren worden.
Ook de Vereenigde Staten van
NoordAmerika waren in den aanvang een der
tiental kleine Republiekjes, bewoond door
menschen van verschillenden landaard,
taal, geloof en zeden; thans vormen zij
den machtigsten statenbond ter wereld.
Het moet velen voorkomen, dat bij dit
streven naar samensmelting den zwakkere
het zwijgen zal worden opgelegd door den
sterkere; m. a. w. dat voor de autonomie
van Transvaal en Oranje-Vrijstaat geen
plaats meer is en dat zij ten leste genood
zaakt zullen worden, deel uit te maken
van een groot zuid-afrikaansch domein
van de britsche kroon. Cecil Rhodes en
Joseph Chamberlain zijn ten aanzien van
hunne propaganda voor dit doel gewis
kleermakers van ne naald. Springt een
maal in een zoo met electriciteit overladen
dampkring de eerste vonk over, dan zal
het de vraag zijn of de Afrikaander scherp
schutters het op den duur zullen kunnen
harden tegen de engelsche »roöhaatjes."
Vooral wanneer zij op eigen krachten
blijven aangewezen en de uitzwerming
van emigranten uit Europa het britsche
element zooveel meer versterkt dan het
hollandsche. De tijd is wellicht niet ver
meer waarop het masker der diplomatie
zal worden afgeworpen, en achter den
homme de paille de ware tegenstander,
achter den door een engelschen hofdichter
bezongen Jameson de tot de tanden ge
wapende John Buil zal te voorschijn
komen.
Ook in de Kaapkolonie broeit die na
ijver tusschen de rassen, welke in de
Transvaal een zoo geprononceerd karakter
heeft aangenomen en zich daar bij iedere
gelegenheid verraadt, 't Laatst nog bij het
proces van den tranvaalscheh konstabel
Jones, die (ter zelfverdediging) den En
gelschman Edgar neerschoot, en wiens
vrijspraak, naar luid van de Cape Times,
onder de engelsche gemeente »caused a
deepseated feeling, as a vindication of the
Boer at the expense of the uitlander.1'
Aan de hollandsche afstammelingen in de
Kaapkolonie wordt niet zelden verweten
dat zij ja voor 't uiterlijk hunne
loyauteit betuigen tegenover koningin Victoria,
maar inderdaad koningin Wilhelmina als
hun «natuurlijke souverein" beschouwen
(een verwijt dat nog gehoord werd
tijdens de kroningsfeesten in Nederland);
dat zij, instede van de engelsche supre
matie in Zuid-Afrika te helpen handha
ven, hun steun verleenen aan een land
(de Transvaal) 't welk eene vijandige hou
ding tegenover Engeland heeft aange
nomen; dat zij hun bijval schenken aan
dr. Leyds' «machinaties en kuiperijen"
bij de vreemde hoven in Europa, hetgeen
in strijd is met de bepalingen van de
Londensche Conventie; dat zij voedsel
geven aan de chauvinistische
Afrikaanderpers, enz.
Brandstof genoeg! zal de vonk nog
lang uitblijven ?
Het beleid van een voorzichtigen presi
dent, van oom Paul, moge zoo lang hij
nog leeft eene botsing weten te vermijden,
wie kan zeggen dat zijn opvolger steeds
de gevaarlijke klip zal weten teontzeilen,
of den stroom der opgezweepte nationale
gevoelens te breidelen ? Omtrent ngelands
gezindheid behoeft weinig twijfel te bestaan
sedert de gematigde inzichten van een
Gladstone er plaats maakten voor de
provocatie-staatkunde van »pushful Joe",
sedert de jongste rede van den Britschen
minister opnieuw olie in 't vuur wierp en
ngelands koningin zelve hare deelneming
betuigde tegenover de gewonden van den
Jameson raid, als hadden zij zich ver
dienstelijk gemaakt jegens het vaderland.
Noch de lessen der geschiedenis bij monde
van hun eigen geschiedschrijver Froude,
noch de graven van Engelsche officieren
en soldaten gevallen bij Amajuba en den
Spitskop, zullen de roofzucht van de
Engelsche natie kunnen in toom houden
wanneer zij het oogenblik om te handelen
gekomen achten. Het is nog hetzelfde
Engeland dat aan de nazaten van Hol
landsche kolonirnstichters Nieuw Neder
land afhandig maakte en de Kaapkolonie,
dat blijkens de getuigenis der strenge
muze Clio in zijne staatkunde steeds het
beginsel heeft gehuldigd:
That they should take who have the power,
And they sliould keep who can.
Moge het den man, dien de adepten
van den » Rhodes-cultus" beschouwen ah
de groote Empire-builder, gegeven zijn
zijne grootsche Afrika plannen verwezen
lijkt te zien; moge het den stamverwanten
broeders in Zuid-Afrika gegeven zijn hun
zelfstandig volksbestaan te redden uit de
aanvechtingen eener staatkunde als de
Britsche, die voor geen middelen, welke
ook, terugdeinst. Met alle deferentie voor
de groote zaak van Afrika's openstelling
voor de beschaving, waarvoor Engeland
zich zulke ontzachlijke offers heeft getroost,
en nog getroost; voor mannen van de daad
gelijk Cecil Rhodes, die wereldvervormende
plannen in hun brein omdragen en ook
werkelijk tot uitvoering gaan brengen, is
het geoorloofd bezorgdheid te gevoelen
voor het lot van twee kleine republieken,
welke zoo lang en zoo krachtig hunne onaf
hankelijkheid gehandhaafd hebben tegen
over Dingaans snelvoetige Kafferhorden
en tegenover ngelands gedisciplineerde
troepen, welke met het Nederlandsche volk
n taal en n geloof hebben, wier «voor
trekkers" hun afkomst kunnen bewijzen
van die hollandsche kolpniers die met
Jan van Riebeek de »halfwegstatie" aan
de Kaap de Goede Hoop oprichtten, en met
Simon van der Stel de aarde vruchtbaar
maakten voor wijnstokken en korenvelden.
Zelfs voor een zoo krachtige en
vrijheidlievende stam als die der Transvaalsche
Boeren moeten de kansen hachelijk worden
wanneer zij den schok van Engelsehe
regimenten hebben te weerstaan en tegelijk
den opstand eener talrijke Engelsche be
volking binnen hunne eigene landpalen.
Met den vijand van buiten en den vijand
van binnen moeten de grondvesten van
het gemeenebest wel aan 't wankelen
worden gebracht.
Wellicht dat een gestadige instrooming
van het Hollandsche element hier de bakens
nog zou kunnen verzetten. Het veldwinnen
van de Hollandsche taal mag een werk
zame factor geacht worden tot de
volkseenheid; het zou, te samen met den influx
van Hollandsch kapitaal en van
»mennekes," de positie van een stamverwant volk
versterken ; het zou verhinderen dat
ZuidAfrika meer en meer »geangliseerd" wordt,
en ten leste de voorspelling bewaarheid
van een Cecil Rhodes en de zijnen:
»De peere is nog niet rijp; maar in de
naaste toekomst valt ze ons van zelf in
den schoot."
Zeist, Maart '99
S. KALFP.
IIIIIIIIIIHIIIINIHIII
iHIIHMMIIIIIIIHIim
Sodafó
Het CODOT oer S. D. A, P.
nNog enkele andere onderwerpen van be
spreking verdienen een oogenblikje dea
aandacht.
Niet minder dan zes afdeelingen vragen
een degelijke terhandneming van de
oeweging voor algemeen kiesrecht, een daad
werkelijk ondersteunen dus van de
motieTroelstra in de Kamer. Het uitspreken
van het oordeel van het congres over aan
hangige wetsontwerpen, en een aandringen
op een program voor de partij in zake
onderwijs, zijn nog bij de praktijkbespre
kingen te noemen. Twee andere punten:
protektie en coöperatie zullen voor de theorie
een plaats vragen, en daardoor hier een
uitvoeriger bespreking 1).
Het protecüe-debat, waarvoor mr.
Troelstra inleider zijn zal, belooft niet veel
bijzondere evenementen, vooral daarom
omdat het zich pp het congres der Duitsche
partij verleden jaar te Stuttgart gehouden,
ook reeds heeft voorgedaan. Daar stond
Max Schippel, lid van den Rijksdag, de
beschermende politiek voor, of juister: wilde
hij de partij-afgevaardigden niet, binden
aan den vrijhandel. Kautsky, de theore
ticus, stelde daar tegen, in een merkwaar
dig verdedigde resolutie, de geheele ver
werping van de protectie-politiek voor, en
zag zijn voorstel aangenomen. Waren voor
Duitschland de uitkomsten reeds zoodanig,
dan zal voor ons land wel geen twijfel be
hoeven te bestaan. Toch is dezs beslissing
lang niet onbelangrijk. Volgens het voor
beeld door de Duitschers te Gotha in 1876
gegeven beschouwde mende vraag: protectie
of vrijhandel als eene die uitsluitend belang
heeft voor de bezittende klassen en waar
mede de sociaal-democratie zich dus niet
heeft bezig te houden. Practisch was daarvan
hel gevolg dat men zich als vrijhandelaars
beschouwde en beschouwd zag (zoo bijv.
bij de verkiezingen in 189G). Dat men zich
nu zal uitspreken is een bewijs daarvoor
dat men tot theoretische klaarheid komen
wil en dieper is gaan zien dan de opper
vlakte, en wel degelijk een groot
arbeidersbelang heeft ontdekt bij de beantwoording
dezer vraag, namelijk dit: dat bescher
mende rechten in een staat van ontwikke
lende industrie een uitstekend middel zijn
voor het vormen van trusts, kartellen en
andere patroons associaties, die de prijzen
der koopwaren boven het normaal niveau
noodzakelijk verhoogen en zoodoende steeds
schade toebrengen aan de massa, en vaak
ook aan de industrie-zelve door het duurder
maken der noodzakelijke hulpstoffen (ijzer,
kolen, bijv.) en der grondstoffen in vele
gevallen niet minder. En dit niet alleen,
ook de kracht der arbeidersbeweging zelve
wordt door deze ontwikkeling zeer vermin
derd, terwijl aan den anderen kant de ver
meerdering der staatsinkomsten, vermeer
dering der militaire uitgaven mogelijk
maakt. Wel degelijk is dus de neutrale
houding verwerpelijk en zeer waarschijnlijk
zal het Congres voor dit inzicht te vin
den zijn.
Ook over de coöperatie en dit zal
zeker velen belang inboezemen zal een
hartig woordje worden gezegd. Wat het
wezen zaj, kan men vrijwel berekenen,
bedenkende dat de heer F. M. Wibaut
inleider zal wezen en deze juist in het
laatste nummer van den Nieuwen Tyrfaan
dit ondervyerp een artikel wijdde.
Voor hiertoe over te gaan een enkel
woordje over de beteekenis der coöperatie
in de arbeidersbeweging.
De coöperatieve idee is hier in Nederland
ten opzichte der arbeiders niet heel gelukkig
geweest en dit is eenerzijds aan de vaagheid
van 't begrip te wijten, maar anderzijds
voornamelijk aan den vorm van de eerste
arbeidersbeweging onder leiding van D.
Nieuwenhuis. Daar was alle coöperatie
verdacht, en een burgerlijk lokmiddel vol
verraad. De arbeider zou er rijker van
worden en daardoor ophouden zich solidair
te gevoelen met zijne klasse. Deze
vrees
1) Dit artikel was reeds gezet toen ik in de
Soc. Dem. las dat deze bespreking niet zal
plaats hebben : tijdsgebrek is daarvan de reden,
terwijl toch door de intrekking van da motie
v. d. Kun in de 2e Kamer de uitspraak niet
dadelijk vereischt wordt. Of evenwel de be
spreking gehouden wordt of niet doet hier niet
ter zake, waar vooral aan het feit van de
plaatsing op de agenda belang wordt toe
gekend.