De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 2 april pagina 3

2 april 1899 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

'«A No. 1136 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. achtige beschouwing is door de S. D. A. P. nog niet overwonnen, maar de feiten zullen waarschijnlijk sterker zijn dan de leer. Vooral Belgiëwaar de geheele beweging drijft op coöperatieve inrichtingen als de V ooruit in Gent, heeft, door zijn voorbeeld op de beschouwing zeker geduchten invloed. Wanneer uien ziet dat deze Vooruit in '98 op de winstrekening, na eene uitkeering van 165.440 francs aan de leden nog ongeveer 74000 francs winst overhield, zal -men zich dit wel kunnen voorstellen. Men ziet dan ook hier een steeds ster ker wordend streven in die richting, waar van de Algem, Nederl, Diamantbewerkersbond hier ter stede een welsprekend voorbeeld is, of ten minste spoedig hoopt te zijn. Maar de oude vrees, die ook werkelijk niet geheel ongegrond is, zal zeker nog bestaan en misschien ook op het Congres uiting vinden. Belangrijk, vooral voor coöperatqrs ten onzent, is nu de weg dien Wibaut wil doen begaan. Niet de productieve, slechts de con sumptieve coöperatie, zegt hij, ligt op den weg der sociaaldemokratie, kan strijdmiddel in de arbeidersbeweging zijn. »De drukkerij aan de drukkers, de weverij aan de wevers", dergelijke leuzen acht hij gevaarlijk. Daar schuilt het gevaar, dat de arbeiders zelve kleine kapitalisten wordend, hun klasse ver geten. De consumptieve coöperatie daaren tegen, maakt het bestaan gemakkelijker, verhoogt den levensstandaard, maar geeft niet aan het, einde winst, slechts het voor deel van bespaarde kosten, is dus in haar aard anti-kapitalistisch, terwijl de produc tieve juist wel gebaseerd is op winst, op dezelfde winst als ieder ander bedrijf. Ook is van zelve bij gezamenlijke productie en winstdeeling de toetreding beperkt, daar ieder nieuw aangekomene dewiiistaandeelen kleiner doet zijn, terwijl, waar voor het ver bruik samengewerkt wordt, ieder nieuw lid welkom is omdat hij de besparingsmogelijkheid grooter maakt. Aan den eenen kant dus exclusivisme, aan den anderen de wijdst mogelijke organisatie ; splitsing in kleine groepen, aaneensluiting in massa, tegenover elkaar. Dit is zeer in 't kort de eene zijde, maar ook de andere is van beteekenis namelijk deze, dat van die be spaarde som een deel moet worden bestemd tot ondersteuning voor de arbeidersbewe ging in het algemeen, en dat zal vanzelve, zooals het ook in het buitenland doet, het solidariteitsgevoel wakker houden, en zal sterker dan iets anders den strijd van den arbeid tegen het kapitaal bevorderen. Deze rtdeneering stelt zich dus geheel op het standpunt van den klassenstrijd, zooals men ziet en ik ben geneigd te voorspellen dat, mocht het congres met deze voorstellen rnedegaan.een nieuw tijdperk in de W ederlandsche arbeidersbeweging hier aanvangen zal, en tevens een nieuw in de geschiedenis van de coöperatieve beweging. De productieve coöperatie immers wordt door velen hier voorgestaan niet de bepaalde, vaak in zeer fraaie en groote woorden uitgedrukte be doeling »de kloof die arbeider en kapitalist scheidt te overbruggen." Zeggen nu de arbeiders, overtuigd dat dat onmogelijk is en met het oog op een beter ideaal, dan allen kapitalistje ta spelen, dat zij daarvan niets willen weten, dat zij slechts willen coöpereeren voor het verbruik wat pro ductie niet uitsluit, maar dat is dan eene productie van geheel andere geaardheid natuurlijk: eene niet voor de markt maar voor het eigen gebruik dan zullen wij in het vervolg ter dege deze beide, princi pieel verschillende stroomingen moeten onderscheiden gaan. Want dat de arbeiders ook ter hand nilitiHMMiiiiiiiuimiiiii lUIIIHHIImillllllllllllllllllllllll: nnMimtnittnuif itii iitnii miimnituM imi iiMHnimiiiiMHHiiiiiiiti ZIJN DAVID. (Uil het FranfchJ, DOOR PAUL BOURGET. (Slot.) IV. In mijn leven van romanschrijver is mij heel wat ter oore gekomen, want de menseh heeft behoefte zijne ervaringen eu avoaturen nvee te deelen. Destijds wisten de geloovigen, wier zielen door schuld bezwaard waren, met wie zij over hun leed konden spreken ten einde getroost te worden door 't vooruitzicht op een nieuwgelukkig leven hiernamaals. Alles is veranderd, en de schrijvers die er hun beroep van maken hart en gevoel te ontleden zijn de biechtvaders geworden, vooral der verliefden, maar ook van de menigte ingebeelde egoïsten wier emoties onvolmaakt zouden zijn wanneer ze niet in woorden waren neergelegd. Geenszins beklaag ik me hierover, want, van de duizend bekentenissen die men mij gedaan heeft, waren er misschien zeven of acht oprecht, drie of vier hartroerend. Onder die laatsten noem ik allereerst het verhaal dat mevrouw Clouet mij deed de arme vronw was niet van plan mij een onderwerp voor een roman te geven maar ik was getroffen door het blind vertrouwen dat zij stelde in mijn invloed op haar echtgenoot. Die invloed was volgens mij zeer twijfelachtig, maar mevrouw Clouet's verzoek was zoo dringend geweest dat ik mij reeds 1wee dageu later weer bevond iu de avenue de Ségur. Ik had Clouet een brief geschreven waarin ik hem zei zeer verlangend te wezen de nieuwe werken te zien die hij in deze jaren gemaakt had; eu spoedig had ik antwoord van hem ontvangen. Hij beloofde me zijn atelier te toonen:,,Ge zult er weinig nieuws vinden", schreef hij, toch zou ik gaarne uw oordeel hebben over een beeld dat ik waarschijnlijk heden zal afmaken. Dit is alles wat ik sinds drie jaar gedaan heb. Ik word oud". Deze laatste woorden waren onderstreept en 't briefje was geschreven met eene minder vaste hand dan vroeger. Geen nood. Ik wist nu dat ik aan 't verlangen van mevrouw Clouet zou kunnen voldoen. Hare droefheid had zoo'n indruk op me gemaakt en zulk een diep medelijden bij me opgewekt, dat ik haar den brief van haar man zond waarboven ik geschreven had : //Houd goeden moed!..." en waarlijk tot alles zou ik in staat geweest zijn om het bloedende, gewonde hart van deze moeder eu echtgenoote te heelen. Toen zij me zag aankomen deed ze zelve de deur open; bleek en bevend greep ze mijne hand en zei smeekend: //Verberg me niets, beloof me alles te zeggen ook als hij over Albert spreekt.. . Ach ! ik weet liever alles !" zullen nemen, wat zij nu in theorie wellicht zullen aanvaarden, lijdt niet den minsten twijfel. Vooral omdat er op den beschrij vingsbrief nog een punt voorkomt waar over wij het ten slotte even moeten hebben, omdat dit vooral in verband met het voor gaande, verdere dan partijstrekking heb ben kan. Eene afdeeling stelt voor: »het congres benoeme een commissie om, zoo mogelijk in overleg met de vakvereenigingen, een programma op te maken, waarnaar de partij ook in de zoogenaamde ekonomische aktie Kan optreden. Dezelfde commissie berame de voorwaarden waaronder coöperatieve vereenigingen zich kunnen aansluiten aan de partij". Vooreerst is dit daarom van belang, dat duidelijk geformuleerd wordt dat de S. D. A. P. evenzeer de economische actie omvat, dat wil dus zeggen dat zij in de politieke niet het eenige strijdmiddel der partij zal zien. Het is inderdaad altijd eenigszins zoo geweest maar door het, vooral uit reactie te verklaren, zeer sterk op den voorgrond plaatsen van de ver overing der staatsmacht, leek het program eenzijdig. Wat al door zooveel leiders telkens is gezegd, wordt dus nu partijprogram en dat zal dit zeker aannemelijker maken voor de overgebleven leden van de oudere socia listische organisatie, den Soc. Bond. Maar hoe dit zij, voor de coöperatie zal het nog meer beteekenen, want deze zal voorname lijk het werk moeten worden der vakvereeni gingen, afzonderlijk of van enkele te zamen. Wij zien de A. N. D. B. reeds aanstalten maken en op deze machtigste van alle zullen andere volgen wanneer zij van uit het hoofdkwartier met raad en daad wor den bijgestaan. Daar ligt de vereeniging van politieke en economische actie. De eerste houdt principieel aan de theorie vast en waakt zoodoende tegen het maken van fouten die de solidariteit zouden ver zwakken, terwijl de tweede haar onder steunt uit de winst die er aan onkos ten wordt bespaard. De coöperatie voor 't verbruik, die klein begint, zal zich moeten uitbreiden vanuit de, als 't ware van nature daartoe aangewezen organi saties van hen die gelijke vakbelangen hebben en dus ook de meest gelijke be hoeften. Zoo krijgen dezen, behalve een vaster en beter geformuleerd doel, tevens, en dat is niet te versmaden, een weivoor ziene kas. Hier zien wij een nieuwe trias, en eene die toekomst heeft, omdat ze ztlve bewust aan een toekomst werkt. De toenemende kracht der Arbeiders party, haar toenemende invloed onder de arbeiders, maken wat zij bespreekt en vast stelt tot dingen waarmede te rekenen valt, en een, zij het dan globaal, inzicht in wat daar leeft en beweegt, tot een noodzakelijk iets, ook voor het grooter publiek, dat be langstelt in wat er omgaat in de hoofden der arbeidende klasse. Hoe langer hoe meer ziet rnen daar de bewustwording van het eigen belang zich voltooien, en het kan niet anders daa tot een gezonder, direkter en principieeler politiek leven in ons land leiden. Hoe meer de arbeiders positie gaan kiezen, hoe meer dat ook door de andere partijen zal worden gedaan, die, uit noodzaak, zich zullen vertoonen zooals zij zijn, zoodat het opportunistisch ge modder voor eerlijker en daardoor degelijker werken kan plaats maken. Een congres als dit, waar omtrent de voornaamste punten van praktijk de be slissing vallen zal, is daarom eene gebeur tenis van genoeg beteekenis om er hier over te spreken. H. ??mllllUIMMMIMIflIHIIIlmUdtflllMlllmlIlllltllllmlIllmilHIIMMMWMMI Ik betrad Yves atelier diep bewogen door deze laatste woorden, en toch, waarom zou ik het ontkennen ? stelde ik nog meer belang in het zedelijk drama dat die smeekbede had uit gelokt. Wel wist ik dat de passie voor het schoone bij sommige artisten eenvoudige natuur lijke gevoelens kan dooden; maar dat ze een man kon ontaarden en zelfs de ouderliefde uit zijn hart verdrijven, zoodat de vader zijn eigen kind haat, dat leek me bijkans onmogelijk. Zoa deze groote teleurstelling ook het rijke,scheppend genie van dien kunstenaar onvruchtbaar gemaakt hebben. Al deze vragen drongen zich aan me o.p, eu, toen ik Clouet voor me zag, bemerkte ik terstond hoe hij veranderd was. Ik had een lieren, trotschen athleet verlaten en ik vond een zenuwiijder, die wel tien jaar verouderd : cheen. Ook zijn haar was grijs geworden. Voor de eerste rnaal was deze volmaakt gelukkige man door het onvermijdelijke noodlot getroffen eu ik begreep ziju zielelijden en zijn gebroken trots, Op n punt zou hij zeker dezelfde gebleven zijn: hij had n. 1. een afschuw van omwegen en toespelingen. Dus de eenige wijze om te weten te komen hoe hij over ziju kiud dacht was het hem rond uit te vragen : //Ik wist welk een ongeluk je getroffen had", begon ik, j-maar ik heb je niet geschreven omdat een brief tne te koud voorkwam bij zulk een leed". //Ea ik heb je niet geschreven", antwoordde hij //omdat liet me onmogelijk was mijn verdriet in woorden neer te leggen. Laura heeft me verteld dat je ons eergisteren een bezoek bracht. ... Heb je 't kind gezien ?.. ." Zijn slem klonk bijna ruw toen. hij deze vraag deed. , Ja zeker", hernam ik en voegde er een weinig verlegen bij: »üat arme ventje!... Wat zal je 'n medelijden met, hem hebbeu, beste Yves!... Hoe vreeselijk wanneer een meiischelijk wezen onder zulke omstandigheden moet voortleven . . ." «Medelijden... Medelijden..." herhaalde hij. Zijne oogeu werden dof en op zijn gelaat las men woede en berouw. Je he'»t gelijk. Dat is het eenige gevoel dat dit kind kan opwekken: ons kind ! O, als je wist hoe hard het voor een vader is te weten dat zijn zoon tot zijn dood toe ieders medelijden zal gaande maken. Ea ik die een afschuw heb van beklaagd te worden ... Ik weet, dat mijn trots hier tegen opkomt; maar alles liever dan medelijden ontvangen, zelfs van een vriend of van mijn vrouw. Die aalmoes wil ik niet aannemen. Eu wat, ik ga zeggen is onmenschelijk en wreed maar ... ik kan ze evenmin geven... Zelfs dier. ougelukkigen Aibert kan ik niet beklagen ... Ik wil en ik kau 't niet. . ." Zijn stem was te scherp, de toon waarop hij dit zei te bitter om geen geloof aan zijn woorden te hechteu. Maar toch begreep ik dat ze vooral gesproken waren door den teleurgestelden artist, wien het bovenmen.schelijk i-cheen dat gebrekkig kind als zoon te moeten aannemen. Maar de felle haat, dien hij voor hem scheen te voelen sprak tevens van hevigen strijd en het was zeer wel mogelijk dat. er plotseling een omme keer in die ziel zou plaats grijpen. Zenuwachtig liep hij 't atelier op en neer waarin een iu nat linnen gewikkeld be^ld mijn aandacht trok. Het plan ra Dr, ra Eeflen door B. BYMHOLT. Ik wenschte iets te zeggen naar aanleiding der rede door Dr. van Eeden dezer dagen in ,,d' Geelvinck" gehouden over: De verovering van het kapitaal door de arbeiders". Wat wil de heer van Eeden V Spr. 1) wil de arbsiders helpen. Door geweld gaat dat niet, de boeien zouden slechts dieper in het vleet-ch dringen. Werkstaking geeft niet, want zij (de werk gevers) zullen meer loon geven, doch ook meer vragen. Werkers, werkt voor elkander, verovert het bezit der renteuiers, niet door revolutie, doch met werk, met gereedschap. Verovert hun grond. Doet hen geen kwaad, doch dwingt hen tot werk, door niet langer voor hen te werken. Men moet met den grond beginnen. Men wil dat de regeering dat werkje voor de arbeiders doet Zouden de arbeiders willen, dat de 100 vertegenwoordigers in Den Haag dat zaak j *. opknapten ? Zij zullen even goed kunnen wachten op het laatste oordeel. Maakt Nederland tot uw land. Dit kunnen de arbeiders, omdat zij arb idskracht hebben en dat hebben de bezitters niet. Met wat geld moet worden begonnen, doch zeer weinig is daarvoor noodig. Spr. zegt: Vecht om den bodem en werkt voor de werkers. Werkkracht met beleid is sterker dan lediggang, dobbelarij en woeker zoodra er geld gewonnen is, ga dan een landkolonie oprichten en vee fokken, graan zaaien voor elkander. De arbeiders zullen altijd de sterksten zijn, omdat hun arbeid vruchtbaar is. Aan bovenstaande lamlkolonie moeten toege voegd worden wagen makers, smeden, schoen makers enz. Winst moet- besteed worden voor aankoop van nieuwen grond. Hoe meer men zelf voortbrengt aan levensbehoeften, des te minder afhankelijk is men van de wereldmarkt. De loonen zullen niet huoger zijn dan nu, doch alle goed geeft de arbeider aan zijn medearbeider om niet, of bijna om niet en daardoor zal deze 't beier krijgen dan :iu. Let niet op hst geld, doch let op de dingen. Verkoopt niet, doch gebruikt onder elkander en gij arbeider-i, zei spr., zult ovi-rvloed hebben. Gij moet uw eigen markt maken, waar gij uw eigen producten tegen eigen prijs aan uw eigen verkoopt. De grond moet gemeenschappelijk eigendom zijn. Leen niet tegan rente, verhuur niet, verpacht niet. Het zal lang duren voor gij u wereldmarkten hebt veroverd. Het lijkt u misschien onmogelijk om thee, kolfie, koper, steenkolen enz. te ontberen, doch gij kunt ze gedeeltelijk koopen tegen den marktprijs. Als gehandeld wordt volgens genoemde begin selen, kan de arbeider niet bankroet gaan. Op zijn hoogst kan men hem beperken in weelde artikelen, doch meer niet. De werkkring behoeft niet beperkt te blijven. De werkers kunnen zich verbinden voor elkander te werken in de geheele wereld. Er is slechts n mid lel om de bezitters gelukkig te maken, en d. i. hen te leeren werken en dat kunnen de arbeiders. Spr. is dokter en nu zeggen de oienschen, dat hij boer ge worden is om da wereld te hervormen. Buiten zijn kringt onthoudt spr. zich van weldadigheid, omdat hij geleerd heeft dat men iemand niet helpt, indien men hem niet leert zich zelf te helpen. Spr. probeert te arbeiden voor zijn brood met anderen, d'e lum helpen willen en dat maakt hem gelukkig " Uit deze aanhaling ziet men, dat de heer van Eeden behoort tot hen, die dd sociale kwestie denken op te lossen (of die, bescheidener, alleen wenschen eenige, plaatselijke en tijdelijke, verbetering aan te brengen in het lot der arbei ders) door het in practijk brengen van een landbouwplan. Generaal van den Bosch, prof. Hertzka, ge Ij Ik volg hier bet verslag van De Telegraaf. lltiiittiHiniiiiii itiitiinitiimi Dat, was dus liet, werk wat mevrouw Clouet zoo vurig verlangde voltooid te zien, en terwijl de beeldüouwer sprak werd die massa klei en linnen een geheimzinnige raadselachtige schim voor me. Yves zei: ,Je ziet niets nieuws in 't atelier, waar ik je vroeger Zooveel kon toonen ! .. . Wanneer een mensch lijdt, wordt zij a grootste kracht ge broken. Mijn kunst was mijn kracht en drie jaar lang ??versta me goed ? drie jaar ben ik niet, in staat, geweest iets te scheppen. Want sinds die geboorte werd ik gekweld door de gedachte dat, ik mijn vroeger geluk moest, boeten en dat het noodlot me zou vervolgen nu rnijn jeugd verdwenen was. Misschien begrijp je me niet, maar grooter mauneii dan ik hebben hun talenten verloren gewaaud op rijpereu leef tijd. Na zijn dertigste jaar heeft Musset niets meer geschreven. Eu diegenen zelfs die, hoewel oud, onafgebroken voortwerkeu, hebben allen dien twijfel doorleefd wanneer hun heerlijke, rijke jeugd voorbij is. Meer zou ik hebben geleden dan een ander omdat, ik niet voelde hoe snel de tijd gaat. Vijftien jtar lang kan ik evenals de Oosterlingen zeggen dat ik niet wist, hoe oud ik was .. .." Hij was zoo diep bewogen toen hij deze laatste woorden sprak, dat ik er zelfs niet aan dacht te glimlachen. Langzamerhand begon dit smartelijk drama mij wat, helderder te worden. //ik begrijp zeer goed," antwoordde ik hem, ,dat Je geboorte van je zoon een onheil is geweest, des te grooter omdat, het je op dezen leeftijd getroffen heeft. Mi t dtzeii slag werd je teveiiS duidelijk hoe de jareu onherroepelijk voorbijvliegen. Maar het leven liet, je nog zoo veel; ten eerste je lieve vrouw...." Dat is nog 'r, ergste," viel hij me terstond in de rede. ,/Voor haar beu ik nog onredelijker. Ik heb haar de schuld van alies gegeven! .... I);ur is ze gevallen en hij wees naar de deur die uitkwam op den tuin, en die uu open was oin de zoele zomerlucht biuncu te laten. Ver beeldde ik 't me of bewoog hef, gordijn dat er voorhing alsof iemand zich daar verborgen had'r Yves vervolgde : Ik heb haar zelfs beschuldigd dat, ze den nut/ercii, den echten zoon niet, genoeg betreurde, dat zij dit kind zoo hartelijk liefheeft, ik uam haar zelfs kwalijk dat zij oud werd, dat zij weende, dat liaar haar vergrijsde .... Drie jaar ii ik krankzinnig geweest! Eu ik heb al dien tijd niet, gewerkt; mets heb ik voltooid. Ik heb niet geleefd . . .." //En uur'" vroeg ik hem, terwijl ik op "'t ge sluierde beeld wees dat hij al sprekend genaderd was. De oude (iere blik was weer inzijnoogeii teruggekeerd. Als door een tooverslag was zijn gelaat veianderd en hij stond weer voor me zooals ik hem vroeger gekend had : eerlijk, trotscli, geniaal. »Nu heb ik eindelijk weer kunnen arbeiden. Je bent de eerste wien ik mijn werk toon.... Zoowat een maand geleden toen ik alleen in mijn' tuin wandelde, en de zou scheen, en de vogels zongen, en de bhiren ritselden, en de rozen begonnen te ontluiken, toen kreeg ik een oogenblik weer dat heerlijk gevoel van vroeger neraal" Bootb, de Oranjebond van Orde, zie daar enkele namen, die bij me opkomen, als ik denk aan het plan van dr. van Eeden. Wat hebben zij beoogd en wat hebben zij bereikt? Wat gen. van den Bosch en prof. Hertzka aangaat, zal ik deze vraag trachten te beant woorden, om daarna te zien hoe het plan-van Eeden zich daartoe verhoudt. Generaal van den Bosch wilde menschen, die tot dusver niet in hun eigen onderhoud konden voorzien, werk verschaffen door hen woeste gron den in ons land te laten ontginnen en desd een beroep op de openbare liefdadigheid om hem in zijn pogen te steunen. Zijn plan was niet enkel in de buurt van S'eenwijk kolonies te stichten. Die streek zou slechts het begin zijn. De ontginning zou tot Groningen voort gezet worden, daarna zou men in de zuidelijke provinciën beginnen om zoo langzamerhand alle gezinnen, die daartoe genegen waren, in de te stichten koloniën op te nemen. Er zijn sedert dien tijd tachtig jaren verloopen, maar nog altijd bepalen de koloniën van de door gen. van den Bosch gestichte Maatschappy van Weldadigheid zich tot de buurt van Steenwijk. Er wonen er nu pi m. 15CO menschen. Het groote plan van v. d. B. om alle arme gezinnen op te nemen is dus niet tot uitvoering gekomen. En dit is zeer ver klaarbaar. De Maatschappij van Weldadigheid ka-i zich, nu na 80 jaren, nog niet bedruipen. Eerstdaags zal er weer een collecte gehouden worden ten behoeve der stichting van gen. v. d. Bosctt. De openbare liefdadigheid zou er natuurlijk voor bedanken om nog meer kasplantjes dan deze koloniën in het leven te houden, om niet te spreken van eene kolonisatie op. zoo groote schaal, dat alle arme gezinnen in ons land onder gebracht werden. En nu het plan van prof. Hertzka, het Vrijlandisme. Het bedoelen van prof. Hertzka staat hooger dan dat van gen. van den Bo-ch. De laatste wilde enkel, zooals we gezien hebben, arme menschen, die door werkeloosheid niet in hun onderhoud konden voorzitn, aan werk te helpen. DJ eerste echter beoogde eene omzetting, eene vervorming der geheele maatschappij. Het stichten van een landbouw-kolonie is voor hem slechts een bogin. De proef in Vene zuela met een dergelijke Vrij land-kolonie ge nomen, is echter niet zeer aanmoedigend. De zaak heeft, zooals een mijner vrienden, die de expeditie heeft meegemaakt, me onlangs uit Caracas schreef, volkomen fiisco geieden. Het plan-van Eeden bedoelt ook eene ver vorming der maatschappij en ook hij wil be ginnen, als prof. Hertzka, met het stichten van landbouw-koloni s. De heer van Eeden houdt echter te weinig rekening met iets, waarmee ieder in de eerste plaats moet rekening houden, die binnen het raam der tegenwoordige maatschappij wil gaan hervormen, nl. met het geld. Hij zegt maar zoo even terloops: Met wat geld moet wjrden begonnen, doch zeer weinig is daarvoor noodig." De heer van Eeden vergeet hierbij eenige kleinigheden, zooals deze, dat men in Neder land den grond niet gratis krijgt, dat wie het land bebouwt ook eene woning moet hebben, wat geld kost, verder landbouwwerktuigen, zaaigoed en pootgoed, wat ook geld kost en dan nog geld om het eerste jaar ervan te leven. Dat alles is zeker meer dan zeer weinig." In den tijd van generaal v. d. Bosch werd voor deze kleinigheden /"17iX) per gezin berekend. En daaronder was niet begrepen de prijs voor den te ontginnen grond betaald. Wenscht de heer van Eeden zijne kolonies te vestigen op goeden, vruchtbaren grond, dan zal hij ook een aardig sommetje noodig hebben voor den aan koop van een paar H. A. lai,d. Z;ker, hij kau MEifMiiimirimiiiiiiiiii jiiiimiiiiiiiiiiiiitiiiimiiim over mij. Ik ging i>p de manneren bank zitten die ik zelf beeldhouwde, en streek met mijue hand over de amors die met de slingers spelen en tot armleuning dienen. Plotseling stond die gelukkige tijd me weer levendig voor den geest en ik schaamde me over mijn' val.... Ja ik schaamde me voor die oude uoomen met hun jonge, frissche blaren 4 voor die oude rozen struiken, die wetr uieuwe knoppen maakten, voor de eeuwige natuur die nimmer ophoudt te werken, te strijden en te scheppen. 'k Verviel iu gepeins eu langzamerhand zag ik den vorm van een beeld voor me, eerst vaag en onduidelijk, maar weldra stoud het in zijn geheel voor mij op zijn schitterend wit voet stuk .... Dat beeld was de zoon dien ik zoo vurig wenschte, eu dien ik tiad vóór dien rampzaligen dag.... Daar stond hij voor me op vijftienjarigen leeftijd, in marmer gebeeldhouwd, jr en trotse» als een jonge Gud. Hij had mijii lichaam, maar het ovale gelaat zijner moeder, haar voorhoofd, haar prachtigen Gnekschen mond. Zijne lukken golfden om hem heen en de fraai gevormde wenkbrauw gaf aan zijne oogen Laura's edelen, zachten blik. Dat was uiize zoon en ik wilde het portret maken van dat kind dat slechts iu onze verbeelding geleefd had ! . . . Hoe was het mogelijk dat ik nooit eerder op deze gedachte was gekomen, maar ik stoud op, bevend met kloppend hart; betrad 't atelier hevig ontroerd; een zalig gevoel over stroomde me, maar ook eene onbestemde angst, want zou ik waarlijk voor dit werk mijn vroegere kracht, weder vinden? De zoon die ik nooit levend mocht zien, zou ik hem dan in steen hebben, in marmer, dus schijnbaar dood, maar wanneer het vorm heeft gekregen, leeft het, leeft het hooger zelfs, want dan is het bestand tegen den dood. En toen begon ik de natte k'lei te kneden. O' je kunt je geen denk beeld maken van den heiligen ernst waarmee ik gewerkt, heb eu eindelijk stoud hij voor me en ik betastte zijn lekten, ik ontmoette zijn oogen! Ik zal nooit meer klagen over mijn leed... Maar je zult hem zien . . ." Hij werd hoe langer hoe meer opgewonden en ging' voort met spreken terwijl zijue bevende handen het natte Imneu loswikkelden . . . Als David heb ik hem voorgesteld naar een zin uit den Bijbel dien ik ergens gelezen heb, 'k herinner me niet waar; Erat autem rufus, et pulcher adspectu, dccoraque facie. Et aït Dominus '. Surge, utque iiem, ipse est, euim. ? Eu hij was rossig, en fraai van gestalte eu edel van gelaat. Eu de Heer zeide: //Staat op eu weest gezalfd, uinnil hij t.i /n-l''. Dit ziju de drie woorden die ik eronder zal graveereu. \Vaut hij is het! Hij !" En daar stond het, beeld nu voor me, bevrijd, heerlijk van eenvoud, lu zijn beste dagen was deze kunstenaar de volmaakte schoonheid nooit zoo nabijgekomen. De sierlijke vormen van dezen David, het linkerbeen een weinig naar voreu terwijl hij steunde op het, andere, evenaarde de antieke meesterwerken der Grieken, en de lenige spieren, de losse houding waren het toonbeeld goedkooper terecht. Onlangs kocht de Oranjebond van Orde eenige H. A. heuvelachtige zandgrond bij het dorp mijner inwoning gelegen, aan voor ?7 per H. A. Dat is niet veel, maar ik geloof, dat de arbeiders hier dezen grond nog niet gratis in eigendom zouden willen hebben. Op zulk een bodem zal de heer van Eeden ongetwijfeld zijne landbouwkolonies niet willen stichten. Vecht om den bodem," roept de heer van Eeden uit en hij vergeet, dat hy niet spreekt tot landarbeiders, die (althans in mijne woon plaats) 's winters 40 et. per dag verdienen of 30 et. met den kost, maar tot beter betaalde en beter ontwikkelde Amsterdamsche werklie den. Ik geloof niet, dat zij er ooit toe te vinden zullen zijn om met dr. van Eeden naar buiten" te gaan om daar het landbouwbedrijf te gaan uitoefenen, wat ze niet geleerd hebben, tegen vergoeding,, in geld of in natura, van een loon, waarbij ze honger zouden lyden. Ik vrees, dat, als het plan van dr. van Eeden tot een begin van uitvoering komt, het evenals de plannen van v. d. Bosch en Hertzka fiasco zal maken. Als nu onze kleine landbouwers alleen met de uiterste moeite het hoofd, en ook nog maar even, boven water kunnen houden, onze land bouwers, die reeds gevestigd zijn en de landbou .werkzaamheden niet meer behoeven te leeren, wat zullen dan de arbeiders uit de ste den beginnen op het land, waar hun de handen verkeerd staan! Er zijn in den laatsten tjjd zóovelen, die de arbeiders de steden willen uitdrijven om ze de zegeningen van de plattelandsparadijzen te doen deelachtig worden, dat de heer van Eeden waarlijk hun getal niet hoefde te vergrooten. Het onpractische van het plan van dr. van Eeden, waarop ik heb gewezen, is eigenlijk nog maar de kleinste fout ervan. De grootste is wel, dat het plan-v. Eeden is een plan." Zoo'n plan" toch schrijft anderen iets voor, komt met een pedant: zóó moet je doen. Verder is zoo'n maatschappelijk hervormings plan altijd het ontwerp van een toekomende samenieving, maar geconstrueerd met bouw stoffen ontleend aan de maatschappij van heden. Wie iets voor de menschen wil doen, knutsele geen plannetjes ineen, maar trachte den menschen te leeren vrij, gezagloos te denken. Als ze dat allen kunnen, dan kunnen ze de plannen" van anderan ontberen, en zal elk individu zijn leven opbouwen naar zijn eigen plan". Vff'dte, 19 Maart '99. HiiMiiiiiiiiiiiiitmiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiimiiiiiifiiiniiMiiiitiMiitmi Mnzieïin fle boofilM Het Fransche operagezelsc'iap uit den Haag deed een goed werk met, »la Priucesse d' Auberge" van onzen vlaemschen broeder Jan Blockx. op het repertoire te brengen. Oorspron kelijk bestemd voor het Nederlandsche muziektooneel, heeft de componist zijn Herhergprinces, op woorden vau den Vlaming Nestor de Tière doen vertalen .door Gu<tave L>»gye ten einde acces te verkrijgen op het Frausclie tooneel. Heeft nu de, Nederlandsche opera te Amsterdam de gelegenheid voorbij laten gaan om d 11 vlaamsche werk, in vlaamselie kleuren en in viaam«ch litterair gewaad ten tooneele te voeren, zooveel te meer mogen wij de directie ?ntiniiiiiiiiiiiiiiiiiigimiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiuiiiMiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiMi van energie en mannelijke kracht. Maar de fraaie handen en voeten, vooral de fijne trekken eu de dichte lokken toonden de vermenging van man nelijk en vrouwelijk schoon, ideaal datdeartist gedroomd en weergegeven had. Voor mij, die't ontstaan van dit kunststuk kende, was deze David waarin ik de houding en de vormen van Clouet terugzag en den glimlach, den blik, de gratie van zijn jonge vrouw een boven natuurlijke, betoovereude verschijn ing. Neen dat was geen David, de vorst die overwinnen en regeeren zal ! Het was 't beeld van den jongen held die vroeg zal sterven, van Euryalis dien Nisus tevergeefs zal roepen, van Icarus die in den onmetelyken Oceaan vergaan zal, vanOrpheus die door de wreedc Menaden zal verscheurd worden, een figuur te volmaakt voor dit leven, zoo goddelijk maar zoo droevig schoon. Ik was te geroerd om in woorden uiting te geven aan mijn bewondering ... Beiden zwegen we eu plotseling hoorden we dicht bij de deur een dof, ingehouden snikken; het werd al luider en luider en weldra waren het de droevigste wanhoopskreten die ik ooit gehoord heb. .. . Yves en ik keken elkaar aan. In zijn oogen, die zooeven nog van opwinding schitterden, kwam eene treurige uitdrukking alsof hij berouw voelde over een misdaad. We begrepsn dat het L%ura was die weende. Zij was de trap afgedaald, ge dreven door een onweerstaanbare nieuwsgierig heid, maar den drempel had zij niet durve"n overschrijden en ze had alles gehoord, haar snikken bewezen dit duidelijk genoeg! Haar klagen werd nog droever; de trekken van den beeldhouwer ontspanden zich meer en meer totdat twee dikke tranen hem langs de ingevallen wangen rolden. Hij snelde naar de deur en zag op een der treden ziju vrouw zitten, het, arme" mismaakte kind tegen haar aangedrukt, waarvoor de vader drie jaar lang zulk een vreemden haat gevoeld had, toen zag ik hem bij hen neerknielen, zijn vrouw omhelzen, zijn kind in de armen' nemen, terwijl hij sprak : //O vergeef me, vergeef me ... Ik voel nu dat ik hem liefheb. Ik zweer je dat ik hem liefheb. Zie maar, zie ... !" Hij bedekte 't gelaat van den kleinen Albert met hartstochtelijke kussen en de moeder, zalig, verrukt eindelijk bij haar man medelijden te vinden, legde haar hoofd op zijn schouder. En ik begreep, sedert heb ik gezien dat ik gelijk had, ik begreep dat de beeldhouwer oprecht was en dat hij werkelijk dit mismaakte kind kon liefhebben nu hij in zijn atelier den anderen zoon bezat. Die drie hereende menschen voor me, op eenige passen afstauds van het beeld, onbeweeglijk op zijn voetstuk, schenen nu het symbool van den weldadigen invloed der kunst: vooral toen de moeder na eenigen tijd het hoofd ophief en haar bevende handen den levenden zoon vast tegen zich aanklemden, terwijl zij den anderen toelachte; den zoon die haar geschonken had moeten worden, het meesterstuk waardoor zij haar man weder gevonden had.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl