Historisch Archief 1877-1940
No. 1136
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
De twintig Tragen.
Mej. Catharina Alberdingk Thym heeft,
weinige maanden geleden, aan honderd be
schaafde dames een lystje van twintig vragen
gestuurd, over onderwerpen als de bestemming
der vrouw, de liefde in het huwely'k, de voor
bereiding van het jonge meisje tot haar levens
taak, enz. Van de honderd dames hebben
zeventig geantwoord, en een resumévan deze
antwoorden is door mej. Alberdingk Thym by'
de firma A. W. Bruna & Zoon te Utrecht in
het licht gegeven. Vermoedelijk heeft de
verzamelaarster eenige onbekookte antwoorden
eruit geschift, althans bij de meeste vraagpun
ten bedraagt het getal opgenomene lang geen
zeventig.
Wat ons, bij het nagaan der initialen, treft,
is dat wy van de dames die het meest de
psychische vragen behandeld hebben, onze
novellisten en romancières, de voorletters ge
heel missen. Mevr. G. v. B. e. D. (Goekoop
van Beek en Donk), M. S. of M. v. J.
(Melati van Java), S. 1. C.-E. (Mevrouw
la Chapelle-Büobol), E. H. (Elise Haighton),
C H. (Cornélie Huygens), L. d. N. of L B. B.
(Louise B. B.), E. d. W.-v. d. M. (Leo Luttel),
J. v. M. G. (Josephine Giese), A. K. (Anna
Kaulbach) kunnen we geen van allen ontdekken.
Het zou de moeite waard zyn, te weten, of
ze door de redactrice by' het uitnoodigen ver
geten waren, dan wel geen lust hadden gehad
om te antwoorden. Het is waar dat voor
vele dezer, die de groote quaesties van vrou
wenleven van verschillende kanten bekeken
hebben, het antwoord minder gemakkelyk
moet ite geven geweest zijn, dan b. v. voor de
dames N. D. en W. A., die op de vraag:
»Welk verschil bestaat er in de ziel der vrouw
tnsschen vriendschap en liefde," als oplossing
vonden: «Bij vriendschap is de zielstoestand
oneindig kalmer dan bij liefde." Nu weet men het.
Wilde men al de twintig vraagpunten en
de antwoorden nagaan, dan zou deze aankon
diging weer een nieuw boekje kunnen worden,
te meer omdat den aankondiger de lust kon
bekruipen, zijn eigen opinie ook nog te geven.
Toch kan men het vluchtig doorgaan. Op
vraag I, omtrent een «mannelijke" en een
«vrouwelyke" ziel, treft reeds terstond in de
antwoorden het gemis aan definitie van de
woorden mannelijk, vrouwelyk en ziel; welk
gemis de dames niet verhindert te antwoorden :
?Neen, by menige vrouw is de ziel mannelyker
dan by menig man," en »In mannen vond ik
vrouwenzielen en het zyn de besten die ik
gekend heb." De meerderheid neemt tweeërlei
ziel aan. Mevr. Elise van Calcar geeft zelfs
als bewy's de verzekering, dat hoog ontwik
kelde helderzienden bij stervenden en gestor
venen den geest die de stof verlaat, »als man
of vrouw gevormd" zien.
Op vraag II, de aequivalentie, hebben maar
weinigen geantwoord; de meeste zijn voor de
aequivalentie, Mevr. v. Wermeskerken-Junius
antwoordt: »De vrouw staat over 't algemeen
hooger dan de man".
Nu komt eene «heikle Frage"; het is nummer
III. «Moet een jong meisje ingelicht worden
omtrent de physieke verhouding tusschen man
en vrouw, en op welken leeftyd." By'na alle
dames antwoorden bevestigend, maar met
reserves, als: »de leeftijd worde door een ver
standige moeder met zorg gekozen," of «vooral
in de volksklasse wachte de moeder niet te
lang"; het opstel van de redactrice, Mej. C.
Alb. Thy'm, zouden we niet gaarne in zijn
geheel hier overdrukken.
Vraag V: «Wat verstaat u onder liefde ?"
is een aanleiding tot de meest uiteenloopende
definities, waarbij men er uit de litteratuur
zeker nog wel een millioen evenzeer
niteenloopende zou kunnen voegen. Even vaag en
weinig afdoende zyn vraag VI en VII met
hun antwoorden.
Vraag VIII is een novellenthema, en
tallooze malen behandeld: «Is intieme vriend
schap tusschen man en vrouw mogelijk ?" De
antwoorden hierop zyn ook voor het
meerendeel in anderen toon, keuriger, objectiever,
beschaafder gesteld, dan op alle andere vragen;
alleen »Erica" geeft nog even den vyand een
veeg uit de pan: »Waar die vriendschap niet
kan blijven bestaan, zal de man schuld zyn!"
Uit de antwoorden op vraag VIII: «Is de
beschaving een hinderpaal tegen de physieke
vereeniging tusschen man en vrouw ?" kan
men weer zien, wat het gemis aan definities
doet. De eene zegt: »niet beschaving, maar
conventie", de andere «niet beschaving, maar
weelde", een derde «niet beschaving, maar op
voeding" en een vierde «niet beschaving, maar
de bestaande eigendomsverhoudingen." Twee
opmerkelijke antwoorden zyn: «Onze Moeder
de H, Kerk verhief het huwely'k tot een Sacra
ment. Ik geloof niet dat de H. Kerk als onbe
schaafd staat aangemerkt" en: «Neen, anders
is het geen beschaving. By vrije liefde bestaat
geen beschaving".
Over de «roeping der vrouw" leveren alle
dames heele opstellen, met de bekende argu
menten en verzekeringen, in beiderlei zin. Op
vraag X: «wordt in doorsnee het geluk der vrouw
verhoogd door het huwelijk 't" doen de antwoor
den denken aan die op de Engelsche vraag : »Is
marriage a failure 1" De redactie die de ant
woorden daarop had uitgeplozen, kenschetste de
meerderheid als: «Ja, want John is een nare
man" of «Neen, Torn is my nogal meegevallen.''
Zoo ook hier; een twintigtal dames antwoorden:
»AI volgen later ook teleurstellingen, het
huwelijksgeluk wordt door niets geëvenaard;"
maar kort en krachtig klinkt het «Neen" van
mevr. M. S. G. S.-T. K. en van mevrouw
v. Wermeskerken-Junius. De meeste andere
dames maken reserves en condities, b.v. »Het
zoogenaamde geluk der doorsnee-vrouw zal
wel door het huwelijk bevorderd worden, mits
zij 1. den man krijgt dien zy hebben moet,
2. dezen met tact weet te leiden of aan zich
te binden en 3. die twee genoeg eerlyke liefde
hebben om het samen uit te houden, ondanks
de tegenspoeden die voor oppervlakkige liefde
dikwy'ls zoo noodlottig zyn." Deze «leidster"
en «bindster" is mevr. Nellie van Kol; men
kan er natuurlijk niet uit opmaken of de heer
Van Kol voldoende geleid of gebonden is.
Dat iemand vraag XI stellen kon: «Is de
gehuwde vrouw gelukkiger met of zonder
kinderen?" schijnt ons een droevig teeken
des ty'ds. Goddank hebben het grootste deel
der inzendsters met enthousiasme geantwoord :
«voor een degelijke liefhebbende vrouw zyn
kinderen het grootste geluk." Er ligt, dunkt
ons, een afgrond van smart, maar ook van
onvatbaarheid voor vreugde in deze bekentenis
van Mevr. J. v. d. E.?S.: «Ik ken zoo weinig
gelukkige huwelyken, dat ik niet durf zeggen
dat eene vrouw met kinderen in 't huwely'k
gelukkiger zal zyn."
Vraag XII is weer een van die te wy'd ge
stelde, waarop allerlei niet ter zake dienende
antwoorden inkomen; vraag XIII, XIV en
XV evenzoo. Vraag XVI is weer interessant:
«Is het verlangen om te trouwen iets physisch
of psychisch ?" Zeer juist is de eerste be
perking der vraag, door Mevr. D. C.?P. ge
opperd ; «Eerst zou voorop moeten staan of
het verlangen der vrouw wel zoo algemeen
groot is." Dan doet zich weer de behoefte
aan een definitie gevoelen; wanneer Mevr.
A. P. M. v. d. H.?-v. d. B. onder de psychi
sche trouwverlangens noemt: «Om onder dak te
zyn," kan dat onzes inziens niet de bedoeling
der vraag geweest zyn. Mevr. R. W. Rutgers
Hoitsema onderscheidt dan ook zeer juist
«physiseh, psychisch en economisch." Overi
gens zijn hier de gevoelens zeer verdeeld;
«onbewust physisch" zeggen eenigen;
«physisch en psychisch" zeggen velen; «veelmeer
psychisch dan physisch" zeggen een vy'ftal,
«zeer verschillend, naar mate het hooger of
lager besnaard zyn," zeggen acht dames. Terwijl
twee, L. S. en J. M. K. H. deze uitspraak
doen: «Tenzij de vrouw een ziekelyk gedege
nereerd wezen is, heeft alleen de ziel iets met
den wensen te maken," staat lynrecht daar
tegenover de meening van mej. v. A.: «Ik
zou denken in de eerste plaats physisch en
dat als eenvoudige toepassing van de wet der
natuur."
Vraag XVII schijnt ons niet van algemeen
nut: «Bestaan er onder u bekende vrouwen
velen, die nooit een liefdesverklaring ontvin
gen ?" Weer aanleiding tot heele dissertatiën
geeft vraag XVIII, over de opvattingen van
meisjes en jongens van 14 tot 18 jaar; en
vraag XIX is enkel declamatorisch: «Geeft u
als vrouw de voorkeur aan daden die uit het
verstand of uit het hart voortvloeien ?" Men
zou kunnen vragen : «Wat is : de voorkeur ge
ven ? Wat is het hart ? Wie moet de daad
doen ? Zyn er veel daden waarby' verstand
en hart zoo netjes tegenover elkaar staan, en
een verantwoordelyk mensch de zijde van het
onverstand kan kiezen ?" enz.
«Des Pudels Kern" is vraag XX: «Vindt u
dat de vrouw, als intellectueel mensch, zoo
verschillend is van den man, dat er andere
wetten voor haar dan voor hem bestaan moeten,
b.v. op het gebied van wetenschappelijke vor
ming, kiesrecht, trouw in 't huwelijk, zedelijk
heid, voogdyschap enz.?"
Gely'k te verwachten was, hebben ongeveer
al de .gevraagde vrouwen geantwoord, dat de
wetten voor beide dezelfde moeten zyn, (alleen
kiesrecht en voogdyschap zonderen eenigen
uit) en daarbij verschillende argumenten aan
gehaald. Mej. E. T. zegt: »God heeft immers
de 10 Geboden voor alle menschen hetzelfde
gemaakt?" maar de meeste andere dames
vinden het argument in de gely'ke intelligentie.
Slechts twee dames zyn minder intransigent;
mej. A. P. zegt: «De wetten moeten gelijk
zyn, maar voor de zedelijkheid kan men een
anderen maatstaf nemen, voorloopig ten minste,"
en mevr. W. J. S. B. G.-H.: «Na het huwely'k
gelden dezelfde wetten van zedelijkheid voor
man en vrouw. Vóór het huwely'k is het
niet kwaad, dat de jonge man kennis maakt
met de wereld." Deze twee dames zoud.-n in
een conferentie met hare mede-antwoordsters
een onaangenaam kwartiertje kunnen door
brengen.
Of mej. Catharina Alberdingk Thy'm tevre
den is over het resultaat van haar enquête ?
Veel is er ingekomen wat ze al wist, veel wat
zy zelf, blykens de slotwoorden der hoofd
stukken en het algemeen slotwoord, beter kon
zeggen dan bijna al de anderen. «De vrouw
kan alleen van geluk spreken", zegt zij, «als
de liefde in haar leven bloeit, doch de man
evenzeer. Het meest sprekende verschil op
dit gebied bestaat dan ook daarin, dat de man
niet zelden het zinnelijke in de liefde voor de
liefde zelf aanziet; waartegen de meeste vrou
wen intuïtief weten, dat de liefde een gecom
pliceerd iets is, waar het zinnelijke slechts
een onderdeel van uitmaakt; vandaar zooveel
misverstanden; vandaar dat de vrouwen zoo
klagen over de ontrouw der mannen."
Hieruit zou men opmaken dat de redactrice
het met mej. A. P. en Mevr. W. J. S. B. G.-H.
eens is; zy' acht dit punt intusschen van
weinig belang, zy is bevestigd in de overtui
ging, «dat de psychologische studie van de
vrouw geen andere kan zijn dan die van den
mensch; dat de eene vrouw net zoo goed van
de andere vrouw verschilt, als de eene man
van den anderen, en dat de punten van over
eenstemming, die ze dan als soort
karakteriseeren, met de ziel heel weinig te maken hebben.
Dat zij alleen in het voortplantingsproces
andere functies te verrichten hebben, doch
als denkend wezen, buiten het sexueele
leven staand, volstrekt niet van den man
verschillen, die in dezelfde levensomstandig
heden zou verkeeren."
Als thema voor damesdebatten zal het boekje
zeer zeker een toekomst hebben.
v. L.
Neder), Froiiffeoraaöen zijn aansluiting,
Wie geen al te kort geheugen heeft zal zich
herinneren, dat in het najaar van '98 een
poging werd aangewend om hier ten lande een
Nationale Vrouwenraad tot stand te
brengen en daartoe te Utrecht een vergadering
werd belegd, die zeer druk was bezocht, doch
weinig positief resultaat opleverde. Hoe zoo'?
Doordien den vertegenwoordigsters der
initiatiefnemende vereenigingen, te eener zijde voort
durend tot spoedmaken aangezet, de noodige
tijd ontbroken had om zich op alle mogelyke
eventualiteiten voor te bereiden. Dit buiten
beschouwing latende, is met die vergadering
heel wat de draak gestoken.
Gisteren, 15 Maart, is andermaal voor het
zelfde doel een vergadering belegd van afge
vaardigden van die bonden of vereenigingen,
welke nadrukkelijk den wensen hadden te kennen
gegeven deel van dien Raad uit te maken.
Nu liep alles uitmuntend van stapel: ieder
woord, iedere handeling was in overeenstemming
met de gebruiken en reglementen van het
vereenigingsleven. Vanwaar het verschil tusschen
deze twee bijeenkomsten? Thans had het
oprichtings-comitétyd gehad zich duchtig voor
te bereiden: het zat als geharnast voor de
bestuurstafel, en leverde daardoor een treffend
bewijs der gelijkwaardigheid vaii man en vrouw,
want dat ook de mannen, geleerde en hoog
geleerde zelfs, niet vermogen een goed loopende
vergadering te houden, wanneer ze geen ernst
genoeg van de voorbereiding hebben gemaakt,
was kort na genoemde najaarsvergadering, in
een door mannen belegde bijeenkomst te Amster
dam gebleken, maar hoeveel stof tot lachen
daar ook gegeven werd, de couranten hebben
er zich niet vroolyk over gemaakt.
Op de vergadering van gisteren waren ver
tegenwoordigd 25 vereenigingen en bonden. De
outwerp-statuten waren ty'dig rondgezonden
met vermelding van den dag tot welken gebruik
kon worden gemaakt van het recht van amen
dement, evenwel met dit voorbehoud, dat de
beide eerste artikelen (doe) en middelen)
onveranderd moesten bly'ven. Zij luiden: DOEL :
De Nationale vrouwenraad, uitgaande van de
meening, dat man en vrouw elkanders werk
op elk gebied moeten aanvullen, zullen zij in
waarheid den arbeid van den volkomen mensch
tot stand brengen, wenscht de vrouwen van
Nederland te organiseeren en het werk van
allen te vereenigen, ten einde aller streven
met bewustheid te richten op de vorming der
vrouw tot deze volledige samenwerking.
MIDDELEN. De raad tracht dat doel te be
reiken : a. door het samenvoegen van alle ver
eenigingen, die arbeiden aan verbetering van
den zedelijken, maatschappely'ken, economischen
en rechtstoestand der vrouw; b. door het op
richten van informatie-bureau's ten dienste der
leden en voorstanders; c. door het houden van
bijeenkomsten; d. door het uitgeven van ge
schriften; e. door het zenden van verzoek
schriften.
Van het recht van amendement was gebruik
gemaakt. By de stuksgewijze behandeling bleek,
dat het voorloopig-comité, gesteund door de
commissie van redactie, eer beleefde van zyn
werk: de amendementen toch betroffen meestal
kleinigheden of zaken, die van zelf spraken,
zoodat dan ook een vrij groot aantal werd in
getrokken. Daaronder een, dat voorstelde om
niet Amsterdam maar Utrecht tot
zetel van den Bond ce maken, als zijnde het
centrum van het land, waartegen van de be
stuurstafel werd opgemerkt, dat al was Amster
dam de vestigingsplaats, niets belette de ver
gaderingen te Utrecht te houden, zoo dit
wenschelijk mocht blijken, maar dat het zeker nog
al eigenaardig zou wezen om tot zetel te kiezen
een gemeente, waarvan nog nooit een teeken
van ingenomenheid met het vereenigingsleven
voor vrouwen was uitgegaan.
De ontwerp-statuten, waarbij het denkbeeld
had voorgezeten om een zoo groot mogelijk
deel der regeling aan het
huishoudelijk-reglement over te laten, werden na enkele wijzigingen
tot STATUTEN verheven.
Thans werd aan de orde gebracht het punt
luidende: Zullen we ons nog vóór de verga
dering van den International Council
in Juni van dit jaar te Londen te houden bij
dien raad aansluiten, of zullen we ons tevreden
stellen met het zenden van een afgevaardigde
zonder aangesloten te zijn en dus zonder
recht van voorstellen en stemmen;'"
De gedachtenwisseling ging eerst uitsluitend
over de dadelyke aansluiting by den Interna
tionalen raad, ja dan neen. In beginsel was
niemand tegen aansluiting; een ieder bleek te
gevoelen, dat, het gemeenschapsleven betreffend,
onze ty'd geen grenzen meer kent: er zijn geen
nationale menschenbelangen, slechts algemeene.
De kas echter vormde een bezwaar, of eigenlyk:
het nog niet hebben van een kas. Aan dadelyke
aansluiting zou een dadelijke storting der
cotisatie verbonden wezen ; waar het geld van
daan te halen? Mej. Kramers, van Rotterdam,
die in de geregelde correspondentie was met
de algemeene secretaris van den Internatio
nalen Council, wist hieromtrent voldoende ge
ruststelling uit te deelen, dat de vraag in
stemming gebracht een groote meerderheid
zich voor directe aansluiting verklaarde, zoodat
thans namens vele Nederlandsche vrouwen aan
de presidente van den Internationalen Raad
het verzoek zal worden gericht om Nederland
in den grooten Bond op te nemen iets,
hetwelk voorzeker niet zal geweigerd worden.
De vraag of er een afgevaardigde naar de
londensche bijeenkomst zal gezonden worden,
en zoo ja, of het er alsdan een dan wel meer
zullen zyn, werd aangehouden tot de verga
dering, waarin het ontwerp-huishoudelyk regle
ment zal behandeld worden en waarschijnlijk
in de eerste helft van Mei zal plaats vinden;
een byeenkomst waarin tevens het definitief
bestuur zal gekozen worden.
Daar het mogelyk, zelfs zeer waarschynlijk
is, dat het besluit valt om den Nederlandschen
vrouwenraad te Londen vertegenwoordigd te
doen zyn, zullen de aangesloten vereenigingen
voorzichtig handelen al vast een overzicht van
het werken van haar bond en van de resul
taten op te stellen, opdat alle vereenigd en in
het engelsch overgebracht door de eventuëele
vertegenwoordigster zal kunnen voorgelezen
worden.
Ten slotte werd aangenomen, dat het
oprichtings-comitéin functie bly'ft, totdat het
definitieve bestuur zal zyn gekozen en dat dit
comitémet een redactie-raad van vier leden
het huishoudelyk-reglement zal ontwerpen.
Hierna werd de vergadering gesloten en het
was een scheiden met blijden gezichten, want
velen had die namiddag gebracht: de ver
vulling van een hartewensch.
Amst., 1(> Mt. '!)9. ELISE A. HA
Karakterschets van Maria Clmstina,
regentes rem S-panje.
Een vrouw, die zeer de aandacht trekt in
dit feministisch ty'dperk onzer vrouwelijke
beschaving, zooals de Chineezen die noemen
in tegenstelling van de hunne, die zij als eene
mannelijke beschouwen, is Maria Christina,
koningin-regentes van Spanje. Zij moet vooral
ons Nederlanders belang inboezemen, omdat
wij zoovele jaren onder het regentschap eener
vrouw geleetd hebben, een regentschap, dat
veel heeft bijgedragen om den band tusschen
Nederland en Oranje nauwer toe te trekken.
Een ieder, ook een tegenstander van het
koningschap, zal dat moeten erkennen. De rol,
die Maria Christina speelt in haar tweede vader
land, is eene geheel andere, dan die door
koningin Emraa met zooveel waardigheid ver
vuld. Zy is eene Oostenrijksche van geboorte
en heeft zoo ongeveer alle deugden en geen
ondeugden, alleen zwakheden. Zy is het levend
model van eene Duitsche huisvrouw; zij is
huiselyk, zuinig, ordelijk en zedelijk, een, bui
tengewoon goede musicienne, van alle vermaak
; afkeerig, eene moeder vol toewyding. Al deze
goede eigenschappen maken haar ongeschikt
voor den troon van Philips H. Wat de Span
jaarden van hunne vorsten wenschen is eene
groote, schitterende en plechtige pracht, ver
kwistende vrijgevigheid en gastvryheid, een
sterken wil en een krachtig gevoel van eigen
waarde. In plaats daarvan geeft Maria
Christina hun te zien zulk eene goede huis
houdster, dat zy op eene groote statieuse
hotreceptie een zwervende voering van een
hoed laat oprapen en bevel geeft dien te
bewaren voor haar rechtmatigen eigenaar.
Zoo'n krenterige beschermster van de kunst,
dat zij het portret van den jongen koning
geschilderd willende hebben, op den schilder
Palmaroli een intendant afstuurt om hem
terloops in een gesjrek over andere zaken naar
den prijs te vragen van een kinderportret,
opdat zy toch vooral niet overvraagd zou wor
den. Zulk een pedanterige kunstenares, dat
als iemand iets voordraagt op eene muzikale
soiree ten paleize en de regentes kent toe
vallig het stuk, hy' by'na zeker kan zyn door
haar terecht gewezen, en ook dikwy'ls van het
instrument te worden geroepen om plaats te
maken voor de koninklyke dilettante. Ook
op haar deugdzaamheid verhoovaardigt zy zich,
zy houdt er van, menschen met lange preeken
lastig te vallen en hun hunne tekortkomingen
onder het oog te brengen, om hen verlegen te
maken. Een zeker oud generaal, een moedig
en geestig bonvivant, dineerde eens ten paleize.
Generaal," zeide de koningin tot hem, ik
hoor, dat gy zoo goed bekend zyt met de
volksspelen, zoudt gy my niet eens mus"
willen leeren?" Mus nu is een kaartspel, dat
alleen in de gemeenste huizen van Madrid
wordt gespeeld. De koningin smaakte dien
avond de voldoening een sterken held verlegen
te zien, doch dacht er misschien niet aan hoe
zy' zich ook een nieuwen vjjand maakte.
Het volk is verstoord op haar, omdat zy
geen stierengevechten bezoekt, de aristocratie,
omdat zy' geen feesten geelt en haar oudste
dochter, die reeds 18 jaren telt, nog niet in de
wereld laat uitgaan. Al het voorgaande zou
een ander volk dan het Spaansche haar zeker
vergeven, doch wat nu volgt zal aan geen enkel
beschaafd volk, uitgenomen het Russische, be
vallen. De koningin tracht hare gunstelingen
de beste posten te geven en menigmaal ook,
dit dient gezegd te worden, zooals in het geval
van Polaviejo, den held der Philippynen, had
zij eer van hare keuze. De ministers hebben
zich by'na allen in haar heerschzucht geschikt.
Als Manuel Beana haar benoemingen ter
onderteekening voorlegde, bracht hy altijd eenige in
blanco mede, dien zij dan met de namen harer
gunstelingen invulde, en toen Sagasta een
ministerie zou vormen, verzocht hij de regentes
een paar personen te noemen, die haar aan
genaam zouden zijn. Ondanks deze heersch
zucht weet zij in oogenblikken van groot nati
onaal gevaar niet krachtig op te treden. De
Spanjaarden zouden haar gaarne zien, zooals
eens Maria Theresia op den landdag in Hon
garije optrad, of ten minste als een tweede
koningin Louise van Pruisen, in de dagen der
gïootste vernedering, de incarnatie van het
hoopvol vertrouwen des volks. In het hart
van Maria Christina leven geen heldhaftige
sentimenten. Toen de groote nederlaag kwam
voor haar volk van 18 millioen zielen, dacht
zy' alleen aan haar zoon, aan hare dynastie. De
beste generaals werden in het vaderland ge
houden om den troon te beschermen, troepen
en officieren, die op Cuba broodnoodig waren,
hield zij thuis, dicht by haar. Haar eigen geld
zond zy naar de rebellen, om hen te winnen
natuurlyk, terwyl officieren en soldaten van
het leger baars zoons te vergeefs op soldij
wachtten, ja een beruchten autonomist uit Cuba
ontving zij op audiëntie en vereerde hem met
haar portret en hare handteekening. Voeg ik
by dit alles nog de bijzonderheid, dat zy den
koning geen Spaansche opvoeding geeft en hem
ver houdt van zyn volk, dan zal niemand zich
over de impopulariteit van Maria Christina
verwonderen. Of haar het tragische lot ten
deel zal vallen tot onheil te zyn juist van dat
gene, wat zy zoo kleingeestig beschermt en
waarvoor zy alleen werkt en wroet, haar zoon
en zijne dynastie, dat zal de toekomst leeren.
Een ding is gelukkig; machtige vijanden heeft
het koningshuis van Spanje niet; beiden, Carlisten
en Republikeinen, hebben niet meer den invloed
dien zij een dertig jaar geleden hadden.
E. BOSKE.
Naar een artikel door een ongenoemden
Spanjaard, opgenomen in de Fortnightly Review.
illMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIHIIHIIIIIIIIIIIIIHin
Weelde. De dames van den kus voor
een shilling. Odeurs. Recepten.
In de North American Review verkondigt
een professor in de staathuishoudkunde, prof.
Spencer Baldwin van de universiteit te Bos
ton, de kettersche leer, dat weelde uit eco
nomisch oogpunt nuttig is en zelfs verkieslijk
boven sparen. Dat weelde de
nyverheidswaarde van het individu zou verminderen,
acht hij alleen waar voor heel enkele indivi
duen; indien eenigen lui worden door het
bezit van weelde, anderen worden vly'tig door
de begeerte naar weelde. Dat weelde kapitaal
vorming vertraagt, geeft hy' toe; maar by' den
tegenwoordigen stand der maatschappy acht
hij het klassieke dogma van het nut van sparen,
van kapitaalvorming, toch al afgehandeld.
Kapitaalvorming en het beleggen van dat
kapitaal in productieve ondernemingen, leidt
tot overproductie, en ia vereeniging met spaar
zaamheid tot onderconsumptie; dat is het
juist waaraan onze ty'd lijdt.
Een andere reeks van argumenten weerlegt
hij op deze wijze: het is niet waar, dat weelde
den mensch demoraliseert, hem zinnelyk en
zwak maakt; de ware weelde maakt den mensch
beschaafder, edeler, verrijkt zijn leven en ver
hoogt zijn waarde voor de maatschappy. Het
is ook niet waar dat weelde den arme bena
deelt; er is geen verband tusschen het meer
uitgeven of meer sparen van den een, en de
armoede van den ander. De rijkdom der maat
schappij is niet een vast fonds, waarvan de
een meer krijgt, naarmate de ander minder
heeft; neen, hoe meer de een noodig heeft en
dus door productie ziet te krijgen, hoe meer
het geheel er by profiteert. Het is ook niet
waar, dat het geld aan weelde besteed minder
nut doet dan dat aan liefdadigheid besteed; inte
gendeel: wie zyn geld aan weelde besteedt,
kweekt arbeiders; wie aalmoezen geeft, kweekt
bedelaars.
De slotredeneering van prof. Spencer Baldwin
is deze:
»De weelde der enkelen in het eene ge
slacht is al spoedig het erfgoed van de menigte
in het volgende. Het verlangen ernaar is het
hoofdmotief voor maatschappely'ken vooruit
gang; het bereiken ervan levert het grootste
gedeelte der schoonheid, bekoorlijkheid en
verscheidenheid, die het leven levenswaard
maken."
* *
Te Rayleigh, in het graafschap Essex, is
dezer dagen een heel oude dame gestorven
die in de streek een zekere vermaardheid had.
Men noemde haar »de dame die voor een
shilling de koningin gekust heeft." Inderdaad
was dat zoo, maar het was lang geleden. Het
prinsesje van Kent was een jaar oud, toen op
een mooien zomerdag de kindermeid met haar
op den arm in 't zonnetje wandelde in het
park van Richmond. Een meisjesschool kwam
juist door de lanen aanwandelen; een van de
meisjes, de dochter van een hofbeambte, her
kende de draagster en de koninklijke baby,
en weldra omringden al de schoolkinderen
het kleine wicht. Een kwam op het lumineus
idee: «Laat me het kind een zoen geven en
je krijgt een shilling fooi!" De kindermeid
liet zich overhalen, en wat ze een der meisjes
had toegestaan kon ze anderen niet weigeren.
Met een paar pond aan shillingen in haar
zak kwam ze thuis en vertelde zonder bezwaar
haar avontuur. De hertogin was heel. boos
en wilde haar terstond wegzenden, maar de
hertog dacht er anders over. »We zullen 't
je vergeven," zei hij; »ik vind het niet zoo
erg, dat ze mijn dochter bewonderen. Ze is
de mooiste baby in Engeland. Maar in 't
vervolg laat je haar voor niet minder dan een
guinje zoenen. Dat is toch eigenlijk al te geef!''
De vroolyke schoolkinderen stichtten later
'een «club van den kus der koningin," entoen
Victoria den troon besteeg, zonden zy haar
een adres. «Wy waren de eersten," schreven
zij, «die aan Uwe Majesteit hulde brachten."
By alle belangrijke gelegenheden later deden
de «dames van den kus der koningin" van
zich hooren; maar het aantal verminderde
steeds, en nu is de laatste, de ruim
negentigjarige dame te Rayleigh, overleden.
*.*
Hollandsche dames gebruiken buitengewoon
weinig odeurs; de eenen beweren er hoofdpijn
van te krijgen, de anderen, die er van houden,
vreezen dat het onfatsoenlijk zal schy'nen.
Alles moet renkeloos zijn.
En toch... is dit wel juist ? Eigenlyk zyn,
voor wie een gevoeligen neus heeft, al heel
weinig dingen reukeloos. Kokos- en andere
zoogenaamd reukelooze zeepen hebben een
scherp onaangenaam luchtje ; de mooiste zijden
en wollen stoffen, die in nat of dampig weer
gedragen zyn, brengen iets dufs mee. Wie
daarvan niet houdt, doet verstandig zich met
iets streelends te omringen, zoo bescheiden
dat het anderen niet hindert, maar toch zoo
merkbaar dat het een kunstmatige atmosfeer
om ons heen schept.
Welke odeurs daarvoor te kiezen ? Dat is
te zeggen : wat is sterk en aangenaam genoeg
om ons te behagen, en niet zoo sterk dat het
anderen afschrikt ? En : hoe zal men de odeur
aanbrengen zoodat zij niet al te snel vervliegt,
zoodat wij er zelf al het genot van hebben ?
By het kiezen van een geur moet natuurlyk
de persoonlijke smaak den doorslag geven.
Toch kan men wel zeggen dat de zuivere
bloemengeuren en die van eenige vruchten,
perzikgeur, frambozen of aardbeiengeur, nie
mand hinderen, terwyl de sterk gemuskeerde
allicht den een of ander te heftig zijn. Chypre
byvoorbeeld, dat sommigen zacht lykt, is an
deren onaangenaam.
De suggestie van iets frisch en weldadigs
geeft de odeur die men in het buitenland inden
vorm van sachets in alle linnenkasten vindt,
twee derde irispoeder en n derde poudre
de vétiver-, hierbij sluiten zich, als men wil,
verveine, leliën-van-dalen, lilas blanc en mimosa
aan; héliotrope blanc, ofschoon in dezelfde
gamma, is misschien alweer wat te sterk.
Om nu de odeurs zoo aan te wenden, dat zij
duurzaam en bescheiden zijn, is het gebruik
van sachets tusschen het linnen in de kast,
het eenvoudigste en beste. Sachets met het
zelfde mengsel, 2/3 iris, 1/3 vétiver, naait
men, zoo plat mogelyk, in zakjes van de kleur
der voering en brengt ze dan in de mouwen
der corsages, in de basques van mantels, in
de voering van japonnen, in de drapeering der
hoeden. Met een kilo poeder is men voor
den heelen winter klaar; het vétiver-poeder
geldt ook als voorbehoedmiddel tegen motten;
met dat doel worden ook wel kleerkasten van
binnen behangen met matten van vétivergras
of baardgras, die uit Ceylon komen en by'
eenigzins vochtig weer sterker ruiken.
De vaporisateur is voor voortdurend gebruik
minder aan te raden, omdat van de meeste
samengestelde extraits het eene bestanddeel
spoediger verdampt dan het andere, en men
dus na een uur geheel anders, en veel
minder gedistingeerd geparfumeerd is, dan
eerst.
Het verhaal van onderhuidsche inspuitingen
met odeur, door middel van een
morphinespuitje, eene seringue-pravaz, zal wel verzonnen
zyn. In elk geval schy'nt het vrij gevaarlijk,
chemische producten wier samenstelling men
niet kent, in het lichaam te brengen, en of
de geur zal blijven en aangenaam bly'ven, is
toch zeker twijfelachtig.
* *
*
Ham ii la Strasbouri/eoise. Men sny'dt van
raauwe ham voor iederen gast een schijf van
een centimeter dikte, legt die in een koperen
of aarden pan, met een stuk boter; laat ze op
heel zacht vuur in een kwartier gaar worden,
met de pan open, zoodat de boter niet bruin
wordt, voegt er wat peper en muskaat bij,
maar geen zout: legt dan de stukken op een
warmen schotel, en op ieder stuk een spiegelei;
voegt bij de saus in de pan een glas rynwy'n
of Graves; roert de saus tot zij goed gebonden
is, en giet ze op den schotel.
Eierkaas. Men roert eenige eieren met melk
en zet ze in een porseleinen kom in kokend
water om te stollen. Deze massa keert men
voorzichtig om op een ronden schotel met een
plaat met gaatjes erop, opdat de overtollige
melk er door druppelt. Is deze kaas droog,
dan lardeert men ze met streepjes truffels of
champignons, bestrooit ze met parmeaaansche
kaas, giet er gesmolten boter over, en zet het
geheel eenige minuten in een niet te warmen
oven. Men brengt het op den schotel binnen
en geeft er kreeftensaus of roomsaus bij.
Kalfsoleesch a la Polonaise. Twee kilo
kalfsvleesch worden tot een dun, zooveel mogelyk
vlak stuk geklopt, dat men lardeert met
streepjes spek, ausjovis en citroen, met zout
en peper bestrooit, stevig oprolt en toebindt.
Men braadt het vleesch in boter, waar men
langzamerhand wat bouillon (Liebig of andere)
by'giet, begiet het vly'tig en dient het, in
dunne schyven gesneden, op. In de saus klopt
men wat meel en wat zure room.
E?e.