De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 2 april pagina 2

2 april 1899 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

?i, DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1136 (Ingezonden.) Het U. T>. brengt de verrassende tijding dat er weer uniform-veranderingen komen. Door den Minister van Oorlog zouden eenige wijzigingen worden gebracht in de uniformen van het leger, waardoor, meer dan thans het geval is, niet alleen een meer in het oogvallend onderscheid tusschen de verschillende wapens en dienstvakken wordt verkregen, maar ooi tevens het uiterlijk aanzien van den troep wordt verbeterd. Deze wijzigingen zouden in algemeene trekken op het navolgende neerkomen : De kragen en mouwopslagen der korte jassen niet schuin uitgesneden en pi.m. 7 cM. breed van officieren en minderen worden vervaardigd van laken van een andere Teleur voor onder. scheidene wapens verschillend dan die van het kleedingstuk; de kraag van de korte jas of attila voor de hoofdofficieren van laken van dezelfde kleur als die van de subalterne officieren van het wapen waartoe zij behooren, echter langs de boven- en voorzijde belegd met een plat massief goud of zilver galon, breed 15 m.M. De schouderpassanten en halssnoeren van het wapen der artillerie uitgezonderd bij de rijdende artillerie en der genie vervallen ; hiervoor komen in de plaats lakensche schouderbedek kingen van het model als voor de infanterie is vastgesteld, en voorzien van het regimentscijfer of initialen; voor de genietroepen een helm. Voor het geheele wapen der cavalerie rood treswerk en koord, de attila's voorzien van kragen van rood laken, ter weerszijde voorzien van het regimentscijfef van wit metaal; voor officieren van verzilverd metaal. Van de overjassen der officieren van onbereden wapens en dienstvakken vervalt de band en wordt ter vervanging daarvoor aan de rugzijde sluitpatten aangebracht. Overigens zullen de mouwen van de overjassen, manteljassen en kapotjassen worden voorzien van opslagen van 10 cM, breed en evenals de kragen dier kleedingstukken vervaardigd worden van laken van een andere kleur dan die van dat kleedingstuk; voor officieren van fluweel. De oppervlakkige heeft allicht dit ver rassende nieuwtje met hooge ingenomen heid, wellicht met een popelend, jubelend hart begroet: Ei, ei, kijk, kijk, zoo mag ik het zien, dat zal goed staan die kleurige fluweelen kraag en mouwopslag, netjes, bepaald keurig, hulde Eland! hulde! Jammer van onze blauwe huzaren, de trouw en de liefde waren zoo geestig in ons dragonderpak gesymboliseerd, die licht blauwe tressen hadden zoo iets verheven eenvoudigs, 't is waar, de roode koorden voldoen inderdaad beter, steken scherper af tegen het diepe blauw, enfin over 't geheel wordt het er niet slechter op; veel stel ik mij voor van het 15 m.M. platte massief gouden en zilveren galon, 't lijkt mij een bijou van 'n decoratie, verruk kelijk ; je valt me mee, zooveel had ik niet in je gezocht, hulde, nogmaals hulde Eland! keurig'en kranig! De ernstige, denkende, hij, die het op recht met zijn vaderland meent, kan niet anders dan het hoofd geschud hebben, pijnlijk getroffen zijn. Met name den vreemdeling en ook den landgenoot, die na lang in den vreemde vertoefd te hebben, in zijn vaderland terugkeert, treft vóór alles n karakter trek van het Nederlandsche volk: het door en door burgerlijke eener natie zoo op en top bourgeois als de Hollandsche. Dit door en door burgerlijke piept zelfs door de kapotjas van den Nederl. milicien heen, treedt bovenal op onmiskenbare wijze voor den dag in onzen nationalen lievelingsheid, den schutter: het civilisme in militair gewaad. Als een pauwfazant, verblindend door zijne ongemeene kleuren pracht, den saffieren gloed, de gouden schittering zijns vederdos, schrijdt te midden van de dof-gele, geel-bruine, matgijze hanen en kippen onzer burgerlijke oll. samenleving de Nederlandsche gene raal. Waarom niet evenals de Amerikanen en Transvaalsche boeren de schoonheid in den eenvoud gezocht? Het psychologisch raadsel hier is, hoe menschen op den leeftijd, waarop men gemeenlijk eerst generaal wordt, nog pleizier kunnen hebben in zoo'n maskeradepak. Ons wordt bang om de verdediging des vaderlands, waar zij, die in deze aan de spits der leiding staan, blijken geven zich bij voortduring bezig te houden met nietswaardige ellendige kleermakersvodderijen. Ons gruwt bij de gedachte aan de verspilling in deze van 's lands middelen, en dat gevoel wordt intenser, naarmate wij bedenken hoe groot de nooddruft is in Nederland, hoe zuur het menig gezin valt den harden belastingpenning op te brengen. Onze landgenoot de heer Rozenraad heeft dezer dagen in een hoogst be langwekkende lezing, gehouden te Londen, gewezen op hetgeen de regeering te Berlijn ooet voor de ontwikkeling van den handel van het Duitsche rijk. Niets wordt te Berlijn onbeproefd gelaten. Engeland heeft zijn Chatnberlain. Wat doet de Nederl. regeering ? Hoe dikwerf is in dit blad aangedrongen op de instelling van een afzonderlijk departement van Handel, op de reorganisatie van ons consulaatwezen. Wat doet de regèering? Niets. Hoe diep treurig steekt bij deze, wij hadden haast gezegd, misdadige inertie op dit terrein af de onafgebroken, de boven allen lof ver hevene, de bijna bovenmenschelijke acti viteit, tentoongespreid door oorlog, In den tegenwoordigen strijd der volkeren die bijna geheel een strijd voor handels belangen is geworden, komt heteropaan, innerlijk economisch krachtig te zijn. Een leger en een vloot alleen helpen niet. Hoe durft, vroeg men zich kortgeleden alom af, een economisch zoo zwak land als Italiëagressief in China optreden: door de dikke pantserplaten zijner mooie schepen heen zag men Italië's benarde finantiën. Overtuigd als wij eenerzijds zijn van het onberekenbaar nut van ons leger, van de ondoordringbare sterkte van onzen vesting gordel, van de onbetwistbare superioriteit onzer levende strijdkrachten; van deonovertreffelijke voortreffelijkheid onzer schutte rgen, met name van het Amsterdamsche regiment, hoog als wij aanslaan het be lang dat de natie heeft bij de proefnemingen met kromme en rechte cavalleriesabels, inbegrijpelijk als wij het vinden, dat nu eens de rechte voor de kromme, dan weder de kromme voor derechte sabel plaats maakt, d weepend gelijk wij doen[met het nieuwe luch tige hoofddeksel onzer veldartillerie; onbe schrijfelijk als ons enthousiasme is over de niet stilstaande verfraaiingen van ons infanteriecostuum, onuitsprekelijk als het wel be hagen is, dat ons vervult bij de aanschouwing van de nieuwe admiraalsuniform onzer generaals, getroffen als wij zijn door de verheven wijsheid eener onnaspeurlijk vin dingrijke regeering, die in die tooverachtige gedaanteverwisseling de gelegenheid aan greep voor den vreemdeling te doen getuigen van de ongemeene, ongeëvenaarde opmer kingsgave van het Nederlandsche volk, dat bij parades en inhuldigingsfeesten, terwijl nauwelijks een stofwolk in de verte den naderenden generaal heeft aangekon digd, reeds vol geestdrift uitroept: kijk den admiraal te paard! diep getroffen bovenal door het ondoorgrondelijk wijs beleid van datzelfde verlicht bestuur, dat het onuitspre kelijk geduld, de taaie volharding, de ijzeren energie heeft eene bezuiniging door te drijven van zegge vijfhonderd gulden, op een armzalige subsidie van de vereeniging »Het Buitenland'', in n woord geheel doordrongen als wij zijn van het besef, dat de duurste volksbelangen verknocht zijn met al die heerlijke, verrukkelijke instel lingen en regeeringsdaden, onwraakbare getuigen als deze al Ie zijn van het miraculeus diepe inzicht in de nooden des volk? en van de getrouwe onbekrompen vervulling der grootsche aandoenlijk heerlijke belofte : groot te willen zijn in alles waarin een klein volk groot kan %ijn... toch ten an dere zijn wij in alle bescheidenheid van meening, dat Nederland's onafhankelijk heid en Nederland's beteekenis als commercieele mogendheid in den grond n zijn; dat naarmate Nederland op handels terrein krachtiger, kloeker zijne vleugels rept, breeder, forscher zijne wieken ont plooit, naar die mate Nederland's onaf hankelijkheid hechter en duurzamer zal zijn gegrondvest. Nieuwe weermiddelen. Gij heeren van liet recht hebt geen gevoel Voor 't hoog belang der uniform. Nog vóór de vredesconferentie in de vorstelijke residentie zal bijeenkomen dient het Nederlandsche leger in den meest geduchten staat van tegenweer gebracht, en nu wij bij mangel aan levende weermid delen zelfs geen geld meer kunnen loskrijgen voor de doode dito's, is het een dure plicht van iederen officier en ambte naar, behoorende tot het Departement van Oorlog, om althans s'lands penningen te benutten, tot het doel, waartoe zij worden verstrekt. Zoo kwam men op het geluk kige denkbeeld van de verbetering der schouderweren. De jongste wijziging in de uniform der infanterie schijnt zoo allergelukkigst te zijn geweest, dat de Mr. kleermaker van het Oorlogsdepartement geen oogenblik heeft geaarzeld om ook voor de artillerie nieuwe schouderbedekseJen uit te vinden. Booze tongen fluisteren, dat de verleden jaar ingevoerde nieuwe schouderversierselen van de officieren een gevolg zouden zijn geweest van den pruttelgeest der passementwerkers, die de halssnoeren zagen verdwij nen. Wel foei! Is elke uniform-verandering niet een pogen om de practische waarde van die uniforme kleeding te vergrooten ? Men kan zich daarbij vergissen gelijk bij de invoering van de talpa onzer veld-1 artillerie, omdat een dergelijk hoofddeksel niet op zonneschijn is berekend; men kan eerlijk erkennen, dat de roode kragen der infanterie hoogst ondoelmatig zijn, enkel en alleen omdat rood gauw vuil wordt hetgeen natuurlijk vooruit niet te vermoeden viel!; men kan het er nu eenmaal op gezet hebben, de geheele cavalerie met rood uit te monsteren omdat... ja, omdat rood rood is en dat eeuwige blauw iemand gaat ver velen... maar overigens... prins Oskar had gelijk: »een streep, n streep slechts minder... zeven achtste dan..." en 's lands weerbaarheid is voor goed bedorven. Neen, heeren van 't recht, gij hebt geen gevoel voor 't hoog belang der uniform. Wie zal zeggen of de opslagen der jassen rood moeten zijn, ponceau of kersrood, of amarante; wie kan met wiskunstige zeker heid uitmaken, hoe hoog die nieuwe op slagen zullen komen, want nieuwe opslagen komen er en nieuwe kragen ook en dan ... nieuwe schouderweren. En Mars lacht. Eigenlijk moest de krijgsgod huilen, want zijn hooge sprongen zijn gedaan. De grillige mode komt aan 't woord, gisteren epauietten, vandaag fouragères, morgen stuKJes laken van enkele centimeters breedte; nu eens hooge, dan weer lage opslagen en kragen... het woord is aan den kleerenmaker. Sportlui mogen er om lachen, jagers vooral, doch ten on rechte, want het oog wil ook wat, en een groote parade is en blijft, ondanks vredesconferenties, een interessant schouwspel. Eenmaal ons de weelde veroorlovende van een oorlogsbudget van meer dan twintig millioen, behoeven wij niet zuinig te zijn op de kleintjes; de weinige soldaten, die wij rijk zijn, mogen wij dan toch wel kleeden, zooals ons dat lust! De invoering van nieuwe schouderweren is alweer een bewijs, dat de weermiddelen de aanhoudende zorg van de regeering blijven uitmaken. BOUM. Een jan" en een vraapt«t Zelden is er een tijd geweest als deze, waarin de wet van den vooruitgang ook op koloniaal gebied zich zoo krachtig heeft geopenbaard. Ook den oppervlakkigen waarnemer moet het duidelijk wezen dat het heden zwanger gaat van een groote toekomst en dat die toekomst in de eerste plaats dat Duistere Werelddeel geldt, 't welk zoolang de bakermat der barbaarschheid is geweest. Sneller nog dan de beschaving zich van Amerika heeft meester gemaakt schijnt zij tot Afrika te zullen doordringen. En als een wegbereider, een baanbreker voor die beschaving is ongetwijfeld de man aan te merken die, zoo lang nog niet geleden, door de straten van Amsterdam reed om onze musea te zien en oid Dutch voor zijne verzameling te koopen, die den eenen dag met koning Leopold over het Congo-gebied van gedachten wisselt, den dag daarop de kaart van Afrika voor keizer Wilhelm uitspreidt en een etmaal later met de ministers van koningin Victoria over den toestand in de Transvaal be raadslaagt. Een man die reeds zooveel voor Zuid-Afrika deed, dat een uitgestrekt gebied naar hem Rhodesia genoemd werd en die er bij den tijdgenoot, althans bij den landgenoot een zoo hooge eer geniet, dat hem een standbeeld staat opgericht te worden nog bij zijn leven. Van dat beeld, twaalf voet hoog, 't welk door den beeldhouwer John Tweed voor de burgers van Buluwayo wordt vervaar digd, is thans het gipsmodel gereed. Met het hoofd achterover geworpen, de handen achter op den rug, de eene voet vooruit en in zelfbewuste houding staat daar Cecil Rhodes op zijn voetstuk en schijnt de belichaming van ngelsche^wsft/ttfoiess, van dat wetteloos vooruitstreven waardoor zooveel mannen van beteefcenis voor Engelands handelsgrootheid nieuwe banen openden en nieuwe bolwerken opbouwden. De Kaapsche Napoleon, gelijk hij wel eens ironisch genoemd wordt, is gewis een man wien een groot doel voor oogen staat, gekneed van hetzelfde deeg waaruit een .Roberc Cllve, een Stamford Raffles, een James Brooke gevormd waren, een dier stoute pioniers welke Engeland pleegt vooruit te zenden om de spits af te bijten, telkens wanneer er op den aardbol een nieuwe Interessensphüre valt te bemach tigen. Eerst Engelschman en dan Christen, eerst roofvogel en dan beschavings-apostel. Reeds heeft hij getoond dat zijne ont werpen verder gaan dan om Zuid-Afrika te hervormen tot een statenbond onder Britsche suprematie, dat hij trachten wil het geheele vaderland van de slavernij en van het heidendom toegankelijk te maken voor den wereldhandel, de bescha ving en de kolonisatie, door alvast een telegraaflijn te leggen van Alexandriöin het noorden tot Kaapstad in het zuiden, en neven die telegraaf- een spoorweglijn welke reiken zal van de Middellandsche Zee tot aan de Tafel baai. Van twee tegenovergestelde zijden, van noord en zuid, is britsche invloed het groote werelddeel binnengedrongen, beide stroomingen ongetwijfeld strevende om zich in het hart van Afrika te vereenigen; en wanneer men dit groot en machtig volk aan 't werk ziet, dan denkt men allicht aan die geweldige boormachines welke, aan wederzijden van een bergketen ge plaatst, zich onverpoosd een weg graven door de harde rots om in het midden van den tunnel elkaar te ontmoeten. In het noorden zijn de britsche wapenen zege vierend doorgedrongen tot de bronnen van den N ijl, en verder, slag op slag de horden van den Mahdi en den Khalifa voor zich uitdrijvend. Khartoem, de diep in de woestijn gelegen hoofdstad, waar een andere van ngelands groote zonen, nl. Gordon, onder het mahoraedaansche staal den dood vond, is een britsche voorpost geworden en de zetel van het Gordon College. In het zuiden schiepen de wilskracht en de millioenen van Cecil Rhodes een staat, waarvan de grenzen reiken tot het groote Tanganyika-meer. Verder, 't is waar, schij nen duitsch Oost-Afrika en de Congo Vrijstaat als 't ware een dam te vormen, tegen het drijven van britsche pioniers. Doch Rhodes' bezoek aan Brussel en Ber lijn is niet vruchteloos geweest. De souverein van den Congo-staat, koning Leopold de beschermer van Stanley en de Brazza, heeft in hoofdzaak zijne instemming be tuigd met de plannen van den gewezen kaapschen premier, en de duitsche regee ring sloot reeds met diens Trans-Afrikaansche Telegraafmaatschappij eene over eenkomst tot den aanleg van een lijn door duitsch Oost-Afrika, in aansluiting met de bestaande Zuid-Afrikalijn, terwijl het plan tot den aanleg, of liever tot het doortrekken van den transcontinentalen spoorweg eerlang vasten vorm belooft aan te nemen. Ruim zesduizend mijlen afstands, van Caïro tot de Kaap, moeten door de ijzeren baan overspannen worden, doch voor meer dan de helft is het werk reeds gedaan. Generaal Kitchener bracht den spoorweg tot Berber, van waar men eerlang Khar toem hoopt te bereiken, en in het zuiden legde Rhodes de lijn tot Buluwayo, van welken terminus het thans voorwaarts gaat naar de Zambesi. De telegraaf heef t Khartoem bereikt, en van den anderen kant het Tanganyika-meer. Een tusschenliggende strook van 3229 mijlen moet nog met rails overbrugd worden, en men zal alsdan in tien dagen tijds van Alexandri naar Kaapstad kunnen reizen. Een hinderpaal voor de schepping van een Nieuw-Afrika is de staatkundige toe stand in het zuiden. De Kaapkolonie, de Oranje Vrijstaat, de Transvaal, Rhodesia, het Duitsche en het Portugeesche Afrikagebied hebben ieder hunne bijzondere be langen en deze belangen komen niet zelden met elkander in botsing. Om uit zulke heterogene bestanddeelen eene staatkun dige eenheid te vormen waarbij elk burger dezelfde rechten zal genieten, dezelfde lasten dragen en dezelfde vlag eeren, is een taak die eene ongewone mate van beleid en staatsmans wijsheid vordert, die door velen als hersenschimmig zal worden beschouwd, maar die niettemin hare over tuigde voorstanders heeft en hare kampvechters. Er bestaat ginds eene Progressieve Partij, welke zich zulk een statenbond voorstelt als de uitkomst van een steeds meer Eogelsch worden der maatschappij, misschien ook van een harden strijd, maar waaruit eenmaal de Vereenigde Staten van Zuid-Afrika zullen geboren worden. Ook de Vereenigde Staten van NoordAmerika waren in den aanvang een der tiental kleine Republiekjes, bewoond door menschen van verschillenden landaard, taal, geloof en zeden; thans vormen zij den machtigsten statenbond ter wereld. Het moet velen voorkomen, dat bij dit streven naar samensmelting den zwakkere het zwijgen zal worden opgelegd door den sterkere; m. a. w. dat voor de autonomie van Transvaal en Oranje-Vrijstaat geen plaats meer is en dat zij ten leste genood zaakt zullen worden, deel uit te maken van een groot zuid-afrikaansch domein van de britsche kroon. Cecil Rhodes en Joseph Chamberlain zijn ten aanzien van hunne propaganda voor dit doel gewis kleermakers van ne naald. Springt een maal in een zoo met electriciteit overladen dampkring de eerste vonk over, dan zal het de vraag zijn of de Afrikaander scherp schutters het op den duur zullen kunnen harden tegen de engelsche »roöhaatjes." Vooral wanneer zij op eigen krachten blijven aangewezen en de uitzwerming van emigranten uit Europa het britsche element zooveel meer versterkt dan het hollandsche. De tijd is wellicht niet ver meer waarop het masker der diplomatie zal worden afgeworpen, en achter den homme de paille de ware tegenstander, achter den door een engelschen hofdichter bezongen Jameson de tot de tanden ge wapende John Buil zal te voorschijn komen. Ook in de Kaapkolonie broeit die na ijver tusschen de rassen, welke in de Transvaal een zoo geprononceerd karakter heeft aangenomen en zich daar bij iedere gelegenheid verraadt, 't Laatst nog bij het proces van den tranvaalscheh konstabel Jones, die (ter zelfverdediging) den En gelschman Edgar neerschoot, en wiens vrijspraak, naar luid van de Cape Times, onder de engelsche gemeente »caused a deepseated feeling, as a vindication of the Boer at the expense of the uitlander.1' Aan de hollandsche afstammelingen in de Kaapkolonie wordt niet zelden verweten dat zij ja voor 't uiterlijk hunne loyauteit betuigen tegenover koningin Victoria, maar inderdaad koningin Wilhelmina als hun «natuurlijke souverein" beschouwen (een verwijt dat nog gehoord werd tijdens de kroningsfeesten in Nederland); dat zij, instede van de engelsche supre matie in Zuid-Afrika te helpen handha ven, hun steun verleenen aan een land (de Transvaal) 't welk eene vijandige hou ding tegenover Engeland heeft aange nomen; dat zij hun bijval schenken aan dr. Leyds' «machinaties en kuiperijen" bij de vreemde hoven in Europa, hetgeen in strijd is met de bepalingen van de Londensche Conventie; dat zij voedsel geven aan de chauvinistische Afrikaanderpers, enz. Brandstof genoeg! zal de vonk nog lang uitblijven ? Het beleid van een voorzichtigen presi dent, van oom Paul, moge zoo lang hij nog leeft eene botsing weten te vermijden, wie kan zeggen dat zijn opvolger steeds de gevaarlijke klip zal weten teontzeilen, of den stroom der opgezweepte nationale gevoelens te breidelen ? Omtrent ngelands gezindheid behoeft weinig twijfel te bestaan sedert de gematigde inzichten van een Gladstone er plaats maakten voor de provocatie-staatkunde van »pushful Joe", sedert de jongste rede van den Britschen minister opnieuw olie in 't vuur wierp en ngelands koningin zelve hare deelneming betuigde tegenover de gewonden van den Jameson raid, als hadden zij zich ver dienstelijk gemaakt jegens het vaderland. Noch de lessen der geschiedenis bij monde van hun eigen geschiedschrijver Froude, noch de graven van Engelsche officieren en soldaten gevallen bij Amajuba en den Spitskop, zullen de roofzucht van de Engelsche natie kunnen in toom houden wanneer zij het oogenblik om te handelen gekomen achten. Het is nog hetzelfde Engeland dat aan de nazaten van Hol landsche kolonirnstichters Nieuw Neder land afhandig maakte en de Kaapkolonie, dat blijkens de getuigenis der strenge muze Clio in zijne staatkunde steeds het beginsel heeft gehuldigd: That they should take who have the power, And they sliould keep who can. Moge het den man, dien de adepten van den » Rhodes-cultus" beschouwen ah de groote Empire-builder, gegeven zijn zijne grootsche Afrika plannen verwezen lijkt te zien; moge het den stamverwanten broeders in Zuid-Afrika gegeven zijn hun zelfstandig volksbestaan te redden uit de aanvechtingen eener staatkunde als de Britsche, die voor geen middelen, welke ook, terugdeinst. Met alle deferentie voor de groote zaak van Afrika's openstelling voor de beschaving, waarvoor Engeland zich zulke ontzachlijke offers heeft getroost, en nog getroost; voor mannen van de daad gelijk Cecil Rhodes, die wereldvervormende plannen in hun brein omdragen en ook werkelijk tot uitvoering gaan brengen, is het geoorloofd bezorgdheid te gevoelen voor het lot van twee kleine republieken, welke zoo lang en zoo krachtig hunne onaf hankelijkheid gehandhaafd hebben tegen over Dingaans snelvoetige Kafferhorden en tegenover ngelands gedisciplineerde troepen, welke met het Nederlandsche volk n taal en n geloof hebben, wier «voor trekkers" hun afkomst kunnen bewijzen van die hollandsche kolpniers die met Jan van Riebeek de »halfwegstatie" aan de Kaap de Goede Hoop oprichtten, en met Simon van der Stel de aarde vruchtbaar maakten voor wijnstokken en korenvelden. Zelfs voor een zoo krachtige en vrijheidlievende stam als die der Transvaalsche Boeren moeten de kansen hachelijk worden wanneer zij den schok van Engelsehe regimenten hebben te weerstaan en tegelijk den opstand eener talrijke Engelsche be volking binnen hunne eigene landpalen. Met den vijand van buiten en den vijand van binnen moeten de grondvesten van het gemeenebest wel aan 't wankelen worden gebracht. Wellicht dat een gestadige instrooming van het Hollandsche element hier de bakens nog zou kunnen verzetten. Het veldwinnen van de Hollandsche taal mag een werk zame factor geacht worden tot de volkseenheid; het zou, te samen met den influx van Hollandsch kapitaal en van »mennekes," de positie van een stamverwant volk versterken ; het zou verhinderen dat ZuidAfrika meer en meer »geangliseerd" wordt, en ten leste de voorspelling bewaarheid van een Cecil Rhodes en de zijnen: »De peere is nog niet rijp; maar in de naaste toekomst valt ze ons van zelf in den schoot." Zeist, Maart '99 S. KALFP. IIIIIIIIIIHIIIINIHIII iHIIHMMIIIIIIIHIim Sodafó Het CODOT oer S. D. A, P. nNog enkele andere onderwerpen van be spreking verdienen een oogenblikje dea aandacht. Niet minder dan zes afdeelingen vragen een degelijke terhandneming van de oeweging voor algemeen kiesrecht, een daad werkelijk ondersteunen dus van de motieTroelstra in de Kamer. Het uitspreken van het oordeel van het congres over aan hangige wetsontwerpen, en een aandringen op een program voor de partij in zake onderwijs, zijn nog bij de praktijkbespre kingen te noemen. Twee andere punten: protektie en coöperatie zullen voor de theorie een plaats vragen, en daardoor hier een uitvoeriger bespreking 1). Het protecüe-debat, waarvoor mr. Troelstra inleider zijn zal, belooft niet veel bijzondere evenementen, vooral daarom omdat het zich pp het congres der Duitsche partij verleden jaar te Stuttgart gehouden, ook reeds heeft voorgedaan. Daar stond Max Schippel, lid van den Rijksdag, de beschermende politiek voor, of juister: wilde hij de partij-afgevaardigden niet, binden aan den vrijhandel. Kautsky, de theore ticus, stelde daar tegen, in een merkwaar dig verdedigde resolutie, de geheele ver werping van de protectie-politiek voor, en zag zijn voorstel aangenomen. Waren voor Duitschland de uitkomsten reeds zoodanig, dan zal voor ons land wel geen twijfel be hoeven te bestaan. Toch is dezs beslissing lang niet onbelangrijk. Volgens het voor beeld door de Duitschers te Gotha in 1876 gegeven beschouwde mende vraag: protectie of vrijhandel als eene die uitsluitend belang heeft voor de bezittende klassen en waar mede de sociaal-democratie zich dus niet heeft bezig te houden. Practisch was daarvan hel gevolg dat men zich als vrijhandelaars beschouwde en beschouwd zag (zoo bijv. bij de verkiezingen in 189G). Dat men zich nu zal uitspreken is een bewijs daarvoor dat men tot theoretische klaarheid komen wil en dieper is gaan zien dan de opper vlakte, en wel degelijk een groot arbeidersbelang heeft ontdekt bij de beantwoording dezer vraag, namelijk dit: dat bescher mende rechten in een staat van ontwikke lende industrie een uitstekend middel zijn voor het vormen van trusts, kartellen en andere patroons associaties, die de prijzen der koopwaren boven het normaal niveau noodzakelijk verhoogen en zoodoende steeds schade toebrengen aan de massa, en vaak ook aan de industrie-zelve door het duurder maken der noodzakelijke hulpstoffen (ijzer, kolen, bijv.) en der grondstoffen in vele gevallen niet minder. En dit niet alleen, ook de kracht der arbeidersbeweging zelve wordt door deze ontwikkeling zeer vermin derd, terwijl aan den anderen kant de ver meerdering der staatsinkomsten, vermeer dering der militaire uitgaven mogelijk maakt. Wel degelijk is dus de neutrale houding verwerpelijk en zeer waarschijnlijk zal het Congres voor dit inzicht te vin den zijn. Ook over de coöperatie en dit zal zeker velen belang inboezemen zal een hartig woordje worden gezegd. Wat het wezen zaj, kan men vrijwel berekenen, bedenkende dat de heer F. M. Wibaut inleider zal wezen en deze juist in het laatste nummer van den Nieuwen Tyrfaan dit ondervyerp een artikel wijdde. Voor hiertoe over te gaan een enkel woordje over de beteekenis der coöperatie in de arbeidersbeweging. De coöperatieve idee is hier in Nederland ten opzichte der arbeiders niet heel gelukkig geweest en dit is eenerzijds aan de vaagheid van 't begrip te wijten, maar anderzijds voornamelijk aan den vorm van de eerste arbeidersbeweging onder leiding van D. Nieuwenhuis. Daar was alle coöperatie verdacht, en een burgerlijk lokmiddel vol verraad. De arbeider zou er rijker van worden en daardoor ophouden zich solidair te gevoelen met zijne klasse. Deze vrees 1) Dit artikel was reeds gezet toen ik in de Soc. Dem. las dat deze bespreking niet zal plaats hebben : tijdsgebrek is daarvan de reden, terwijl toch door de intrekking van da motie v. d. Kun in de 2e Kamer de uitspraak niet dadelijk vereischt wordt. Of evenwel de be spreking gehouden wordt of niet doet hier niet ter zake, waar vooral aan het feit van de plaatsing op de agenda belang wordt toe gekend.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl