De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1899 2 april pagina 4

2 april 1899 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

4 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. H36 der Fransche opera dankbaar zijn voor haar initiatief om Blockx' opera voor het voetlicht te brengen en aldus gebruik te maken van de fransche bewerking. Ik meen met deze woorden tevens het zonderlinge feit gerechtvaardigd te hebben, dat een werk van een zuid-nederlandsch componist op nederlandsche woorden in NoordNederland opgevoerd moest \vorden in de fransche taal. La Princesse d' auberge is een werk hetwelk een belangrijk standpunt op muzikaal gebied inneemt en wel hoofdzakelijk in zijne massale effecten en ensembles. Men vindt er kunst, die van het eigenlijke begrip «drama" of «tragedie" verre blijft. Men behoeft dus ook niet te vragen of het werk aan de eischen van een drama beantwoordt. Het is een stuk dat wortelt in het volksleven en zulks ook weergeeft met al de schelle kleuren, die men erin terugvindt. Volkomen ben ik het eeus met den geachten heer F. Alberdingk Thijm in zijn stuk van het vorige Weekblad, als hij zegt ,'t is ons vol komen onbegrijpelijk dat het goede, zedige, vrome vlaamsche volk, met zijne aartsvaderlijke familieoverleveringen, zich zulke oneer laat wel gevallen" want het onderwerp beweegt zich in de liederlijkste omgeving, die men zich denken kan. Maar het stuk speelt niet in den tegenwoordigen tijd de prnikjes der acteurs en hunne costumes bewijzen dit en zou het niet kunnen zijn, dat. artisten als Merlyn en zijn kornuiten, de Bobé.niens van die dagen, in zulke atmosfeer verkeerden ? Zijn de schilderijen van Teniers en Ostade niet daar om die ver onderstelling te wettigen? Dit neemt nu wel niet weg dat men daar om toch de keuze van het onderwerp, door den «omponist behandeld, kan afkeuren en ook ik hoop gaarne Blockx later te ontmoeten met een onderwerp waaraan zijn groot talent heil zamer vruchten voor de kunst zal afwerpen, doch met bovenstaande opmerking rekening hou dende, komt men tot bet zuivere standpunt waarop de auteur zich gesteld heeft, het eenige ware, ter beoordeeling van zijn werk. Ik wil geene be schrijving geven van het libretto. Dan zou ik het moeten uitkleeden en in zijne onedele ge daante den leztr moeten voorstellen. Ik wil alleen wijzen op enkele gedeelten waarin mij het talent van den componist bijzonder getrof fen heeft. Vooreerst dan het finale van het tweede bedrijf. Dat acht ik een meesterstuk van, zij het dan ook eenigszins grove natuur, toch van zoo wegsleeperden aard, dat mij dunkt iedereen daarvan getroffen moet worden. De conceptie van dit stuk met zijn verschillende motieven en als volkslied behandelde melodieën, acht ik een Berlioz waardig, van wien trouwens Blockx evenals zijn meester en landgenoot Peter Benoit veel geleerd moet hebben! Voorts vind ik het mannenkoor ,Folie ivresse de jeunesse" zeer kernachtig en uit het leven gegrepen evenzoo het dronkemanslied van Bluts in de derde acte. Doch, zooals gezegd, in de koornummers heeft Blockx zijn kracht geuit. Dit neemt niet weg dat men ook in verschil lende solugedeelten veel gelukkige momenten mag opmerken. Ik wijs slechts op het gepas sioneerde in de tweede acte, als Merlyn met llita zijn kamer verlaat, als zijn moeder door oen andere deur binnentreedt (2e acte) op het idyllische bfgin van de tweede acte in de tcene tusschen Merlyn en Reinilde (Petite mère, aimée entre toutes) op enkele solo's van Merlyn, Marcus en Rabo. Ook mag ik niet verzwijgen enkele ongerijmd heden zooals het binnentreden van Bluts en Rabo in de woning van Merlyn's moeder en nog erger het bezoek van Rita in dezelfde woning. Ook is het toch wel al te naïef om Reinilde de volgende woorden tegen Rita in den mond te leggen »Tu brises son pénie et veux tuer sa mère.1' Waar ijk, die woorden in de eerste plaats, maar voorts ook het geheele optreden van moeder Kateleyne en Reinilde tegenover Rita zijn niet zeer menscbkundig gedacht. Doch onwillekeurig ga ik schrijven over dingen, die den lezer, on bekend met het stuk, maar weinig kunnen in teresseeren. Het orchest is met kleuren en met meesterhand bewerkt. Doch naar mijne meening niet altijd in over eenstemming met de situatie. Zoo herinner ik mij, uit vele voorbeelden, de niets zeggende orchestphrases, uit het begin van de tweede acte bij de scène tusschen Kateleyne en Reinilde. Dikwijls echter, zoo bij de 3/4 maat dansrhythmus, als de orgieën in de herberg van Rita geschil derd worden, is de componist waar, ook heeft hij een zeer geschikt gebruik gemaakt van de klokken, die bij de Vlaamsche openbare feesten een groote rol spelen. De uitvoering van bet werk kan helaas niet aan hooge eischen beantwoorden, daar het orcbest wel niet aan slagvaardigheid, dank zij de be zielde leiding van den componist, maar aan schoonen klank bijna alles,te wecschen overliet. Ook het vrouwenkoor was leelijk van timbre. De hoofdpersonen waren niet allen voor hun taak berekend. Slechts de heeren d'Assy (Rabo), Bédué(Bluts) en De Backer (Marcus) waren goed. De eerste zelfs uitstekend, en de tweede zou met minder tremolo in zijn stem nog beter geweest zijn en de derde bad zijn schoon orgaan, indien hij een betere uitspraak had, nog tot meer recht kunnen brengen. Over de andere medewerkenden bewaar ik het stilzwijgen ! De componist ontving na de tweede acte eene warme ovatie. Ik hoop Blockx epoedig weder te ontmoeten met een stof die meer sympathie inboezemt het verisme van de jong-italianen schijnt gelukkig weer uit de mode te geraken zijn groot talent is waard zich met edeler on derwerpen bezig te houden. Donderdag 23 dezer trad de vermaarde alt zangeres Camille Landi als soliste op. Van het vorige jaar was zij nog in goede herinnering gebleven, door haar prachtig orgaan en haar ontwikkelde zangkunst. Ook ditmaal imponeerde mej. Landi met baar klankrijke, prachtvolle stem, boewei zij de eentonige ballade van Saint Saëns ,la fiancée du timbalier" met haar rijke mid delen en uitstekende voordracht toch, niet wist te verheffen tot een interessant kunstwerk. In Handels aria uit »Admeto" viel het mij op dat hare hoog opgedreven borsttonen (gis) het zingen van hare eoïoratuur niet bevorderden, gelijk trouwens over het algemeen a en bes gevaar lijke tonen zijn in baar orgaan, terwijl bij an dere alt-zangeressen deze tonen in den regel tot de beste behooren! De oude herdersliedjes uit de 18e eeuw, door haar in het tweede deel ge zongen, kon ik niet meer iiooren. De Ouverture Obéron en d' Indy's prachtvol Fervaal-voorspel genoten eene uitstekende vertolking. Zaterdag 1.1. woonde ik den laatsten Kamermuziek-avond bij door de heeren Pameijer en L. H. Meerlop (violoncellist) gegeven, thans met medewerking van den baritonzanger den heer Zalsman en geheel aan Brabms gewijd. Het is bedroevend dat het streven van twee zulke talentvolle jonge knnstenaars als de con certgevers, zoo weinig waardeeriug vindt bij het publiek; want wat zij geboden hebben getuigt van zooveel waren zin voor stijl en technische afgerondheid dat men hun streven waarlijk wel beter mocht apprecieeren De heer Meerloo beschikt over een ontwik kelde techniek; dit bewees hij o.a. in de moei lijke fuga uit het fiaale van de e-mol Sonate ; ook zijn toon is gezangvol, doch heeft op de C. en G. snaren niet genoeg vasthheid en sonoriteit; in hoeverre dat aan zijn instrument te wijten is moet ik onbeslist laten. De heer Pameijer speelde de zoogenaamde Handelvariatien met duidelijkheid, echter een weinig te onstuimig. De heer Zalsman zong de vier Ernste Gefünge met schoon week geluid en sympa thieke voordracht. Het is waarlijk een zegen voor de kunst, dat deze zanger weder over het volle bezit zijner middelen kan beschikken, niets herinnerde aan zijne doorgestane ziekte van het vorige seizoen. Tot mijn leedwezen was ik verhinderd de 15e orgelbespeling van den heer Tierie (met mede werking van mej. Mare de Vries en den heer S. v. Adelberg) te bezoeken alsook de soiree door mej. Willy Arendts en de heeren Chr. Timmner en Carl Oberstadt gegeven. Den ^getrouwen lezer" mijn dank voor zijn mededeeling. Indien bij zijn naam genoemd had, zou ik hem langs particulieren weg medegedeeld hebben, dat het artikel niet aan mijn aandacht is ontsnapt, doch dat ik thans geen aanleiding vindt om op het werk terug te komen. Mis schien wordt de Don Quixote echter wel binnen niet te langen tijd door Mengelberg in het concertgebouw gtmaakt en dan stel ik mij voor eenige regelen te wijden aan het bewuste artikel. ANT. AVEKKAMP. HMiiiimniiiiiiiiiiiiiiiiiHiiMiiiiiiiMimiiii Boeknerëen boeWoel i. Vondel was de eerste schrijver die het woord ?nabootseerkunst" in de wereld bracht. Althans men leest 't by hem voor het eerst. Den mensch is de lust ingeschapen om na te doen wat hy' van een ander ziet. Van daar Jan Hollands geestige opmerking dat een net mensch hij if, die net doet als een ander, en niet atwy'kt van den gewonen regel. Het is een onloochenbaar feit dat in het nadoen een groote bekoring verscholen ligt. Ga op de Hooge Sluis (zaliger gedachtenis!) aan den Amstel staan kyken naar een prachtig getinte lucht, naar een verrukkelijk schoonen zonsondergang: geen vy'f minuten duurt het of ge hebt een kluwen van toeschouwers rondom u die wel niet weten waarnaar gekeken wordt, maar toch blyven staan omdat anderen het doen. De straatjongen die over de pas ge verfde brugleuning naar een denkbeeldig beest in 't water «poes, poes" riep, speculeerde op de nabootseerkunst der menschen, aan welke hy' daardoor 't koopje bezorgde van met verf besmeerde kleeren. Zoo kon men er in de laatste jaren zeker van zyn geen tydschrift over kunst of hoekenkennis ter band te nemen, waarin niet ge sproken werd over de herlevende Ex libris. De een scheen den ander aan te steken, te inspireeren. ngelsche schrijvers spreken over Bookplatep, Duitschers over Biicherzeichen of Büchermarken, Hollanders over boekmerkteekenp, Franschen over Marques de possegsion. Het was als wekte de een den ander op het onderwerp ter hand te nemen. Ex libris.... und kein Ende. Eigen l y'k mocht de laatste, de Fransche be naming, wel de meest sprekende, de best aan duidende benoeming zyn. Meer nog dan 't afgekorte »Ex libris " »uit de boeken van ", drukken de Fransche woorden het doel uit van het kleine kunstwerkje, het veel beteekenende, het weinig op den voorgrond tredende eigendoms-merk. Wie zy'n boeken liefheeft zorgt er goed voor, en dat mag men verwachten van den verzamelaar, die byeengaart om een collectie te bezitten, evengoed als van den wetenschappely'ken man, die zy'n boeken als werktuigen by' zy'n studiën noodig heeft. Gely'k een goed chirurg nauwkeurig dient te letten op de reinheid en 't onderhoud zyner instrumenten; gely'k een wielry'der, wil hy van zy'n voertuig langen tyd dienst hebben, voor het schoon houden zorg moet dragen, zoo behoort ook een bezitter van de werktuigen voor den geestesarbeid daarvoor een liefde te koesteren, die zich toont in netheid niet alleen, maar ook in de versiering van het uiterlijk. Wie van zy'n boeken houdt, zal naar het goede, ouderwetsche voorbeeld zy'n troetelkinderen ook kleeden in een net verzorgd gewaad, zooals dit in de 16e en 17e eeuw algemeen in Frankrijk en Holland en Duitsehland gebruikelyk was. De prachtige zwynslederen foli anten uit Duitschlands boekbinderyen voort gekomen, kunnen het nog getuigen. Niet minder de smaakvolle perkamenten banden, met hun vergulde ornamentiek, waarin onze binders de werken bulden onzer klassieken of de vertalingen en uitgaven der oude Latijnsche en Grieksche schryvers. Royaal en deftig, aristocratisch als de wapens, die op de vóórzijde werden ingedrukt, spreken die uitgaven tot ons van zorgzame liefde voor het boek, het voortbrengsel van een hoog gewaardeerde drukpers. Jammer genoeg geraakte de boekdrukkunst in verval. Zie het koffiezak-papier, waarop in de vorige eeuw de geestesvoortbrengselen werden afgeleverd. Zie de vlodderige sitsjes, waarin leelijk gedrukte werken werden geplakt en ge moet u schamen, (om nu maar alleen bij de Hollandaohe voortbrengselen te blyven). dat zóó iets in het land der Elzeviers en Plantyns kon plaats gry'pen. Maar er kwam verbetering, en vooral in de laatsta helft dezer eeuw heeft de boekdruk kunst, gesteund door de schitterende uitvin dingen op elk gebied der kunst-industrie, heerlijke triumfen gevierd. En naar het uiterlyk, n naar 't innerlijk mogen tal van boeken thans weer om de uitvoering gunstig beoordeeld worden. Ze zy'n weer zorg en liefde waard. En wat men liefheeft koestert men niet alleen, men wenscht bet ook te beschermen, als z^jn eigendom te verzekeren en te bevei ligen. Trachtte men zich voorheen tegen boekendieven te vrywaren door de kostbaarste handschriften met kettinkjes vast te kluisteren aan hunne lezenaars of boekenplanken die ty'd is thans voorby. In bibliotheken en archieven weet men thans wel op andere wyzen de waardevolle manuscripten met heerlyke miniaturen versierd of om hunne zeldzaamheid kostbaar, te bewaken. De ty'd, waarin een Vossius op roof uitging, om in kloosters en boekerijen van partikulieren handschriften te koopen (op dikwyls slinksche wyze) voor Christina van Zweden ligt lang achter ons. Tengevolge van de verveelvnldiging door de drukpers werd de angstvallige bewaking over bodig: de zeldzaamheid werd geringer: gemis werd geen onherstelbaar verlies. Toch wenocht men aan een boek in zy'n bezit een kenmerk van eigendom te geven, liefst door een ornament, dat de waarde en het aanzien van 't bezit verhoogt. Kan het zy'n: iets wat tevens een merkteeken is van des eigenaars persoonlijkheid of pesitie. De boek- of plaat-drukkunst, koper-gravure en hout snede, steendrukkunst, heliogravure en zincographie en wat al kunsten niet meer, bieden den boekenliefhebber gelegenheid te over om zyn merkteeken te laten verveelvuldigen, en de machinale bewerking stelt paal noch perk aan het noodige aantal. In de binnenzijde van den band gehecht kunnen dergelijke eigendomsteekens op praktische wyze in een werkelyke behoefte voorzien. De zeer welgestelde boekbezitter, die voor zy'n schat meer dan gewone uitgaven over heeft, gaat nog verder, en versiert ook zy'n boekbanden aan de buitenzijde met het een of ander merk, letter, heraldieke voorstelling of kleine teekeninp, die men dan in tegen stelling met de »Ex Libris" »Super Libros" noemt. Praktisch is het inplakken van zulke merkteekens. Niet als ijdelheid moet men het gebruik er van brandmerken. Het »Sibi et amicis", voor zich en zijne vrienden, geeft tevens te kennen de behoefte die het gebruik wettigt. Immers, het uitleenen van werken uit zyn bibliotheek wordt minder gevaarly'k. De mogelijkheid dat een persoon aan wien een boek ten gebruike is gegeven, den eigenaar zal vergeten en zal verzuimen hem zy'n eigendom terug te geven, wordt daar door tot een geringe kans teruggebracht. Niet ieder is steeds zoo voorzichtig van het uitleenen aanteekening te houden en vooral in de mid deleeuwen zy'n tal van kostbare handschriften of boeken door dergelyke nalatigheid van het eene klooster in het andere geraakt, en gingen eigendomsrechten verloren, die na ver loop van jaren moeilyk te bewyzen vielen. Zoo werden reeds voor ongeveer 400 jaren boekmerkteekens of Ex Libris in gebruik ge nomen. Ze hebben zich, door alle nieuwe vindingen der verveelvuldigingskunst heen, tot op onzen ty'd in stand gehouden. Maar ze leefden een sluimerend bestaan. Doch het is een verschynsel onzen ty'd kenmerkend, dat in de laatste tientallen van jaren de lust om dergelijke voortbrengselen van kleine kunst te verzamelen, naast de begeerte om ze voor zichzelven te gebruiken, is opgekomen en toe genomen. In Engeland en Frankryk, in Duitschland en ook in ons vaderland, in Rusland en Amerika, overal hebben zich vereenigingen gevormd van personen, zich toeleggend op het verzamelen van Ex Libris. Deze liefhebbery, tot een onderdeel der bibliopbilie, tot een wetenschap geworden, vindt in Engeland het grootst aantal beoefenaars, en onder de verzamelaars d&lr, zy'n er die op een merkwaardig aantal exemplaren kunnen wy'zen, terwyl in de Duitsche verzamelingen wel de meest artistieke stukken gevonden worden. Toch mag Duitschland ook roemen op rijke collecties, onder welke die van Graf Zu Leiningen-Westerburg te München welde grootste zal zy'n, tellende ruim 11,100 stuks, loopend van de jaren 1460 tot op heden toe. Maar niet alleen byzondere personen wier pen zich met voorliefde op deze vernieuwde en herlevende tak van bibliophilio. Ook de bestuurders van sommige openbare boekeryen begrepen dat in een bewaarplaats van boeken deze teekens in de allereerste plaats thuis behooren, en zoo zy'n er bibliotheken waar een doorloopende tentoonstelling van merk waardige boekmerkteekens dezen onder de oogen van het publiek brengt. Zoo by'v. de Hof- en Staats-bibliotheek te München, die daardoor zeker ook al mede den stoot gaf tot het tentoonstellen van verschillende Ex Libris op de Kunst- und Gewerbe-Ausstellungen van 1895 en 1896. In den eersten tijd (15e eeuw) vindt men op de teekening in overeenstemming met den toen heerschenden smaak, veelal het wapen van den bezitter, 't zy privaat persoon, 't zy' klooster. Dit duurt tot ongeveer het einde der 17e eeuw. Daarna ontmoet men naast het geslacbtswapen allegorische en sym bolische voorstellingen, kleine genrebeelden, soorten van stillevens. Afbeeldingen van chemische laboratoria of studeervertrekken, ja zelfs het bibliotheek gebouw van buiten, het woonhuis van den boekenbezitter treft men aan. By die van de 15e en 16e eeuw is de Gothische sty'l 't meest aangewend, terwyl Renaissance en Rococo by' de lateren Liet ontbreken. Waar de kunst op 't eind der vorige en den aanvang dezer eeuw beneden het peil van het allermiddelmatigste zinkt, toonen natuurly'k ook de Ex Libris van die dagen overlading en smake loosheid : 't is voor het meerendeel stijf, pruikeng maakwerk. Eerst in de laatste twintig of vy'f-en-twintig jaren vindt men een nieuwe Renaissance, die welke wy thans beleven. We moeten het waardeeren dat zelfs groote kunstenaars, schilders en teekenaars van naam het geringe, kleine boekmerkteeken niet beneden zich achten om er hun talent aan te besteden. Zij volgen daarin het voorbeeld van oude meesters. Immers een A. Dürer en Behan, een Holbein en Cranacb, ja zelfs een Goethe heeft 't niet versmaad maar de graveernaald te grijpen om Ex Libris te vervaardigen. En in onze dagen mogen vele kunstenaars van naam zich beroemen op het vaderschap van boekteekens. Om van vele vreemde kunste naars (een Alma Tadema, een Max Klinger by'v.) niet te gewagen noem ik slechts uit onzen tijd in ons vaderland onder de jongeren: Veth, van Hoytema, Verster, (die tevens een uitmuntend verzamelaar moet wezen) Bauer, Molkenboer. Einile Döpler voerde een teekening uit voor den Duitschen Keizer die o. i. door de symetrische schikking van eenige folianten niet van stijfheid is vrij te pleiten. Of de veelzijdig ontwikkelde vorst ze zelf ontwierp, is ons niet bekend. Onmogely'k is het niet. Wat nam Wilhelm II niet ter hand? Hoe moet een Ex Libris zy'n, wil het aan 't doel beantwoorden ? Of het heraldisch dan wel symbolisch, met genrebeelden versierd of sprekend, modern of antiek, naar den style empire of gothisch wezen zal, bet hangt geheel af van den zin en den smaak van hem die 't merk noodig heeft. Doch op den voorgrond sta: overladen mag het nooit wezen, bescheidenheid zy tot sieraad. Het »nur Lumpen sind bescheiden" van Goethe moge voor menschen gelden, voor Ex Libris past het geenszins. Te veel schaadt hier, meer dan ooit elders. Wordt een familie-wapen, een wapen van de plaats der inwoning gekozen, dan dient er, zonder eenig voorbehoud, de naam van den eigenaar als toelichting bij te worden vermeld. Men kan niet verwachten dat ieder vriend, bekende of vreemde aan wien men boeken leent, ook terstond 't wapen weet thuis te brengen. In het algemeen is het gewenscht dat in een Ex Libris de naam of althans de voorletters van den bezitter duidelijk worden gelezen. Verder mogen er als toelichting, zoo men daarop gesteld is, betrekking, jaar van vervaar diging, woonplaats e. d. aan worden toegevoegd. Voor verschillende formaten van boekwerken kunnen natuurly'k ook Ex Libris van ver schillende grootte worden aangewend. Doch in de meeste gevallen zal men zich met n grootte tevreden stellen en wel van zulk een omvang dat ze een plaats kan vinden, niet te benepen, ook in de kleine duodecimo's. Naast het monogram, de initialen of den naam van den eigenaar voluit vermeld, zal meestal 't een of ander motief ter versiering gekozen worden. Een geleerde zal allicht een stilleven van eenige boeken kiezen: een medicus eenige attributen van zy'n menschlievend werk. Een theoloog versiert bjj voor keur zyn boekwerk met geestelyke emblemen een kruis, een doodshoofd, een by'bel, terwyl de muziekliefhebber in notenschrift of muziek instrumenten een welkom en sprekend beeld zal vinden. (Men denke hier by'v. aan't gees tige boekmerk van den Haagschen muziek liefhebber D. F. Scheurleer, die in noten schrift de tonen d, f, es koos.) De fraaie stylizeering van bloemen, planten en diervormen doet den modernen een ryke afwisseling aan de hand. Aan de kunstenaarshand zy 't daarna over gelaten voor een kernachtige spreuk een geschikte plaats te vinden. Deze spreuk doe wat haar naam aanduidt: zy spreke. Geen raadselachtig in elkander gevlochten letters, geen onleesbare teekens, geen onbegrypelyke symbolen mogen de Ex Libris onduidelyk maken. Het zy een eenvoudig eigendoms merk, sierlyk en fraai gelynd, sprekend een rond woord, een merk, dat de waarde van een werk verhoogt, dat zelfs waardelooze boeken na verloop van ty'd, om bet daarin gehechte Ex Libris, waarde doet kry'gen. Binnen ieders bereik valt tegenwoordig de aanschaffing van zulk een merkteeken. Houtsnee of steendruk, kopersnede of zincographie eischen geen schatten, al moet ook het ne duurder betaald worden dan het andere. De hoofdzaak is: een idee, une trouvaille. Doch men mag verwachten, dat ieder, die met boeken werkt, die uit boeken zy'n kennis put, in boeken zy'n vrienden ziet, ook wel zooveel uit hen zal weten te halen en wel zóó door hen zal beschaafd worden, dat hem een gedachte zal invallen, waaruit door een kunstvaardige hand een veelzeggend en toch »anspruchslos" Ex Libris kan worden gevormd. Men bedenke: een geestig gevonden en goed uitgevoerd Ex Libris bly'ft een bezit, een genoegen voor het leven, a joy for ever. Een weinig-waardig, een onbeteekenend blad kan voor den bezitter een voortdurende erger nis, een dagelyksche speldeprik zy'n. De spreuk zich rondom Alma Tadema's boekmerk slingerend, (een al te druk, lang niet bescheiden blad) leide ieder by zy'n keuze: »As the sun colours flowers, so art colours life." Utrecht. N. J. SINGELS. (Slot volgt). Tijdschrift yoor louw- en sierkinst onder redactie van K. DE BAZEL en M. LAUWERIKS. Hoewel van September 1898 reeds gedateerd, is nu onlangs pas de vy'fde aflevering ver schenen, van dit tydschrift, dat wy by' zyn wedergeboorte uit »het maandschrift voor ver sieringskunst", reeds in deze kolommen be spraken. 1) Wat we toen konden schryven naar aanlei ding van de Ie en 2e aflevering, waaruit dui delijk sprak, de zeer juiste opvatting der redactie, om ons de schoonheid van een voor werp of kunstperiode te doen begrijpen door meerdere details of vele voorbeelden, bly'kt ook nu weder uit deze aflevering, die, voor zoover het de kunst uit vroeger eeuwen betreft, gewijd is aan de Brahmaansche en Buddhis tische tempels en beelden; terwyl de nieuwere kunst, door het aardewerk van J. Mendes da Costa, waardig vertegenwoordigd is. De schoonheden der oude Brahma en Buddha tempels vinden we hit r in de »Tjandi Bima" en vooral in de »Tjandi Kali Bening" een der uitvoerigst bewerkte tempels van geheel Jdva, gelegen een weinig terzyde van den grooten weg, die van Djokjokarta naar Soerakarta voert. Het is gebouwd in den vorm van een Grieksch kruis, met vier ingangen, die naar de hemelstreken gericht zyn. -Van die ingangen, welke men bereikt door trappen, nu groo tendeels verdwenen, is de oostelyke de voor naamste en rijkst versierde. Aan weerszyde wordt zij begrensd door vlakke lijsten die uitloopen in groote olifantsboppen met opge heven snuiten. Boven den ingang zien we het groote monsterhoofd, door de Javanen »Banaspati' genoemd, met groote uitpuilende oogen, breede platte neus, naar boven kronkelende haren en zonder onderkaak. Als omly'sting dezer kop zijn kleine beeldjes aangebracht, terwyl eveneens een fries van kleine figuren, rond het geheele gebouw loopt. Naast de poortingangen bevinden zich nog ondiepe niss'.-n, waar in haut-relief naakte beelden met den gordel der Brahmanen los om de lendenen geslagen, uitgehouwen zijn, De magistrale beelden, waarvan we in deze aflevering de reproductie zien, zijn allereerst de fraaie Buddha en Bodhisatwa's uit de ?>Tjandi Mendoet" mede een der belangrykste Buddhistische bouwwerken van Java, niet ver van de bekende »Boro Boedoer." De terweerszyde van het geheel naakte, overweldigende Buddhabeeld, geplaatste figuren zijn met ringen om armen en enkels versierd en door hooge, edelgesteenten nabootsende tiara's gedekt. Niet minder mooi zijn twee, met de beenen onder het lichaam gevouwen beelden van Bodhisatwa's uit de «Tjandi Plaosan", een tempel waarvan niet veel meer dan puinhoopen zijn overgebleven, maar waarin de heer Brumund deze meesterstukken van Javaansche beeld houwkunst ontdekte. Het zou ons te ver voeren, nader in by'zonderheden te treden over al deze Brahmaansche en Buddhistische kunstwerken, waarop we wellicht later, naar aanleiding van de tentoon stelling van gipsafgietsels door den heer E. von Saher in Indie vervaardigd, hopen terug te komen. Zooals we reeds opmerkten is de moderne kunst in deze aflevering vertegenwoordigd door zeer logisch gevormde potten en kannetjes van den heer J. Mendes da Costa. We zien hier aardige bloempotjes waarvan de oortjes door zittende aapjes worden ge houden en andere waarvan de schoonheid niet direct zit in de versiering als wel in de zuivere juiste vorm. Zoo ook een melkkan van gegla zuurd aardewerk, die zeer stabiel en goed van verhouding is. Minder fraai is wellicht een bakje, op een mijns inziens te boogen voet. Twee lichtdrukken naar een beeldengroepje in gekleurd aardewerk, dat ons niet zoo mooi ly'kt als de beeldjes, die we indertyd by de firma Van Wisselingh zagen; een paar gegla zuurde aapjes en een leuk expressief konyntje. geven eenigszins een denkbeeld van het zoo geheel persoonlyke werk van dezen boven alles decoratieven beeldhouwer. R. W. P. JK. 1) Weekbl. 3 Juli 1898. Aanplakbiljetten. Van de heeren Ivens en Co. ontvingen we een, voor hun' firma vervaardigd affiche, ont worpen door den heer G. van Caspel. Vele billetten van den heer van Caspel droegen nog de sporen van de merkwaardige kleurensymphonieën, die men alleen by boek en steendrukkers schijnt te vinden, en die zich in het byzonder kenmerken, door zeer weinig harmonische effecten. Het is daarom aange naam te kunnen constateeren dat dit laatste affiche hierop een gunstige uitzondering maakt en door zy'n eenvoudigheid van kleur, een gelen fond met blauw, direkt een voornameren indruk maakt en toch even sterk de aandacht op zich vestigt. Zeer goed van teekening en juist van actie, is het vrouwenkopje, dat op het matglas ziet, en de handjes, die het invallende licht dempen en de lens scherp stellen, hoewel een volbloed photograaf hier wellicht den zwarten doek mist die by bet instellen onvermy'delyk is. Eenvoudig gedaan is ook het toestel zelf dat, zonder tot in kleinigheden alle schroefjes, veertjes en scharnieren aan te duiden, toch zeer juist den indruk van zoo'n camera weer geeft, wat by' affiches ongetwy'feld de hoofd zaak is, om in groote vormen, van lynen en kleuren, de dingen aan te duiden, zoodat men van verre er de indruk van kry'gt. Dit is juist wat enkele buitenlandscbe affiche teekenaars als Lautrec en de Beggarstafb zoo juist begrepen hebben. Het komt my voor dat door den grooteren eenvoud, zoowel in vorm als kleur, dien de heer van Caspel in zyn compositie maakte, dit billet veel betere kwaliteiten vertoont dan een der voorgaanden, en ondanks mindere uitvoerigheid en kleurenry'kdom, even goed, misschien nog beter zelfs, de aandacht trekt en vestigt op Ivens' pbotographie artikelen. R. W. P. JR. Voor e Knnst. Door deze Utrechtsche Vereeniging is tot 16 April een tentoonstelling geopend van schilderyen van Antonio Mancini. Waar moet dat been ? vraagt men zich af, als men deze in verf-relief geboetseerde voortbrengselen ziet. Op de portretten van de Koningin, die de fabriek van Bogaertsafleverde, zaten destukjes parelmoer hier en daar bescheiden opgeplakt, en op een malligheidje meer of minder let men hierby niet; maar deze Italiaan, die in zyn echte penseelstreken toch wel toont geen fabrikant te wezen, stopt stukken metaal, scherven en al wat maar blinkt en ook geen goud is, in zyn dik-uitgewrongen verf die als klei tegen het doek geduwd zit. En dat doek is soms eerst nog overspannen met vierkant geruit gaas, van touw of metaal, het is niet te zien, want daarover is weer verf aange bracht, zoo het er tenminste niet afgetrokken is. Al deze malle en onwaardige trucs zijn van de meest verwerpelyke soort; grover ont aarding van de schilderkunst, dan door dergely'k onzuiver gedoe, is baast niet denkbaar. Men heeft er dau ook gauw genoeg van, en gaat liever eens naar dekunstny'verheidszaken op deze expositie kijken. Het zyn altemaal voorwerpen door »Arts and crafts'1 in Den Haag afgestaan. Van Tnorn Prikker verscheidene gebattikte stoffen, waarvan de kleuren, mits men niet aan Indisch werk denke, SOMS wel mooi zyn, maar het ornament te «modern", hetzy dan gezocht of ongezocht. Waar zijn tinnen blaadjes voor dienen, is niet recht duidelyk, en ook hier is de voorname rust en statigheid die de ornamentale kunst der grootste tijdperken eigen was, afwezig, Evenmin kan het onrustige werk van Van der Velde blijvende waarde hebben voor de versieringskunst in het dagelyksch leven. Onder het pottebakkerswerk zy'n zeer fraaie zaken; maar de buiten sporige pry'zen maken het tot weelde-artikelen, en het eenige doel dat men met dit alles, met dit aardewerk en met de kunstry'verheidsbemoeiingen van Van der Velde, Tborn Prikker e. a., toch eigenly'k moest hebben: de kunst weer terugbrengen in het dagelyksch leven der maatschappy, het handwerk tot een vreugde en eer voor den werkman maken, het gezond verstand, het zuiver gevoel en den praktischen zin by het vervaardigen van gebruiksvoorwer pen weór heerschend doen zijn, dat doel wordt met zulk dilettantisme niet bereikt, evenmin als maatschappelijke verbetering door een amateur-socialist die met de spade ea den ploeg speelt. v. M. MHMIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMMIIIIIIIIIUIIIUIIIIM TRADE MARK. NlARTELL'S COGNAC, Dit beroemde merk is verkrijg baar bij alle soliede Wgnhandelaars en by de representanten KOOP9IANS «fc BRUINIER, te Amsterdam. Prïzefl vanaf ? 2.50 per Hese!, Hoofd-Depót VA.N Dr. JAEGER'S ORIG. Bormaal-folartMen, K. F. DEUSCHLE-BENGEE, Amsterdam, Kalverstr. 157. Eenig specialiteit in deze artikelen in geheel Nederl.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl