Historisch Archief 1877-1940
'«A
No. 1136
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
achtige beschouwing is door de S. D. A. P.
nog niet overwonnen, maar de feiten zullen
waarschijnlijk sterker zijn dan de leer.
Vooral Belgiëwaar de geheele beweging
drijft op coöperatieve inrichtingen als de
V ooruit in Gent, heeft, door zijn voorbeeld
op de beschouwing zeker geduchten invloed.
Wanneer uien ziet dat deze Vooruit in '98
op de winstrekening, na eene uitkeering
van 165.440 francs aan de leden nog
ongeveer 74000 francs winst overhield,
zal -men zich dit wel kunnen voorstellen.
Men ziet dan ook hier een steeds ster
ker wordend streven in die richting, waar
van de Algem, Nederl,
Diamantbewerkersbond hier ter stede een welsprekend
voorbeeld is, of ten minste spoedig hoopt te
zijn. Maar de oude vrees, die ook werkelijk
niet geheel ongegrond is, zal zeker nog
bestaan en misschien ook op het Congres
uiting vinden.
Belangrijk, vooral voor coöperatqrs ten
onzent, is nu de weg dien Wibaut wil doen
begaan. Niet de productieve, slechts de con
sumptieve coöperatie, zegt hij, ligt op den
weg der sociaaldemokratie, kan strijdmiddel
in de arbeidersbeweging zijn. »De drukkerij
aan de drukkers, de weverij aan de wevers",
dergelijke leuzen acht hij gevaarlijk. Daar
schuilt het gevaar, dat de arbeiders zelve
kleine kapitalisten wordend, hun klasse ver
geten. De consumptieve coöperatie daaren
tegen, maakt het bestaan gemakkelijker,
verhoogt den levensstandaard, maar geeft
niet aan het, einde winst, slechts het voor
deel van bespaarde kosten, is dus in haar
aard anti-kapitalistisch, terwijl de produc
tieve juist wel gebaseerd is op winst, op
dezelfde winst als ieder ander bedrijf. Ook
is van zelve bij gezamenlijke productie en
winstdeeling de toetreding beperkt, daar
ieder nieuw aangekomene dewiiistaandeelen
kleiner doet zijn, terwijl, waar voor het ver
bruik samengewerkt wordt, ieder nieuw lid
welkom is omdat hij de
besparingsmogelijkheid grooter maakt. Aan den eenen
kant dus exclusivisme, aan den anderen de
wijdst mogelijke organisatie ; splitsing in
kleine groepen, aaneensluiting in massa,
tegenover elkaar. Dit is zeer in 't kort de
eene zijde, maar ook de andere is van
beteekenis namelijk deze, dat van die be
spaarde som een deel moet worden bestemd
tot ondersteuning voor de arbeidersbewe
ging in het algemeen, en dat zal vanzelve,
zooals het ook in het buitenland doet, het
solidariteitsgevoel wakker houden, en zal
sterker dan iets anders den strijd van den
arbeid tegen het kapitaal bevorderen.
Deze rtdeneering stelt zich dus geheel op
het standpunt van den klassenstrijd, zooals
men ziet en ik ben geneigd te voorspellen dat,
mocht het congres met deze voorstellen
rnedegaan.een nieuw tijdperk in de W ederlandsche
arbeidersbeweging hier aanvangen zal, en
tevens een nieuw in de geschiedenis van
de coöperatieve beweging. De productieve
coöperatie immers wordt door velen hier
voorgestaan niet de bepaalde, vaak in zeer
fraaie en groote woorden uitgedrukte be
doeling »de kloof die arbeider en kapitalist
scheidt te overbruggen." Zeggen nu de
arbeiders, overtuigd dat dat onmogelijk is
en met het oog op een beter ideaal, dan
allen kapitalistje ta spelen, dat zij daarvan
niets willen weten, dat zij slechts willen
coöpereeren voor het verbruik wat pro
ductie niet uitsluit, maar dat is dan eene
productie van geheel andere geaardheid
natuurlijk: eene niet voor de markt maar
voor het eigen gebruik dan zullen wij
in het vervolg ter dege deze beide, princi
pieel verschillende stroomingen moeten
onderscheiden gaan.
Want dat de arbeiders ook ter hand
nilitiHMMiiiiiiiuimiiiii
lUIIIHHIImillllllllllllllllllllllll:
nnMimtnittnuif itii iitnii miimnituM imi iiMHnimiiiiMHHiiiiiiiti
ZIJN DAVID.
(Uil het FranfchJ,
DOOR
PAUL BOURGET.
(Slot.)
IV.
In mijn leven van romanschrijver is mij heel
wat ter oore gekomen, want de menseh heeft
behoefte zijne ervaringen eu avoaturen nvee te
deelen. Destijds wisten de geloovigen, wier zielen
door schuld bezwaard waren, met wie zij over
hun leed konden spreken ten einde getroost te
worden door 't vooruitzicht op een nieuwgelukkig
leven hiernamaals. Alles is veranderd, en de
schrijvers die er hun beroep van maken hart en
gevoel te ontleden zijn de biechtvaders geworden,
vooral der verliefden, maar ook van de menigte
ingebeelde egoïsten wier emoties onvolmaakt
zouden zijn wanneer ze niet in woorden waren
neergelegd. Geenszins beklaag ik me hierover,
want, van de duizend bekentenissen die men mij
gedaan heeft, waren er misschien zeven of acht
oprecht, drie of vier hartroerend. Onder die
laatsten noem ik allereerst het verhaal dat
mevrouw Clouet mij deed de arme vronw
was niet van plan mij een onderwerp voor een
roman te geven maar ik was getroffen door
het blind vertrouwen dat zij stelde in mijn
invloed op haar echtgenoot. Die invloed was
volgens mij zeer twijfelachtig, maar mevrouw
Clouet's verzoek was zoo dringend geweest dat
ik mij reeds 1wee dageu later weer bevond iu
de avenue de Ségur. Ik had Clouet een brief
geschreven waarin ik hem zei zeer verlangend
te wezen de nieuwe werken te zien die hij in
deze jaren gemaakt had; eu spoedig had ik
antwoord van hem ontvangen. Hij beloofde me
zijn atelier te toonen:,,Ge zult er weinig nieuws
vinden", schreef hij, toch zou ik gaarne uw
oordeel hebben over een beeld dat ik waarschijnlijk
heden zal afmaken. Dit is alles wat ik sinds
drie jaar gedaan heb. Ik word oud". Deze laatste
woorden waren onderstreept en 't briefje was
geschreven met eene minder vaste hand dan
vroeger. Geen nood. Ik wist nu dat ik aan 't
verlangen van mevrouw Clouet zou kunnen
voldoen. Hare droefheid had zoo'n indruk op
me gemaakt en zulk een diep medelijden bij me
opgewekt, dat ik haar den brief van haar man
zond waarboven ik geschreven had : //Houd
goeden moed!..." en waarlijk tot alles zou ik
in staat geweest zijn om het bloedende, gewonde
hart van deze moeder eu echtgenoote te heelen.
Toen zij me zag aankomen deed ze zelve de
deur open; bleek en bevend greep ze mijne
hand en zei smeekend:
//Verberg me niets, beloof me alles te zeggen
ook als hij over Albert spreekt.. . Ach ! ik weet
liever alles !"
zullen nemen, wat zij nu in theorie wellicht
zullen aanvaarden, lijdt niet den minsten
twijfel. Vooral omdat er op den beschrij
vingsbrief nog een punt voorkomt waar
over wij het ten slotte even moeten hebben,
omdat dit vooral in verband met het voor
gaande, verdere dan partijstrekking heb
ben kan.
Eene afdeeling stelt voor: »het congres
benoeme een commissie om, zoo mogelijk
in overleg met de vakvereenigingen, een
programma op te maken, waarnaar de partij
ook in de zoogenaamde ekonomische aktie
Kan optreden. Dezelfde commissie berame
de voorwaarden waaronder coöperatieve
vereenigingen zich kunnen aansluiten aan
de partij".
Vooreerst is dit daarom van belang, dat
duidelijk geformuleerd wordt dat de S.
D. A. P. evenzeer de economische actie
omvat, dat wil dus zeggen dat zij in de
politieke niet het eenige strijdmiddel der
partij zal zien. Het is inderdaad altijd
eenigszins zoo geweest maar door het,
vooral uit reactie te verklaren, zeer sterk
op den voorgrond plaatsen van de ver
overing der staatsmacht, leek het program
eenzijdig. Wat al door zooveel leiders telkens
is gezegd, wordt dus nu partijprogram en
dat zal dit zeker aannemelijker maken voor
de overgebleven leden van de oudere socia
listische organisatie, den Soc. Bond. Maar
hoe dit zij, voor de coöperatie zal het nog
meer beteekenen, want deze zal voorname
lijk het werk moeten worden der vakvereeni
gingen, afzonderlijk of van enkele te zamen.
Wij zien de A. N. D. B. reeds aanstalten
maken en op deze machtigste van alle
zullen andere volgen wanneer zij van uit
het hoofdkwartier met raad en daad wor
den bijgestaan. Daar ligt de vereeniging
van politieke en economische actie. De
eerste houdt principieel aan de theorie
vast en waakt zoodoende tegen het maken
van fouten die de solidariteit zouden ver
zwakken, terwijl de tweede haar onder
steunt uit de winst die er aan onkos
ten wordt bespaard. De coöperatie voor
't verbruik, die klein begint, zal zich
moeten uitbreiden vanuit de, als 't ware
van nature daartoe aangewezen organi
saties van hen die gelijke vakbelangen
hebben en dus ook de meest gelijke be
hoeften. Zoo krijgen dezen, behalve een
vaster en beter geformuleerd doel, tevens,
en dat is niet te versmaden, een weivoor
ziene kas.
Hier zien wij een nieuwe trias, en eene
die toekomst heeft, omdat ze ztlve bewust
aan een toekomst werkt.
De toenemende kracht der Arbeiders
party, haar toenemende invloed onder de
arbeiders, maken wat zij bespreekt en vast
stelt tot dingen waarmede te rekenen valt,
en een, zij het dan globaal, inzicht in wat
daar leeft en beweegt, tot een noodzakelijk
iets, ook voor het grooter publiek, dat be
langstelt in wat er omgaat in de hoofden
der arbeidende klasse. Hoe langer hoe
meer ziet rnen daar de bewustwording van
het eigen belang zich voltooien, en het
kan niet anders daa tot een gezonder,
direkter en principieeler politiek leven in
ons land leiden. Hoe meer de arbeiders
positie gaan kiezen, hoe meer dat ook door
de andere partijen zal worden gedaan, die,
uit noodzaak, zich zullen vertoonen zooals
zij zijn, zoodat het opportunistisch ge
modder voor eerlijker en daardoor degelijker
werken kan plaats maken.
Een congres als dit, waar omtrent de
voornaamste punten van praktijk de be
slissing vallen zal, is daarom eene gebeur
tenis van genoeg beteekenis om er hier
over te spreken. H.
??mllllUIMMMIMIflIHIIIlmUdtflllMlllmlIlllltllllmlIllmilHIIMMMWMMI
Ik betrad Yves atelier diep bewogen door
deze laatste woorden, en toch, waarom zou ik
het ontkennen ? stelde ik nog meer belang in
het zedelijk drama dat die smeekbede had uit
gelokt. Wel wist ik dat de passie voor het
schoone bij sommige artisten eenvoudige natuur
lijke gevoelens kan dooden; maar dat ze een
man kon ontaarden en zelfs de ouderliefde uit
zijn hart verdrijven, zoodat de vader zijn eigen
kind haat, dat leek me bijkans onmogelijk. Zoa
deze groote teleurstelling ook het rijke,scheppend
genie van dien kunstenaar onvruchtbaar gemaakt
hebben. Al deze vragen drongen zich aan me
o.p, eu, toen ik Clouet voor me zag, bemerkte
ik terstond hoe hij veranderd was. Ik had een
lieren, trotschen athleet verlaten en ik vond een
zenuwiijder, die wel tien jaar verouderd : cheen.
Ook zijn haar was grijs geworden. Voor de
eerste rnaal was deze volmaakt gelukkige man
door het onvermijdelijke noodlot getroffen eu ik
begreep ziju zielelijden en zijn gebroken trots,
Op n punt zou hij zeker dezelfde gebleven
zijn: hij had n. 1. een afschuw van omwegen en
toespelingen. Dus de eenige wijze om te weten
te komen hoe hij over ziju kiud dacht was het
hem rond uit te vragen :
//Ik wist welk een ongeluk je getroffen had",
begon ik, j-maar ik heb je niet geschreven omdat
een brief tne te koud voorkwam bij zulk een leed".
//Ea ik heb je niet geschreven", antwoordde
hij //omdat liet me onmogelijk was mijn verdriet
in woorden neer te leggen. Laura heeft me verteld
dat je ons eergisteren een bezoek bracht. ...
Heb je 't kind gezien ?.. ."
Zijn slem klonk bijna ruw toen. hij deze vraag
deed.
, Ja zeker", hernam ik en voegde er een weinig
verlegen bij: ȟat arme ventje!... Wat zal je
'n medelijden met, hem hebbeu, beste Yves!...
Hoe vreeselijk wanneer een meiischelijk wezen
onder zulke omstandigheden moet voortleven . . ."
«Medelijden... Medelijden..." herhaalde hij.
Zijne oogeu werden dof en op zijn gelaat las
men woede en berouw. Je he'»t gelijk. Dat
is het eenige gevoel dat dit kind kan opwekken:
ons kind ! O, als je wist hoe hard het voor een
vader is te weten dat zijn zoon tot zijn dood
toe ieders medelijden zal gaande maken. Ea ik
die een afschuw heb van beklaagd te worden ...
Ik weet, dat mijn trots hier tegen opkomt; maar
alles liever dan medelijden ontvangen, zelfs van
een vriend of van mijn vrouw. Die aalmoes wil
ik niet aannemen. Eu wat, ik ga zeggen is
onmenschelijk en wreed maar ... ik kan ze evenmin
geven... Zelfs dier. ougelukkigen Aibert kan
ik niet beklagen ... Ik wil en ik kau 't niet. . ."
Zijn stem was te scherp, de toon waarop hij
dit zei te bitter om geen geloof aan zijn woorden
te hechteu. Maar toch begreep ik dat ze vooral
gesproken waren door den teleurgestelden artist,
wien het bovenmen.schelijk i-cheen dat gebrekkig
kind als zoon te moeten aannemen. Maar de
felle haat, dien hij voor hem scheen te voelen
sprak tevens van hevigen strijd en het was
zeer wel mogelijk dat. er plotseling een omme
keer in die ziel zou plaats grijpen. Zenuwachtig
liep hij 't atelier op en neer waarin een iu
nat linnen gewikkeld be^ld mijn aandacht trok.
Het plan ra Dr, ra Eeflen
door B. BYMHOLT.
Ik wenschte iets te zeggen naar aanleiding
der rede door Dr. van Eeden dezer dagen in
,,d' Geelvinck" gehouden over: De verovering
van het kapitaal door de arbeiders".
Wat wil de heer van Eeden V
Spr. 1) wil de arbsiders helpen. Door geweld
gaat dat niet, de boeien zouden slechts dieper
in het vleet-ch dringen.
Werkstaking geeft niet, want zij (de werk
gevers) zullen meer loon geven, doch ook meer
vragen. Werkers, werkt voor elkander, verovert
het bezit der renteuiers, niet door revolutie,
doch met werk, met gereedschap.
Verovert hun grond. Doet hen geen kwaad,
doch dwingt hen tot werk, door niet langer
voor hen te werken. Men moet met den grond
beginnen. Men wil dat de regeering dat werkje
voor de arbeiders doet Zouden de arbeiders
willen, dat de 100 vertegenwoordigers in Den
Haag dat zaak j *. opknapten ? Zij zullen even
goed kunnen wachten op het laatste oordeel.
Maakt Nederland tot uw land. Dit kunnen de
arbeiders, omdat zij arb idskracht hebben en
dat hebben de bezitters niet. Met wat geld moet
worden begonnen, doch zeer weinig is daarvoor
noodig.
Spr. zegt: Vecht om den bodem en werkt
voor de werkers. Werkkracht met beleid is
sterker dan lediggang, dobbelarij en woeker
zoodra er geld gewonnen is, ga dan een
landkolonie oprichten en vee fokken, graan zaaien
voor elkander. De arbeiders zullen altijd de
sterksten zijn, omdat hun arbeid vruchtbaar is.
Aan bovenstaande lamlkolonie moeten toege
voegd worden wagen makers, smeden, schoen
makers enz. Winst moet- besteed worden voor
aankoop van nieuwen grond. Hoe meer men
zelf voortbrengt aan levensbehoeften, des te
minder afhankelijk is men van de wereldmarkt.
De loonen zullen niet huoger zijn dan nu, doch
alle goed geeft de arbeider aan zijn medearbeider
om niet, of bijna om niet en daardoor zal deze
't beier krijgen dan :iu.
Let niet op hst geld, doch let op de dingen.
Verkoopt niet, doch gebruikt onder elkander
en gij arbeider-i, zei spr., zult ovi-rvloed hebben.
Gij moet uw eigen markt maken, waar gij uw
eigen producten tegen eigen prijs aan uw eigen
verkoopt. De grond moet gemeenschappelijk
eigendom zijn. Leen niet tegan rente, verhuur
niet, verpacht niet. Het zal lang duren voor
gij u wereldmarkten hebt veroverd. Het lijkt u
misschien onmogelijk om thee, kolfie, koper,
steenkolen enz. te ontberen, doch gij kunt ze
gedeeltelijk koopen tegen den marktprijs.
Als gehandeld wordt volgens genoemde begin
selen, kan de arbeider niet bankroet gaan. Op
zijn hoogst kan men hem beperken in weelde
artikelen, doch meer niet. De werkkring behoeft
niet beperkt te blijven. De werkers kunnen zich
verbinden voor elkander te werken in de geheele
wereld. Er is slechts n mid lel om de bezitters
gelukkig te maken, en d. i. hen te leeren werken
en dat kunnen de arbeiders. Spr. is dokter
en nu zeggen de oienschen, dat hij boer ge
worden is om da wereld te hervormen. Buiten
zijn kringt onthoudt spr. zich van weldadigheid,
omdat hij geleerd heeft dat men iemand niet
helpt, indien men hem niet leert zich zelf te
helpen. Spr. probeert te arbeiden voor zijn
brood met anderen, d'e lum helpen willen en
dat maakt hem gelukkig "
Uit deze aanhaling ziet men, dat de heer
van Eeden behoort tot hen, die dd sociale
kwestie denken op te lossen (of die, bescheidener,
alleen wenschen eenige, plaatselijke en tijdelijke,
verbetering aan te brengen in het lot der arbei
ders) door het in practijk brengen van een
landbouwplan.
Generaal van den Bosch, prof. Hertzka,
ge
Ij Ik volg hier bet verslag van De Telegraaf.
lltiiittiHiniiiiii
itiitiinitiimi
Dat, was dus liet, werk wat mevrouw Clouet
zoo vurig verlangde voltooid te zien, en terwijl
de beeldüouwer sprak werd die massa klei en
linnen een geheimzinnige raadselachtige schim
voor me. Yves zei:
,Je ziet niets nieuws in 't atelier, waar ik
je vroeger Zooveel kon toonen ! .. . Wanneer
een mensch lijdt, wordt zij a grootste kracht ge
broken. Mijn kunst was mijn kracht en drie
jaar lang ??versta me goed ? drie jaar ben
ik niet, in staat, geweest iets te scheppen. Want
sinds die geboorte werd ik gekweld door de
gedachte dat, ik mijn vroeger geluk moest, boeten
en dat het noodlot me zou vervolgen nu rnijn
jeugd verdwenen was. Misschien begrijp je
me niet, maar grooter mauneii dan ik hebben
hun talenten verloren gewaaud op rijpereu leef
tijd. Na zijn dertigste jaar heeft Musset niets
meer geschreven. Eu diegenen zelfs die, hoewel
oud, onafgebroken voortwerkeu, hebben allen
dien twijfel doorleefd wanneer hun heerlijke,
rijke jeugd voorbij is. Meer zou ik hebben
geleden dan een ander omdat, ik niet voelde
hoe snel de tijd gaat. Vijftien jtar lang kan
ik evenals de Oosterlingen zeggen dat ik niet
wist, hoe oud ik was .. .."
Hij was zoo diep bewogen toen hij deze
laatste woorden sprak, dat ik er zelfs niet aan
dacht te glimlachen. Langzamerhand begon dit
smartelijk drama mij wat, helderder te worden.
//ik begrijp zeer goed," antwoordde ik hem,
,dat Je geboorte van je zoon een onheil is
geweest, des te grooter omdat, het je op dezen
leeftijd getroffen heeft. Mi t dtzeii slag werd
je teveiiS duidelijk hoe de jareu onherroepelijk
voorbijvliegen. Maar het leven liet, je nog zoo
veel; ten eerste je lieve vrouw...."
Dat is nog 'r, ergste," viel hij me terstond
in de rede. ,/Voor haar beu ik nog onredelijker.
Ik heb haar de schuld van alies gegeven! ....
I);ur is ze gevallen en hij wees naar de deur
die uitkwam op den tuin, en die uu open was
oin de zoele zomerlucht biuncu te laten. Ver
beeldde ik 't me of bewoog hef, gordijn dat er
voorhing alsof iemand zich daar verborgen had'r
Yves vervolgde :
Ik heb haar zelfs beschuldigd dat, ze den
nut/ercii, den echten zoon niet, genoeg betreurde,
dat zij dit kind zoo hartelijk liefheeft, ik uam
haar zelfs kwalijk dat zij oud werd, dat zij
weende, dat liaar haar vergrijsde .... Drie jaar
ii ik krankzinnig geweest! Eu ik heb al dien
tijd niet, gewerkt; mets heb ik voltooid. Ik
heb niet geleefd . . .."
//En uur'" vroeg ik hem, terwijl ik op "'t ge
sluierde beeld wees dat hij al sprekend genaderd
was. De oude (iere blik was weer inzijnoogeii
teruggekeerd. Als door een tooverslag was zijn
gelaat veianderd en hij stond weer voor me
zooals ik hem vroeger gekend had : eerlijk,
trotscli, geniaal.
»Nu heb ik eindelijk weer kunnen arbeiden.
Je bent de eerste wien ik mijn werk toon....
Zoowat een maand geleden toen ik alleen in
mijn' tuin wandelde, en de zou scheen, en de
vogels zongen, en de bhiren ritselden, en de
rozen begonnen te ontluiken, toen kreeg ik een
oogenblik weer dat heerlijk gevoel van vroeger
neraal" Bootb, de Oranjebond van Orde, zie
daar enkele namen, die bij me opkomen, als
ik denk aan het plan van dr. van Eeden.
Wat hebben zij beoogd en wat hebben zij
bereikt?
Wat gen. van den Bosch en prof. Hertzka
aangaat, zal ik deze vraag trachten te beant
woorden, om daarna te zien hoe het plan-van
Eeden zich daartoe verhoudt.
Generaal van den Bosch wilde menschen, die
tot dusver niet in hun eigen onderhoud konden
voorzien, werk verschaffen door hen woeste gron
den in ons land te laten ontginnen en desd
een beroep op de openbare liefdadigheid om
hem in zijn pogen te steunen. Zijn plan was
niet enkel in de buurt van S'eenwijk kolonies
te stichten. Die streek zou slechts het begin
zijn. De ontginning zou tot Groningen voort
gezet worden, daarna zou men in de zuidelijke
provinciën beginnen om zoo langzamerhand alle
gezinnen, die daartoe genegen waren, in de te
stichten koloniën op te nemen.
Er zijn sedert dien tijd tachtig jaren
verloopen, maar nog altijd bepalen de koloniën
van de door gen. van den Bosch gestichte
Maatschappy van Weldadigheid zich tot de buurt
van Steenwijk. Er wonen er nu pi m. 15CO
menschen. Het groote plan van v. d. B. om
alle arme gezinnen op te nemen is dus niet
tot uitvoering gekomen. En dit is zeer ver
klaarbaar. De Maatschappij van Weldadigheid
ka-i zich, nu na 80 jaren, nog niet bedruipen.
Eerstdaags zal er weer een collecte gehouden
worden ten behoeve der stichting van gen. v. d.
Bosctt.
De openbare liefdadigheid zou er natuurlijk
voor bedanken om nog meer kasplantjes dan
deze koloniën in het leven te houden, om niet
te spreken van eene kolonisatie op. zoo groote
schaal, dat alle arme gezinnen in ons land
onder gebracht werden.
En nu het plan van prof. Hertzka, het
Vrijlandisme.
Het bedoelen van prof. Hertzka staat hooger
dan dat van gen. van den Bo-ch. De laatste
wilde enkel, zooals we gezien hebben, arme
menschen, die door werkeloosheid niet in hun
onderhoud konden voorzitn, aan werk te helpen.
DJ eerste echter beoogde eene omzetting, eene
vervorming der geheele maatschappij.
Het stichten van een landbouw-kolonie is
voor hem slechts een bogin. De proef in Vene
zuela met een dergelijke Vrij land-kolonie ge
nomen, is echter niet zeer aanmoedigend. De
zaak heeft, zooals een mijner vrienden, die de
expeditie heeft meegemaakt, me onlangs uit
Caracas schreef, volkomen fiisco geieden.
Het plan-van Eeden bedoelt ook eene ver
vorming der maatschappij en ook hij wil be
ginnen, als prof. Hertzka, met het stichten van
landbouw-koloni s.
De heer van Eeden houdt echter te weinig
rekening met iets, waarmee ieder in de eerste
plaats moet rekening houden, die binnen het
raam der tegenwoordige maatschappij wil gaan
hervormen, nl. met het geld.
Hij zegt maar zoo even terloops: Met wat
geld moet wjrden begonnen, doch zeer weinig
is daarvoor noodig."
De heer van Eeden vergeet hierbij eenige
kleinigheden, zooals deze, dat men in Neder
land den grond niet gratis krijgt, dat wie het
land bebouwt ook eene woning moet hebben,
wat geld kost, verder landbouwwerktuigen,
zaaigoed en pootgoed, wat ook geld kost en
dan nog geld om het eerste jaar ervan te leven.
Dat alles is zeker meer dan zeer weinig."
In den tijd van generaal v. d. Bosch werd voor
deze kleinigheden /"17iX) per gezin berekend.
En daaronder was niet begrepen de prijs voor
den te ontginnen grond betaald. Wenscht de
heer van Eeden zijne kolonies te vestigen op
goeden, vruchtbaren grond, dan zal hij ook een
aardig sommetje noodig hebben voor den aan
koop van een paar H. A. lai,d. Z;ker, hij kau
MEifMiiimirimiiiiiiiiii
jiiiimiiiiiiiiiiiiitiiiimiiim
over mij. Ik ging i>p de manneren bank zitten
die ik zelf beeldhouwde, en streek met mijue
hand over de amors die met de slingers spelen
en tot armleuning dienen. Plotseling stond die
gelukkige tijd me weer levendig voor den geest
en ik schaamde me over mijn' val.... Ja ik
schaamde me voor die oude uoomen met hun
jonge, frissche blaren 4 voor die oude rozen
struiken, die wetr uieuwe knoppen maakten,
voor de eeuwige natuur die nimmer ophoudt te
werken, te strijden en te scheppen.
'k Verviel iu gepeins eu langzamerhand zag
ik den vorm van een beeld voor me, eerst vaag
en onduidelijk, maar weldra stoud het in zijn
geheel voor mij op zijn schitterend wit voet
stuk .... Dat beeld was de zoon dien ik zoo
vurig wenschte, eu dien ik tiad vóór dien
rampzaligen dag.... Daar stond hij voor me op
vijftienjarigen leeftijd, in marmer gebeeldhouwd,
jr en trotse» als een jonge Gud. Hij had mijii
lichaam, maar het ovale gelaat zijner moeder,
haar voorhoofd, haar prachtigen Gnekschen mond.
Zijne lukken golfden om hem heen en de fraai
gevormde wenkbrauw gaf aan zijne oogen
Laura's edelen, zachten blik. Dat was uiize zoon
en ik wilde het portret maken van dat kind
dat slechts iu onze verbeelding geleefd had ! . . .
Hoe was het mogelijk dat ik nooit eerder op
deze gedachte was gekomen, maar ik stoud
op, bevend met kloppend hart; betrad 't
atelier hevig ontroerd; een zalig gevoel over
stroomde me, maar ook eene onbestemde
angst, want zou ik waarlijk voor dit werk mijn
vroegere kracht, weder vinden? De zoon die ik
nooit levend mocht zien, zou ik hem dan in
steen hebben, in marmer, dus schijnbaar dood,
maar wanneer het vorm heeft gekregen, leeft
het, leeft het hooger zelfs, want dan is het
bestand tegen den dood. En toen begon ik de
natte k'lei te kneden. O' je kunt je geen denk
beeld maken van den heiligen ernst waarmee ik
gewerkt, heb eu eindelijk stoud hij voor me en
ik betastte zijn lekten, ik ontmoette zijn oogen!
Ik zal nooit meer klagen over mijn leed...
Maar je zult hem zien . . ." Hij werd hoe langer
hoe meer opgewonden en ging' voort met spreken
terwijl zijue bevende handen het natte Imneu
loswikkelden . . .
Als David heb ik hem voorgesteld naar een
zin uit den Bijbel dien ik ergens gelezen heb,
'k herinner me niet waar; Erat autem rufus,
et pulcher adspectu, dccoraque facie. Et aït
Dominus '. Surge, utque iiem, ipse est, euim. ?
Eu hij was rossig, en fraai van gestalte eu edel
van gelaat. Eu de Heer zeide: //Staat op eu
weest gezalfd, uinnil hij t.i /n-l''. Dit ziju de drie
woorden die ik eronder zal graveereu. \Vaut
hij is het! Hij !"
En daar stond het, beeld nu voor me, bevrijd,
heerlijk van eenvoud, lu zijn beste dagen was
deze kunstenaar de volmaakte schoonheid nooit
zoo nabijgekomen. De sierlijke vormen van dezen
David, het linkerbeen een weinig naar voreu
terwijl hij steunde op het, andere, evenaarde de
antieke meesterwerken der Grieken, en de lenige
spieren, de losse houding waren het toonbeeld
goedkooper terecht. Onlangs kocht de
Oranjebond van Orde eenige H. A. heuvelachtige
zandgrond bij het dorp mijner inwoning gelegen,
aan voor ?7 per H. A. Dat is niet veel, maar
ik geloof, dat de arbeiders hier dezen grond
nog niet gratis in eigendom zouden willen
hebben.
Op zulk een bodem zal de heer van Eeden
ongetwijfeld zijne landbouwkolonies niet willen
stichten.
Vecht om den bodem," roept de heer van
Eeden uit en hij vergeet, dat hy niet spreekt
tot landarbeiders, die (althans in mijne woon
plaats) 's winters 40 et. per dag verdienen of
30 et. met den kost, maar tot beter betaalde
en beter ontwikkelde Amsterdamsche werklie
den. Ik geloof niet, dat zij er ooit toe te
vinden zullen zijn om met dr. van Eeden naar
buiten" te gaan om daar het landbouwbedrijf
te gaan uitoefenen, wat ze niet geleerd hebben,
tegen vergoeding,, in geld of in natura, van een
loon, waarbij ze honger zouden lyden.
Ik vrees, dat, als het plan van dr. van Eeden
tot een begin van uitvoering komt, het evenals
de plannen van v. d. Bosch en Hertzka fiasco
zal maken.
Als nu onze kleine landbouwers alleen met
de uiterste moeite het hoofd, en ook nog maar
even, boven water kunnen houden, onze land
bouwers, die reeds gevestigd zijn en de
landbou .werkzaamheden niet meer behoeven te
leeren, wat zullen dan de arbeiders uit de ste
den beginnen op het land, waar hun de handen
verkeerd staan!
Er zijn in den laatsten tjjd zóovelen, die de
arbeiders de steden willen uitdrijven om ze de
zegeningen van de plattelandsparadijzen te doen
deelachtig worden, dat de heer van Eeden
waarlijk hun getal niet hoefde te vergrooten.
Het onpractische van het plan van dr. van
Eeden, waarop ik heb gewezen, is eigenlijk
nog maar de kleinste fout ervan. De grootste
is wel, dat het plan-v. Eeden is een plan."
Zoo'n plan" toch schrijft anderen iets voor,
komt met een pedant: zóó moet je doen.
Verder is zoo'n maatschappelijk hervormings
plan altijd het ontwerp van een toekomende
samenieving, maar geconstrueerd met bouw
stoffen ontleend aan de maatschappij van heden.
Wie iets voor de menschen wil doen,
knutsele geen plannetjes ineen, maar trachte den
menschen te leeren vrij, gezagloos te denken.
Als ze dat allen kunnen, dan kunnen ze de
plannen" van anderan ontberen, en zal elk
individu zijn leven opbouwen naar zijn eigen
plan".
Vff'dte, 19 Maart '99.
HiiMiiiiiiiiiiiiitmiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiimiiiiiifiiiniiMiiiitiMiitmi
Mnzieïin fle boofilM
Het Fransche operagezelsc'iap uit den Haag
deed een goed werk met, »la Priucesse d'
Auberge" van onzen vlaemschen broeder Jan
Blockx. op het repertoire te brengen. Oorspron
kelijk bestemd voor het Nederlandsche
muziektooneel, heeft de componist zijn
Herhergprinces, op woorden vau den Vlaming Nestor de
Tière doen vertalen .door Gu<tave L>»gye ten
einde acces te verkrijgen op het Frausclie
tooneel. Heeft nu de, Nederlandsche opera te
Amsterdam de gelegenheid voorbij laten gaan
om d 11 vlaamsche werk, in vlaamselie kleuren
en in viaam«ch litterair gewaad ten tooneele
te voeren, zooveel te meer mogen wij de directie
?ntiniiiiiiiiiiiiiiiiiigimiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiuiiiMiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiMi
van energie en mannelijke kracht. Maar de fraaie
handen en voeten, vooral de fijne trekken eu de
dichte lokken toonden de vermenging van man
nelijk en vrouwelijk schoon, ideaal datdeartist
gedroomd en weergegeven had. Voor mij, die't
ontstaan van dit kunststuk kende, was deze
David waarin ik de houding en de vormen
van Clouet terugzag en den glimlach, den blik,
de gratie van zijn jonge vrouw een boven
natuurlijke, betoovereude verschijn ing. Neen dat
was geen David, de vorst die overwinnen en
regeeren zal ! Het was 't beeld van den jongen
held die vroeg zal sterven, van Euryalis dien
Nisus tevergeefs zal roepen, van Icarus die in
den onmetelyken Oceaan vergaan zal, vanOrpheus
die door de wreedc Menaden zal verscheurd
worden, een figuur te volmaakt voor dit
leven, zoo goddelijk maar zoo droevig schoon.
Ik was te geroerd om in woorden uiting te
geven aan mijn bewondering ... Beiden zwegen
we eu plotseling hoorden we dicht bij de deur
een dof, ingehouden snikken; het werd al luider
en luider en weldra waren het de droevigste
wanhoopskreten die ik ooit gehoord heb. .. .
Yves en ik keken elkaar aan. In zijn oogen, die
zooeven nog van opwinding schitterden, kwam
eene treurige uitdrukking alsof hij berouw voelde
over een misdaad. We begrepsn dat het L%ura
was die weende. Zij was de trap afgedaald, ge
dreven door een onweerstaanbare nieuwsgierig
heid, maar den drempel had zij niet durve"n
overschrijden en ze had alles gehoord, haar
snikken bewezen dit duidelijk genoeg! Haar
klagen werd nog droever; de trekken van den
beeldhouwer ontspanden zich meer en meer totdat
twee dikke tranen hem langs de ingevallen
wangen rolden. Hij snelde naar de deur en zag
op een der treden ziju vrouw zitten, het, arme"
mismaakte kind tegen haar aangedrukt, waarvoor
de vader drie jaar lang zulk een vreemden haat
gevoeld had, toen zag ik hem bij hen neerknielen,
zijn vrouw omhelzen, zijn kind in de armen'
nemen, terwijl hij sprak :
//O vergeef me, vergeef me ... Ik voel nu dat
ik hem liefheb. Ik zweer je dat ik hem liefheb.
Zie maar, zie ... !"
Hij bedekte 't gelaat van den kleinen Albert
met hartstochtelijke kussen en de moeder, zalig,
verrukt eindelijk bij haar man medelijden te
vinden, legde haar hoofd op zijn schouder. En
ik begreep, sedert heb ik gezien dat ik gelijk
had, ik begreep dat de beeldhouwer oprecht was
en dat hij werkelijk dit mismaakte kind kon
liefhebben nu hij in zijn atelier den anderen
zoon bezat. Die drie hereende menschen voor
me, op eenige passen afstauds van het beeld,
onbeweeglijk op zijn voetstuk, schenen nu het
symbool van den weldadigen invloed der kunst:
vooral toen de moeder na eenigen tijd het hoofd
ophief en haar bevende handen den levenden
zoon vast tegen zich aanklemden, terwijl zij den
anderen toelachte; den zoon die haar geschonken
had moeten worden, het meesterstuk waardoor
zij haar man weder gevonden had.