Historisch Archief 1877-1940
No.1137
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Hervatting der werkzaamheden na de paaschvacantie.
Milicien: «Kijk eens, sergeant; bij ons thuis schilt de meid ze altijd en dan komt er nooit bloed in 't eten."
miiMiiiiiiiiMiiiiiiiiiimmii
deor J. H. de Ridder. Boekaankondigingen
door C. J. N. Kroniek; Onze ontvangst
door de Pers; Uit eenenutslezing; Godsdienst
en Maatschappelijke Vraagstukken; Eene goede
gedachte uit Rotterdam; Het heengaan van
twee predikanten; Een arbeidskerk in Neder
land; Maatschappelijk Bondswerk; Eene cir
culaire van de Evangelische Unie door A. R. L.
Wetenschappelijke Bladen. Vierde afl. April:
Is kwistig gebruik van ry'kdom al of niet
verkeerd ? ; Het moderne Japan; De kinetische
gastheorie; Bismarck en Richelieu; De Bever;
Washington en Frankrijk; Het letterkundig
anarchisme in Frankry'k; Europa in de naaste
toekomst.
lllllllllllllllllllllllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIINIIIIIIIMHIIIIIIItlllllllllllllllllll
Konintlöte eer.
(Een parade in Augustus 1891).
In dichte ry'en staan de toeschouwers om
de Maliebaan. Havens heeft met zijn vriend
Mark, een Engelschman van Nederlandsche
afkomst, een plaats gezocht in de buurt van
de »tentjes", tegenover het punt waar straks, bij
het defüeeren, de generaal met zijn staf komt
te staan.
Mark stelt veel belang in militaire dingen,
maar weet er niet veel van. Havens is van
huis uit tamelijk wel op de hoogte, en kan
zy'n vriend de noodige inlichtingen geven.
sje hebt me verteld dat de nederlanders
anti-militair zijn," zegt Mark; »dat zou je
toch niet denken, ala je hier rondkijkt over
al die hoofden."
»Ja, een parade trekt de Hagenaars alty'd,
ook velen die als anti-militair bekend staan ;
maar bovendien is er vandaag wat by'zonders."
»Ik hoor trommels in de stad, dunkt me,''
zegt Mark, »en hier staan toch al de grenadiers
?en jagers, de veldartillerie en de huzaren, 't
heele garnizoen zooals je zegt. Wat kan er
dan nog komen?"
»'t Heele garnizoen is er ook, maar ik zei
juist dat er vandaag nog wat bijzonders was.
Kijk maar eens naar dien hoek, daar links
tegenover ons. Daar komt een smalle kolonne
de Maliebaan in, met tamboers en pijpers van
de mariniers voorop."
»Dat lyken wel burgers! Ik zie niets dan
zwart; jawel, hooge hoeden, ronde hoeden,
petten! Wat zijn dat voor lui?"
»Dat bennen onze klaverblaadjes, meneer,"
antwoordt een werkman, «mijn vader is er
ook by'; acht en zeventig, meneer, maar kras
als de beste."
»'t Zy'n de oud-stryders van 1830 en '31,"
verduidelijkt Havens. «Ze-vieren den zestig
sten gedenkdag van het begin van den
tiendaagschen veldtocht. Een commissie heeft de
metalen-kruisridders, zooals we ze noemen,
uitgenoodigd tot een bijeenkomst in Den Haag,
en van alle kanten zy'n ze komen opzetten
voor zoover ze er toe in staat waren. Voor
velen is 't een heele onderneming geweest,
want er zy'n er uit het Noorden en uit het
Zuiden. Geen van allen jong, dat spreekt, en
velen tamelijk gebrekkig. Ik heb er van morgen
heel wat aan de stations gezien en gesproken ook.
Ze komen nu juist hier voor ons staan :
Zeeuwsche boertjes zijn er bij, en deftige oude heeren
met verschillende ridderorden; buitenlui met
petten op en burgermannetjes met hoeden van
voor vijfentwintig jaar. Wat doen ze hun best
om kranig te loopen! en toch hebben de
tamboers moeite om in zoo'n langzaam tempo
de m'arschen te slaan."
»Ja, 't is een aardig gezicht, al die oude
soldaten. Mg dunkt, je kunt het ze aanzien,
dat ze zich weer soldaat voelen, hier in 't
veld tusschen al die uniformen en achter de
trom," meent Mark. die zich uitrekt om de
»metalen-kruisers" te kunnen overzien, terwy'l
zy zich op twee gelederen opstellen.
Met forsche stem kommandeert een ridder
op den rechtervleugel: «Rechts richt u!"
en »Staat!" Ondertusochen zy'n een paar
»Jan-pleziers" het veld opgereden.
»Daar zitten de ridders in, die niet goed
ter been zijn," zegt Havens. »Zooals de
rijtuigen nu staan vormen zij het opsluitend
gelid."
De tamboers van de grenadiers slaan drie
roffels, de horens schetteren.
»Dat is het teeken dat de generaal in aan
tocht is," legt Havens uit. »De kolonel van
de huzaren, die:de parade kommandeert, ry'dt
hem met zijn staf tegemoet. Op den rechter
vleugel, by de grenadiers, ontmoeten zij elkaar.
Een saluut en ze komen hierheen. De
generaal beantwoordt het saluut van de niet
ingedeelde officieren, die hier opgesteld zyn...
en nu rijdt hij op de ridders af. Kijk, hij
rijdt stapvoets langs de gelederen. De een
kr.gt een hand; dat boertje wordt aange
sproken ..."
»Dat zal ze plezier doen," zegt Mark. »ïn
nu die oudjes in de rijtuigen ? O wacht, die
krijgen ook een beurt. . . By' ieder ry'tuig een
praatje, 't Moet een kunst zijn om telkens een
paar passende woorden te vinden; maar aan
't zwaaien van de hoeden zie-je dat het in
den smaak valt. Wat gaat er nu verder
gebeuren ?"
] »Nu rijdt de generaal eerst langs het voorste
i gelid van al de troepen, van den rechter- naar
i den linkervleugel, en dan vandaar langs het
i achterste gelid weer naar rechts. Dan komt
l hij hier tegenover ons staan; de kommandant
van de parade stelt zich aan 't hoofd van de
troepen en laat ze defileeren. Dat detileeren
is het eigenlyke eerbewys voor de jarige
vorstin; de generaal neemt roo gezegd namens
haar de honneurs in ontvangst.
»De inspectie is afgeloopen," zegt Mark een
oogenblik later, »maar de generaal blijft nog
bij de grenadiers staan. Zou er iets niet in
orde zy'n ?"
»Dat begrijp ik niet; zoo gaat het anders
nooit. Wacht, daar komt hij aanry'den. Neen,
hy' is maar een pas of vy'ftig hierheen gekomen
en blijft weer staan, maar de grenadiers en
jagers marcheeren ondertusschen op in
divisiekolonne, zooals ze gewoonlyk defileeren. Wat
moet dat nu? Do kommandant van de parade
plaatst zich wat achterwaarts-an den Generaal.
Vaar trekt de generaal zijn sabel'. Dat heb ik
nog nooit zien gebevren. Kijk, voorwaarts is
er gekommandeerd, de tamboers slaan, en de
generaal zelf laat dus nu de troepen defileeren.
Dat kan hij toch alleen voor zyn meerdere
doen. Als de koningin er nu was. . .."
»De klaverblaadjes gaan in de positie staan
meneer," zegt de ambachtsman die straks ge
sproken heeft. »Ze doen alsof voor hun gede
fileerd wordt."
»En dat is ook zoo," vervolgt Havens, »want
de generaal draait het hoofd rechts nu hij bij
den linkervleugel van de oudstrijders gekomen
is de sabel gaat omhoog voor 't saluut
hy daalt weer en met omlaag gestrekte
sabel rijdt de generaal aan 't hoofd van het
heele garnizoen langs ds ridders."
»En die ridders, aan wie koninklijke hon
neurs bewezen worden," zegt Mark als de
parade afgeloopen is, »hebben zeker
riddersoldy' en een flink pensioen?"
»Dat zou je zoo denken, maar...."
M.
HimMiiiiiiijHiMitmiiimiiMimiiiimimiiiiiiiimitii
Gerard Hauptmann.
Een Duitsch acteur, Felix Liebinger, ver
telt in een Weener blad bet een en ander
over de jeugd van Gerhard Hauptmann, wiens
schoolkameraad by te Breslau was. Ilauptmann
was heel achterlijk als leerling; buitengewoon
zwak was hij in het Duitsche opstellen maken.
De leeraar las gewoonlijk de beste en de slecht
ste opstellen voor; onder de belachelijkste in
stijl en armoedigste van denkbeelden waren
die van Ilauptmann. De heele klasse had er
plcizier van, zoodat de leeraar zeide: »'tis
niet om te lachen; 't is veeleer om te huilen,
dat een jongen geen enkele goede gedachte
heeft''. Maar eens kwam er van Hauptmann
pen goed opstel, over den dichter Ilöltei.
liet was keurig, zeer doorwerkt, zeer volledig,
zeer goed gestyleerd. De leeraar erkende dat
en zei: »Vertel ons nu eens, Hauptmann, uit
welk boek of tijdschrift je dat hebt overge
schreven, want dat is nooit van je zelf!"
MHiiimiiiiliiMimimiimiii
imiimiiiittmiiHiiiiiiiiiiiiilM
Post en telegrafie ten dienste van
handel en nijTerneifl,
Mijnheer de liedacteur.'
Onder bovenstaanden titel schreef de heer
C. 3. Baelenkamp in uw blad een, door alle
postambtenaren zeer gewaardeerd en door het
tydsehrift de POSE- en 2'elegraaf wereld over
genomen artikel.
De onverschilligheid en onkunde van het
publiek omtrent de organisatie van het post
en telegraafvak is dan ook werkelijk bijna
ongelooflijk. Bemoeit men zich in de pers of
in het dagelijksch leven met ons, ook dan
geschiedt zulks meestal op minder
waardeerende of onaangename manier en somtijds met
zoo weinig kennis van zaken, dat de ambte
naren onder elkaar zich ergeren of spotten
over te veel onkunde.
Hoewel ieder zich een oordeel meent te
mogen aanmatigen omtrent kleinigheden of
onderdeelen van het vak, omdat het nu een
maal ingry'pt in ieders leven en de post is
wat Voitaire noemde: »la consolation de la
vie"; terwijl iedereen zich aanmatigt te vitten
of optespelen bij de geringste afwy'king van
den normalen toestand, kunnen toch o zoo
weinigen zich een denkbeeld vormen omtrent
den dienst zelf. Slechts zeer weinigen hebben
eenig begrip omtrent de werking van de
electrische telegrafie. Als kinderen keken we of
ook briefjes langs de telegraaflijnen vlogen,
als groote menschen denken we daarover niet
meer na.
De inlanders in voor-Indiëknielen neer
voor de brievenbus om den God van de post
zegen af te smeeken over hun brief. In onze
maatschappy is men boos als een, laat in den
nacht met duizenden andere gely'ktijdig op de
post bezorgde brief, i.iet 's morgens op de
ontby'ttafel van den correspondent ligt, doch
over het hoe en waarum denkt niemand na.
Het spreekt van zelf dat bij dergelijke
opvatting en onkunde van waardeering al heel
weinig sprake kan zijn, en door de postambte
naren dan ook elke poging om het publiek in
te lichten ten zeerste wordt gewaardeerd.
Zoo werd dan ook door sommige postambte
naren met verlangen uitgezien naar het aroote
werk van het N. r. d. D. »E»n halve Esuw"
onder redactie van dr. P. II. llitter, waarin
al de hervormingen op maatschappelijk gebied
zouden worden besproken en waarvan thans
reeds de derde onveranderde druk werd aan
gekondigd.
Welk een teleurstelling.
Over het I'ost- en Telegraafvak met zijn
bijna 10000 ambtenaren en beambten (l op
400 inwoners), over deze reuzenorganisaüe
met zijn milhoenen omzet, was het niet de
moeite waard geacht meer dan een paar regels
te schrijven, die men met moeite door raad
pleging van den alphabetischen aanwijzer er
uit kan visschen. Over den zuiveren verkoop
aan zegels van 10 milüoen, waarvan 1}-1
millioen als batig overschot in de schatkist vloeit
en waarvoor meer dan 100 millioen stukken
worden verbonden, nauwelijks een regel. Over
de pakketpost met zijn honderdduizenden pakjes,
over den postwissel en kwitantiedienst, eene
kassiersinrichting waartegen geen enkele
kassier kan wedijveren, geen woord. Over
de postspaarbank nauwelijks een halve blad
zijde onder het hoofd ^Ontwikkeling der
Volkswelvaart". Over de Post- en
Telegraatunie 10 regels. Over de electrische
telegrafie en telephonie . . . Niets of zoo goed
als niets. Toch dagteekent de telegrafie juist
van deze laatste halve eeuw en bereikten
beide vakken eerst sedert de laatste i'f) jaren
haar hooge vlucht. Van het niets beduidende
postvak met zyn even onbeduidende ambte
naren groeide, dank zij het organiseerend
talent van mannen als Hofstede. Van Thiel
en Havelaar, een levend krachtig Staatsorga
nisme, doch 't werd niet de moeite waard
geacht daarover veel woorden vuil te maken
in »een halve eeuw." Wel werd bij het
hoofdstuk handel en nijverheid uitgeweid over
skoffie" enz. tot »jute" toe maar de post en
telegraaf bleven er buiten. Wel, zal men
vragen, bezat uw vak dan geen schrijvers die
bekwaam waren een degelijk artikel te leveren ?
Ja, zeer zeker, Arnold Jansen, C. J.
Beelenkamp, W. Otto, C. Burgersdijk, W.
Ringnalda en H. J. Lettink, de schrijver van het
werkje »de ontwikkelingsgeschiedenis der pos
terijen", zijn in het vak bekend genoeg, even
als op technisch gebied Verkerk, Collette en
Raaymakers, doch de inhoud onzer vakbladen
bly'ft daarbuiten onbesproken, hoewel toch het
technisch ty'dschrift lilectra (redactie Verkerk)
gerust met buitenlandene ty'dschriften kan
wedijveren.
Mijnheer de Redacteur. Ik stond lang bij
een en ander stil, doch waar de kennis,
bebekwaamheid en werkkracht der post- en
telegraafambtenaren over 't algemeen zoo wei
nig worden gewaardeerd, daar is het voor hen
zeer teleurstellend dat hun vak in een degelyk
werk van ruim 850 bladzyden als dat van
den heer Ritter, geen plaatsje wordt waardig
gekeurd.
Te meer is dit betoog klemmend nu. gelijk
de heer Beelenkamp zoo terecht opmerkte,
door de publieke onverschilligheid ons vak
bij het buitenland ten achter dreigt te raken.
Men is nu eenmaal zoo gewoon dat verbete
ringen van boven af als van zelven worden
ingevoerd, dat men zich over niets meer be
kommert en als 't ware is ingeslapen op zijn
lauweren. Voorshands bly'ft ons hoofdbestuur
wakker en trouw op zijn post, doch belang
stelling en medeleving van het publiek op
gezonde doelmatige, niet kleingeestige of
vitachtige wijze kunnen niet anders dan heil
zaam werken voor de invoering van meerdere
technische en practische verbeteringen in het
belang van handel en nijverheid en van
een ieder.
U dank zeggende voor de verleende plaats
ruimte verblijve
l'w Dw. T)r.
J. C. BOND.VM,
Amersfoort, Maart '!)'J. Commies Posterijen.
Een woel
Nu schoolreisjes nog weinig kunnen worden
ondernomen en grootere reizen uit den aard
der zaak nog lang tot de »pia vota" zullen
behooren, zijn platen, afbeeldingen in de
hoogere klassen nog een belangrijk hulpmiddel
bij verschillende vakken, vooral bij aardrijks
kunde en geschiedenis, 't Is dus maar de zaak,
deze in voldoende hoeveelheid te krijgen:
reeds een tijd zijn wij aan het verzamelen,
drie portefeuilles, respectievelijk voor
aardrijkskur.de, geschiedenis en portretten dienen, om
't aangevoerde te bergen.
Maar de voorraad blijft onvoldoende, wijl
mijn contingent natuurlijk beperkt is en de
bijdragen der kinderen zich tot enkele uitge
knipte platen der Zondagsbladen bepalen.
Wie der lezers van dit stukje wil ons
nu helpen een meer volledige verzameling te
krijgen ?
Oude geïll. Tijdschriften, die reeds voorgoed
afgedaan hebben, bevatten nog materieel genoeg,
waarmee op de L. S. als hulpmiddel kan
gewerkt worden.
Van 't nut van zulke platen, photo's etc.
zal ieder overtuigd zijn, die weet, dat zinnelijk
waarneembare zaken den kinderen de meest
juiste voorstellingen geven.
Eventueele bijdragen worden natuurlijk gaarne
afgehaald door een der jongens.
II. W. SONSECA,
Onil. O. L. S. 1ste kl. No. 9.2.
1ste Oosterparkstr. 218.